Utaaïdeti Over huzarenstukjes en illegale „operaties"! HERDENKING IN GESTEL VAN WILLEM SPARK TIEN JAAR VREDE WOENSDAG 4 MEI 1955 12 PROTESTBRIEF EEN VLOTTE BEVALLING OVERVAL IN GEVANGENIS SAAMHORIGHEIDSZIN Nationaal Gedenkboek Een achterkleinzoon In eenvoud geboren Een gering verschil UIT BEWOGEN JAREN Prof.J. Hui zin ga Prof. Jan Romein Mei was een maand van komen en gaan EEN GROEP van Nederlanders, die zich vrijwel immuun ge toond heeft voor het Duitse propagandagif. was die der medici. Natuurlijk waren er ook onder hen twij felaars en „verkeer den", maar die waren gering in aantal en hehben nooit enige afbreuk kunnen doen aan het voorbeeidiee gedrag van de medi sche professie als ge heel. Want hoe de nazi's ook fleemden of dreigden, de dok ters van Nederland bleven volharden in vastberaden, princi pieel verzet tegen de onderdrukker, de ge hele oorlog door. Trouw aan hun eed en hun beroepsethiek hebben zij zelfs in de moeilijkste uren van de bezettingstijd hard nekkig geweigerd te marchanderen mpt hun geweten en hun verantwoordelijkheid jegens land en volk, met het gevolg dat de Duitsers het individuele verzet »och de collectieve weerstand der artsen ooit heb ben kunnen breken. Dat bleek al toen het Medisch Front der N.S.B. in 1941 op last van de Rijkscommis saris zün eerste poging deed om de artsen organisatie de Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst te tor pederen. Daarvoor in de plaats zou de po litieke .Artsenkamer" op nationaal-socia- listische grondslag gesteld worden, maar door de vrijwel unanieme afwijzing der doktoren mislukte dit in eerste aanleg vol komen. In de loop van 1943 probeerde Seyss Inquart opnieuw en nu onder dwang de Artsenkamer erdoor te drijven, waarbü de weigerachtige medici met hoge boeten en nog erger dingen bedreigd werden. Het enige resultaat was dat ruim zesduizend artsen in naam de practijk neerlegden, de naambordjes van hun huizen verwijderden of het woord arts daarop overplakten. Binnen enkele dagen was er in Nederland vrijwel geen doktershuis meer te vinden dat niet de kentekenen droeg van dit ver zet tegen de nazi-terreur. Daarmee was de strijd der artsen in het licht der openbaar heid getreden en al verliep de zoge naamde „doktersstaking" snel (zogenaamd, want de behandeling der patiënten ging normaal door), het prestige van de Artsen kamer kreeg een ernstige schok. En zo ge ïmponeerd waren de Duitsers door deze massale demonstratie, dat zij zelfs geen représailles durfden te nemen. NOG TWEEMAAL hebben het Rijks commissariaat en zijn NSB-helpers gepro beerd, de artsen klein te krijgen, doch het is him ook toen niet gelukt. Op 23 Juni 1943 stuurden duizenden doktoren uit alle delen des lands Seyss Inquart een vlam mende protestbrief waarin zij schreven: „Onmiskenbaar moet u gebleken zijn, welke afkeer wij doktoren van de Artsen kamer hebben. Gedurende de tijd, dat dit instituut bestaat, is het steeds weer gesto ten op de spontane weerstand der artsen, Uit de toepassing der rassenleer, het weg voeren van krankzinnigen en zieken en de sterilisatie van gezonde mensen blijkt, hoe gerechtvaardigd onze bezorgdheid was. Desondanks tracht gij nu weer door sterke machtsmiddelen datgene op te leggen wat wij niet wensen en wilt gij ons onder cura tele stellen van een kleine politieke groep die ons vertrouwen en onze achting niet bezit. Mocht het zover komen dat aan ons, artsen onaanvaardbare eisen worden ge steld, dan zou het kunnen zijn, dat wij, ongeacht uw dreigementen, brijheid en le ven in de waagschaal moeten stellen. De verdere loop der dingen zal van u afhan gen en, mijnheer de Rijkscommissaris, daarvoor draagt u ten overstaan van het Nederlandse volk de verantwoordelijk heid". Deze actie die evenals de dokterssta king van 1942 was voorbereid door de illegale artsenorganisatie „Medisch Con tact" had ernstige gevolgen. De Rijkscommissaris, die zich persoonlijk be ledigd voelde, was woedend, liet driehon- derdzestig artsen in Amersfoort opsluiten en dreigde met nog hardere vergeldings maatregelen. Huizen en inboedels van dok toren werden in beslag genomen, zodat een groot aantal medici het veiliger vond om onder te duiken. Het gevolg van dit alles was dat de medische verzorging der be volking ernstig ontwricht werd. Daar deze onhoudbare toestand niet kon voortduren, zocht een groep van zeven vooraanstaande medici contact met Seyss Inquart's „Beauf- tragte" Harster, die er na veel heen en weer gepraat in toestemde, de zaak als „erledigt" te beschouwen en alle représailles onge daan te maken. De schrijvers van de be wuste brief moesten slechts een verklaring ondertekenen, dat zij niet bedoeld hadden de Rijkscommissaris te beledigen en dat hun actie geen politieke oogmerken had. Voorts kreeg ieder van hen een boete van vijftig gulden en een berisping, maar daar mee zou dan ook alles vergeten en ver geven zijn. Vreemd is dat de Rijkscommissaris sinds dien zijn handen van het Medisch Front aftrok. In Augustus 1943 verscheen het laatste nummer van het NSB ..Artsenblad" daarna is de beruchte Artsenkamer geluid loos ter ziele gegaan. HOEWEL ER ook nadien nog allerlei strubbelingen geweest zijn, hadden de Ne derlandse medici in principe de strijd voor de vrye uitoefening van hun beroep ge wonnen en dat heeft hen stellig gesterkt in hun verdere weerstand tegen de onder drukker. Telkens weer probeerden de nazi's bijvoorbeeld het beroepsgeheim van de arts aan te randen, maar even systematisch gaven de doktoren op dit terrein niet thuis, zoals zij ook op grote schaal de keuringen voor de „Arbeitseinsatz" saboteerden, ge wonde illegalen <vn geallieerde militairen verpleegden en verborgen en niet ophiel den luide te protesteren tegen het Duitse wanbeheer, het wegvoeren der Joden, de inbreuk op de zelfstandigheid van het Rode Kruis, het nijpend tekort aan voedsel en medicamenten en de practijken met de slavenarbeiders. Nieuw arrestaties van doktoren volgden, maar hun stem was niet te smoren. In November 1944 richtten ruim 3600 hunner opnieuw een brief aan Seyss In quart. die onder meer de volgende pas sage bevatte: „Wij stellen vast dat het machtsmisbruik van de bezetter een aan fluiting is van de uitspraken van de Führer. Door het voortzetten van de mis handelingen van het Nederlandse volk verliest de bezettende macht elke aan spraak op het respect van de mensheid." De Rijkscommissaris reageerde ditmaal zelfs niet. BEHALVE AAN deze collectieve acties hebben honderden artsen ook individueel aan het verzet deelgenomen en daarbij treffende staaltjes van moed, offerzin en listigheid geleverd. Een medicus uit Haar lem, als gevangene naar het concentratie kamp Vught gevoerd, trof daar vele tien tallen zieken en stervenden zonder enige vorm van medische hulp aan. Met allerlei listen en lagen wist hij, door de verschillen de „Lagerführer" en hogere „Behörden" tegen elkaar uit te spelen, van de Duitsers een hospitaalbarak los te krijgen, waarin hij met hulp van een tiental andere gevangen artsen, een primitief maar efficiënt ziéken- revier op poten zette. Samen slaaeden zij erin met ondergrondse medewerking van buiten af zelfs medicamenten, versterkende middelen en een röntgenapparaat voor hun patiënten te „organiseren". Met het resul taat dat het sterftecijfer in kamp Vught tot vrijwel nul gereduceerd werd. Ook in de normale ziekenhuizen zijn vele huzarenstukjes voor de goede zaak ten beste gegeven. Een Haarlemse instelling verpleegde bijvoorbeeld drie maanden lang een geheime agente uit Engeland, die bij haar „dropping" in de omgeving van Sant poort ernstig gewond geraakt was en dat ondanks het feit dat de SD haar op het spoor was en regelmatig de ziekenhuizen uitkamde. In een ander Haarlems ziekenhuis werd op een avond een KFer binnengebracht, die bij een treffen met de Duitsers in Haarlem-Noord een schot in zijn wang had opgelopen. Zo was hij de Duitsers in han den gevallen, die genadiglijk toestemming gaven, hem ter behandeling van zijn won den voor een nacht in het ziekenhuis te laten opnemen onder bewaking van drie „foute" politie-agenten. De volgende mor gen zou de S.D. de gewonde komen ophalen en dan wachtte hem onherroepelijk de kogel. Er moest dus snel gehandeld worden. De behandelende geneesheer, die de lucht kreeg van het plan der SD, waarschuwde de leider van de illegaliteit. Mot hem be raamde hij (in volledige samenwerking met de directrice van het ziekenhuis) een plan om de man nog dezelfde nacht te ont voeren. En zo slopen drie KP'ers enkele uren later door een „per abuis" niet afge sloten zijdeur het ziekenhuis binnen, trok ken snel de witte doktersjassen aan die daar voor hen gereed gehangen waren en wandelden toen rustig door de stille gan gen naar de kamer van hun eewonde mak ker, terwijl zij, ter camouflage van hun ware doel, levendig converseerden over de zware bevalling, die zij „zojuist hadden bijgewoond" De „bevalling" waarvoor zij in werke lijkheid kwamen, verliep gelukkig bijzon der vlot, want de drie tot aan de tanden gewapende NSB'ers in het ziekenzaaltje, toch al wat slaperig van de lange wake, waren volkomen overdonderd toen de pseudo-gynaecologen hun plotseling een revolver onder de neus duwden. In een oogwenk waren de kerels gekne veld en hun monden met verbandgaas en hechtpleister verzegeld. De rest van de operatie was kinderspel en reeds een half uur later zaten de drie kidnappers met de ontvoerde op het hoofdkwartier van de illegaliteit. Nu was het nog zaak. hem snel een on derduikadres te verschaffen. Een der artsen zorgde ook daarvoor. Hij ging naar een van zijn betrouwbare patiënten in de omgeving van het Florapark, belde hem im het holst van de nacht uit zijn bed en vroeg op de man af, of hij, direct, en met groot gevaar voor zijn eigen leven, een gewonere illegale strijder zou willen herbergen. De Floraparker antwoordde zonder aar zeling en alsof het de gewoonste zaak van de wereld was: „Best dokter. Moet ik ook voor een ontbijt zorgen?" EEN ANDER avontuur in grote stijl was de overval der B.S. op het Huis van Be waring in 1944, waar een door de Duitsers opgerolde politie-verzetsgroep was inge sloten. Een medicus uit Haarlem, comman dant van het striidend gedeelte der B.S. in dit gewest, ontwierp toen met zijn mede leiders een driest plan om deze mensen te bevrijden. De directeur van het Huis van Bewaring stond hun alle sleutels af, op voorwaarde dat men hem en zijn gezin zou laten onderduiken. Een Haarlemse dominee was daartoe bereid en nog diezelfde nacht werd de overval uitgevoerd. De Duitse en NSB-bewakers werden opgesloten in hun wachtlokaal, de telefoonleiding vernield en daarna gingen de BS-ers rustig van cel tot cel, waar zij niet slechts de leden van de po litie-verzetsgroep bevrijdden, maar ook alle andere gevangenen, die om politieke rede nen waren ingesloten. De zwarthandelaars en de echte misdadigers liet men echter kalmpjes zitten. Toen de Duitsers ontdek ten welke poets hun nu weer gebakken was. besloten zij, liever dan zich nog be lachelijker te maken, het hele geval maar in de doofpot te stoppen. Om diezelfde reden moesten zij ook van „vergeldingsmaatregelen" afzien, maar het kost weinig fantasie zich voor te stellen, hoe het binnenskamers gedaverd moet heb ben van scheldpartijen en wederzijdse ver wijten. DEZE ENKELE, volkomen willekeurige voorbeelden zouden met honderden nog veel krassere staaltjes zijin aan te vullen. Zij typeren de onverzettelijkheid en de saamhorigheidszin die de geest van de goede Nederlanders beheerste wanneer het erom gang, de bezetter afbreuk te doen. De ene mens deed dat met de wapens in de hand. de ander door sabotage en lijdelijk verzet en beide categorieën telden on der hun helpers ook talrijke medici. De onschatbare verdienste van het artsenver- zet is echter geweest, dat het, door zijn openlijk en moedig stelling nemen tegen de Duitsers, ons volk telkens weer een hart onder de riem stak, ook en vooral in de droevige ontreddering van de laatste oor logswinter. HET WAS een ongewone dag voor de gijzelaars in Sint Michielsgestel. Het rooster van alle dag was zoals gewoonlijk doorweven van geruchten en mededelingen, die helaas wel eens zo authentiek waren, dat voor luchthartige humor nauwelijks plaats was. Deze spanning wist een aantal gijzelaars-vrienden op zekere dag te onderbreken met een plechtigheid, die vele gemoederen in beweging heeft gebracht. Op Donderdag 24 Juni 1943 vermeldde het programma van de dag: „Te half twaalf in de aula herdenking van een Nederlands musicus met musikale medewerking van de heeren Abbing, Damsté en Bommer. Het woord zal worden gevoerd door de heeren Wieger Bruin, Damsté en Prof. Van Groningen". „De Bezige Bij" heeft een Nationaal Ge denkboek het licht doen zien, dat een beeld wil geven van tien jaar vrede, in tekst en illustraties, met al hun beslommeringen ten aanzien van het herstelwerk, de politieke reconstructie in binnen- en buitenland, de verwikkelingen op het terrein van de in ternationale samenwerking en de proble men van economie en cultuur. Het boek is royaal uitgegeven en voorzien van talrijke goede foto's, terwijl het bijdragen bevat van minister-president dr. W. Drees, mi nister dr. J. Zijlstra, prof. dr. W. J. M. A. Asselbergs en mr. D. U. Stikker. Een chro nologische samenvatting weerspiegelt de voornaamste nationale en internationale gebeurtenissen van 1945 tot en met 1955. Hier en daar daalt het boek naar onze me ning in te kleine détails af, waardoor de totaal-indruk wat rommelig wordt. Wat bijvoorbeeld de moord op het Engelse ge zin door de Franse boer Gaston Dominici in ons nationale gedenkboek te maken heeft, wordt enigszins problematisch. Ove rigens kan men daaruit concluderen, dat het boek niet „met de Franse slag" is sa mengesteld, doch door de vaardigheid en nauwkeurigheid waarmee Paul van 't Veer en Jurriaan Schrofer onder auspiciën van het nationaal comité „Viering Bevrijdings dag 5 Mei 1955" tewerk gingen, eerder té dan onvolledig kan worden genoemd. Het bezit van dit boek zal voor menigeen een bron van herinnering zijn, niet alleen nu, doch ook gedurende de komende jaren, die de vervolgen zullen leveren op datgene wat gedurende deze bevrijdingsjaren tot stand kwam. PRECIES half twaalf opende de heeT Wieger Bruin de bijeenkomst met de woorden: „Als voorzitter van de Kunst kring moge ik u begroeten in deze bij zondere bijeenkomst, te wijden aan de herdenking van een Nederlandse kun stenaar, van Willem Spark, diie vandaag een eeuw geleden gestorven is. Aanstonds wil ik de vraag beantwoor den dde velen uwer in stilte stellen: waarom aan het voornemen tot deze niet onbelangrijke kampgebeurtenis geen ruchtbaarheid is gegeven en waarom zelfs in de aankondigingen Spark's naam niet is genoemd. Omdat Spark een revolutionnaire fi guur was, van Britse afkomst, waarddor aan het huidrig régime van ons land een herdenking onwelgevallig is. Voor kort in Amsterdam, is mij dan ook gebleken, dat het Concertgebouw tot zijn schande deze dag ongemerkt zal laten voorbijgaan, al hangt het grote portret, door Pieneman geschilderd, nog op een ereplaats in de foyer. Zo zal ook onze geknechte pers er over zwijgen. Te meer reden is er voor ons, om in de wonderlijke betrekkelijke vrijheid die ons hier gelaten wordt, niét te zwijgen, maar te getuigen van onze eerbied voor de figuur van betekenis, die Spark voor ons nationale muziekleven is geweest opdat althans „ergens in Nederland" de plicht van nationale dankbaarheid op deze dag zal worden vervuld". SPREKER begroette de karppleider prof. Schermerhorn en in het bijzonder mr. Schölvlnck als achterkleinzoon van Spark. Later, bij een herhaling van deze her denking, riep de heer Wieger Bruin tot slot van zijn rede uit: „Wie uwer heeft Homerus gekend., Rembrandt, wie Beethoven? Wie kent hen anders dan uit hun werken en door wat over hen is medegedeeld? En leven zij niet ten volle voor u? Zo leeft ook Spark voor ons en zal hij blijven leven. Wij geloven in Spark, wij weten hem deel van ons. Voor ons is Spark een levende werkelijkheid. Wij horen zijn muziek, wij kunnen hem ofschoon honderd jaren dood als levend voor ons zien Na deze gloedvolle rede van de heer Wieger Bruins bleek het voor velen zoals ons later ter ore is gekomen een opluchting te zijn, dat dr. Onno Damsté enige biografische bijzondier heden over Willem Spark zou medede len. Want hoewel de meeste deelnemers aan deze plechtigheid zeiden stellig en zeker van Spark te hebben gehoord en zich herinnerden een en anicter van hem te hebben gelezen, moesten zij soms ver terugdenken, tot in de schooljaren, waar wei een en ander over deze figuur zou zijn medegedeeld. Maar niemand wilde de ernst van deze plechtigheid verstoren door te zeggen: wij ket/ion hem niet. HET WAS daarom goed dat dr. Dam sté vertelde: „William Horace Lawrence Spark werd op de eerste diag van d'e negentiende eeuw gebaren te Amster dam, O.Z. Achterburgwal 13. Hij was dé enige zoon van Henry Lawrence Spark en Sara Lovel. Zijn naam werd evenwel op zijn Hollands uitgesproken: Spark. De grootvader was op jeugdige leeftijd uit Ierland naar hier gekomen, met een Amsterdamse getrouwd en na de dood van zijn schoonvader eisenaar van een bloeiende nering op de Zeedijk geworden." Aldus vertelde dr. Damsté verder over Spark's afkomst en memoreerde zijn muzikale aanleg, die hem reeds op twaalfjarige leeftijd een aantal instru menten deed bespelen, zoals basklarinet, contrafagot en Engelse hoorn. Na een mu ziek-aesthetische beschou wing door prof. Van Groningen, was het mr. C. J. G. M. Schölvinck, die er aan herinnerde dat de gemeenteraad van Amsterdam onder presidium van de toenmalige burgemeester Vening Mei- nesz in de zitting van 25 Juni 1893 een parig besloot de hoofdstraat van de Con- certgebouwbuurt, d'ie reeds in zijwegen en parallelstraten de namen droeg van musici als Obrecht, Palcstrina, Van Bree, Verhulst, Valerius en anderen de naam van de zo roemvolle Nederlander te geven. En zo getuigt sindsdien de Willem Sparkweg tot in lengte van da gen van de geniale kunstenaar al moge hij in de sindsdien verlopen decenniën wat zijn vergeten. De Spark-herdenking heeft veel stof doen opwaaien. Velen waren onthutst, anderen ontdekten weldra de grap in het geringe verschil rr et de welbekende Willemsparkweg te Amsterdam. Deze historie werd in 1945 door L. J. C. Boucher te 's Gravenhage uitgegeven als een kleine publicatie met een be perkte oplage, waarvan de opbrengst was bestemd voor het Fonds de gijze laars bekend. laaaaMtaiaiaiaMtiaaaiiii •aaniiaaaiaaaaaiaiaaaia ••aaaaaaaa laaaaaaiaaaiiaaaaaaiiaiaiaf 20300000000000000000000 30000000000000000000 HET GEORGISCH bataljon 822, door de Duitsers met het alternatief van de hongerdood gerecruteerd uit Russische krijgs gevangenen, heeft in de laatste dagen van de bezetting van ons land, toen de blikken van allen naar het Zuiden gericht waren, uit een volkomen onverwachte hoek namelijk op Texel een offensief tegen de bezetters gelanceerd. Het was heel goed georganiseerd en het werd met een huiveringwekkende stipt heid uitgevoerd en doorgezet, ook toen de kansen reeds waren gekeerd en de Duitsers hun superioriteit aantoonden met genadeloze artilleriebeschietingen van twee kanten. De Georgiërs hebben wel onmiddellijk getracht deze twee batterijen in het Noorden en Zui den te bezetten, doch daarin bleven de Duit sers hen juist een slag voor. De felheid van de strijd, waaraan ook door vele Texelse jongemannen werd deelgenomen, blijkt het duidelijkste uit een bijzonderheid van beide partijen: er werden geen krijgsgevangenen gemaakt. Ieder, die de tegenpartij in handen viel, werd gedood. De verbitterde strijd heeft vijftienhonderd mensen het leven gekost: ruim vijfhonderd vijf tig Georgiërs naar schat ting ongeveer achthonderd Duitsers en hon derdzeventien burgers van Texel. Duitse marinetroepen uit Den Helder, die als versterkingen waren overgekomen onder commando van de in de eerste nacht ont vluchte bataljonscommandant Breitner, hebben het eiland be zet gehouden, totdat zij het op 20 Mei gedwee voor de Cana dezen ontruimden. Ondanks het feit, dat de capitulatie der Duitsers in Nederland op 5 Mei had plaats gehad en sindsdien overal in de door de jongste strijd gehavende dorpen de vlaggen uithingen, hadden zij er nog wekenlang rondgemarcheerd onder het zingen van krijgshaftige iederen. Maar de bevrijding be tekende ook de bevrijding van 235 Georgiërs, die de strijd heb ben overleefd en sindsdien in holen in de grond hebben geleefd of verstopt in boerderijen en woningen van de Texelaren, die daarmee hun levens riskeerden. Het staat thans vrijwel vast, dat deze Georgiërs in het bijzonder door deze opstand door de regering van de Sovjet-Unie volkomen gerehabiliteerd zijn. Nederlanders, die na de oorlog in staat zijn geweest enige Sovjet-republieken en ook Georgië te bezoeken, hebben enigen hunner ontmoet en in een bibliotheek te Tiflis een boek aan getroffen, dat over deze opstand handelt. Een van de Georgiërs, die in Zandvoort waren. De onmiddellijke aanleiding tot de opstand was de aanzegging aan het bataljon, dat in de bunkers aan de kust gelegerd was, van een overplaatsing met nieuwe bestemming. Kapitein Lo- ladse Schalwa, aan wie de leiding van de achthonderd Geor giërs van het bataljon was opgedragen (er zaten ook vier honderd Duitsers in) kreeg het vermoeden dat hij en zijn mannen tegen de geallieerden zouden worden ingezet. Nog die zelfde nacht werd het plan van de opstand, dat overigens al maandenlang voorbereid was, uitgevoerd. Het werd een bloedbad in de bunkers: tweehonderd Duitsers werden in hun slaap omgebracht. Met deze opstand, die zo'n verschrikkelijk verloop had, leverden deze Georgiërs, dus wel een proeve van' hun bereidheid om als „vrijwilliger" in het Duitse leger te dienen. Voor die keus waren zij als krijgsgevangenen gesteld: de hongerdood sterven of als vrij willigers dienst nemen. Dat maakt al heel duidelijk hoeveel waarde er aan dat woord „vrijwilligers" moest worden toegekend. Het bataljon heeft eerst in Dax ten Zuiden van Bordeaux gelegen, waar reeds contact met de Maquis was gezocht. Daarna werd het naar Zandvoort overgeplaatst. Ook in deze omgeving ontstond een levendig contact met de illegaliteit, nadat een paar mannen van „De Patriot" de Georgiërs ontmoet hadden. Zij brachten de verbinding tot stand met de overwegend com munistische Raad van Verzet en er volgden verscheidene bij eenkomsten van Georgiërs en Nederlandse verzetsstrijders op een kamer boven het toenmalige café „Tavenu" op de hoek van de Kruisweg en de Parklaan in Haarlem. Deze bespre kingen leidden tot de verspreiding van een gestencild blad in de Georgische taal, waaruit men een gedeelte als opschrift boven dit artikel vindt. Voorts werd de ondergrondse door hen van wapens voorzien. En waar men in die periode van de bezetting een geallieerde landing aan de Nederlandse kust niet zo onwaarschijnlijk mocht achten, werden verscheidene bood schappen met Londen uitgewisseld die er onder meer toe leid den, dat bij Zandvoort hele mijnenvelden werden opgeruimd zonder dat de Duitsers er achter kwamen! Op 6 Februari volgde toen de overplaatsing naar Texel. Voor de illegaliteit in Haarlem en omgeving was het bericht van de opstand op Texel dus niet zo'n grote verrassing, want men kende de geest van deze mannen. „Zet alle geschillen opzij en weest eens gezind, want onthoudt, dat het gaat om het behoud en het heil van het Koninkrijk," aldus sprak Koningin Wilhelmina op 24 Mei 1940 voor de B.B.C. „Een volk, dat over levenskracht en een vasten wil beschikt," zeide H. M. de Koningin op 12 September 1940 voor Radio Oranje, „kan niet zonder meer door wapen geweld worden ten onder gebracht.Als een eendrachtig aaneengesloten volk door staan wij de beproeving." De Rijksgenoten in het toenmalige Neder- lands-Indië kregen een bemoedigend woord in de toespraak van 10 Mei 1943: „Ons ge loof dat Nederland onsterfelijk is en door alle eeuwen heen zal leven, dat het zal opstaan, vrij, herboren, dat Nederlands- Indië, dat ons gehele Rijk zal herrijzen, hechter aaneengesloten dan ooit tevoren." Er was ook nog een andere samenwerking waarop H. M. de Koningin doelde, namelijk in haar rede voor Radio Oranje op 23 November 1943: „Sedert ik het laatst tot u sprak, heeft onze oorlogsvoering veel successen te boeken gehad, doch wellicht nog belangrijker dan dat, is de totstand koming van de samenwerking in Moskou voor de verdere oorlogsvoering en, na de behaalde eindoverwinning voor het vredes- tijdperk, dat daar op volgen zal." Een jaar voor de bevrijding, op 9 Mei 1944 zeide H. M. de Koningin voor Radio Oranje over degenen, die de arbeid voort zetten van hen die heengingen „hun trouw aan het vaderland en naastenliefde heeft hen allen in den schoonsten zin des woords tot edelen gemaakt." Half December 1940 zou prof. dr. J. Huizinga voor de leden van Civitas Acade mica een rede uitspreken, die hij wel op schrift had gesteld, doch nimmer heeft ge houden, omdat op 27 November 1940 de Leidse Universiteit door de bezetter ge sloten werd. In het manuscript voor deze rede „Hoe bepaalt de geschiedenis het heden?" schreef de hooggeleerde: „Ik kan niet nalaten hier even een zijpad van mijn betoog in te slaan, waarmee ik de meesten onder u zal ontstemmen. Het is wel eens goed, door een betoog even ontstemd te worden. Ik pleeg voor mjj zelf een klein aantal geestesgesteldheden, die voortdurend de beschaving in het algemeen en in het bijzonder de jeugd van heden met zekere gevaren bedreigen, te betitelen als de vier of vijf fontes errorum, bronnen van dwa ling. De rij luidt als volgt: 1. Het nieuwe is altijd beter dan het oude; 2. Verandering is altijd beter dan behoud; 3. Organisatie is altijd beter dan persoonlijk behandeling; 4. Het algemene is altijd gewichtiger dan het bijzondere; 5. De jongeren zijn altijd wijzer dan de ouderen." Een universiteitsvoordracht uit dezelfde dagen die wél werd uitgesproken was van prof. dr. Jan Romein. Hij hield deze op Woensdag 13 November 1940 in de Aula van de Universiteit van Amsterdam op uit nodiging van de Contactcommissie van Amsterdamse Studentenverenigingen. Op merkelijk is zijn woord. „Europa zal fede ratief zijn of niet zijn en de gedachte der federatie is slechts een toepassing van die der zichzelf beperkende vrijheid èn ver draagzaamheid tegenover anderer vrij heidDe verdraagzaamheid immers is, in laatste aanleg, niets anders dan de erkenning der verscheidenheid, die het kenmerk van alle natuur en van alle crea tuur is." De hoogleraar herinnert elders in deze rede aan de tegenstellingen tussen een Groen, een Kuyper, een Savornin Lohman, een Thijm, een Schaepman, een Nolens en zeker ook een Domela Nieuwenhuis en Troelstra. Hoe groot deze tegenstellingen ook waren „en wel moesten zijn ook, bij dit Nederlandse liberalisme ging het zeker niet uitsluitend meer om een politieke, maar om een nationale kleur." Enkele dagen vóór de 10de Mei 1940 werd het laatste vel afgedrukt van een boek: „Nederland Erfdeel en Taak." Prof. J. van Gelderen, prof. P. Geyl, prof. Krae- mer, prof. Sassen en prof. Van Schelven schreven beschouwingen, die voornamelijk dienden voor de gemobiliseerde soldaat. Dat was na 10 Mei niet meer nodig, maar toen het boek aan het einde van de oorlog uitkwam, begrepen we toch, dat „voorlich ting omtrent ons nationaal erf en onze nationale taak," zoals Z.K.H. Prins Bern- hard in het voorwoord schreef, nog zeer op zijn plaats was. In 1945 was voor de Duitsers de tijd van gaan gekomen Tussen bezetting en bevrijding. Slechts enige toevallige voorbijgan gers en enkele door hun ambt daar toe verplichten hebben op 15 Mei de aankomst der bezetters op de Grote Markt gadegeslagen (foto links). Hun aftocht vijf jaar later, was overigens aanzienlijk bescheidener en in de tractievorm hunner voertuigen heeft zich ook een opvallende verandering voltrokken (rechts). Daartussen ligt de joyeuze entree der bevrijders, zo dat de vertrekkenden toch ook nog een vrolijke herinnering aan Neder* land mee naar huis namen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 14