Utaaïdeti
Over huzarenstukjes
en illegale „operaties"! HERDENKING IN GESTEL
VAN WILLEM SPARK
TIEN JAAR VREDE
WOENSDAG 4 MEI 1955
12
PROTESTBRIEF
EEN VLOTTE BEVALLING
OVERVAL IN GEVANGENIS
SAAMHORIGHEIDSZIN
Nationaal Gedenkboek
Een achterkleinzoon
In eenvoud geboren
Een gering verschil
UIT
BEWOGEN JAREN
Prof.J. Hui zin ga
Prof. Jan Romein
Mei was een maand
van komen en gaan
EEN GROEP van
Nederlanders, die zich
vrijwel immuun ge
toond heeft voor het
Duitse propagandagif.
was die der medici.
Natuurlijk waren er
ook onder hen twij
felaars en „verkeer
den", maar die waren
gering in aantal en
hehben nooit enige
afbreuk kunnen doen
aan het voorbeeidiee
gedrag van de medi
sche professie als ge
heel. Want hoe de
nazi's ook fleemden
of dreigden, de dok
ters van Nederland
bleven volharden in vastberaden, princi
pieel verzet tegen de onderdrukker, de ge
hele oorlog door. Trouw aan hun eed en
hun beroepsethiek hebben zij zelfs in de
moeilijkste uren van de bezettingstijd hard
nekkig geweigerd te marchanderen mpt
hun geweten en hun verantwoordelijkheid
jegens land en volk, met het gevolg dat de
Duitsers het individuele verzet »och de
collectieve weerstand der artsen ooit heb
ben kunnen breken.
Dat bleek al toen het Medisch Front der
N.S.B. in 1941 op last van de Rijkscommis
saris zün eerste poging deed om de artsen
organisatie de Koninklijke Maatschappij
tot Bevordering der Geneeskunst te tor
pederen. Daarvoor in de plaats zou de po
litieke .Artsenkamer" op nationaal-socia-
listische grondslag gesteld worden, maar
door de vrijwel unanieme afwijzing der
doktoren mislukte dit in eerste aanleg vol
komen.
In de loop van 1943 probeerde Seyss
Inquart opnieuw en nu onder dwang
de Artsenkamer erdoor te drijven, waarbü
de weigerachtige medici met hoge boeten
en nog erger dingen bedreigd werden. Het
enige resultaat was dat ruim zesduizend
artsen in naam de practijk neerlegden, de
naambordjes van hun huizen verwijderden
of het woord arts daarop overplakten.
Binnen enkele dagen was er in Nederland
vrijwel geen doktershuis meer te vinden
dat niet de kentekenen droeg van dit ver
zet tegen de nazi-terreur. Daarmee was de
strijd der artsen in het licht der openbaar
heid getreden en al verliep de zoge
naamde „doktersstaking" snel (zogenaamd,
want de behandeling der patiënten ging
normaal door), het prestige van de Artsen
kamer kreeg een ernstige schok. En zo ge
ïmponeerd waren de Duitsers door deze
massale demonstratie, dat zij zelfs geen
représailles durfden te nemen.
NOG TWEEMAAL hebben het Rijks
commissariaat en zijn NSB-helpers gepro
beerd, de artsen klein te krijgen, doch het
is him ook toen niet gelukt. Op 23 Juni
1943 stuurden duizenden doktoren uit alle
delen des lands Seyss Inquart een vlam
mende protestbrief waarin zij schreven:
„Onmiskenbaar moet u gebleken zijn,
welke afkeer wij doktoren van de Artsen
kamer hebben. Gedurende de tijd, dat dit
instituut bestaat, is het steeds weer gesto
ten op de spontane weerstand der artsen,
Uit de toepassing der rassenleer, het weg
voeren van krankzinnigen en zieken en de
sterilisatie van gezonde mensen blijkt, hoe
gerechtvaardigd onze bezorgdheid was.
Desondanks tracht gij nu weer door sterke
machtsmiddelen datgene op te leggen wat
wij niet wensen en wilt gij ons onder cura
tele stellen van een kleine politieke groep
die ons vertrouwen en onze achting niet
bezit. Mocht het zover komen dat aan ons,
artsen onaanvaardbare eisen worden ge
steld, dan zou het kunnen zijn, dat wij,
ongeacht uw dreigementen, brijheid en le
ven in de waagschaal moeten stellen. De
verdere loop der dingen zal van u afhan
gen en, mijnheer de Rijkscommissaris,
daarvoor draagt u ten overstaan van het
Nederlandse volk de verantwoordelijk
heid".
Deze actie die evenals de dokterssta
king van 1942 was voorbereid door de
illegale artsenorganisatie „Medisch Con
tact" had ernstige gevolgen. De
Rijkscommissaris, die zich persoonlijk be
ledigd voelde, was woedend, liet driehon-
derdzestig artsen in Amersfoort opsluiten
en dreigde met nog hardere vergeldings
maatregelen. Huizen en inboedels van dok
toren werden in beslag genomen, zodat een
groot aantal medici het veiliger vond om
onder te duiken. Het gevolg van dit alles
was dat de medische verzorging der be
volking ernstig ontwricht werd. Daar deze
onhoudbare toestand niet kon voortduren,
zocht een groep van zeven vooraanstaande
medici contact met Seyss Inquart's „Beauf-
tragte" Harster, die er na veel heen en weer
gepraat in toestemde, de zaak als „erledigt"
te beschouwen en alle représailles onge
daan te maken. De schrijvers van de be
wuste brief moesten slechts een verklaring
ondertekenen, dat zij niet bedoeld hadden
de Rijkscommissaris te beledigen en dat
hun actie geen politieke oogmerken had.
Voorts kreeg ieder van hen een boete van
vijftig gulden en een berisping, maar daar
mee zou dan ook alles vergeten en ver
geven zijn.
Vreemd is dat de Rijkscommissaris sinds
dien zijn handen van het Medisch Front
aftrok. In Augustus 1943 verscheen het
laatste nummer van het NSB ..Artsenblad"
daarna is de beruchte Artsenkamer geluid
loos ter ziele gegaan.
HOEWEL ER ook nadien nog allerlei
strubbelingen geweest zijn, hadden de Ne
derlandse medici in principe de strijd voor
de vrye uitoefening van hun beroep ge
wonnen en dat heeft hen stellig gesterkt in
hun verdere weerstand tegen de onder
drukker. Telkens weer probeerden de nazi's
bijvoorbeeld het beroepsgeheim van de
arts aan te randen, maar even systematisch
gaven de doktoren op dit terrein niet thuis,
zoals zij ook op grote schaal de keuringen
voor de „Arbeitseinsatz" saboteerden, ge
wonde illegalen <vn geallieerde militairen
verpleegden en verborgen en niet ophiel
den luide te protesteren tegen het Duitse
wanbeheer, het wegvoeren der Joden, de
inbreuk op de zelfstandigheid van het Rode
Kruis, het nijpend tekort aan voedsel en
medicamenten en de practijken met de
slavenarbeiders. Nieuw arrestaties van
doktoren volgden, maar hun stem was niet
te smoren.
In November 1944 richtten ruim 3600
hunner opnieuw een brief aan Seyss In
quart. die onder meer de volgende pas
sage bevatte: „Wij stellen vast dat het
machtsmisbruik van de bezetter een aan
fluiting is van de uitspraken van de
Führer. Door het voortzetten van de mis
handelingen van het Nederlandse volk
verliest de bezettende macht elke aan
spraak op het respect van de mensheid."
De Rijkscommissaris reageerde ditmaal
zelfs niet.
BEHALVE AAN deze collectieve acties
hebben honderden artsen ook individueel
aan het verzet deelgenomen en daarbij
treffende staaltjes van moed, offerzin en
listigheid geleverd. Een medicus uit Haar
lem, als gevangene naar het concentratie
kamp Vught gevoerd, trof daar vele tien
tallen zieken en stervenden zonder enige
vorm van medische hulp aan. Met allerlei
listen en lagen wist hij, door de verschillen
de „Lagerführer" en hogere „Behörden"
tegen elkaar uit te spelen, van de Duitsers
een hospitaalbarak los te krijgen, waarin hij
met hulp van een tiental andere gevangen
artsen, een primitief maar efficiënt ziéken-
revier op poten zette. Samen slaaeden zij
erin met ondergrondse medewerking van
buiten af zelfs medicamenten, versterkende
middelen en een röntgenapparaat voor hun
patiënten te „organiseren". Met het resul
taat dat het sterftecijfer in kamp Vught tot
vrijwel nul gereduceerd werd.
Ook in de normale ziekenhuizen zijn vele
huzarenstukjes voor de goede zaak ten
beste gegeven. Een Haarlemse instelling
verpleegde bijvoorbeeld drie maanden lang
een geheime agente uit Engeland, die bij
haar „dropping" in de omgeving van Sant
poort ernstig gewond geraakt was en
dat ondanks het feit dat de SD haar op het
spoor was en regelmatig de ziekenhuizen
uitkamde.
In een ander Haarlems ziekenhuis werd
op een avond een KFer binnengebracht,
die bij een treffen met de Duitsers in
Haarlem-Noord een schot in zijn wang had
opgelopen. Zo was hij de Duitsers in han
den gevallen, die genadiglijk toestemming
gaven, hem ter behandeling van zijn won
den voor een nacht in het ziekenhuis te
laten opnemen onder bewaking van drie
„foute" politie-agenten. De volgende mor
gen zou de S.D. de gewonde komen ophalen
en dan wachtte hem onherroepelijk de
kogel.
Er moest dus snel gehandeld worden. De
behandelende geneesheer, die de lucht
kreeg van het plan der SD, waarschuwde
de leider van de illegaliteit. Mot hem be
raamde hij (in volledige samenwerking
met de directrice van het ziekenhuis) een
plan om de man nog dezelfde nacht te ont
voeren. En zo slopen drie KP'ers enkele
uren later door een „per abuis" niet afge
sloten zijdeur het ziekenhuis binnen, trok
ken snel de witte doktersjassen aan die
daar voor hen gereed gehangen waren en
wandelden toen rustig door de stille gan
gen naar de kamer van hun eewonde mak
ker, terwijl zij, ter camouflage van hun
ware doel, levendig converseerden over de
zware bevalling, die zij „zojuist hadden
bijgewoond"
De „bevalling" waarvoor zij in werke
lijkheid kwamen, verliep gelukkig bijzon
der vlot, want de drie tot aan de tanden
gewapende NSB'ers in het ziekenzaaltje,
toch al wat slaperig van de lange wake,
waren volkomen overdonderd toen de
pseudo-gynaecologen hun plotseling een
revolver onder de neus duwden.
In een oogwenk waren de kerels gekne
veld en hun monden met verbandgaas en
hechtpleister verzegeld. De rest van de
operatie was kinderspel en reeds een half
uur later zaten de drie kidnappers met de
ontvoerde op het hoofdkwartier van de
illegaliteit.
Nu was het nog zaak. hem snel een on
derduikadres te verschaffen. Een der artsen
zorgde ook daarvoor. Hij ging naar een van
zijn betrouwbare patiënten in de omgeving
van het Florapark, belde hem im het
holst van de nacht uit zijn bed en vroeg
op de man af, of hij, direct, en met groot
gevaar voor zijn eigen leven, een gewonere
illegale strijder zou willen herbergen.
De Floraparker antwoordde zonder aar
zeling en alsof het de gewoonste zaak van
de wereld was: „Best dokter. Moet ik ook
voor een ontbijt zorgen?"
EEN ANDER avontuur in grote stijl was
de overval der B.S. op het Huis van Be
waring in 1944, waar een door de Duitsers
opgerolde politie-verzetsgroep was inge
sloten. Een medicus uit Haarlem, comman
dant van het striidend gedeelte der B.S. in
dit gewest, ontwierp toen met zijn mede
leiders een driest plan om deze mensen te
bevrijden. De directeur van het Huis van
Bewaring stond hun alle sleutels af, op
voorwaarde dat men hem en zijn gezin zou
laten onderduiken. Een Haarlemse dominee
was daartoe bereid en nog diezelfde nacht
werd de overval uitgevoerd. De Duitse en
NSB-bewakers werden opgesloten in hun
wachtlokaal, de telefoonleiding vernield en
daarna gingen de BS-ers rustig van cel tot
cel, waar zij niet slechts de leden van de po
litie-verzetsgroep bevrijdden, maar ook alle
andere gevangenen, die om politieke rede
nen waren ingesloten. De zwarthandelaars
en de echte misdadigers liet men echter
kalmpjes zitten. Toen de Duitsers ontdek
ten welke poets hun nu weer gebakken
was. besloten zij, liever dan zich nog be
lachelijker te maken, het hele geval maar
in de doofpot te stoppen.
Om diezelfde reden moesten zij ook van
„vergeldingsmaatregelen" afzien, maar het
kost weinig fantasie zich voor te stellen,
hoe het binnenskamers gedaverd moet heb
ben van scheldpartijen en wederzijdse ver
wijten.
DEZE ENKELE, volkomen willekeurige
voorbeelden zouden met honderden nog
veel krassere staaltjes zijin aan te vullen.
Zij typeren de onverzettelijkheid en de
saamhorigheidszin die de geest van de
goede Nederlanders beheerste wanneer het
erom gang, de bezetter afbreuk te doen. De
ene mens deed dat met de wapens in de
hand. de ander door sabotage en lijdelijk
verzet en beide categorieën telden on
der hun helpers ook talrijke medici. De
onschatbare verdienste van het artsenver-
zet is echter geweest, dat het, door zijn
openlijk en moedig stelling nemen tegen
de Duitsers, ons volk telkens weer een hart
onder de riem stak, ook en vooral in de
droevige ontreddering van de laatste oor
logswinter.
HET WAS een ongewone dag voor de gijzelaars in Sint Michielsgestel. Het rooster
van alle dag was zoals gewoonlijk doorweven van geruchten en mededelingen, die
helaas wel eens zo authentiek waren, dat voor luchthartige humor nauwelijks
plaats was. Deze spanning wist een aantal gijzelaars-vrienden op zekere dag te
onderbreken met een plechtigheid, die vele gemoederen in beweging heeft gebracht.
Op Donderdag 24 Juni 1943 vermeldde het programma van de dag: „Te half twaalf
in de aula herdenking van een Nederlands musicus met musikale medewerking
van de heeren Abbing, Damsté en Bommer. Het woord zal worden gevoerd door
de heeren Wieger Bruin, Damsté en Prof. Van Groningen".
„De Bezige Bij" heeft een Nationaal Ge
denkboek het licht doen zien, dat een beeld
wil geven van tien jaar vrede, in tekst en
illustraties, met al hun beslommeringen ten
aanzien van het herstelwerk, de politieke
reconstructie in binnen- en buitenland, de
verwikkelingen op het terrein van de in
ternationale samenwerking en de proble
men van economie en cultuur. Het boek is
royaal uitgegeven en voorzien van talrijke
goede foto's, terwijl het bijdragen bevat
van minister-president dr. W. Drees, mi
nister dr. J. Zijlstra, prof. dr. W. J. M. A.
Asselbergs en mr. D. U. Stikker. Een chro
nologische samenvatting weerspiegelt de
voornaamste nationale en internationale
gebeurtenissen van 1945 tot en met 1955.
Hier en daar daalt het boek naar onze me
ning in te kleine détails af, waardoor de
totaal-indruk wat rommelig wordt. Wat
bijvoorbeeld de moord op het Engelse ge
zin door de Franse boer Gaston Dominici
in ons nationale gedenkboek te maken
heeft, wordt enigszins problematisch. Ove
rigens kan men daaruit concluderen, dat
het boek niet „met de Franse slag" is sa
mengesteld, doch door de vaardigheid en
nauwkeurigheid waarmee Paul van 't Veer
en Jurriaan Schrofer onder auspiciën van
het nationaal comité „Viering Bevrijdings
dag 5 Mei 1955" tewerk gingen, eerder té
dan onvolledig kan worden genoemd.
Het bezit van dit boek zal voor menigeen
een bron van herinnering zijn, niet alleen
nu, doch ook gedurende de komende jaren,
die de vervolgen zullen leveren op datgene
wat gedurende deze bevrijdingsjaren tot
stand kwam.
PRECIES half twaalf opende de heeT
Wieger Bruin de bijeenkomst met de
woorden: „Als voorzitter van de Kunst
kring moge ik u begroeten in deze bij
zondere bijeenkomst, te wijden aan de
herdenking van een Nederlandse kun
stenaar, van Willem Spark, diie vandaag
een eeuw geleden gestorven is.
Aanstonds wil ik de vraag beantwoor
den dde velen uwer in stilte stellen:
waarom aan het voornemen tot deze niet
onbelangrijke kampgebeurtenis geen
ruchtbaarheid is gegeven en waarom
zelfs in de aankondigingen Spark's
naam niet is genoemd.
Omdat Spark een revolutionnaire fi
guur was, van Britse afkomst, waarddor
aan het huidrig régime van ons land een
herdenking onwelgevallig is. Voor kort
in Amsterdam, is mij dan ook gebleken,
dat het Concertgebouw tot zijn
schande deze dag ongemerkt zal
laten voorbijgaan, al hangt het grote
portret, door Pieneman geschilderd, nog
op een ereplaats in de foyer. Zo zal ook
onze geknechte pers er over zwijgen.
Te meer reden is er voor ons, om in
de wonderlijke betrekkelijke vrijheid die
ons hier gelaten wordt, niét te zwijgen,
maar te getuigen van onze eerbied voor
de figuur van betekenis, die Spark voor
ons nationale muziekleven is geweest
opdat althans „ergens in Nederland" de
plicht van nationale dankbaarheid op
deze dag zal worden vervuld".
SPREKER begroette de karppleider
prof. Schermerhorn en in het bijzonder
mr. Schölvlnck als achterkleinzoon van
Spark.
Later, bij een herhaling van deze her
denking, riep de heer Wieger Bruin tot
slot van zijn rede uit:
„Wie uwer heeft Homerus gekend.,
Rembrandt, wie Beethoven? Wie kent
hen anders dan uit hun werken en door
wat over hen is medegedeeld? En leven
zij niet ten volle voor u? Zo leeft ook
Spark voor ons en zal hij blijven leven.
Wij geloven in Spark, wij weten hem
deel van ons. Voor ons is Spark een
levende werkelijkheid. Wij horen zijn
muziek, wij kunnen hem ofschoon
honderd jaren dood als levend voor
ons zien
Na deze gloedvolle rede van de heer
Wieger Bruins bleek het voor velen
zoals ons later ter ore is gekomen
een opluchting te zijn, dat dr. Onno
Damsté enige biografische bijzondier
heden over Willem Spark zou medede
len. Want hoewel de meeste deelnemers
aan deze plechtigheid zeiden stellig en
zeker van Spark te hebben gehoord en
zich herinnerden een en anicter van hem
te hebben gelezen, moesten zij soms ver
terugdenken, tot in de schooljaren, waar
wei een en ander over deze figuur zou
zijn medegedeeld. Maar niemand wilde
de ernst van deze plechtigheid verstoren
door te zeggen: wij ket/ion hem niet.
HET WAS daarom goed dat dr. Dam
sté vertelde: „William Horace Lawrence
Spark werd op de eerste diag van d'e
negentiende eeuw gebaren te Amster
dam, O.Z. Achterburgwal 13. Hij was
dé enige zoon van Henry Lawrence
Spark en Sara Lovel. Zijn naam werd
evenwel op zijn Hollands uitgesproken:
Spark. De grootvader was op jeugdige
leeftijd uit Ierland naar hier gekomen,
met een Amsterdamse getrouwd en na
de dood van zijn schoonvader eisenaar
van een bloeiende nering op de Zeedijk
geworden."
Aldus vertelde dr. Damsté verder
over Spark's afkomst en memoreerde
zijn muzikale aanleg, die hem reeds op
twaalfjarige leeftijd een aantal instru
menten deed bespelen, zoals basklarinet,
contrafagot en Engelse hoorn.
Na een mu ziek-aesthetische beschou
wing door prof. Van Groningen, was het
mr. C. J. G. M. Schölvinck, die er aan
herinnerde dat de gemeenteraad van
Amsterdam onder presidium van de
toenmalige burgemeester Vening Mei-
nesz in de zitting van 25 Juni 1893 een
parig besloot de hoofdstraat van de Con-
certgebouwbuurt, d'ie reeds in zijwegen
en parallelstraten de namen droeg van
musici als Obrecht, Palcstrina, Van
Bree, Verhulst, Valerius en anderen de
naam van de zo roemvolle Nederlander
te geven. En zo getuigt sindsdien de
Willem Sparkweg tot in lengte van da
gen van de geniale kunstenaar al moge
hij in de sindsdien verlopen decenniën
wat zijn vergeten.
De Spark-herdenking heeft veel stof
doen opwaaien. Velen waren onthutst,
anderen ontdekten weldra de grap in
het geringe verschil rr et de welbekende
Willemsparkweg te Amsterdam.
Deze historie werd in 1945 door L. J.
C. Boucher te 's Gravenhage uitgegeven
als een kleine publicatie met een be
perkte oplage, waarvan de opbrengst
was bestemd voor het Fonds de gijze
laars bekend.
laaaaMtaiaiaiaMtiaaaiiii
•aaniiaaaiaaaaaiaiaaaia
••aaaaaaaa
laaaaaaiaaaiiaaaaaaiiaiaiaf
20300000000000000000000
30000000000000000000
HET GEORGISCH bataljon 822, door de Duitsers met het
alternatief van de hongerdood gerecruteerd uit Russische krijgs
gevangenen, heeft in de laatste dagen van de bezetting van ons
land, toen de blikken van allen naar het Zuiden gericht waren,
uit een volkomen onverwachte hoek namelijk op Texel
een offensief tegen de bezetters gelanceerd. Het was heel goed
georganiseerd en het werd met een huiveringwekkende stipt
heid uitgevoerd en doorgezet, ook toen de
kansen reeds waren gekeerd en de Duitsers
hun superioriteit aantoonden met genadeloze
artilleriebeschietingen van twee kanten. De
Georgiërs hebben wel onmiddellijk getracht
deze twee batterijen in het Noorden en Zui
den te bezetten, doch daarin bleven de Duit
sers hen juist een slag voor. De felheid van
de strijd, waaraan ook door vele Texelse
jongemannen werd deelgenomen, blijkt het
duidelijkste uit een bijzonderheid van beide
partijen: er werden geen krijgsgevangenen
gemaakt. Ieder, die de tegenpartij in handen
viel, werd gedood. De verbitterde strijd heeft
vijftienhonderd mensen het leven gekost:
ruim vijfhonderd vijf tig Georgiërs naar schat
ting ongeveer achthonderd Duitsers en hon
derdzeventien burgers van Texel.
Duitse marinetroepen uit Den Helder, die
als versterkingen waren overgekomen onder
commando van de in de eerste nacht ont
vluchte bataljonscommandant Breitner, hebben het eiland be
zet gehouden, totdat zij het op 20 Mei gedwee voor de Cana
dezen ontruimden. Ondanks het feit, dat de capitulatie der
Duitsers in Nederland op 5 Mei had plaats gehad en sindsdien
overal in de door de jongste strijd gehavende dorpen de vlaggen
uithingen, hadden zij er nog wekenlang rondgemarcheerd onder
het zingen van krijgshaftige iederen. Maar de bevrijding be
tekende ook de bevrijding van 235 Georgiërs, die de strijd heb
ben overleefd en sindsdien in holen in de grond hebben geleefd
of verstopt in boerderijen en woningen van de Texelaren, die
daarmee hun levens riskeerden. Het staat thans vrijwel vast,
dat deze Georgiërs in het bijzonder door deze opstand door de
regering van de Sovjet-Unie volkomen gerehabiliteerd zijn.
Nederlanders, die na de oorlog in staat zijn geweest enige
Sovjet-republieken en ook Georgië te bezoeken, hebben enigen
hunner ontmoet en in een bibliotheek te Tiflis een boek aan
getroffen, dat over deze opstand handelt.
Een van de Georgiërs, die in
Zandvoort waren.
De onmiddellijke aanleiding tot de opstand was de aanzegging
aan het bataljon, dat in de bunkers aan de kust gelegerd was,
van een overplaatsing met nieuwe bestemming. Kapitein Lo-
ladse Schalwa, aan wie de leiding van de achthonderd Geor
giërs van het bataljon was opgedragen (er zaten ook vier
honderd Duitsers in) kreeg het vermoeden dat hij en zijn
mannen tegen de geallieerden zouden worden ingezet. Nog die
zelfde nacht werd het plan van de opstand,
dat overigens al maandenlang voorbereid
was, uitgevoerd. Het werd een bloedbad in
de bunkers: tweehonderd Duitsers werden in
hun slaap omgebracht.
Met deze opstand, die zo'n verschrikkelijk
verloop had, leverden deze Georgiërs, dus
wel een proeve van' hun bereidheid om als
„vrijwilliger" in het Duitse leger te dienen.
Voor die keus waren zij als krijgsgevangenen
gesteld: de hongerdood sterven of als vrij
willigers dienst nemen. Dat maakt al heel
duidelijk hoeveel waarde er aan dat woord
„vrijwilligers" moest worden toegekend. Het
bataljon heeft eerst in Dax ten Zuiden van
Bordeaux gelegen, waar reeds contact met
de Maquis was gezocht. Daarna werd het
naar Zandvoort overgeplaatst. Ook in deze
omgeving ontstond een levendig contact met
de illegaliteit, nadat een paar mannen van
„De Patriot" de Georgiërs ontmoet hadden.
Zij brachten de verbinding tot stand met de overwegend com
munistische Raad van Verzet en er volgden verscheidene bij
eenkomsten van Georgiërs en Nederlandse verzetsstrijders op
een kamer boven het toenmalige café „Tavenu" op de hoek
van de Kruisweg en de Parklaan in Haarlem. Deze bespre
kingen leidden tot de verspreiding van een gestencild blad in
de Georgische taal, waaruit men een gedeelte als opschrift
boven dit artikel vindt. Voorts werd de ondergrondse door
hen van wapens voorzien. En waar men in die periode van de
bezetting een geallieerde landing aan de Nederlandse kust niet
zo onwaarschijnlijk mocht achten, werden verscheidene bood
schappen met Londen uitgewisseld die er onder meer toe leid
den, dat bij Zandvoort hele mijnenvelden werden opgeruimd
zonder dat de Duitsers er achter kwamen! Op 6 Februari volgde
toen de overplaatsing naar Texel. Voor de illegaliteit in Haarlem
en omgeving was het bericht van de opstand op Texel dus niet
zo'n grote verrassing, want men kende de geest van deze mannen.
„Zet alle geschillen opzij en weest eens
gezind, want onthoudt, dat het gaat om het
behoud en het heil van het Koninkrijk,"
aldus sprak Koningin Wilhelmina op 24
Mei 1940 voor de B.B.C.
„Een volk, dat over levenskracht en een
vasten wil beschikt," zeide H. M. de
Koningin op 12 September 1940 voor Radio
Oranje, „kan niet zonder meer door wapen
geweld worden ten onder gebracht.Als
een eendrachtig aaneengesloten volk door
staan wij de beproeving."
De Rijksgenoten in het toenmalige Neder-
lands-Indië kregen een bemoedigend woord
in de toespraak van 10 Mei 1943: „Ons ge
loof dat Nederland onsterfelijk is en door
alle eeuwen heen zal leven, dat het zal
opstaan, vrij, herboren, dat Nederlands-
Indië, dat ons gehele Rijk zal herrijzen,
hechter aaneengesloten dan ooit tevoren."
Er was ook nog een andere samenwerking
waarop H. M. de Koningin doelde, namelijk
in haar rede voor Radio Oranje op 23
November 1943: „Sedert ik het laatst tot
u sprak, heeft onze oorlogsvoering veel
successen te boeken gehad, doch wellicht
nog belangrijker dan dat, is de totstand
koming van de samenwerking in Moskou
voor de verdere oorlogsvoering en, na de
behaalde eindoverwinning voor het vredes-
tijdperk, dat daar op volgen zal."
Een jaar voor de bevrijding, op 9 Mei
1944 zeide H. M. de Koningin voor Radio
Oranje over degenen, die de arbeid voort
zetten van hen die heengingen „hun
trouw aan het vaderland en naastenliefde
heeft hen allen in den schoonsten zin des
woords tot edelen gemaakt."
Half December 1940 zou prof. dr. J.
Huizinga voor de leden van Civitas Acade
mica een rede uitspreken, die hij wel op
schrift had gesteld, doch nimmer heeft ge
houden, omdat op 27 November 1940 de
Leidse Universiteit door de bezetter ge
sloten werd. In het manuscript voor deze
rede „Hoe bepaalt de geschiedenis het
heden?" schreef de hooggeleerde: „Ik kan
niet nalaten hier even een zijpad van mijn
betoog in te slaan, waarmee ik de meesten
onder u zal ontstemmen. Het is wel eens
goed, door een betoog even ontstemd te
worden. Ik pleeg voor mjj zelf een klein
aantal geestesgesteldheden, die voortdurend
de beschaving in het algemeen en in het
bijzonder de jeugd van heden met zekere
gevaren bedreigen, te betitelen als de vier
of vijf fontes errorum, bronnen van dwa
ling. De rij luidt als volgt: 1. Het nieuwe
is altijd beter dan het oude; 2. Verandering
is altijd beter dan behoud; 3. Organisatie is
altijd beter dan persoonlijk behandeling;
4. Het algemene is altijd gewichtiger dan
het bijzondere; 5. De jongeren zijn altijd
wijzer dan de ouderen."
Een universiteitsvoordracht uit dezelfde
dagen die wél werd uitgesproken was van
prof. dr. Jan Romein. Hij hield deze op
Woensdag 13 November 1940 in de Aula
van de Universiteit van Amsterdam op uit
nodiging van de Contactcommissie van
Amsterdamse Studentenverenigingen. Op
merkelijk is zijn woord. „Europa zal fede
ratief zijn of niet zijn en de gedachte der
federatie is slechts een toepassing van die
der zichzelf beperkende vrijheid èn ver
draagzaamheid tegenover anderer vrij
heidDe verdraagzaamheid immers is,
in laatste aanleg, niets anders dan de
erkenning der verscheidenheid, die het
kenmerk van alle natuur en van alle crea
tuur is." De hoogleraar herinnert elders in
deze rede aan de tegenstellingen tussen een
Groen, een Kuyper, een Savornin Lohman,
een Thijm, een Schaepman, een Nolens en
zeker ook een Domela Nieuwenhuis en
Troelstra. Hoe groot deze tegenstellingen
ook waren „en wel moesten zijn ook, bij
dit Nederlandse liberalisme ging het zeker
niet uitsluitend meer om een politieke,
maar om een nationale kleur."
Enkele dagen vóór de 10de Mei 1940
werd het laatste vel afgedrukt van een
boek: „Nederland Erfdeel en Taak." Prof.
J. van Gelderen, prof. P. Geyl, prof. Krae-
mer, prof. Sassen en prof. Van Schelven
schreven beschouwingen, die voornamelijk
dienden voor de gemobiliseerde soldaat.
Dat was na 10 Mei niet meer nodig, maar
toen het boek aan het einde van de oorlog
uitkwam, begrepen we toch, dat „voorlich
ting omtrent ons nationaal erf en onze
nationale taak," zoals Z.K.H. Prins Bern-
hard in het voorwoord schreef, nog zeer op
zijn plaats was.
In 1945 was voor de Duitsers
de tijd van gaan gekomen
Tussen bezetting en bevrijding.
Slechts enige toevallige voorbijgan
gers en enkele door hun ambt daar
toe verplichten hebben op 15 Mei de
aankomst der bezetters op de Grote
Markt gadegeslagen (foto links). Hun
aftocht vijf jaar later, was overigens
aanzienlijk bescheidener en in de
tractievorm hunner voertuigen heeft
zich ook een opvallende verandering
voltrokken (rechts). Daartussen ligt
de joyeuze entree der bevrijders, zo
dat de vertrekkenden toch ook nog
een vrolijke herinnering aan Neder*
land mee naar huis namen.