LNiet om de bijverdiensten, maar
om de verdiensten van de bij
B URENVRIENDSCHAP
Paasverhaal door
H. G. Cannegieter
5P*
Therapie voor veel
rusteloze mensen
Geen alcohol in
het bijenverkeer!
VAN GOGHS IN NIEUW ARRANGEMENT
HOFFNUNGS
ORKEST
Haarlemse afdeling van Vereniging
tot Bevordering der Bijenteelt bestaat veertig jaar
Tentoonstelling in
Ouwerkerk
DGAKK6R
TOEN JOZEF, op weg van Ari-
mathea naar Jeruzalem, zijn ak
ker voorbijkwam, vermoedde hij
niet, wat voor verschrikkelijke
dingen er die dag waren gebeurd.
Wel was hem opgevallen, dat de
zon 's middags verduisterd was
geweest, alsof zij een wolk voor
haar gelaat had gehouden, uit
vrees om op aarde iets ergs te
moeten aanschouwen, maar hij
had zich verder in dit donkere on-
weder niet verdiept. Thans scheen
het avondrood weer zo vredig
over de vlakte, dat Jozef zijn pas
vertraagde om te genieten van
dit landelijk tafereel.
Het rosse licht weerkaatste
zich tegen de rotsen, die zijn ak
ker beschutten tegen de ruwe
Oostenwind. Een ideale plek voor
de wijnbouw! Er was in heel de
omtrek geen land, waarop de win
gerd zo welig tierde en waarop de
druiven zo groot en vol en zoet
werden als op de akker van Jozef
van Arimathea. Het was zijn kos
telijkste bezit, het enige dat hij
nog had overgehouden, sinds hij
zich had geschaard onder de vol
gelingen van de Meester. De
Meester was een goed mensen
kenner. Hij wist, welk een strijd
het de rijke en deftige raadsheer
gekost had om te voldoen aan de
eis, al zijn goed te verkopen en
het geld aan de armen te geven.
Die éne akker mocht hij behou
den en hierop kon hij al zijn lief
de, die een welgesteld landbouwer
voor zijn grond koestert, nu con
centreren.
JOZEF wandelde verder. Zijn
gedachten gingen terug naar de
goede tijd, waarin hij nog tal van
akkers bezat. Nu wist hij, dat het
zonde geweest was, die rijkdom,
verkregen door koopmanskennis
en handelslist. De Meester had
hem geleerd, dat er een andere
rijkdom bestaat, die geen mot of
roest verteert en dat men naar
die onvergankelijke rijkdom
moet streven. Maar al mijmerend
kon Jozef de gedachte niet van
zich afzetten, dat het streven naar
aardse rijkdom toch óók zijn be
koring heeft. Een onweerstaan
bare bekoring voor iemand, die
eenmaal de macht van Mammon
uit eigen ervaring genoten heeft.
Zonder die rijkdom zou hij nooit
raadsheer zijn geworden, een
achtbaar man, in aanzien zowel
bij de hogepriester als bij de land
voogd Pilatus. Ja, door die rijk
dom was hij gevrijwaard gebleven
tegen de lasten, welke de omgang
met de Meester de armere disci
pelen bezorgde.
Gelukkig, dat hij zijn mooiste
akker had mogen behouden! Was
het ïonde, dat hij daaraan zo ge
hecht bleef, nu hij toch als leer
ling van de Meester afstand
moest doen van al het aardse?
Alleen, zoals nu, kwam de boze
geest van de hebzucht weer over
hem. Hij was die aarde zo ge
negen, dat hij wel zou kunnen
knielen op deze vruchtbare zon
nige plek, dat hij zijn handen om
hoog zou kunnen heffen tegen de
rots, om haar als beschermgodin
van zijn akker te danken voor
haar aanwezigheid.
Tegen deze afgoderij had hij te
vechten sinds het ogenblik, dat hij
door het woord van de Meester
gegrepen was. De Meester was
het enige afweermiddel tegen de
boze geest. Zodra hij de Meester
uit het oog verloor, werd de oude
Adam weer baas over hem. Hij
bemerkte het nu alweer, want hij
betrapte zich er op, dat hij ging
rekenen, wat de wijnoogst zou
opbrengen en hoe hij voor dat
geld de belendende akker zou
kunnen terugkopen, die hij aan de
armen had moeten afstaan. Zijn
verbeelding dwaalde af naar de
markt, waar hij voorheen zo had
genoten van het opwindende han-
delsspel met vreemdelingen uit
alle delen der wereld, Parthen en
Frygiërs, Egyptenaren en Ara
bieren. Hoe trok hem het oude
leven. Het was noodzakelijk, dat
hij zich hield aan zijn dagelijkse
gewoonte om het gezelschap van
de Meester te zoeken. Aan zich
zelf overgelaten, bezweek hij voor
de verleiding.
Jozef verhaastte zijn pas. Hij
wendde de blikken af van het
lokkend bezit en prevelde een ge
bed dat de meester hem had ge
leerd: „En leid ons niet in verzoe
king, maar verlos ons van den
Boze!"
ALS EEN gebroken man had
men die avond Jozef van Arima
thea weggeleid van het verschrik
kelijke kruis. Onmachtig om ver
der te lopen, was hij neergezegen
ergens aan de rand van de weg.
En daar lag hij, versuft en ver
stijfd, ten prooi aan een ontzet
ting, die hem deed rillen en
klappertanden. Todat allengs zijn
bewustzijn weer ontwaakte en hij
helder van geest het gebeurde
overdacht. De Meester weg dat
betekende ook zijn zedelijke on
dergang. Hij besefte, dat hij het
zonder de Meester niet klaarspe
len zou tegen de zonde, die steeds
aan de deur loert. In de kring der
leerlingen voelde hij zich nooit
ters lijk? Men moest het bijzet
ten, nadat het eerst gewassen en
gebalsemd zou zijn. Maar waar.
zou men het begraven? Ja!
dóór had hij de oplossing gevon
den: de Meester begraven in zijn
nabijheid! Zodat hij steeds dat
graf als stomme getuige zou heb
ben, die de herinnering bewaarde
aan de Meester en aan de belofte,
die hij aan de Meester had afge
legd. En waar kon de Meester een
waardiger rustplaats vinden dan
in zijn mooie, vruchtbare, zonnige
akker? In de rots, zo vriendelijk
beschenen door het avondlicht,
beschermd tegen de ruwe Oosten
wind dóór zou de Meester rus
ten en dóór zou Jozef het contact
met Hem kunnen bewaren. In de
rots zou hij eigenhandig een spe
lonk uithouwen en met een steen
zou hij deze grafstede eerbiedig
toedekken.
Zodra Jozef dit had bedacht,
rees een bezwaar. Een dode ver
ontreinigt de grond. Als de akker
grafstede werd van de Meester,
zou Jozef nooit meer vruchten
mogen oogsten. De wijnstokken
zouden ongesnoeid blijven en de
grote, volle, zoete druif, waarom
Jozef in heel de omtrek benijd
werd, zou volkomen verwilderen.
Met de gang naar de markt zou
het uit zijn, voorgoed! En....
ergste van alles: deze akker, nog
zijn enig bezit, zou geen sikkel,
geen drachme meer waard wezen;
Jozef, de rijke raadsheer, zou na
dit verlies de armste onder de
armen zijn. Een heftige strijd
woedde in Jozefs gemoed. Ten
slotte won de gehechtheid aan de
Meester het van de hang aan
aardse goederen. Alles mocht hij
verliezen, de Meester zou voort
durend bij Jozef zijn!
VORIGE WEEK Zondag, des
morgens om half zes, werd er lui
de bij mij gebeld. Mijn eerste in
geving was: mijn vrouw wakker
maken en haar opdracht geven te
gaan zien wat de oorzaak van de
ze aubade was, doch dit was niet
meer nodig, aangezien ik de des
betreffende opdracht reeds uit
haar mond ontving.
Aldus verdween ik in mijn pan
toffels en stootte de radio van het
nachtkastje af. Vervolgens slofte
ik, mijn gevoelens aan een hevige
woede ten prooi, naar de voor
deur om de rustverstoorder enige
welgemeende diskwalificaties in
het gelaat te slingeren, trok met
een veerkrachtige ruk de deur
bijna uit zijn voegen en zag mij
geconfronteerd met de Zondags
wetovertreder. Het was een raar
klein mannetje met een eigenaar
dig vierkant koffertje.
Op mijn vraag naar het doel
van zijn komst, vertelde de excen
triekeling mij, dat hij van zijn
principaal opdracht had gekregen
mijn huis op te blazen. Hij voegde
hier nog enigszins verontschuldi
gend aan toe, dat zijn bemidde
ling in deze geheel belangeloos
beschouwd kon worden.
Toen ik de beschikking over
mijn spraakorganen gedeeltelijk
had hervonden en de moed wist
op te brengen naar de naam en
hoedanigheid van 's mans princi
paal te informeren, werd mij ver
trouwelijk medegedeeld, dat dit
geheimdiende te blijven. Wel
overhandigde de vandaal mij een
van een stempel voorzien formu
lier, waarmede hij meende zijn
reeds aangekondigde activiteit als
onvermijdelijk te kunen aantonen.
Met trillende vingers stelde ik
mij van de droefgeestige inhoud
van het document op de hoogte.
Echter constateerde ik opeens tot
mijn grote vreugde, dat er een
huisnummer in vermeld stond,
dat niet het mijne was, maar dat
van de buren. Ik verwees het
mannetje dus ogenblikkelijk naar
het belendende perceel in kwes
tie, klapte de deur dicht, rende
naar de slaapkamer en dook heel
erg ver onder de dekens.
In gesmoorde termen lichtte ik
mijn vrouw over het gebeurde
in. Zij vond het niet netjes.
Kort nadien weergalmde het
geluid van een hevige explosie,
terwijl de slaapkamermuren hier
en daar scheurden en een gedeel
te van het plafond naast ons bed
stortte.
Wij hebben nèt gedaan of we
niets hoorden. PIBU
deze dweper geschiedde. Het ver
wonderde Pilatus alleen, dat de
man reeds zo spoedig onder de
marteling was bezweken. „Neem
hem maar mee!" zei hij bars.
NU KWAM alles spoedig in
orde. Met behulp van enige po
tige mannen onder de leerlingen
was de spelonk uitgegraven in de
zachte, meegaande zandsteen. In
een laken gewikkeld werd het
lichaam in zijn stenen rustplaats
gevlijd. De zerk werd ervoor ge
schoven. Het was maar een voor
lopige bijzetting, want de vrou
wen, die de Meester zouden gaan
zalven, waren die nacht nog te
moe en te overstuur geweest om
Hem reeds nu deze weldaad te
bewijzen. Ook Jozef was na de
uitputtende arbeid naar bed ge
gaan. Een behaaglijke sluimer
maakte zich van hem meester,
toen hij insliep met de gedachte,
dat de Meester nu altijd bij hem
zou blijven. Verkwikt stond hij
's ochtends op. Hij spoedde zich
naar de akker. Nu had hij geen
oog voor de zich reeds tot vrucht
zettende druiventrossen. Recht-
streeks stapte hij af op de rots,
waar hij uit de verte de vrouwen
al bezig zag. Hij herkende ze: de
twee Maria's en Salome. Waren
ze bezig, de steen af te wentelen?
Maar dat was geen vrouwenwerk!
Hij haastte zich om ze te helpen.
Onderweg dwaalde zijn blik
toch even af naar de hem omrin
gende weelde van wingerds. Een
brok schoot hem in de keel, toen
hij daarbij eensklaps besefte, dat
deze rijkdom nu tot verwildering
gedoemd was, omdat de grond
verontreinigd was door een lijk.
Waar eenmaal een dode was be
graven, mocht ten eeuwigen dage
niets meer groeien en bloeien.
Het was maar een gedachten-
flits geweest, want hetgeen hij
bij zijn nadering ontwaarde, riep
hem dra tot de werkelijkheid te
rug. Wat waren die vrouwen
overstuur! En was het ze tóch
gelukt, de steen af te wentelen?
Huilden ze? Vanwaar deze kre
ten? Waarom die gebaren van
wanhoop?
Ze renden op hem toe, de drie
vrouwen. Ze riepen iets tot hem,
dat hem als verstijfd deed staan.
„Het graf is leeg! Hij is er niet
meer!"
JOZEF strompelde nader. Hij
wierp een blik in de spelonk. En
inderdaad: geen Meester meer!
Niets en niemand. Leeg, helemaal
leeg, dit grafMet vragende
ogen omringden de vrouwen hem.
Maar hij kon niet antwoorden. De
Meester weg, zijn akker weg, de
wijnoogst weg. alles was voor
niets geweest. De Meester had zijn
offer niet aangenomen! De Mees
ter had hem verlaten. Hij was de
Meester niet waard geweest....
Plotseling richtten de vrouwen
hun blikken van de in onmacht
vallende Jozef af. Hun ogen staar
den omhoog naar de hemel, waar
uit het zonnige lenteblauw een
stem haar toejubelde, helder en
teer als het lied van de leeuwe
rik: „Wat zoekt gij de levende bij
de doden? Hij is opgestaan...."
Alleen Jozef hoorde de stem
niet. De ontroering was hem te
sterk geworden. Bewusteloos lag
hij daar op de grond, temidden
van zijn nu verontreinigde wijn
stokken, het ontzette gelaat ge
keerd naar de rots, die ze be
schermde tegen de ruwe Oosten
wind en waarop vanavond de
vredige ondergaande zon haar
licht weer zou weerkaatsen, het
ledige graf ten spijt.
helemaal thuis, als rijkaard onder
de armen, als deftige raadsheer
tussen hoeren en tollenaren. Het
contact bestond alleen recht
streeks met de Meester. En nu
wós de Meester niet meer.
Een plan rijpte in hem. Hij
moést de Meester behouden! Zo
niet levend, dan dood. Het dier
bare lichaam sprak toch nog tot
hem. Zolang dót in zijn nabijheid
bleef, bleef hij behouden. Wat
moest er gebeuren met 's Mees-
Zonder dralen begaf Jozef zich
naar het paleis van de landvoogd.
Nu was het goed, dat hij bij deze
machthebber in aanzien stond!
Want zoveel eerbiedige zorg voor
een als misdadiger gekruisigde
zou ieder ander licht in verden
king brengen. Maar Pilatus was
blij van de zonderlinge profeet,
die onder de Joden zoveel op
schudding verwekte, verlost te
zijn. Het kon hem niet schelen,
wat er verder met het lijk van
De Van Goghcollectie in het Rijksmuseum Kröller-Müller te Hurn-
derloo op de Hoge Veluwe zal dit jaar in haar geheel tentoongesteld
zijn. Door een nieuwe rangschikking is het mogelijk geworden dui
delijker dan tevoren de verwantschappen en verschillen, die Van
Gogh verbinden met en onderscheiden van door hem bewonderde
meesters als Millet, Delacroix, Monticelli en tijdgenoten als Pissarro,
Seurat en Cézanne te laten uitkomen. De beeldencollectie werd bo
vendien dit jaar verrijkt met twee sculptures van Barbara llep-
worth uit 1953, zodat het voor het eerst ook in Nederland mogelijk
zal zijn het werk dezer belangrijke beeldhouwster te bestuderen.
OP DE EERSTE mildere dagen van het jaar, als de hele natuur
nog star en doods schijnt te zijn, ziet de amateur-imker, die vast
eens even naar zijn kast is komen lopen, zijn vliesvleugeligè
vrinden al met stuifmeel op de vliegplank landen. Dat maakt
hem ieder jaar ivecr een beetje bedremmeld: als de mensen nog
helemaal niets zien bloeien, hebben de bijen altveer wat gevon
den. Niet alle uitvliegers komen zo bestoven thuis: er zijn ook
alweer waterhaalsters in functie, die bij een plas of een sloot
in de nabijheid neerstrijken en hun hele honingblaasje vol water
zuigen. Dat is het zwaarste werk, dat een bij kan krijgen, vooral
op kille dagen. Vaak bezwijken de waterhaalsters onderweg van
de kou. In al deze dingen leeft de imker mee met de interesse
van een trouwe vriend. Men zal mij tegenwerpen, dat de imker
óók belanghebbende is en dat hij de bijen slechts ziet door de
gouden, doorzichtige honing heen, die zij hem verschaffen. Maar
dat is niet juist. Ten eerste omdat de echte honing bijna nooit
dun en doorzichtig is. Ten tweede omdat de bijen hem in dit
land met dit weer slechts zelden zóveel honing kunnen ver
schaffen, dat deze hem méér oplevert dan de kosten, die hij
eraan heeft. Dat wordt wel het duidelijkst bewezen doordat er
niet meer dan tien beroepsimkers in ons land zijn overgebleven.
DE bijenliefhebbers zélf zeg
gen, dat men óf al heel gauw ge
noeg van zo'n brommerige troep
heeft en liever een hond neemt,
óf zo solidair wordt met dat eigen
volkje, dat men de „bijenkoorts"
krijgt, zoals zij dat noemen. Men
loopt dan gevaar „bijziende" te
worden en nergens -anders meer
van te kunnen gewagen dan van
zijn volk en deszelfs moer. Een
waarborg hiertegen is overigens,
dat de bijen in al hun activiteit
naar de natuur rondom verwijzen
en volgens de opvattingen van
niemand minder dan Rudolf Stei-
ner zelfs een inzicht verschaffen
in de raadselen der kosmos. In dit
licht bezien is de bijenteelt dus
universeel genoeg.
Eén ding maakt het trouwens
zeker aanlokkelijk om ermee te
beginnen: de traditie van de im
kers om elke beginner een zwerm
cadeau te doen. Het lukt zelfs vol
gens de overleveringen niet met
zo'n eerste volk als het geer
schenking is. Men moet er natuur
lijk een beetje studie van maken,
want bijenvolken hebben zo hun
omgangsvormen. En zegt niet
Portielje, dat men om bijvoor
beeld bij een nijlpaard in de gunst
te komen óók moet weten dat zo'n
beest zo gaarne mej de knokkels
over zijn geribde verhemelte ge
streken wordt. Zo heeft elk dier
zijn affecties en zijn ergernissen.
De bijen vinden niets erger dan in
De bibliothecaris van de Haar
lemse afdeling der Vereniging
tot bevordering der Bijenteelt
in Nederland, de heer P. Bak
ker, heeft ook zijn eigen volken
Dat deze ook zijn echtgenote
om zich heen dulden, toont dit
kiekje. Ofschoon zij zich daar
mee volgens de vreesachtigen
bloot schijnt te stellen aan veel
angelgeweld, kan haar niets
gebeuren, want zij kent de om
gangsvormen. Eventuele emo
ties vinden - zoals ook deze
foto toont - dan nog altijd een
uitweg via haar gelaatsexpres
sie. Daar kunnen de bijen on
mogelijk van schrikken.
halen was. Zij doen dat overigens
niet allemaal op hun eigen houtje,
maar zijn georganiseerd in afde
lingen van de Vereniging tot Be
vordering der Bijenteelt in Ne
derland, met als wetenschappelijk
centrum Het Bijenhuis in Wage-
ningen. De grote onderlinge bin
ding tussen de bijenliefhebbers,
of zij nu professor of grondwer
ker zijn, is natuurlijk niet zo ver
wonderlijk voor mensen, die da
gelijks het voorbeeld van de bijen
zien. Iemand die een goed, levens
krachtig volk heeft, zal daarvan
graag een raat met „moerdoppen"
(koninginnecellen) afstaan aan
een collega met een zwak volk.
Om in het algemeen sterke vol
ken te krijgen heeft zich een spe
ciale koninginnenteelt ontwikkeld,
waarbij men zich vooral toelegt
op kruisingen met Oostenrijkse
rassen. Dat het met die kruisingen
geen eenvoudige zaak is, wordt
wel bewezen door de ligging van
één van die fokstations op Schier
monnikoog, waar uitstapjes van
Nederlandse koninginnen en Oos
tenrijkse darren worden georgani
seerd. Men houdt dergelijke sta
tions zo goed mogelijk geïsoleerd
om te voorkomen dat andere dan
de teeltkeusdarren achter zo'n
koningin aangaan. In de Amster
damse waterleidingduinen be
vindt zich eveneens zo'n foksta-
tion, eigendom van de afdeling
Haarlem van de Vereniging tot
Bevordering der Bijenteelt. Deze
afdeling bestaat juist deze zomer
veertig jaar en telt ongeveer hon
derd leden. Ook zij draagt zorg
voor een collectieve uitzending
van bijenvolken naar de honing-
winplaatsen. In 1953 gingen er nog
zestig kasten naar de hei van de
Peel en Limburg. De heidereizen
worden echter ook al steeds moei
lijker vanwege de toegenomen
militaire oefeningen op deze res
terende woeste gronden.
MAAR OOK wanneer men een
kast in een stadstuintje heeft
staan en deze niet laat uitzenden,
kan men per jaar nog wel een
paar pond honing oogsten, want
de bijen vinden heus wel wat.
Maar doet men aan de reizen mee
dan is het bijvoorbeeld helemaal
niet onmogelijk om tijdens het
koolzaadseizoen tot twintig pond
per volk te oogsten. De enorme
voedingswaarde is beslist niet het
enige, dat de honing voor mense
lijke consumptie zo geschikt
maakt. Vele gezaghebbende ge
neeskundigen kennen er ook een
zeer grote medicinale waarde aan
toe, bijvoorbeeld voor de spieren,
de weg gelopen te worden, wan
neer zij het ontzettend druk heb
ben met de honingaanvoer. Dan
zijn zij nu eenmaal een beetje ze
nuwachtig en is het u geraden niet
pal voor het vlieggat te gaan zit
ten. Want dan worden zij geprik
keld en u geprikt. Overigens kan
een steek onder water van een
medemens heus erger zijn.
Het is het beste om vooral de
eerste wenk op alle gebruiksaan
wijzingen van brandblusapparaten
op te volgen: 1. Blijf kalm. De
bijen houden niet van zenuwach
tig gefrunnik aan hun woning.
Wanneer men echter rustig en
vooral geleidelijk te werk gaat,
kan men alles met hen doen. En
dat is heel wat: zij laten zich ten
slotte tijdelijk met hun hele was
sen inboedel en hun voorraden
uit hun woning zetten en men
weet hoeveel moeite deurwaarders
voor een dergelijke uitzetting bij
de mensen hebben. Zij laten zich
tenslotte hun ten koste van zoveel
vlieguren vergaarde en verwerkte
honing ontnemen in ruil voor ge
woon suikerwater. Als men het
allemaal maar nèt doet alsof het
heel gewoon is. Wnt dat betreft
is de omgang met bijen een the
rapie voor rusteloze mensen: ve-
5len hebben er hun kalmte en
evenwicht bij hervonden.
EN IS MEN dan nóg niet ge
heel zeker, dan kan men altijd nog
naar de pijp grijpen, het beproef
de middel van de imkers om hun
volk na opening van de kast rus
tig te houden. Het is niet omdat
de bijen de tabaksrook zo waar
deren, integendeel: zij worden
door die brandlucht gealarmeerd.
Maar in zo'n toestand is de bij nu
juist niet gevaarlijk, zij denkt op
haar beurt aan punt één van de
handleiding voor brandblusappa
raten en gaat honing uit de voor
raad tanken om wat te hebben
voor een eventuele vlucht. Onder
tussen kan de mens onbelemmerd
zijn gang gaan. Vooral als hij
weet dat een bij met een volle
honingblaas haar angel niet kan
gebruiken.
DE bijenliefhebber is een be
voorrecht mens. Hij weet, dat het
welzijn van een volk van hem af
hankelijk is, hij stationneert het
zoveel mogelijk by rijke honing-
dragende gewassen en kan door
zijn interventie redding brengen
in noodsituaties, waarin een volk
kan komen te verkeren bij
voorbeeld door het verlies van de
koningin en ongewenste ver
wikkelingen voorkomen.
Vele stedelingen hebben in de
imkerij de rust van het buiten
leven leren waarderen, wanneer
zij door polders fietsen om te zien
of er voor hun bijen nog wat te
■■■■HM
van de honing. Er is namelijk
3 7/10 percent van de honing (en
dat betekent heel wat voor de
chemie) nog steeds niet geanaly
seerd. En juist daarin schuilt wel
licht het geheim van dit product,
dat door de bijen wordt afgele
verd. Aan die nimmer geïdentifi
ceerde bestanddelen denkt men
uiteraard het eerst, wanneer men
hoort van opmerkelijke genezin
gen van mensen, die honing gin
gen gebruiken.
Verder heeft men bijvoorbeeld
ontdekt, dat een doek, gedrenkt in
bijenwas, die om borst en rug van
een bronchitispatiënt wordt ge
wikkeld, het zo benauwende hoes
ten terstond minder doet worden.
De moeder van het kwieke
zwemstertje Mary Kok vertelde
onlangs, dat zij Mary dagelijks
flink honing laat eten. Over het
algemeen blijkt dat „top"-athleten
veel honing nuttigen.
OVER HET algemeen heeft men
nog weinig begrip van het aanzien
van honing. Men gaat uit van het
denkbeeld, dat het niet goed is,
wanneer het niet goudgeel en
doorzichtig is. Maar de kleur van
de honing is ongelijk en hangt
voornamelijk af van de bloem
soort, die deze geleverd heeft.
Klaverhoning is geel-wit, kool
zaadhoning bijna wit, koren-
bloemhoning groengeel, heide
honing lichtbruin en boekweit-
honing donkerbruin. Ook die
doorzichtigheidseis kan men wel
laten vallen, want behalve de hei
dehoning kristalliseren alle soor
ten tamelijk snel. Juist met die
doorzichtigheid wordt het mens
dom wel eens geflest. Men gaat
dan de honing sterk verhitten,
met het gevolg, dat de honing
doorzichtig wordt, maar dat juist
de belangrijke bestanddelen wor
den gedood. De Warenwet ver
biedt het verkopen van dit soort
honing tenzij het omschreven pro
cédé er duidelijk op vermeld
wordt. En dat geschiedt dan vaak
met zeer kleine lettertjes.
De honing is ontegenzeggelijk
een zoete beloning voor de tech
nische bijstand van de amateur
imkers aan de bijenvolken, maar
daarnaast staat de grote andere
verdienste van de bijen om in hun
roezemoezerige bedrijvigheid de
mens in toenemende mate te
boeien en zelfs gecompliceerde
mensen door de verfrissende lo
gica van haar doen en laten een
bevrijdend gevoel te bezorgen.
Het gaat dus niet om de bijver
diensten, maar om de verdien
sten van de bij.
Men zal zich misschien herinne
ren, dat wy enige maanden ge
leden in „Erbij" een serie teke
ningen hebben gereproduceerd
uit het boekje „The Maestro"
van Gerard Hoffnung komi
sche indrukken van een dirigent
in actie. Thans is daar bij dezelf
de uitgever (Dennis Dobson Ltd.
te Londen) een vervolg op ver
schenen, dat „The Hoffnung
Symphony Orchestra" heet en
waaruit wij wederom een paar
proeven zullen overnemen. De
meeste van deze prenten zijn eer
der in het tijdschrift „Punch"
gepubliceerd, sommige ook in
andere Engelse bladen. Hoe dan
ook, hier is de eerste instrumen
talist uit Hoffnungs burleske
symphonie-orkest: de hoornist.
Het gehele boekje bevat onge
veer vijftig tekeningen, waarvan
enkele een dubbele bladzijde be
slaan. Vrijwel geen instrument
is vergeten. Zelfs de Ondes Mar-
tenot, die tot dusver vrijwel al
leen in het oratorium „Jeanne
d'Arc au bücher" gebruikt wor
den, ongeacht uiteraard de toe
passing ter begeleiding van an
tieke tragedies, hebben Hoff
nungs bizarre fantasie gaande
gemaakt. In de komende weken
zullen wij u van die kwaliteit
nog enkele bewijzen leveren.
Het zwaar getroffen Ouwer
kerk zal deze maand door het
bezoek van de Canadese ambas
sadeur bij de opening van de
kleuterschool op 19 April en het
officiële bezoek van het Zweedse
Koningspaar weer in het middel
punt van de internationale be
langstelling komen. In overleg
met de commissaris van de Ko
ningin in de provincie Zeeland
stelt de kunstschilder J. Meine
Jensen uit Driebergen thans in
een lokaal van de kleuterschool
een expositie samen van schil
derijen over de ramp en het
dijkherstel.
is de heer P. Bakker, bibliotheca
ris van de Haarlemse afdeling van
de Vereniging tot bevordering
der Bijenteelt in Nederland, voor
wie de bijen nog maar het begin
blijken te zijn geweest voor een
steeds toenemende natuurstudie in
zyn vrije tijd. Maar hij zal zijn
eerste liefde wel altijd trouw blij
ven. Want: „Je moet eens zo'n reis
meegemaakt hebben naar de hei
of naar het koolzaad. En dan
's morgens vroeg, als de dauw op
trekt dat vlieggat zien opengaan.
Je kunt er uren naar zitten kij
ken en je vergeet de hele wereld
om Je heen. Dat noemen ze nou
de bijenkoorts. Het is een prettige
ziekte." Tenslotte moet nog van
de bijen gezegd worden dat zij
vurige alcoholbestrijders zijn.
Iemand, die met zo'n luchtje bun
verblijven durft naderen, zij ge
waarschuwd. Het doet de bijen
waarschijnlijk aan gisting, het be
gin van verrotting denken. En zij
ruiken het beter dan agenten het
ooit zullen doen bU door hen ver
dachte automobilisten. Dus: geen
alcohol in het bijenverkeer!
H. B.
Niet voorzichtigheid, maar kalmte is de moeder van de bijenkast.
Er is geen reden tot vrees alleen maar reden tot verwondering over
zóveel verdraagzaamheid van de bijen, die zich dan toch maar rustig
met hun wassen inboedel, hun kraamafdeling en hun voorraad
kamers uit huis laten zetten.
„Om te weten wat het betekent,
moet je eens zo'n reis naar het
koolzaad of naar de heide meege
maakt hebben", vertelde mijn
zegsman in een van de vele ge
sprekken, waaraan deze artikelen-
serie goeddeels is ontsproten. Het
vooral ook de hartspieren, en voor
de verbetering van het bloedge-
halte. Verder wordt het met veel
succes gebruikt door bronchitis- en
asthma-patiënten. Ook deskundi
gen blijven zich echter voorzichtig
uitdrukken over de samenstelling