LNiet om de bijverdiensten, maar om de verdiensten van de bij B URENVRIENDSCHAP Paasverhaal door H. G. Cannegieter 5P* Therapie voor veel rusteloze mensen Geen alcohol in het bijenverkeer! VAN GOGHS IN NIEUW ARRANGEMENT HOFFNUNGS ORKEST Haarlemse afdeling van Vereniging tot Bevordering der Bijenteelt bestaat veertig jaar Tentoonstelling in Ouwerkerk DGAKK6R TOEN JOZEF, op weg van Ari- mathea naar Jeruzalem, zijn ak ker voorbijkwam, vermoedde hij niet, wat voor verschrikkelijke dingen er die dag waren gebeurd. Wel was hem opgevallen, dat de zon 's middags verduisterd was geweest, alsof zij een wolk voor haar gelaat had gehouden, uit vrees om op aarde iets ergs te moeten aanschouwen, maar hij had zich verder in dit donkere on- weder niet verdiept. Thans scheen het avondrood weer zo vredig over de vlakte, dat Jozef zijn pas vertraagde om te genieten van dit landelijk tafereel. Het rosse licht weerkaatste zich tegen de rotsen, die zijn ak ker beschutten tegen de ruwe Oostenwind. Een ideale plek voor de wijnbouw! Er was in heel de omtrek geen land, waarop de win gerd zo welig tierde en waarop de druiven zo groot en vol en zoet werden als op de akker van Jozef van Arimathea. Het was zijn kos telijkste bezit, het enige dat hij nog had overgehouden, sinds hij zich had geschaard onder de vol gelingen van de Meester. De Meester was een goed mensen kenner. Hij wist, welk een strijd het de rijke en deftige raadsheer gekost had om te voldoen aan de eis, al zijn goed te verkopen en het geld aan de armen te geven. Die éne akker mocht hij behou den en hierop kon hij al zijn lief de, die een welgesteld landbouwer voor zijn grond koestert, nu con centreren. JOZEF wandelde verder. Zijn gedachten gingen terug naar de goede tijd, waarin hij nog tal van akkers bezat. Nu wist hij, dat het zonde geweest was, die rijkdom, verkregen door koopmanskennis en handelslist. De Meester had hem geleerd, dat er een andere rijkdom bestaat, die geen mot of roest verteert en dat men naar die onvergankelijke rijkdom moet streven. Maar al mijmerend kon Jozef de gedachte niet van zich afzetten, dat het streven naar aardse rijkdom toch óók zijn be koring heeft. Een onweerstaan bare bekoring voor iemand, die eenmaal de macht van Mammon uit eigen ervaring genoten heeft. Zonder die rijkdom zou hij nooit raadsheer zijn geworden, een achtbaar man, in aanzien zowel bij de hogepriester als bij de land voogd Pilatus. Ja, door die rijk dom was hij gevrijwaard gebleven tegen de lasten, welke de omgang met de Meester de armere disci pelen bezorgde. Gelukkig, dat hij zijn mooiste akker had mogen behouden! Was het ïonde, dat hij daaraan zo ge hecht bleef, nu hij toch als leer ling van de Meester afstand moest doen van al het aardse? Alleen, zoals nu, kwam de boze geest van de hebzucht weer over hem. Hij was die aarde zo ge negen, dat hij wel zou kunnen knielen op deze vruchtbare zon nige plek, dat hij zijn handen om hoog zou kunnen heffen tegen de rots, om haar als beschermgodin van zijn akker te danken voor haar aanwezigheid. Tegen deze afgoderij had hij te vechten sinds het ogenblik, dat hij door het woord van de Meester gegrepen was. De Meester was het enige afweermiddel tegen de boze geest. Zodra hij de Meester uit het oog verloor, werd de oude Adam weer baas over hem. Hij bemerkte het nu alweer, want hij betrapte zich er op, dat hij ging rekenen, wat de wijnoogst zou opbrengen en hoe hij voor dat geld de belendende akker zou kunnen terugkopen, die hij aan de armen had moeten afstaan. Zijn verbeelding dwaalde af naar de markt, waar hij voorheen zo had genoten van het opwindende han- delsspel met vreemdelingen uit alle delen der wereld, Parthen en Frygiërs, Egyptenaren en Ara bieren. Hoe trok hem het oude leven. Het was noodzakelijk, dat hij zich hield aan zijn dagelijkse gewoonte om het gezelschap van de Meester te zoeken. Aan zich zelf overgelaten, bezweek hij voor de verleiding. Jozef verhaastte zijn pas. Hij wendde de blikken af van het lokkend bezit en prevelde een ge bed dat de meester hem had ge leerd: „En leid ons niet in verzoe king, maar verlos ons van den Boze!" ALS EEN gebroken man had men die avond Jozef van Arima thea weggeleid van het verschrik kelijke kruis. Onmachtig om ver der te lopen, was hij neergezegen ergens aan de rand van de weg. En daar lag hij, versuft en ver stijfd, ten prooi aan een ontzet ting, die hem deed rillen en klappertanden. Todat allengs zijn bewustzijn weer ontwaakte en hij helder van geest het gebeurde overdacht. De Meester weg dat betekende ook zijn zedelijke on dergang. Hij besefte, dat hij het zonder de Meester niet klaarspe len zou tegen de zonde, die steeds aan de deur loert. In de kring der leerlingen voelde hij zich nooit ters lijk? Men moest het bijzet ten, nadat het eerst gewassen en gebalsemd zou zijn. Maar waar. zou men het begraven? Ja! dóór had hij de oplossing gevon den: de Meester begraven in zijn nabijheid! Zodat hij steeds dat graf als stomme getuige zou heb ben, die de herinnering bewaarde aan de Meester en aan de belofte, die hij aan de Meester had afge legd. En waar kon de Meester een waardiger rustplaats vinden dan in zijn mooie, vruchtbare, zonnige akker? In de rots, zo vriendelijk beschenen door het avondlicht, beschermd tegen de ruwe Oosten wind dóór zou de Meester rus ten en dóór zou Jozef het contact met Hem kunnen bewaren. In de rots zou hij eigenhandig een spe lonk uithouwen en met een steen zou hij deze grafstede eerbiedig toedekken. Zodra Jozef dit had bedacht, rees een bezwaar. Een dode ver ontreinigt de grond. Als de akker grafstede werd van de Meester, zou Jozef nooit meer vruchten mogen oogsten. De wijnstokken zouden ongesnoeid blijven en de grote, volle, zoete druif, waarom Jozef in heel de omtrek benijd werd, zou volkomen verwilderen. Met de gang naar de markt zou het uit zijn, voorgoed! En.... ergste van alles: deze akker, nog zijn enig bezit, zou geen sikkel, geen drachme meer waard wezen; Jozef, de rijke raadsheer, zou na dit verlies de armste onder de armen zijn. Een heftige strijd woedde in Jozefs gemoed. Ten slotte won de gehechtheid aan de Meester het van de hang aan aardse goederen. Alles mocht hij verliezen, de Meester zou voort durend bij Jozef zijn! VORIGE WEEK Zondag, des morgens om half zes, werd er lui de bij mij gebeld. Mijn eerste in geving was: mijn vrouw wakker maken en haar opdracht geven te gaan zien wat de oorzaak van de ze aubade was, doch dit was niet meer nodig, aangezien ik de des betreffende opdracht reeds uit haar mond ontving. Aldus verdween ik in mijn pan toffels en stootte de radio van het nachtkastje af. Vervolgens slofte ik, mijn gevoelens aan een hevige woede ten prooi, naar de voor deur om de rustverstoorder enige welgemeende diskwalificaties in het gelaat te slingeren, trok met een veerkrachtige ruk de deur bijna uit zijn voegen en zag mij geconfronteerd met de Zondags wetovertreder. Het was een raar klein mannetje met een eigenaar dig vierkant koffertje. Op mijn vraag naar het doel van zijn komst, vertelde de excen triekeling mij, dat hij van zijn principaal opdracht had gekregen mijn huis op te blazen. Hij voegde hier nog enigszins verontschuldi gend aan toe, dat zijn bemidde ling in deze geheel belangeloos beschouwd kon worden. Toen ik de beschikking over mijn spraakorganen gedeeltelijk had hervonden en de moed wist op te brengen naar de naam en hoedanigheid van 's mans princi paal te informeren, werd mij ver trouwelijk medegedeeld, dat dit geheimdiende te blijven. Wel overhandigde de vandaal mij een van een stempel voorzien formu lier, waarmede hij meende zijn reeds aangekondigde activiteit als onvermijdelijk te kunen aantonen. Met trillende vingers stelde ik mij van de droefgeestige inhoud van het document op de hoogte. Echter constateerde ik opeens tot mijn grote vreugde, dat er een huisnummer in vermeld stond, dat niet het mijne was, maar dat van de buren. Ik verwees het mannetje dus ogenblikkelijk naar het belendende perceel in kwes tie, klapte de deur dicht, rende naar de slaapkamer en dook heel erg ver onder de dekens. In gesmoorde termen lichtte ik mijn vrouw over het gebeurde in. Zij vond het niet netjes. Kort nadien weergalmde het geluid van een hevige explosie, terwijl de slaapkamermuren hier en daar scheurden en een gedeel te van het plafond naast ons bed stortte. Wij hebben nèt gedaan of we niets hoorden. PIBU deze dweper geschiedde. Het ver wonderde Pilatus alleen, dat de man reeds zo spoedig onder de marteling was bezweken. „Neem hem maar mee!" zei hij bars. NU KWAM alles spoedig in orde. Met behulp van enige po tige mannen onder de leerlingen was de spelonk uitgegraven in de zachte, meegaande zandsteen. In een laken gewikkeld werd het lichaam in zijn stenen rustplaats gevlijd. De zerk werd ervoor ge schoven. Het was maar een voor lopige bijzetting, want de vrou wen, die de Meester zouden gaan zalven, waren die nacht nog te moe en te overstuur geweest om Hem reeds nu deze weldaad te bewijzen. Ook Jozef was na de uitputtende arbeid naar bed ge gaan. Een behaaglijke sluimer maakte zich van hem meester, toen hij insliep met de gedachte, dat de Meester nu altijd bij hem zou blijven. Verkwikt stond hij 's ochtends op. Hij spoedde zich naar de akker. Nu had hij geen oog voor de zich reeds tot vrucht zettende druiventrossen. Recht- streeks stapte hij af op de rots, waar hij uit de verte de vrouwen al bezig zag. Hij herkende ze: de twee Maria's en Salome. Waren ze bezig, de steen af te wentelen? Maar dat was geen vrouwenwerk! Hij haastte zich om ze te helpen. Onderweg dwaalde zijn blik toch even af naar de hem omrin gende weelde van wingerds. Een brok schoot hem in de keel, toen hij daarbij eensklaps besefte, dat deze rijkdom nu tot verwildering gedoemd was, omdat de grond verontreinigd was door een lijk. Waar eenmaal een dode was be graven, mocht ten eeuwigen dage niets meer groeien en bloeien. Het was maar een gedachten- flits geweest, want hetgeen hij bij zijn nadering ontwaarde, riep hem dra tot de werkelijkheid te rug. Wat waren die vrouwen overstuur! En was het ze tóch gelukt, de steen af te wentelen? Huilden ze? Vanwaar deze kre ten? Waarom die gebaren van wanhoop? Ze renden op hem toe, de drie vrouwen. Ze riepen iets tot hem, dat hem als verstijfd deed staan. „Het graf is leeg! Hij is er niet meer!" JOZEF strompelde nader. Hij wierp een blik in de spelonk. En inderdaad: geen Meester meer! Niets en niemand. Leeg, helemaal leeg, dit grafMet vragende ogen omringden de vrouwen hem. Maar hij kon niet antwoorden. De Meester weg, zijn akker weg, de wijnoogst weg. alles was voor niets geweest. De Meester had zijn offer niet aangenomen! De Mees ter had hem verlaten. Hij was de Meester niet waard geweest.... Plotseling richtten de vrouwen hun blikken van de in onmacht vallende Jozef af. Hun ogen staar den omhoog naar de hemel, waar uit het zonnige lenteblauw een stem haar toejubelde, helder en teer als het lied van de leeuwe rik: „Wat zoekt gij de levende bij de doden? Hij is opgestaan...." Alleen Jozef hoorde de stem niet. De ontroering was hem te sterk geworden. Bewusteloos lag hij daar op de grond, temidden van zijn nu verontreinigde wijn stokken, het ontzette gelaat ge keerd naar de rots, die ze be schermde tegen de ruwe Oosten wind en waarop vanavond de vredige ondergaande zon haar licht weer zou weerkaatsen, het ledige graf ten spijt. helemaal thuis, als rijkaard onder de armen, als deftige raadsheer tussen hoeren en tollenaren. Het contact bestond alleen recht streeks met de Meester. En nu wós de Meester niet meer. Een plan rijpte in hem. Hij moést de Meester behouden! Zo niet levend, dan dood. Het dier bare lichaam sprak toch nog tot hem. Zolang dót in zijn nabijheid bleef, bleef hij behouden. Wat moest er gebeuren met 's Mees- Zonder dralen begaf Jozef zich naar het paleis van de landvoogd. Nu was het goed, dat hij bij deze machthebber in aanzien stond! Want zoveel eerbiedige zorg voor een als misdadiger gekruisigde zou ieder ander licht in verden king brengen. Maar Pilatus was blij van de zonderlinge profeet, die onder de Joden zoveel op schudding verwekte, verlost te zijn. Het kon hem niet schelen, wat er verder met het lijk van De Van Goghcollectie in het Rijksmuseum Kröller-Müller te Hurn- derloo op de Hoge Veluwe zal dit jaar in haar geheel tentoongesteld zijn. Door een nieuwe rangschikking is het mogelijk geworden dui delijker dan tevoren de verwantschappen en verschillen, die Van Gogh verbinden met en onderscheiden van door hem bewonderde meesters als Millet, Delacroix, Monticelli en tijdgenoten als Pissarro, Seurat en Cézanne te laten uitkomen. De beeldencollectie werd bo vendien dit jaar verrijkt met twee sculptures van Barbara llep- worth uit 1953, zodat het voor het eerst ook in Nederland mogelijk zal zijn het werk dezer belangrijke beeldhouwster te bestuderen. OP DE EERSTE mildere dagen van het jaar, als de hele natuur nog star en doods schijnt te zijn, ziet de amateur-imker, die vast eens even naar zijn kast is komen lopen, zijn vliesvleugeligè vrinden al met stuifmeel op de vliegplank landen. Dat maakt hem ieder jaar ivecr een beetje bedremmeld: als de mensen nog helemaal niets zien bloeien, hebben de bijen altveer wat gevon den. Niet alle uitvliegers komen zo bestoven thuis: er zijn ook alweer waterhaalsters in functie, die bij een plas of een sloot in de nabijheid neerstrijken en hun hele honingblaasje vol water zuigen. Dat is het zwaarste werk, dat een bij kan krijgen, vooral op kille dagen. Vaak bezwijken de waterhaalsters onderweg van de kou. In al deze dingen leeft de imker mee met de interesse van een trouwe vriend. Men zal mij tegenwerpen, dat de imker óók belanghebbende is en dat hij de bijen slechts ziet door de gouden, doorzichtige honing heen, die zij hem verschaffen. Maar dat is niet juist. Ten eerste omdat de echte honing bijna nooit dun en doorzichtig is. Ten tweede omdat de bijen hem in dit land met dit weer slechts zelden zóveel honing kunnen ver schaffen, dat deze hem méér oplevert dan de kosten, die hij eraan heeft. Dat wordt wel het duidelijkst bewezen doordat er niet meer dan tien beroepsimkers in ons land zijn overgebleven. DE bijenliefhebbers zélf zeg gen, dat men óf al heel gauw ge noeg van zo'n brommerige troep heeft en liever een hond neemt, óf zo solidair wordt met dat eigen volkje, dat men de „bijenkoorts" krijgt, zoals zij dat noemen. Men loopt dan gevaar „bijziende" te worden en nergens -anders meer van te kunnen gewagen dan van zijn volk en deszelfs moer. Een waarborg hiertegen is overigens, dat de bijen in al hun activiteit naar de natuur rondom verwijzen en volgens de opvattingen van niemand minder dan Rudolf Stei- ner zelfs een inzicht verschaffen in de raadselen der kosmos. In dit licht bezien is de bijenteelt dus universeel genoeg. Eén ding maakt het trouwens zeker aanlokkelijk om ermee te beginnen: de traditie van de im kers om elke beginner een zwerm cadeau te doen. Het lukt zelfs vol gens de overleveringen niet met zo'n eerste volk als het geer schenking is. Men moet er natuur lijk een beetje studie van maken, want bijenvolken hebben zo hun omgangsvormen. En zegt niet Portielje, dat men om bijvoor beeld bij een nijlpaard in de gunst te komen óók moet weten dat zo'n beest zo gaarne mej de knokkels over zijn geribde verhemelte ge streken wordt. Zo heeft elk dier zijn affecties en zijn ergernissen. De bijen vinden niets erger dan in De bibliothecaris van de Haar lemse afdeling der Vereniging tot bevordering der Bijenteelt in Nederland, de heer P. Bak ker, heeft ook zijn eigen volken Dat deze ook zijn echtgenote om zich heen dulden, toont dit kiekje. Ofschoon zij zich daar mee volgens de vreesachtigen bloot schijnt te stellen aan veel angelgeweld, kan haar niets gebeuren, want zij kent de om gangsvormen. Eventuele emo ties vinden - zoals ook deze foto toont - dan nog altijd een uitweg via haar gelaatsexpres sie. Daar kunnen de bijen on mogelijk van schrikken. halen was. Zij doen dat overigens niet allemaal op hun eigen houtje, maar zijn georganiseerd in afde lingen van de Vereniging tot Be vordering der Bijenteelt in Ne derland, met als wetenschappelijk centrum Het Bijenhuis in Wage- ningen. De grote onderlinge bin ding tussen de bijenliefhebbers, of zij nu professor of grondwer ker zijn, is natuurlijk niet zo ver wonderlijk voor mensen, die da gelijks het voorbeeld van de bijen zien. Iemand die een goed, levens krachtig volk heeft, zal daarvan graag een raat met „moerdoppen" (koninginnecellen) afstaan aan een collega met een zwak volk. Om in het algemeen sterke vol ken te krijgen heeft zich een spe ciale koninginnenteelt ontwikkeld, waarbij men zich vooral toelegt op kruisingen met Oostenrijkse rassen. Dat het met die kruisingen geen eenvoudige zaak is, wordt wel bewezen door de ligging van één van die fokstations op Schier monnikoog, waar uitstapjes van Nederlandse koninginnen en Oos tenrijkse darren worden georgani seerd. Men houdt dergelijke sta tions zo goed mogelijk geïsoleerd om te voorkomen dat andere dan de teeltkeusdarren achter zo'n koningin aangaan. In de Amster damse waterleidingduinen be vindt zich eveneens zo'n foksta- tion, eigendom van de afdeling Haarlem van de Vereniging tot Bevordering der Bijenteelt. Deze afdeling bestaat juist deze zomer veertig jaar en telt ongeveer hon derd leden. Ook zij draagt zorg voor een collectieve uitzending van bijenvolken naar de honing- winplaatsen. In 1953 gingen er nog zestig kasten naar de hei van de Peel en Limburg. De heidereizen worden echter ook al steeds moei lijker vanwege de toegenomen militaire oefeningen op deze res terende woeste gronden. MAAR OOK wanneer men een kast in een stadstuintje heeft staan en deze niet laat uitzenden, kan men per jaar nog wel een paar pond honing oogsten, want de bijen vinden heus wel wat. Maar doet men aan de reizen mee dan is het bijvoorbeeld helemaal niet onmogelijk om tijdens het koolzaadseizoen tot twintig pond per volk te oogsten. De enorme voedingswaarde is beslist niet het enige, dat de honing voor mense lijke consumptie zo geschikt maakt. Vele gezaghebbende ge neeskundigen kennen er ook een zeer grote medicinale waarde aan toe, bijvoorbeeld voor de spieren, de weg gelopen te worden, wan neer zij het ontzettend druk heb ben met de honingaanvoer. Dan zijn zij nu eenmaal een beetje ze nuwachtig en is het u geraden niet pal voor het vlieggat te gaan zit ten. Want dan worden zij geprik keld en u geprikt. Overigens kan een steek onder water van een medemens heus erger zijn. Het is het beste om vooral de eerste wenk op alle gebruiksaan wijzingen van brandblusapparaten op te volgen: 1. Blijf kalm. De bijen houden niet van zenuwach tig gefrunnik aan hun woning. Wanneer men echter rustig en vooral geleidelijk te werk gaat, kan men alles met hen doen. En dat is heel wat: zij laten zich ten slotte tijdelijk met hun hele was sen inboedel en hun voorraden uit hun woning zetten en men weet hoeveel moeite deurwaarders voor een dergelijke uitzetting bij de mensen hebben. Zij laten zich tenslotte hun ten koste van zoveel vlieguren vergaarde en verwerkte honing ontnemen in ruil voor ge woon suikerwater. Als men het allemaal maar nèt doet alsof het heel gewoon is. Wnt dat betreft is de omgang met bijen een the rapie voor rusteloze mensen: ve- 5len hebben er hun kalmte en evenwicht bij hervonden. EN IS MEN dan nóg niet ge heel zeker, dan kan men altijd nog naar de pijp grijpen, het beproef de middel van de imkers om hun volk na opening van de kast rus tig te houden. Het is niet omdat de bijen de tabaksrook zo waar deren, integendeel: zij worden door die brandlucht gealarmeerd. Maar in zo'n toestand is de bij nu juist niet gevaarlijk, zij denkt op haar beurt aan punt één van de handleiding voor brandblusappa raten en gaat honing uit de voor raad tanken om wat te hebben voor een eventuele vlucht. Onder tussen kan de mens onbelemmerd zijn gang gaan. Vooral als hij weet dat een bij met een volle honingblaas haar angel niet kan gebruiken. DE bijenliefhebber is een be voorrecht mens. Hij weet, dat het welzijn van een volk van hem af hankelijk is, hij stationneert het zoveel mogelijk by rijke honing- dragende gewassen en kan door zijn interventie redding brengen in noodsituaties, waarin een volk kan komen te verkeren bij voorbeeld door het verlies van de koningin en ongewenste ver wikkelingen voorkomen. Vele stedelingen hebben in de imkerij de rust van het buiten leven leren waarderen, wanneer zij door polders fietsen om te zien of er voor hun bijen nog wat te ■■■■HM van de honing. Er is namelijk 3 7/10 percent van de honing (en dat betekent heel wat voor de chemie) nog steeds niet geanaly seerd. En juist daarin schuilt wel licht het geheim van dit product, dat door de bijen wordt afgele verd. Aan die nimmer geïdentifi ceerde bestanddelen denkt men uiteraard het eerst, wanneer men hoort van opmerkelijke genezin gen van mensen, die honing gin gen gebruiken. Verder heeft men bijvoorbeeld ontdekt, dat een doek, gedrenkt in bijenwas, die om borst en rug van een bronchitispatiënt wordt ge wikkeld, het zo benauwende hoes ten terstond minder doet worden. De moeder van het kwieke zwemstertje Mary Kok vertelde onlangs, dat zij Mary dagelijks flink honing laat eten. Over het algemeen blijkt dat „top"-athleten veel honing nuttigen. OVER HET algemeen heeft men nog weinig begrip van het aanzien van honing. Men gaat uit van het denkbeeld, dat het niet goed is, wanneer het niet goudgeel en doorzichtig is. Maar de kleur van de honing is ongelijk en hangt voornamelijk af van de bloem soort, die deze geleverd heeft. Klaverhoning is geel-wit, kool zaadhoning bijna wit, koren- bloemhoning groengeel, heide honing lichtbruin en boekweit- honing donkerbruin. Ook die doorzichtigheidseis kan men wel laten vallen, want behalve de hei dehoning kristalliseren alle soor ten tamelijk snel. Juist met die doorzichtigheid wordt het mens dom wel eens geflest. Men gaat dan de honing sterk verhitten, met het gevolg, dat de honing doorzichtig wordt, maar dat juist de belangrijke bestanddelen wor den gedood. De Warenwet ver biedt het verkopen van dit soort honing tenzij het omschreven pro cédé er duidelijk op vermeld wordt. En dat geschiedt dan vaak met zeer kleine lettertjes. De honing is ontegenzeggelijk een zoete beloning voor de tech nische bijstand van de amateur imkers aan de bijenvolken, maar daarnaast staat de grote andere verdienste van de bijen om in hun roezemoezerige bedrijvigheid de mens in toenemende mate te boeien en zelfs gecompliceerde mensen door de verfrissende lo gica van haar doen en laten een bevrijdend gevoel te bezorgen. Het gaat dus niet om de bijver diensten, maar om de verdien sten van de bij. Men zal zich misschien herinne ren, dat wy enige maanden ge leden in „Erbij" een serie teke ningen hebben gereproduceerd uit het boekje „The Maestro" van Gerard Hoffnung komi sche indrukken van een dirigent in actie. Thans is daar bij dezelf de uitgever (Dennis Dobson Ltd. te Londen) een vervolg op ver schenen, dat „The Hoffnung Symphony Orchestra" heet en waaruit wij wederom een paar proeven zullen overnemen. De meeste van deze prenten zijn eer der in het tijdschrift „Punch" gepubliceerd, sommige ook in andere Engelse bladen. Hoe dan ook, hier is de eerste instrumen talist uit Hoffnungs burleske symphonie-orkest: de hoornist. Het gehele boekje bevat onge veer vijftig tekeningen, waarvan enkele een dubbele bladzijde be slaan. Vrijwel geen instrument is vergeten. Zelfs de Ondes Mar- tenot, die tot dusver vrijwel al leen in het oratorium „Jeanne d'Arc au bücher" gebruikt wor den, ongeacht uiteraard de toe passing ter begeleiding van an tieke tragedies, hebben Hoff nungs bizarre fantasie gaande gemaakt. In de komende weken zullen wij u van die kwaliteit nog enkele bewijzen leveren. Het zwaar getroffen Ouwer kerk zal deze maand door het bezoek van de Canadese ambas sadeur bij de opening van de kleuterschool op 19 April en het officiële bezoek van het Zweedse Koningspaar weer in het middel punt van de internationale be langstelling komen. In overleg met de commissaris van de Ko ningin in de provincie Zeeland stelt de kunstschilder J. Meine Jensen uit Driebergen thans in een lokaal van de kleuterschool een expositie samen van schil derijen over de ramp en het dijkherstel. is de heer P. Bakker, bibliotheca ris van de Haarlemse afdeling van de Vereniging tot bevordering der Bijenteelt in Nederland, voor wie de bijen nog maar het begin blijken te zijn geweest voor een steeds toenemende natuurstudie in zyn vrije tijd. Maar hij zal zijn eerste liefde wel altijd trouw blij ven. Want: „Je moet eens zo'n reis meegemaakt hebben naar de hei of naar het koolzaad. En dan 's morgens vroeg, als de dauw op trekt dat vlieggat zien opengaan. Je kunt er uren naar zitten kij ken en je vergeet de hele wereld om Je heen. Dat noemen ze nou de bijenkoorts. Het is een prettige ziekte." Tenslotte moet nog van de bijen gezegd worden dat zij vurige alcoholbestrijders zijn. Iemand, die met zo'n luchtje bun verblijven durft naderen, zij ge waarschuwd. Het doet de bijen waarschijnlijk aan gisting, het be gin van verrotting denken. En zij ruiken het beter dan agenten het ooit zullen doen bU door hen ver dachte automobilisten. Dus: geen alcohol in het bijenverkeer! H. B. Niet voorzichtigheid, maar kalmte is de moeder van de bijenkast. Er is geen reden tot vrees alleen maar reden tot verwondering over zóveel verdraagzaamheid van de bijen, die zich dan toch maar rustig met hun wassen inboedel, hun kraamafdeling en hun voorraad kamers uit huis laten zetten. „Om te weten wat het betekent, moet je eens zo'n reis naar het koolzaad of naar de heide meege maakt hebben", vertelde mijn zegsman in een van de vele ge sprekken, waaraan deze artikelen- serie goeddeels is ontsproten. Het vooral ook de hartspieren, en voor de verbetering van het bloedge- halte. Verder wordt het met veel succes gebruikt door bronchitis- en asthma-patiënten. Ook deskundi gen blijven zich echter voorzichtig uitdrukken over de samenstelling

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 20