NÖGMOIJMT HAARLEM Beelden van bezetting en bevrijding Achter de facade van Haarlems distributiedienst Niet zonder napret De goede en de kwade Orde moet er zijn De nood-voorraden In de Euterpestraat 15 KINDERVOEDING WOENSÓAG 4 MEI 1955 IN IEDERE samenleving waarin orde belangrijker wordt geacht dan recht wordt die orde een fagade, waarachter uit naam van dat gekrenkte recht aller lei onordelijke dingen gebeuren. Dat hebben alle overheersers uit de ge schiedenis in toenemende mate onder vonden en toch zijn zij er altijd weer aan begonnen. Zo ook de Duitse over heersers. Zij hebben geprobeerd, die orde voor enkele malcontenten, waar mee zelfs zij rekening zeiden te moeten houden, nog iets revolutionnairs te ge ven, door van een „nieuwe" orde te spreken. Maar het was in wezen een heel oude orde: de orde, die angstval lig wordt nagestreefd door een nieuw bakken bewind, dat geen fatsoenlijke reden voor zijn optreden kan opgeven en daar dan ook niet naar gevraagd wenst te worden. „Ordnung musz sein" wordt het algenoegzame antwoord, waarin de bezetter tevens een recht vaardiging van zijn aanwezigheid meent te zien. En zo wordt de orde een fagade waarachter de strijd voortgaat. Een van de mensen, die zowel aan het instand houden van die fagade aan als de strijd daarachter heeft deelgenomen en daar door een gevaarlijk dubbel leven leidde, is de he<er A. van Driel, oud-directeur van de Reiniging, van het Marktwezen en van de Distributiedienst. EVEN BRENGT hij peinzend de hand naar het achterhoofd, wanneer wij hem naar die tijd vragen, want het is al zo'n tijd geleden. Hij is allang gepensionneerd uit de gemeentedienst en werkt op het ker kelijk bureau van de Kloppersingelkerk als scriba van de Gereformeerde Kerk. Verder zit hij nog in een paar scheidsge rechten en een paar woonruimtekamers. In de bezettingstijd organiseerde hij de voedselvoorziening voor de bevolking van Haarlem, legaal of illegaal, ze moesten allemaal wat te eten hebben, ook de drie duizend, later vijfduizend onderduikers in de stad. De distributie was er, zoals men zich zal herinneren, allang toen Nederland bezet werd en de Duitsers aanvaardden dat voorshands dankbaar als een stuk orde te midden van de rompslomp, die de machts overneming zelfs voor gevorderden met zich meebrengt. Dat zij er in het begin met een superieure welwillendheid afstand van namen, heeft voor het gehele bezettings tijdperk voordelige gevolgen gehad. Daar door bleven de meeste belangrijke plaatsen bezet door de goede vaderlanders, ook de topleiding in Den Haag, die hun benoeming en ontslag in handen had. Er waren natuurlijk wel NSB'ers, wier slaafs medeleven met het Derde Rijk nodig met een lucratieve overheidsbetrekking moest worden beloond en wie een post bij de distributie werd toegedacht. Maar dan zorgde de centrale leiding in Den Haag er wel voor, dat deze lieden functies kregen, waarop hen gemakkelijk de waan overviel, dat zij alles overzagen, ofschoon in feite alJes, waar zij niets mee hadden te maken, buiten hen omging. „Het was verbazingwekkend, zo gemak kelijk als deze lui zich lieten bedotten," zegt hij niet zonder napret. „Dat was trou wens ook ons geluk. Ze hebben mij in Haarlem ook herhaaldelijk van die kerels op mijn dak willen schuiven. Maar als je op zo'n manier aan een baantje moet wor den geholpen, dan ben je ook de slimste niet. Ik heb er niet veel last van gehad. Meestal zette ik zulke lui op de bonkaar ten-controle in de Vleeshal, waar de ver leiding het grootst was. En dan was het in teressant om te zien dat de meeste van deze figuren er na een paar weken weer uit vlogen wegens fraude" OP DIE MANIER hield de heer Van Driel de goede vaderlanders om zich heen. „Die knoeiden natuurlijk ook bij het leven af, maar dat was voor het goeie doel. Ik heb heel wat goede medewerkers gekregen door strafoverplaatsingen van Haarlemmers, die bij oproeping op het Stadhuis werkten. Als ze daar de zaak saboteerden, moesten ze voor straf naar mij, had ik met de burge meester afgesproken. Op zo'n manier kwam ik aan mensen waar ik van op aan kon." Dat werd allemaal mogelijk door het vrijwel onbegrensde vertrouwen dat het nieuwe, Haarlem opgedrongen stadsbestuur in de heer Van Driel had. En deze schraag de dat vertrouwen door de facade van een ordelijk en doeltrefend verloop van de dis tributie netjes in stand te houden, waar achter de voedselvoorziening voor de ille galiteit, voor de Joden en de onderduikers steeds groter vormen aannam. Burgemeester Plekker zei bij zijn eerste ontmoeting met de directeur: „Ik heb op dracht jou er uit te donderen." Maar hij heeft het nooit gedaan. Want orde moest er zijn en die was er in ieder geval zolang de heer Van Driel directeur was. Je wist wat je had en je kon nooit weten wat je kreeg. Redeneerde het nieuwe hoofd der gemeen te zo? „Hij vertrouwde me voor honderd percent," zegt de oud-directeur thans. Mis schien gold dat vertrouwen alleen het in- stand helpen houden van de ordelijke fagade, want anders is het niet verklaar baar, dat de heer Plekker, die een afschuw had van de Jodenvervolging, zich juist ook tot de heer Van Driel wendde om een stam kaart voor een Joods kind en om onderdak voor een Joods vrouwtje. ER BESTOND een allermerkwaardigste verstandhouding tussen de tot burgemees ter van Haarlem gebombardeerde oud planter en de heer Van Driel, van wiens dubbel leven hij slechts één kant zag (of wilde zien?). Hoe dan ook, dit diensthoofd heeft er gebruik van gemaakt. Hij en de zijnen konden zich daardoor handhaven tegenover de herhaalde pogingen van de bezetter om via het beheer van de distri butie de onderduikers en de illegale con tacten op te sporen. Een geraffineerde poging daartoe was de invoering van de tweede distributiestamkaart in 1944; zij, die zich niet persoonlijk bij de uitreiking in de Vleeshal kwamen melden, zouden geen tweede stamkaart ontvangen, dus ook ver Kiatovr Groou Markt 11 Geopend 9-12 nor n 2-4 trar Vrijdag 20 April 1945 No. 2 Distributie-nieuws voor Haarlem en Omgeving In de dijtiibulickrmgen Haarlem, Heemstede, Bennebroek en Bloemendaal zijn voor de week van 22 tot 29 April de volgende bonnen geldig verklaard BROOD: Voor personen van 4 jaar en ouder wordt 400 gram brood beschikbaar gesteld en voor kinderen tot en met 3 jaar 800 gram. Bon 408 van de A en B-kaarten geeft recht op 400 gram en bon B 432 van de B-kaart op 400 gram. XJODCr^XOCOOOOOOOOOO der geen bonkaarten. De directeur werd op het stadhuis ontboden om de te volgen ge dragslijn met het „college" te bespreken. Om de val doeltreffender te doen werken dienden er rechercheurs aan de uitreiking deel te nemen. De heer A. van Driel protesteerde. Wij haasten ons zijn voorletter er bij te vertel len, want er was bij dat onderhoud ook een naamgenoot, de wethouder M. van Driel. De volksmond onderscheidde dan ook de goede en de kwade Van Driel. Maar toen de goede Van Driel protesteerde, keek de kwade Van Driel, die een heel wat gevaar lijker ijveraar was dan de burgemeester, verrast op: ging zijn tegenspeler zich nu eindelijk blootgeven? Maar hij had buiten zijn eigen partijleider gerekend, die eens in een rede had gezegd, dat Nederlanders niet behoefden mede te werken aan de tewerkstelling van landgenoten in het bui tenland. De heer A. van Driel baarde groot opzien, door zich hierop te beroepen. „Plekker wou meteen Mussert opbellen om te vragen of dat juist was. Even kneep ik hem, want vooral die hoge lui verander den nogal eens van gedachten. Doe dat nu niet, zeg ik, je maakt het er die man toch maar moeilijk mee. Maar Plekker wou en zou hem opbellen. En wat zei Mussert? Juist, zeer juistflink gehandeld...." (Lees verder in laatste kolom) VANDAAG keren de beelden van vijf oorlogsjaren en één bevrijdingsdag weer in al hun bonte en vaak schrijnende ver scheidenheid in onze herinnering terug. Er is zoveel gebeurd, dat we niet weten welk beeld, welke herinnering we de voor rang zouden moeten geven. Is het de hongersnood, waarvan de „Noodcourant Haarlem" in de laatste oor- logsweken zo'n getrouwe afspiegeling bood of het soulaas dat ons door de voedsel- droppings op het nippertje werd geboden? Het ogenblik, waarop waarheid werd wat ons reeds op Koninginnedag 1941 door middel van uitgeworpen oranje pakjes cigaretten werd beloofd: Nederland zal herrijzen. Of is het soms het onvergetelijke moment, dat de eerste trein Amsterdam bin nenreed, armzalig residu van ons tot 1940 zo voorbeeldige railverkeer, dat verlamd werd door de talrijke verwoestingen van bruggen en emplacementen? Vijf Mei, dag van tegenstellingen ook: met de handen omhoog staan degenen die de vijand hand- en spandiensten hebben verleend, met open armen worden de ver zetsstrijders ontvangen, zoals Karei van Staal door zijn dochter Ineke. Het is niet het enige contrast. De zegevierende bevrij ders weten zich omstuwd door duizenden, incasseerden welverdiende bewonde ring der meisjes. De bezetters daarentegen trekken in eenzaamheid af, nadat ze door de harde feiten gedwongen werden te erkennen, dat de witte vlag der overgave inderdaad het enige nieuwe wapen was dat hen redden kon. De illegaliteit had hen dat, door pam fletten en strooibiljetten „goedgekeurd door het Departement van Volksvoor lichting!" al veel eerder verteld. Toch dachten we tien jaar geleden niet n de eerste plaats aan de degenen die ons verdrukten, wel aan degene die ons be zielend voorging in het verdrijven der tirannie en wier portret spontaan aan de gevel van Haarlems Stadhuis werd gehan gen. Voor dat moment hadden we graag al ons ingeleverd koper (foto links onder) over. Dat was bij elkaar een schuit vol. In Koningin Wilhelmina eerden wij al de leden van het Koninklijk Huis: Prinses Juliana en de prinsesjes, waarvan de in de eerste oorlogsmaanden boven ons land uit geworpen foto's even fel begeerd werden als zij door de Duitsers gebrandmerkt wer den als „brandplaatjes," en Prins Bernhard (foto midden), die van de Meidagen in 1940 af onvermoeid vooraan ging in de be- vrijdingsstrijd. De Vijfde Mei is er niet gekomen zonder offers: hoevelen van de zes Tommies van Montgomery's leger, die men op de foto rechts boven zo welgemoed door de ver woeste straten van Venlo ten aanval ziet trekken, zullen de oorlog overleefd hebben? Tegenover de grootheid van die offers steken de controversen welke al dadelijk op de Vijfde Mei rezen, schril af. Het oud- illegale blad „Metro" gaf op scherpe wijze in een tekening van zo'n tegenstelling blijk. In het laatste oorlogsjaar toen de nood het hoogst steeg introduceerde de goede Van Driel bij de kwade Van Driel een instelling, die reeds door de illegaliteit was opgericht en sindsdien zowel bo vengronds als ondergronds uitermate belangrijk werk deed. Bovengronds als een organisatie, die tot veler verwon dering in de tijd van de grootste schaar ste nog voedsel wist los te peuteren voor de ondervoede kinderen in Haarlem en maaltijden aanrichtte in het Concert gebouw, eerst voor 2500 later voor 3500 kinderen. Dit scheen allemaal belang rijke besprekingen met zich mee te j moeten brengen, waarvoor het bureau de beschikking kreeg over een vertrek in het stadhuis. Die besprekingen gin- gen echter vooral ook over andere din gen, welke de loco-burgemeester wel licht minder welwillend zouden hebben j gestemd. Zij gingen over de vraag hoe\ Haarlem en zijn bewoners er na de be vrijding weer zo snel mogelijk bovenop', konden worden geholpen. Want het', Centraal Bureau voor Kindervoeding werd zoals het later in zijn verslag j schreef „het rookgordijn, waarachter Nederlands Volksherstel schuilging". J'JOOODOOOOOOCCOOOOOCOOSCCOCOCOOOOOCOCCOOOCOOOOOOOOOOOOOC* ER KWAMEN DUS geen rechercheurs bij de uitreiking en duizenden nieuwe stam kaarten werden aan ondergedoken Haar lemmers afgegeven. Daar moesten uiter aard ook extra voedselvoorraden tegenover staan. De aanvoer daarvan was geen pro bleem. De heer Van Driel kocht zoveel in als hij kon en de burgemeester en zijn ver vanger na Dolle Dinsdag (M. van Driel) sanctionneerden wel. Maar het opslaan van de voorraden voor onderduikers vereiste grote zorg. Het gebeurde in enige scholen en dat ging goed totdat Duitse kwartier makers een grote hoeveelheid aantroffen in de Mackayschool. De goede Van Driel werd bij de kwade Van Driel ter verantwoording geroepen. „Ja, wat deden die spullen daar? Of ik daar maar eens even een verklaring van wou geven. Nou, die kreeg hij. Ik had im mers destijds met zijn voorganger afge sproken reserve-voorraden te vormen met het oog op een grote evacuatie van de stad? Dat verklaarde dus alles en hij moest er niets geheimzinnigs in zien. Om dat te be wijzen heb ik hem op zijn verzoek de lijst gegeven met de hoeveelheden en de plaat sen waar het opgeslagen lag. Hij borg die lijst in zijn bureau op en die is er waar schijnlijk niet meer uitgekomen. Ons ge heim werd zorgvuldig bewaard door deze meneer Van Driel. Naarmate de frontlijn ons land naderde, werkte de ondergrondse zijn plannen om het eventuele verdedigers van Haarlem ook van binnenuit niet gemakkelijk te maken, verder uit en er werden verscheidene BS- posten in de stad ingericht. De „nood"- voorraden werden verder over deze posten verspreid en de loco-burgemeester kreeg daar bericht van. De aanwezige voorraden werden verdeeld om de uitreiking aan evacué's te vergemakkelijken, zo heette het. En de loco-burgemeester slikte dat. Het ging allemaal even voorspoedig en vooral in de kluis onder het Centraal Dis tributiekantoor, Zijlstraat 70. werd onder hoogspanning voor de illigailteit gewerkt, zonder dat er ooit iemand achter kwam. De zaak dreigde fout te gaan in Juni 1944 toen er een overval op het bureau aan de Zijl straat gepleegd werd. Tegen een dergelijke overval in Haarlem had de heer A. van Driel zich in zijn overleg met de illegaliteit altijd sterk verzet, alweer omdat het zijn taak was die ordelijke faccade in stand te houden, opdat het werk voor de illegaliteit rustig kon voortgaan. Zijn kassier, Jan Bartel, die wel in het complot zat, had niet gewaarschuwd, zodat hij tegenover de kwade Van Driel zijn bevreemding over de overval niet eens behoefde te veinzen. Daar is hij zijn kassier nu nog altijd dankbaar voor, vooral omdat de overval wegens onvoldoende voorbereidingsmaat regelen in de gaten liep. „Die jongens, die de hele dag daar al onder de grond hadden gezeten met medeweten van de kassier, zijn natuurlijk na de sluiting in actie ge komen. Maar zij hebben de zaak niet afge sloten, zodat een paar werksters hen in vol bedrijf aantroffen en gillend de Zijlstraat in renden. Op één na zijn zij allemaal ont komen. Die ene reed dwars tegen het een richtingsverkeer de Zijlstraat in bij het Postkantoor. Hij werd gegrepen en is ge vonnist. Het huis van de kassier stond hele maal leeg toen de S.D. er een inval deed, alleen een paar rood-wit-blauwe vlagge tjes op een kale tafel. Hij had zijn voor zorgsmaatregelen getroffen." DE HEER A. van Driel wist er echt niets van. Hij had geen geheimen betreffende de overval, want hij was er niet in gekend, zodat hij naar de Euterpestraat vervoerd werd in een stemming, die rustiger was dan die van heel wat anderen. „Maar zo'n verhoor gaat altijd een heel andere kant uit dan je denkt. Op een ge geven moment begon het zo vervelend te worden, dat ik moest grijpen naar een red middel dat me nog nooit in de steek had gelaten: het visitekaartje van de Duitse commandant van de stelling Den Helder. Dat moet wel een hele belangrijke jongen geweest zijn, want ook in de Euterpestraat sprongen ze allemaal voor me in de hou ding, toen ik het op tafel legde. Het was een grappig gezicht. En met vreselijk veel excuusjes werd ik vrijgelaten." Zo werd dat bezoek toch nog van beteke nis, dat de directeur van de distributie een keer kreeg van deze hoge Duitse militair. Hij kwam in een auto met een indrukwek kende standaard voor het Centraal Distri butiekantoor aan en eiste bij de heer Van Driel, die ook nog altijd directeur van Marktwezen was, de sleepbootjes van het Havenwezen op, die zulk een onschatbare waarde hadden voor de voedselaanvoer. „Meneer dat kunt u niet doen. Dan bent u net als de man met de grote kudde scha pen, die een arme jongen een paar ooilam metjes afnam." De heer Van Driel bediende zich vaak van Bijbelse voorbeelden en uit drukkingen, waarmee hij ook vaak op zijn tegenstanders diepe indruk maakte. Zo ook op deze stellingcommandant, die de sleep bootjes al niet eens meer wou hebben, maar een en al bewondering was voor de manier waarop de heer Van Driel zijn ooi lammetjes verdedigde. Hij wilde zo gra3g, dat de directeur eens daarboven in Den Helder een borrel bij hem kwam drinken en daartoe gaf hij hem zijn kaartje. „Maar op zulke uitnodigingen ben ik nooit inge gaan," zegt de heer Van Driel, En zo hielp de heer Van Driel enerzijds de facade in stand houden van een ordelijk distributie-apparaat, wat uiteraard ook van essentieel belang was en anderzijds voedde hij het verzet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 11