DE NATIONALE
FEESTDAG
Duitse tyrannie eindigde
in een gelagkamer
Onderhandelingen
met bezetter
Gobelinwever weefde ook de
eerste draden van verzet
WOENSDAG 4 MEI 1955
Zal viering dit jaar
de laatste zijn
Haarlemse delegatie
kreeg „Auszveise"
Bernard IJzerdraat: de eerste
Honger van de
bevolking,
overvloed bij
de bezetter
Langs clandestiene weg
In piekfijn uniform
Geen schrijfmachine
Vermakelijk incident
10
OP ZEER BREDE basis, dat is op een al
geheel landelijke, is thans de viering van
de bevrijdingsdag voorbereid. Practisch zal
in iedere gemeente in ons land worden
feest gevierd.
Op niet geringe wijze heeft het „Natio
naal Comité Viering Bevrijdingsdag 5 Mei
1955" onder presidium van zijn voorzitter
M. A. Reinalda, oud-commissaris der Ko
ningin in de provincie Utrecht, dit gestimu
leerd. Het Comité is daarin op daadwerke
lijke wijze terzijde gestaan door overheden
van rijk, provincie en gemeente. Daarnaast
heeft het Comité critiek ondervonden, doch
het zou on-Nederlands zijn, indien iets tot
stand zou worden gebracht zónder dat er
harde woorden vallen. De Nederlandse
nuchterheid draagt er altijd zorg voor, dat
een impulsieve daad, zoals de bevrijdings-
roes in 1945 was, niet uitgroeit tot een on
georganiseerd feestvieren bij volgende her
denkingen.
Met dit negatieve element op de voor
grond kan niettemin worden opgemerkt
dat van particuliere zijde enorme offers
zijn gebracht. Er is maandenlang verga
derd, er is wekenlang gearbeid aan de
voorbereiding van de Nationale Feestdag
1955, teneinde de tiende viering van de
bevrijding onvergetelijk te doen zijn en.,
wellicht daarmede een grondslag te leggen
voor een blijvende jaarlijks terugkerende
Nationale Feestdag.
Toch houdt deze viering een vraag voor
de toekomst in. Alleen reeds materieel be
zien, want de werkgevers staan voor het
probleem dat zowel voor de Koninginne
dag op 30 April als voor de Nationale
Feestdag op 5 Mei moet worden vrij gege
ven. Bovendien wensen vele werknemers
aan de 1 Mei-viering deel te nemen.
Het stopzetten van de werkzaamheden
op 5 Mei kost 30.000.000 aan arbeidspro-
ductie. Het derven van dit bedrag mag in
deze tijd van welvaart te verdedigen zijn
en om de vrijheid van het Nederlandse
volk te behouden zou men een veelvoud
van dertig millioen willen offeren, maar
men dient rekening te houden met het feit,
dat wij niet altijd in een welvaartspositie
als heden zullen blijven leven.
Het getuigt van inzicht dat uit de kring
der bouwvakarbeiders de suggestie is ge
groeid de viering van de Nationale Feest
dag ieder jaar voort te zetten, waarbij
overleg zou kunnen worden gepleegd of
aan de derving van de dertig millioen
gulden kan worden tegemoet geko
men door deze dag als snipperdag op te
nemen of deze in te halen met extra ar
beidsuren. De oplossing hiervan zal in
overleg met de regering moeten worden ge
vonden.
Een peiling omtrent de instemming der
nationale feestviering heeft uitgemaakt,
dat 80 a 85 percent der bevolking voor
handhaving van de Nationale Feestdag is.
Vooral de ouderen, die de jongste oorlog
hebben medegemaakt, zien de noodzake
lijkheid in om de viering voort te zetten
teneinde bij de jongeren het besef levend
te maken en levendig te houden dat de
vrijheid van een volk van ongelooflijk
grote betekenis is.
De jongeren horen nog wel praten over
de noodtoestanden van 19401945, maar
zij missen de herinnering aan deze jaren,
toen ons volk werd geknecht, toen wij de
besten onzer moesten afstaan en wij allen
werden ondergedompeld in een hongers
nood, die nauwelijks zijn weerga in onze
geschiedenis vindt.
Wij beseffen, dat wij dit aan de jongeren
kunnen vertellen, maar dat ze dit niet
altijd zullen kunnen vatten. Wat zegt het
ze om een vergelijking te maken, dat de
sociale omstandigheden, waarin ons volk
vroeger leefde, pas na een felle strijd kon
den worden verbeterd? Evenmin als de
verworven faciliteiten mogen worden aan
getast, evenmin zal de nationale vrijheid
mogen worden geschonden. Iedere Neder
lander zal paraat moeten worden gemaakt
tegenover iedere ingreep van welke zijde
deze ook mag komen.
Reeds op de lagere school moet dit be
grip worden bijgebracht, niet alleen met
daarover te vertellen, doch ook met het
bijbrengen van nationaal-culturele waar
den, zoals o.a. het zingen van eigen volks
liederen. - -/
zo nodig hardhardig afrekenen met het
handjevol hezetters, dat zich dan niet
goedschiks wenste neer te leggen bij het
voldongen feit van de geallieerde overwin
ning. De generaal capituleerde. Hij zou
meewerken. Hij zou de strengste orders
doen toekomen aan de onder hem ressor
terende troepen zich te houden aan de con
sequenties van een verloren oorlog. Wan
neer de heren althans van hun kant wilden
toezeggen, dat de BS de bevolking tot
kalmte en beheersing zou manen of
dwingen.
HET IS ALDUS geschied. Maar op de
terugweg uit Bloemendaal zijn de drie af
gezanten op de Wagenweg voor het laatst
aangehouden door een Duitse wachtpost,
die nergens mee te maken had, nérgens.
Zij werden... naar de „Ortskommandant"
gebracht, te wiens kantore een uitgebreide
fouillering plaats had en waar de per
soonsbewijzen werden afgenomen. Bij dit
onderzoek kwamen er enige, in Duitse ogen
zelfs toen nog compromitterende papieren
aan het licht, zoals een oproeping aan de
bevolking. De Ortskommandant zou zich
daar wel eens uitvoerig mee bezig houden,
dat konden de heren zich voor gezegd
houden
Uiteraard is de zaak echter snel in het
reine gebracht: de commissie van drie
kreeg een „Nachtausweis" en alles was
weer in orde. Zo deed zich de vreemde
situatie voor, dat de Duitsers de BS dek
tenEen moeilijk moment ontstond,,
toen de „Ausweise" door de dienstdoende
wachtcommandant werden uitgeschreven
aan de hand van de ingeleverde persoons
bewijzen. Twee namen klopten, maar de
derde was de illegale naam van een der
delegatieleden. De Ortskommandant moet
er ietwat grimmig om gelachen hebben. Hij
kon echter weinig anders dan er genoegen
mee nemen.
Het heeft in het begin erg stroef ge
lopen: de Duitse bevelen liepen nog niet
door naar de BS en die van de BS bereik
ten vaak de Duitsers niet. Hoewel dat
maar van zeer korte duur is geweest, want
tenslotte hadden de Duitsers ons niets
meer te vertellen.
„Is het niet de meest aangewezen weg dat de Duitsers overzee worden afgevoerd", zo luidt de laatste
vraag van generaal Blaskowitz. Met een superieure glimlach antwoordt de Canadese generaal Foulkes:
„Dat zal dan zeker eindelijk de grote operatie overzee zijn". Het ziin de laatste woorden, die twee generaals
op die Zaterdagmiddag 5 Mei 1945, tegen half vijf, in de gelagkamer van hötel „De Wereld" in Wage-
ningen, met elkaar wisselden. De Duitse capitulatie is een feit. Geheel Nederland is bevrijd.
Contrasten op de Be
vrijdingsdag: terwijl
het juist opgerichte
Volksherstel de eerste
hulp verschafte aan
honderden zieltogen
de Nederlanders, wie
het aan de noodzake
lijkste levensmiddelen
ontbrak, ontdekten de
Binnenlandse strijd
krachten in de door
de Duitse oorlogsma
rine bezette Bloemen-
daalse bunkers enor
me hoeveelheden voe-
dings- en genotmid
delen. Deze foto's
werden onder meer
in de bunkers van
„Wildhoef' gemaakt,
waar kisten thee, ba
len koffie, blikken
conserven en een uit
Frankrijk geroofde
partij likeur in beslag
werden genomen.
OP DIE merkwaardige Vrijdagavond
4 Mei heerste ook in de omgeving van Wa-
geningen een uitgelaten stemming over het
bericht dat de Duitsers hadden gecapitu
leerd.
Wageningen was voor de tweede keer
frontgebied en de herbouw van de plaats
in de oorlogsjaren na Mei 1940 had weer
danig geleden. Over het dorp was een be
angstigende stilte gevallen, het was een do
denstad. Slechts zeer weinig inwoners wa
ren clandestien terug gekomen om naar
hun bezittingen en huizen om te zien.
Voor het overige was alle activiteit gericht
op de voedseltransporten. Het Westen
moest geholpen worden en lange colonnes
stonden gereed.
In de ochtenduren van Zaterdag klonk
plotseling het geloei van naderende sirenes.
Geallieerde motorrijders met zwart-wit ge
blokte vlaggen stoven over de weg, ge
volgd door een grote personenauto, een
Mercedes Benz.
's Middags gingen we langs clandestiene
weggetjes aan het zwerven. We wisten niet
wat er die ochtend gebeurde en die middag
nog zou gebeuren. Later bleek ons, dat
men in deze dagen beter geen verslagge
ver of oorlogscorrespondent kon zijn.
Want de uit Londen en het Zuiden geko
men oorlogscorrespondenten hadden in de
afgelopen nacht hemel en aarde bewogen
om naar Wageningen te mogen gaan, doch
kregen geen toestemming. Tot grote ver
wondering van hun Geallieerde collega's
stonden ze toch die Zaterdag rond de
auto's van de onderhandelaars. Ze hadden
de clandestiene weg bewandeld. Het bleef
trouwens in die dagen oppassen, want
overal in deze omgeving zaten nog „sni
pers" en de toch over Otterlo was allesbe
halve prettig, omdat de weg zó zwaar on
der een gevecht met de S.S. geleden had,
dat men vaak met het hoofd tegen het pla
fond van de auto opvloog. Ergens onder
Bennekom vonden we twee arresleden uit
de Konniklijke stallen van paleis Het Loo:
ze waren door de Duitsers voor brood
transport gebruikt in de winter.
ZO WAS het décor, waartegen zich de
capitulatie van Wageningen zou afspelen,
het einde van vijf jaren bezetting. Achter
af bleek ons dat die ochtend voorbereiden
de besprekingen waren gehouden in de
aula van de Landbouwhogeschool. Door
middel van een speciaal aangelegde tele
foonlijn had generaal Foulkes op de och
tend van 5 Mei bevel gegeven aan veld
maarschalk Blaskowitz, opperbevelhebber
van het 25ste leger in Nederland, dus over
alle troepen in het Westen, een vertegen
woordiger te zenden. Luitenant-generaal
Reichelt was precies om 11 uur verschenen
en de grote Mercedes-Benz, met die hui
lende motoren, bleek de auto van Prins
Bernhard te zijn, een grote sportwagen
met het nummerbord R.K. 1. Stoottroepen
hadden dit pronkstuk van Seys Inquart
veroverd en aan de Prins ten geschenke
aangeboden. In een lage stoel links naast
de Canadese generaal gezeten volgde hij,
de armen op zijn knieën, vol aandacht de
inleidende besprekingen. De filmmensen
vroegen hun rechten door tegen het pla
fond grote lampen aan te brengen. Dit
alles was echter nog slechts de ouverture.
Allerlei geruchten deden die middag de
ronde en de drukte rond het hötel De We
reld werd steeds groter. Allerlei soorten
auto's, open en dichte jeeps, stonden in
de verwoeste straat. Foulkes had Reichelt
opdracht gegeven aan Blaskowitz de eis
te stellen om 4 uur in hötel De Wereld
aanwezig te zijn.
DE GELAGKAMER van het hötel met
de daartegen gebouwde/ serre is als plaats
van onderhandeling gekozen. In de oor
logsjaren waren de ouden van dagen uit
het Prins H&ndrik Tehuis voor Zeelieden
te Egmond aan Zee naar Wageningen ge-
evacueerd. Het meubilair uit hun conver
satiezaal levert de zetels, waarop geschie
denis zal worden gemaakt.
De tapkast is zwaar gehavend, zinloos
staan er een paar flessen, een kapot glas.
Tegen vier uur komt Prins Bernhard te
rug en even later generaal Foulkes. De
auto's van de Prins en de generaal doen
in al hun pracht onwezenlijk aan in deze
gehavende omgeving.
General-oberst Blaskowitz arriveert in
een piekfijn uniform. Zijn laarzen glimmen
als een spiegel. Hij zet een gezicht alsof
hij op alle fronten heeft overwonnen en
thans verslag van zijn triomftocht wil uit
brengen. Soms trekt zijn gezicht zenuw
achtig en schijnt hij weer alle moeite te
hebben zich een houding te geven. Trou
wens, de gedaanteverwisseling van deze
Blaskowitz is ons het sterkst bijgebleven.
Er valt een beklemmende stilte als de
Duitsers de gelagkamer binnenkomen. Zij
salueren en hun saluut wordt beantwoord,
mechanisch correct. Generaal Foulkes
neemt in het midden plaats, de tolk aan
zijn linkerhand. De Duitsers blijven staan,
Foulkes geeft een teken en ze nemen
plaats. Nog steeds is geen woord gesproken.
Foulkes stelt zich voor als commandant
van het Eerste Canadese Leger en vraagt
Blaskowitz of hij de opperbevelhebber
van de totale Duitse legermacht in Neder
land is. „Jawohl" klinkt het door de zaal.
Foulkes heeft een speelse superioriteit
over zich en informeert waarom Seyss In
quart niet is meegekomen. Blaskowitz'
compagnon in dit donkere uur, Reichelt,
antwoordt dat de Rijkscommissaris per
motortorpedoboot Nederland heeft verla
ten om zich met Donetz in verbinding te
stellen. Foulkes glimlacht als hem wordt
gezegd, dat de Rijkscommissaris beslist zal
terugkomen. Dan beginnen de eigenlijke
onderhandelingen. Foulkes vraagt of Blas
kowitz ook een copie heeft van de capi
tulatie-overeenkomst op de Lüneburger-
heide. De Duitser antwoordt: „Nein". Foul
kes stelt verder de vraag of Blaskowitz
bereid is tot capitulatie, een vrij overbo
dige vraag, omdat Wageningen het naspel
is van de capitulatie in de veldheerstent
van Montgomery.
Tenslotte merkt Foulkes op, dat Zijne
Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard aan
wezig is, als opperbevelhebber van de Ne
derlandse Binnenlandse Strijdkrachten.
Blaskowitz vraagt wie de Prins is en als
Foulkes hem dit mededeelt, springen de
Duitsers op, gaan stram in de houding
staan voor hun stoelen en brengen hun
saluut. Prins Bernhard reageert niet in
het minst op dit „eerbetoon" maar steekt
rustig een sigaret aan.
DE INHOUD van de achttien artikelen
van de capitulatie-overeenkomst komt er
op neer, dat de Duitse troepen gaan ver
dwijnen. Generaal Foulkes stelt nog de
eis, dat de voedselvoorziening in geen en
kel opzicht gehinderd mag worden. Land
verraders moeten worden ontwapend en
geen enkele Duitser mag in burgerkleding
onderduiken.
Als voor de laatste maal het „jawohl"
«n Blaskowitz heeft weerklonken, blijkt
het nodig te zijn, dat een nieuw document
moet worden samengesteld. Maar in het
levenloze Wageningen, uitgeplunderd door
de bezetter, is geen schrijfmachine aan
wezig. Bovendien maakt Blaskowitz nu nog
enige bedenkingen met betrekking tot de
regeling van een aantal practische vraag
stukken. Foulkes antwoordt dan met een
minzame knik, dat vandaag nog niet be
hoeft getekend te worden, indien Blasko
witz maar een bewijs van ontvangst
signeert.
Via de tolk vraagt hij dan nog of Blas
kowitz nog enige vragen heeft. De gevrees
de Duitse generaal met zijn glimmende
laarzen, die laarzen, die vijf jaar zwaar
hadden gedrukt op ons volk, is tijdens deze
besprekingen ineengeschrompeld tot een
nerveus oud manneke, die door de bomen
het bos niet meer ziet en in al zijn krui
perige onderdanigheid eigenlijk weerzin
bij ons opwekt.
De grote Blaskowitz druipt af en als we
op die 5de Mei 1945 niet deze metamor
phose hadden gezien bij een generaal van
de vijand, zouden we medelijden gekregen
hebben met het oude zenuwachtige man
neke, dat op de laatste vraag van Foulkes
antwoordt: „Ich möchte natürlich einige
Zeit, da mir allerlei Dinge durch den Kopf
gehen, wie sich das alles practisch ordnen
laszt. Ich kann das alles nich in diesem
Augenblick ausmachen".
Dan is de capitulatie een feit, Met wat
fijn zand worden de handtekeningen over-
strooid, omdat geen vloei aanwezig is.
EEN VERMAKELIJK incident doet zich
tenslotte nog voor, doordat aan generaal
Blaskowitz het bevel wordt gegeven de
dagorder van Prins Bernhard aan de Bin
nenlandse Strijdkrachten mee te nemen
naar het Westen. Tijdens de onderhande
lingen zijn de pakken biljetten ingeladen
en de aqto's laten heel weinig ruimte voor
de passagiers over. Als generaal Blasko
witz weer in de opening van de gehavende
serre verchijnt, moet hij plotseling al zijn
opgekropte woede luchten op zijn chauf
feur, die wat later dan hij wenst met zijn
auto voorrijdt. De grote generaal vouwt
zich dan half op naast de hoge stapels bil
jetten van de Prins. Dat was de capitulatie
der Duitsers aanschouwelijk voorgesteld.
WIE NA TIEN JAAR de stemming poogt
terug te roepen in de stad Haarlem, zal zich
de onzekerheden en de tegenspraken her
inneren, die deze eerste dagen van een
herwonnen vrijheid haast wel moésten be
geleiden. Vijf Mei de vrijheid, maar ook
de ongewisheid omtrent de houding der
Duitsers, die in hun commandoposten nog
altijd die dreiging konden laten gelden van
een terreur, waaronder stad en land zo
onhoudbaar lang gebukt waren gegaan. De
ochtend van de volgende dag 6 Mei dus
bracht een nieuw element. Het was de
BS de nacht tevoren gelukt een begin te
maken met het kluisteren van de bezetters,
dank zij een bezoek in de late avond aan
de hoogste commandant in dit gewest, die
zijn zetel had in een Bloemendaalse villa.
Drie leiders der Binnenlandse Strijdkrach
ten zagen aan weerskanten het gevaar van
hevige bandeloosheid naderen. Er waren
dcor ongeregeldheden reeds twee doden
gevallen. In de bevolking gistte de drang
naar vergelding.
Er werd, in de avond van de vijfde Mei
via de toenmalige „loco-burgemeester"
contact gelegd met de Ortskommandant,
die zich echter onbevoegd verklaarde en
de delegatie verwees naar de gewestelijk
generaal. Diens arendsnest is diezelfde
nacht nog wat voorzichtig benaderd door
het trio vooraanstaande BS'ers en daar
heeft zich dan in een verduisterde om
geving het eerste open contact afgespeeld
tussen de Duitse militairen en de legaal-
geworden Binnenlandse Strijdkrachten.
Herr General blies hoog van de toren.
Het was hem aanvankelijk volstrekt on
mogelijk te onderhandelen met „commu
nistische raddraaiers." Toen er na de
nodige opheldering nog niet voldoende
soepelheid en begrip achter de tafel te vin
den was, werd er een argument uit de
lucht gegrepen, dat echter als een treffer
insloeg: wanneer de Duitse bevelhebber
zich niet gauw wat meegaander zou tonen,
zou de BS enige duizenden zwaargewapende
verzetslieden laten ingrijpen. De gewezen
illegaliteit stond aangetreden en zou graag
bracht extra risico's met zich mee omdat
de Geuzenactie tegelijkertijd door gebrek
aan organisatie een chatotisch karakter
dreigde te krijgen.
IJzerdraat ging met zijn vertrouwens
mannen aan het werk om te verbeteren
wat hij kon. Er werd een schema voor een
landelijke organisatie ontworpen, die een
semi-militair
karakter kreeg
en waarvan de
vertakkingen
liepen naar
Schiedam, naar
Maassluis, naar
Delft, Alkmaar,
Lisse, Bever
wijk, Bloemen
daal en vele
andere plaat
sen. Er werden
geheime agen
ten aangesteld
en men zocht
voorts contact
met Londen.
Op 23 No
vember sloeg
de S.D. toe: een
van de mede
werkers uit
Vlaardingen
werd gearres
teerd en twee
dagen later al
haalden de
Duitsers Ber
nard IJzerdraat
uit zijn woning
aan de Spaar-
nelaan in Haar-
Ult „De Gens van 1940" lem. Hij had
„Wij, Geuzen, hebben maar één antwoord op de in- alle. ver"dachte
stelling van de anti-Joodse campagne in ons land. PaPiere" nog
Wij willen niet, dat in de roemrijke geschiedenis van 'L'nnen Dergen,
ons land zo'n stinkende vuiligheid als rassenhaat I"33.1'.v_nj^ve
(hetzij tegen de Joden, hetzij tegen Maleiers, Javanen eee'n'J
of anderen) wordt ingevlochten en we waarschuwen ^erg mefjewer~
daarom ieder caféhouder en ieder ander, dat het hem ker yjaar~
slecht zal vergaan als hij de eer van ons land bezoe- jntTen - ot)rreI
delt door enige rassenhaat, welke ook, toe te staan. Maar
niet in geslaagd was. Zijn oudste zoon Wal
ter trok er daarom onmiddellijk op uit om
de daarvoor in aanmerking komende men
sen te waarschuwen. Deze werd op 27 No
vember gearresteerd en de Duitsers dwon
gen hem de weg te wijzen naar een zekere
„De Boer" in Bergen, waarvan zijn vader
tijdens zijn verhoor had voorgewend zijn
instructies te krijgen. Hij had namelijk
van het begin van de actie af ook tegen
over zijn medwerkers gedaan alsof zij niet
de actie leidden, maar „zeven mannen" in
Amsterdam en handhaafde dat beeld tij
dens zijn verhoor. De figuur van De Boer
was natuurlijk gefingeerd en de Duitsers
werden op een dwaalspoor geleid. Zij dach
ten nog wel dat dit spoor zou leiden naar
het oprollen van een andere groep, de
Oranjewacht, waarmee Bernard IJzerdraat
inderdaad contact heeft gezocht. Maar on
danks de beruchte verhoor-methodiek van
de S.D. had hij geen van de namen van
deze groep losgelaten.
Mevrouw IJzerdraat, die op 12 Decem
ber werd gearresteerd uit wraak voor
de ontsnapping van haar oudste zoon onder
de neus van de S.D. op het Binnenhof
kwam op een zitting tegenover een der
Duitsers, die ook haar man verhoord had.
Met een mengeling van bitterheid en ont
zag had deze haar toegevoegd: „Er hat alle
Namen mitgenommen ins Grab".
Inmiddels was de Geuzengroep geheel
uiteengeslagen en de gehele leiding gevan
gen genomen. Mevrouw IJzerdraat heeft
haar man vcor het Feldgericht zien staan,
tezamen met 42 anderen. Negentien hunner
werden ter dood veroordeeld, van wie er
vier gratie kregen. Vijftien geuzen en drie
Februari-stakers vielen op 13 Maart 1941
voor het vuurpeloton op de Waalsdorper-
vlakte. Achttien doden. Vele tientallen an
dere geuzen werden later naar Duitse con
centratiekampen gedeporteerd, maar er
waren er ook velen, die tot de leiders van
het verzet gingen behoren, hun steeds wij
der verspreide actie voortbouwend op hun
ervaringen van het vroegste uur.
IN HET geïllustreerde maandblad „De
Vrouw en haar huis" van Januari 1941 ver
scheen een uitvoerige beschrijving van de
restauratie van een wandtapijt, dat thans de
trouwzaal van het tfaarlems stadhuis siert:
de verovering van Damiate, in 1629 door de
Vlaamse tapijt wever Joseph Tienpont ge
weven. „De restauratie geschiedt door den
heer B. IJzer
draat en twee
vrouwelijke as
sistenten" stond
erin. Maar dat
had in de ver
leden tijd ge
steld dienen te
worden. Ber
nard IJzerdraat
„de tapijt
wever en res
taurateur bij
uitnemendheid,
de handwerker,
die zijn scho
ne ambacht zo
intens lief heeft,
dat hij ook de
daartoe beno
digde materia
len doorgaans
zelf maakt"
zat, toen dit
artikel ver
scheen, in het
„Oranjehötel"
in Schevenin-
gen. Want hij
had een ding
nog meer lief.
dan zijn am
bacht. Dat was
zijn land.
Hij was de
eerste, die zijn
felle veront
waardiging in
een geschre
ven mededeling
berichtte aan
zijn landgeno
ten, veelal nog
versuft van het
ontzettende Duitse geweld en de vroeg
tijdige capitulatie. De eerste dus, die een
illegaal blaadje uitgaf. En hij kende de
consequenties: Bernard IJzerdraat was ook
de eerste der achttien doden, aan wie Jan
Campert zijn gelijknamige gedicht heeft
gewijd.
„Het moet nu zijn plaats krijgen in de
geschiedenis", zei zijn weduwe, mevrouw
D. IJzerdraatBraam, in een gesprek in
de stille huiskamer aan de Haarlemse
Spaarnelaan. „Niet omdat het zulk gewel
dig werk is geweest, die geuzenactie. Ik
weet heus wel, dat er verschrikkelijk veel
aan ontbrak en dat wist mijn man ook.
Maar het was het begin en dat geeft het
zijn plaats in de geschiedenis". Zij pakt een
brief van de tafel, die haar na de oorlog
werd geschreven door een vroegere mede
gevangene van haar man, de journalist H.
van der Weg. Daar komt een passage in
voor, die zij vaak heeft herlezen, wanneer
er weer eens critiek was geleverd op dat
eerste verzet, dat op een veilige afstand
van tien, twaalf jaar „avontuurlijk" en „on
bezonnen" werd genoemd. Die passage
luidde: „Inderdaad, het gebrek aan routine
was tragisch in dat eerste oorlogsjaar.
Eigenlijk zaten we toen allen nog in de
eerste klas van de lagere school, terwijl we
moesten doen als grote mensen. Degenen,
die deze eerste tijd overleefden, hehben
heel wat geleerd in die dagen, waarvan ze
later konden profiteren".
Van de eerste dag van de oorlog heeft
mevrouw IJzerdraat géweten, dat zij in
haar man een ander mens had. Want reeds
voor de oorlog toen hij in Dinxperlo aan
de Duitse grens werkte als leider van een
weeffabriek, was hij zich bewust gewor
den van het enorme gevaar van het fascis
me. En toen het er was, na vijf dagen strijd,
kwam hij in actie. Hij ging korte, eerst met
de hand geschreven, later getypte en ge
stencilde brieven verspreiden volgens het
sneeuwbalsysteem, onder het motto „Moed
en vertrouwen. Nederland zal nooit een
onderdeel van Duitsland worden."
Het sneeuwbalsysteem werkte snel. „Ons
eerste bericht was na tien dagen nog niet
overal bekend. Maar ons vijfde bericht had
in zes dagen reeds ons hele land bestre
ken", schreef hij in bericht nummer 7. En
in bericht nummer 10: „Als het zo doorgaat
kunnen we spoedig beginnen aan het twee
de deel van onze Geuzenactie. Er staan ons
verrassende dingen te wachten. Maar eerst
moeten we verzekerd zijn van tenminste
een half millioen Nederlandse mannen en
vrouwen door de snelle doorzending van
onze berichten". Vooral in de omgeving
van Rotterdam sloeg de actie in. En of
schoon het laatstgenoemde bericht eigen
lijk zoveel betekende als een waarschu
wing voor onbezonnen optreden, wilden
vele jonge Nederlanders daden zien. En
van de werf van Wilton-Feyenoord liep
een Duitse onderzeeboot van de helling, die
onmiddellijk naar de bodem verdween. Dit
AVONTUURLIJK? Onbezonnen? Me
vrouw IJzerdraat, die op 19 Maart 1941 uit
haar gevangenschap werd ontslagen, heeft
dat er in de vier lange oorlogsjaren, die nog
moesten komen én in de jaren daarna nog
veel moeten verwerken. „Maar nu begint
er een kentering te komen", zeide zij. „Dat
verzet van het allereerste jaar, hoe stunte
lig het was, wordt nu steeds algemener op
zijn juiste waarde geschat. Daarom kan het
nu geloof ik worden opgeborgen in de ge
schiedenis".
Zij vertelde ons, dat zij op momenten,
waarop de critiek op dat eerste verzet zich
toespitste, een tegenweer vond in de ge
schiedenis van Willem van Oranje, die
huurtroepen ging aanwerven, die hij niet
eens kon betalen. Tenslotte was hij het ook,
die zei: „Het is niet nodig te hopen om te
ondernemen, noch te slagen om vol te
houden".