Rusland stuurt
een invitatie
£atiyó de heeb£ij>kfiedea en een buine
NAAR DE OUDE STAD VAN HEUSDEN
KERKELIJK LEVEN
Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van
Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant
Expositie J. J. Doeser
Bloemen maken
Een doolhof
V Huis met de Kogel
Statige schoonheid
Romantische legenden
en trieste realiteit
Metropolitan Opera komt
Hoe de dieren het te weten waren ge
komen weet ik niet. Misschien hadden
de mussen het nieuws uit de stad mee
gebracht, misschien had de wind een
mensenstem naar het bos gewaaid, zodat
iedereen het horen kon. In ieder geval:
op een goede dag wisten ze het alle
maal: Zondag is het moederdag.
„Moederdag? Wat is dat?" vroegen
de hazen aan de kraaien, die het nieuws
het eerst vertelden. Dat wisten de
kraaien natuurlijk ook niet. „Gewoon,
moederdag", zeiden ze en vlogen weer
verder om te vertellen dat het Zondag
moederdag was.
Toen iedereen het wist was nog nie
mand iets wijzer. De eekhoorns vroe
gen het de merels, de merels vroegen
het de muizen, de muizen vroegen het
de egels enzovoort; maar niemand die
het wist.
„Zou het iets met moeders te maken
hebben?" vroeg een eekhoorntje, dat
heel slim wou zijn. De anderen lachten
hem uit". Natuurlijk heeft het met
moeders te maken", krasten de kraaien,
die net deden of zij het precies- begre
pen.
„Maar wat?" vroeg het eekhoorntje
verlegen.
.,Ja, wat?" zeiden toen ook de
kraaien. „Wat?" zei iedereen. „Wat
heeft moederdag met moeders te ma
ken?"
Het werd heel stil. Iedereen dacht na.
Het was zó stil, dat je de vleugels van
de oude Oehoe, die wakker geworden
was, kor. horen klappen. Met grote
kringen cirkelde hij boven de dieren,
die met rimpels tussen hun ogen zaten
te denken.
„Wat doen jullie?" vroeg de uil. „Is
het een spelletje?"
„Nee", riepen ze in koor, „wij den
ken".
„Haha", lachte de uil. „laat dat maar
aan mij over. Ik denk voor jullie alle
maal!"
Vol verwachting keken de dieren
hem aan. Zou hij het weten? „Nou, zeg
het maar", kraste de uil. „Waar dach
ten jullie over?"
„Wij wilden weten wat de moeders
met moederdag te maken hebben", riep
een hazemoeder.
„Dat is een hele moeilijke vraag", zei
de uil en hij keek ernstig. Het werd
nog stiller dan daareven, toen de uil in
denkhouding op een tak ging zitten.
„Juist", zei hij na een poosje. „Ik zal
jullie eerst een vraag stellen. Wat heeft
een dier met dierendag te maken?"
„Een dier krijgt cadeautjes op dieren
dag", riepen ze als één man.
„Juist", knikte de uil. „En wat heeft
nou een moeder met moederdag te ma
ken?"
Verbaasd keken de dieren elkaar aan.
Dat was nou precies wat ze de uil ge
vraagd hadden! Maar de slimme haze
moeder van daarstraks begreep het.
..Op moederdag krijgen de moeders
cadeautjes", riep ze zo hard ze kon.
De uil knikte goedkeurend, spreidde
zijn vleugels en verdween tussen da
takken.
Vol bewondering keken alle dieren
naar die knappe hazemoeder, die net
zo goed denken kon als de uil en allo
m iuwï iiiiiimmi iiiiiiiiiiirmiiii <11
Weet je, dat je zuiKe leuke bloemen
kan maken van crêpe-papier?
Knip een strook van dertig centime
ter lan.g en vijl' centimeter breed, knip
het om de halve centimeter in, zoals op
de tekening is aangegeven. Rol het op
en bindt aan de niet ingeknipte kant
een draadje er om. Vouw de blaadjes
wat open en windt als steel wat groer
papier om het draad.
Klasientje uit de polder
en Kittie uit de stad,
klein Jaapje van de schippersaak,
wie je ook noemt, 't is altijd raak,
zijn allemaal op ptid.
En als je vraagt waar ga je heen,
dan antwoordt er niet één, niet één.
Ze fluistren hier, ze fluistren daar,
leggen hun centjes bij elkaar,
één blijft er voor een winkel staan,
een ander zie je binnengaan,
Klasien is in de wei bij 't paard,
het duurt een hele poos.
Klein Jaapje zoekt iets langs de vaart
en Kittie draagt een doos.
En niemand die het weten mag
voor Zondag. Ddn is 't moederdag.
Dan komen ze de kamer in
met bloemen in hun hand.
't Is feest in ieder huisgezin,
't is feest in 't hele land.
MIES BOUHUYS.
„Alle moeders", zei het eekhoorntje
en meteen dook hij terug in zijn nest.
Prik kreeg tranen in zijn oogjes, want
hij hield verschrikkelijk veel van zijn
moeder. Maar wat kon hii doen? Ner
gens was nog iets te vinden. Niet eens
meer een bloemetje. Zou hij nu de
enige zijn, die geen cadeau gaf aan zijn
moeder?"
Huilend liep hij door het bos tot hij
bij zijn moeders hol kwam, een diep
gat in de grond, onder de groene va
rens. Zijn moeder was er niet. Prik
keek treurig haar hol rond. En opeens
kreeg hij een idée. Zo lui als hij anders
was, zo vlug werd hU nu. Hij maakte
een bezempje van een paar dode takjes
en begon te vegen, eerst de gang, toen
het hol zelf. Hij schudde zijn moeders
bedje mooi op en hing er twee groene
varens als gordijntjes voor. Daarna
dribbelde hij naar de beek en zocht
mooie witte kiezelsteentje. Die bracht
hij één voor één naar het hol en op de
vloer van zün moeders kamer, legde hij
daar letters van. „Van Prik", stond er
op het laatst.
En toen de volgende morgen alle
moeders haar cadeautjes kregen en
daarna van hol tot nest gingen om te
kijken wat de anderen hadden gehad,
stonden ze allemaal verbaasd over het
prachtige cadeau van Prik.
„Zoiets moois kan alleen een egeltje
bedenken", zeiden ze tegen Prik. die
er met een kleur van trots naast stond.
Welke moeder krügt bloemen?
diierenmoeders riepen „hoera!", want
ze begrepen dat zij alleen dit keer een
cadeautje zouden krijgen.
„Maar wij dan?" riepen de haze-
vaders en eekhoornvaders en alle an
dere vogelvaders.
„Je hebt het gehoord", riepen de
moeders, „moederdag is het en geen
vaderdag".
„En wij dan?" vroegen alle dieren-
kinderen, „krijgen wij niks?"
„Je hebt het gehoord", riepen de
moeders, „wij zijn aan de beurt, ga
maar gauw op zoek".
Weg waren alle vaders en kinderen,
want eigenlijk vonden ze het best leuk
om nu eens iets te zoeken alleen voor
de moeders. Ze liepen allemaal ver
schrikkelijk hard, want ze waren bang
dat er over een uurtje niet één ca
deautje meer te vinden zou zijn in het
bos. De hazen en konijnen zochten het
sappigste worteltje of blaadje, dat ze
voor hun moeder vinden konden, de
eekhoorntjes heerlijke groene dennen
appeltjes en de vogels een vette worm
of tor om hun moeder mee te verras
sen.
Wie helemaal geen lekker hapje vin
den kon, plukte of knabbelde een paar
anemoontjes of lelietjes van dalen af.
Nog weer anderen brachten nieuwe
stukjes dons of takjes voor hun moe
ders nest of holletje. Tegen de avond
was er niet een cadeautje meer te
vinden in het bos. De dieren gingen
vroeg slapen, want morgen was het
feest en ze wilden allemaal de eerste
zijn die hun moeder iets gaf.
Prik, het egeltje, werd wakker toen
iedereen sliep. Hij had wel iets ge-
.hoord over die moederdag, maar hij
was weer ingeslapen toen de uil ver
teld had wat het allemaal betekende.
„Hé", zei Prik, „wat is het stil in het
bos. „Waarom slapen ze zo vroeg?" Hij
keek om zich heen. „Wat is het bos
leeg. Geen bloemen meer, geen takjes
en donsjes op de weg, geen afgevallen
dennenappeltjes, geen stukjes boom
wortel die boven de grond uitsteken.
Wat betekent dat allemaal?"
Hij liep naar het nest van zijn
vriendje, de eekhoorn en schudde net
zolang aan de boom tot die wakker
werd en over de rand van zijn nest
naar beneden keek.
„Wat is er toch aan de hand?" vroeg
Prik. „Jullie slaper zo vroeg en het bos
is zo leeg".
„Moederdag", riep het eekhoortje
slaperig. „We hebben alles verstopt om
morgen cadeau te geven".
„Een cadeau? Wie krijgt er een ca
deau?" liep Prik.
De dagbladen hebben er reeds melding
van gemaakt, dat over enige weken
(waarschijnlijk begin Juni) een afvaardi
ging uit en namens de Oecumenische
Raad van Kerken in ons land een bezoek
aan de Russische Kerken en Rusland zal
brengen.
De delegatie bestaat uit de waarnemen
de voorzitter van de raad, P. Jans, presi
dent van het Oud-Katholieke Seminarie
te Amersfoort, begeleid door twee leden
van de raad, dr. E. Emmen, secretaris van
de Hervormde Kerk en prof. dr. J. de
Graaf, hoogleraar aan de Utrechtse uni
versiteit. De vierde is ds. J. Huizinga.
De Oecumenische Raad ontving de uit
nodiging om een delegatie te zenden in
December 1954. De afvaardiging is er niet
een namens de verschillende kerken, waar
toe de gedelegeerden behoren, maar na
mens de Raad als zodanig. Géén der Ne
derlandse kerken heeft op zichzelf contact
met een der Russische kerken. Het con
tact, dat nu gezocht en gelegd wordt is
zuiver oecumenisch.
Anderhalf jaar geleden (wij schreven
daar destijds over in deze rubriek) is er
van Nederlandse zijde, meer uit particu
lier initiatief, toenadering gezocht om na
te gaan of er enig contact met de Russi
sche kerken mogelijk zou zijn. Dit leek een
vergeefse poging. Na de wereldconferentie
in Evanston werd juist opnieuw overwo
gen om de poging te herhalen, nu wellicht
via Duitse bemiddeling. Vóór het zover
kwam, lag er een uitnodiging uit Moskou
op tafel, namens de Patriarch van de Rus
sische kerk.
Het bleek, dat de toenadering een strikt
kerkelijk karakter kon dragen, zodat al
thans in beginsel iedere politieke schijn
rondom dit bezoek vermeden is. Bij de
hartelijke aanvaarding van de uitnodiging
heeft de Raad uiteengezet hoe zij in het
bijzonder geïnteresseerd in de theologische
opleiding in Rusland is. Het ligt ook niet
in de bedoeling het contact beperkt te la
ten tot de Russisch Orthodoxe Kerk, maar
ook andere groepen te ontmoeten, met
name de Baptisten.
De uitnodiging uit Rusland staat geens
zins op zichzelf. Uitnodigingen aan en be
zoeken van kerkelijke leiders en theolo
gen uit andere landen zijn voorafgegaan.
Met name uit Duitsland en Engeland zijn
al eerder delegaties in Rusland geweest.
Uit Amerika bracht ook een groep Qua
kers een uitvoerig bezoek aan de Russen.
De laatste ontwikkeling is, dat Russi
sche theologen ook een bezoek aan het
Westen hebben gebracht. Begin April had
West-Duitsland de primeur. De British
Council of Churches heeft inmiddels ook
een Russische delegatie naar Engeland en
Schotland genodigd. De beweging is dus
niet eenzijdig Oostwaarts, maar er is ook
een beginnende bewegelijkheid naar het
Westen toe de constateren. De Russen wa
ren in Duitsland bijzonder getroffen door
de diaconessenarbeid. Kerkelijke vrou
wenarbeid is geheel vreemd en nieuw.
Deze nadere bijzonderheden op het
persbericht zijn vermeld in het laatste
nummer van „Gemeenschap der Kerken",
het maandblad van de Oecumenische
Raad van kerken in Nederland. In deze
zelfde editie wordt ook melding gemaakt
van een belangrijke brief verzonden aan
bisschop Dibelius van Berlijn en dr. Vis
ser 't Hooft, president respectievelijk se
cretaris-generaal van de Wereldraad. De
afzender van de brief is dezelfde patri
arch, die ook de bovengenoemde uitno
diging aan Nederland verzorgd heeft.
Enkele passages uit deze brief komen
ons opmerkelijk en verrassend voor.
„Vreedzame samenwerking tussen ver
schillende politieke en maatschappelijke
stelsels is heden een zaak van het aller
grootste belang. Dit is juist zo belangrijk
in zijn Christelijke betekenis, omdat het
bewaren van vrede in de wereld en dat
is toch ónze taak afhangt van de wijze
waarop wij dit probleem oplossen: posi
tief of negatief!
Het verlangen en de aansporing, welke
de Wereldraad uitspreekt om een beroep
te doen op regeringen en volkeren om het
gesprek voort te zetten en over en weer
elkaar op te zoeken om tot beter weder
zijds begrip te komen, zijn ons inziens een
serieuze basis voor vreedzame samenle
ving tussen verschillende maatschappelij
ke en politieke stelsels.
Vrijheid van godsdienst, een ongehin
derde activiteit van kerken, in ons land
beschermd door de wet, welke iedere in
menging in het kerkelijk leven van bui
tenaf uitsluit. De vele geestelijke en we
reldlijke afvaardigingen, welke de Sovjet-
Unie bezoeken, kunnen van dit feit getui
gen. Wij verheugen ons, dat wij mogen be
merken, dat hun getuigenis niet zonder re-
sultaat is gebleven".
7 MEI 1955
In „Hei Huis met de Kogel" wordt tot
16 Mei een tentoonstelling van schilderijen
van J. J. Doeser gehouden.
Het is niet zo gemakkelijk om de kunst
van Doeser te karakteriseren. Zij laat zich
niet onder één noemer vatten. Misschien
typeert men deze schilder het beste wan
neer men hem een emotionele romanticus
noemt. Dr. A. van der Boom, die de ten
toonstelling opende, noemde Doeser een
stemmingskunstenaar. En wanneer men
de sneeuwlandschappen onder de rossig-
donkere uchten beschouwt, kan men die
omschrijving geheel beamen. Nu is het zo,
dat Doeser in zijn bloemstukken niet
schroomt de felste kleuren te gebruiken,
daarmee een decoratieve werking reali
serend die in tegenspraak lijkt met wat
romantisch of stemmingskunst genoemd
wordt. Toch is er, dunkt mij. van dualis
me in dit werk geen sprake. Het is stellig
een gecompliceerd talent, dat zich hier uit.
Er is een, soms wst opgezweepte, schil
dersdrift die de kleurstellingen hoog wil
opvoeren. Niet altijd leidt dit tot het be
oogde resultaat. Er dreigt voortdurend
het gevaar om in banaliteit te vervallen
en sommige bloemstukken zijn hieraan
niet ontkomen. Des te meer wordt de be
zoeker verrast, wanneer hij ontdekt dat
J. J. Doeser in het schilderij van een tuin
met duiventil een fijne intimiteit weet te
bereiken. Naar mijn mening is dit 't meest
voldragen en waardevolste werk ter ex
positie. „Place du Tertre" bezit die zelfde
stille intimiteit en vertoont een rijk palet
zonder in al te uitbundige kleurigheid te
vervallen.
De geboetseerde koppen van Doeser
zijn zó sterk om de gelaatsexpressie en
zó weinig om de plastische vormgeving
gemaakt dat zij alleen als een hulpmiddel
of voorbereiding voor het schilderen ge
zien kunnen worden. Het tekort in vorm
vermogen en ruimtebepaling, dat in de
schilderijen meer of minder door de dik
wijls brillante kleur gecompenseerd wordt,
blijkt in plastieken een essentieel gemis.
OTTO B. DE KAT
De stemmige plaat hieronder geeft een
fraai beeld van het kasteel Nederhemert
van de Zuid-Westzijde, in de oorlogsjaren
gefotografeerd. De andere afbeelding (bo
venaan (rechts) toont het oude raadhui
van Heusden.
DE HEERLIJKHEID Am-
merzoden, door het volk in de
omtrek in vroeger jaren Am-
merooi genoemd, is een van
de merkwaardigste kastelei^
van Gelderland, hetgeen men
ook kan afleiden uit het feit.
dat een prachtige foto ervan
te zien is op de omslag van
het pas verschenen boek „Kas
telen en adellijke huizen,"
van prof. Ter Kuile, waarin
men eveneens kan lezen. Het
is in de oorlog beschadigd ge
weest en nog in restauratie.
Het heeft zijn bestemming als
klooster te dienen voor de
Clarissen niet teruggevonden.
Een sterk gebouw is dit kas
teel. voorzien van drie zware
torens, die grotendeels ge
spaard zijn gebleven bij de
brand van het jaar 1590, toen
het al vier eeuwen bestaan
moest hqbben. De brand moet
volgens de legende uitgebro
ken zijn tijdens een feest ter
ere van jonkvrouwe Van Ar-
kel, voordat zij in het klooster
ging om haar minnaar te ver
geten, een burger die in het
gewoel der oorlogen verdween.
Maar de minnaar verscheen
en vluchtte te paard met zijn
aanstaande non. Zo keerden
zij het gedeeltelijk brandende
kasteel omringd door neven
gebouwen, waaromheen de
diepe gracht lag met het
manshoge riet, de rug toe.
Duiven reden mee op hun
schouders, toen zij de zalen
achter zich gelaten hadden
met de gestikte tapijten, waar
in de wapens van het stam
huis van Arkel geweven wa
ren. Vijf dagen na de brand
kwam de heer Van Arkel om
het leven en terstond daarna
bouwde zijn zoon Otto de
burcht op.
Het kasteel staat er nog zo,
zij het dan met een niet pas
send aangebouwde vleugel.
Het is de moeite waard al in
het vroege voorjaar naar die
streek te gaan, waar ook het
slot van Well, een half uur
benedenwaarts aan de Maas
dijk in de Bommelerwaard
ligt. Het zij gezegd voor de
genen, die het eerst denken
aan de vorm en de kleur van
het kasteel, dat het een bak
stenen slot is met een vier
kante toren uit de vijftiende
eeuw. De eigenaar heeft de
goedheid het huis op aanvrage
te laten bezichtigen. En niets
verheugt ons meer dan van de
stilte van de omgeving en de
rust in de Betuwe in het voor
jaar te genieten bij een schouw
uit de zeventiende eeuw met
zijn porselein en zijn schil
derijen daaromheen.
Terwijl we het kleine slot
zien liggen, omgeven door het
water, gaan we langs de dijk met zijn notebomen naar het
paradijs van Nederhemert, want zegt de dichter J. W. F. Weru-
meus Buning niet in „Ik zie, ik zie, wat gij niet ziet" vlak
voor de oorlog verschenen bij de uitgeversmaatschappij Querido
te Amsterdam dat het Paradijs moeilijk een betere toegangs
weg kan hebben dan het landwegje in de
Nederhemertse polder? Tenminste zo was
het eens. Intussen scheerde het oorlogsge
weld rakelings langs Ammerzoden en Well,
het kasteel Nederhemert makend tot een
ruïne, die evenwel nog alleszins de bezich
tiging waard is. „Er was een peppel"
gaat Buning verder „zo hoog en hol en
krom van stam, dat hij plaats biedt voor
drie legenden, twaalf ballades,
een katuil en een toverheks.
En dan is er nog ruimte ge
noeg voor een verliefd paar".
En al zijn de peppels niet
meer zo hol en krom van stam,
dat er een toverheks in kan
huizen, want de oude zijn in
de oorlog omgehakt, in de
ruïne is ruimte genoeg voor
katuilen. En op de verliefde
paren zal men nog ten minste
twaalf balladen kunnen ma
ken. Terwijl er in dit grens
gebied van Gelre en Brabant
legenden te over zijn. Zo men
maar even afdwaalt naar „Hét
oude Huis" van Bern, dat de
schilder Willem Witjens, door
bommen uit Den Haag ver
dreven, herschiep tot zijn
atelier en met nog meer door
tastendheid en zorgzaamheid
herstelde na de ligging ervan
in de vuurlinie.
EENS HEEFT HIER het kasteel Bern
gestaan. De stichter, Fulco van Bern, werd
door graaf Dirk VI van Holland, hertog
Godfried met de baard van Brabant en door
Herman van Heusden belaagd. Hij vluchtte
geharnast te paard over de Maas: de lich
tende gestalte van een engel voerde hem
zo de rivier over. Terug in zijn kasteel
„bereid tot ieder goed werk" nam hij
dit wachtwoord van de Norbertijners over.
Hij schonk zijn hele bezit aan de orde en
nam zelf de witte pij aan. De Norbertijners
bedijkten de gronden in het land van Heus
den en Altena, begonnen daarna de heide
velden in Brabant te ontginnen. Nadat hun
klooster geplunderd en zij verdreven
waren, konden zij zich pas in de negentien
de eeuw weer verenigen onder de naam
Bernc.
Het gehucht lag, evenals Nederhemert,
aan het front in de laatste oorlog. Het kas
teel van Nederhemert, eigendom van J. C.
baron van Wassenaer, werd in brand ge
stoken. Zonder reden en zonder zin verging
hier één van de oudste kastelen, die ons
land kende. In het jaar 1008 was er al van
dit kasteel sprake als een Gelders leen en
in 814 werd Hamaritha in de gouw Teister-
bant vermeld. Oudheid en kunstschatten,
beeldhouwwerk en gobelins zijn met dit
laatste vandalisme ten ondergegaan. Hoe
wel het eiland aan gevechten niet vreemd
was, want de zomermaand van het jaar
1061 is er een van bloedige strijd tussen
graaf Floris I van Holland, de aartsbisschop
van Keulen en de marktgraaf van Bran
denburg geweest. Kronieken vertellen van
oorlog en moord van „de Florissen" en ook
Maarten van Rossum, wiens gebeeldhouw
de bed in het oude kasteel van Neder
hemert te zien was, moet hier hard gevoch
ten hebben.
De derde legende is dan voor het aloude,
ir» de bevrijding geteisterde, dappere Heus
den - een kleine, zeer oude stad, die in 857
al werd genoemd. Er bestaat een overleve
ring dat Boudewijn, zoon van de eerste
heer van Heusden, als edelknaap aan het
hof van koning Elhelred van Engeland
verscheen en diens dochter Sophia schaak
te en naar zijn slot voerde, waar zij huw
den. Jaren later bood een rondreizende
Engelse marskramer zijn waren aan de be
woners van het slof te Heusden aam De
marskramer, die de hoven afreisde, her
kende haar en meldde dit zijn koning, die
een afgezant zond. Deze vond Sophia te
midden van haar kinderen bezig met het
spinnen van purperen zijde. Hij bracht zijn
koning verslag uit van het geluk van zijn
dochter, ran de roem en de heldhaftigheid
ran diens schoonzoon. Een verzoening volg
de, maar de koning verlangde, dat Heusden
voortaan een purperen wiel op een gouden
veld in zijn wapenschild zou voeren.
EN TENSLOTTE komen wij aan de treu
rige werkelijkheid van de stad Heusden en
haar bevrijding in 1944, waarover men nog
niet met droge ogen lezen kan. Dr. P. II.
Winkelman schrijft in „Heusden geteisterd
en bevrijd" over het ontstellende feit, dat
het stadhuis gesticht in 1461, herbouwd na
de brand van 1572 in 1588, waar mensen
voor het granaatvuur schuilden, moedwil
lig werd opgeblazen. Het puin stortte op de
schuilplaatsen. Honderdvierentwintig per
sonen lieten het leven, ten dele doordat
men bij gebrek aan werktuigen ondanks
heldhaftige moeite slechts enkelen er
onderuit kon halen. De Rooms-Katholieke
kerk was toen al in de lucht gevlogen en in
brand geraakt. Van de Hervormde kerk, die
zeer oud is, werd ook de toren vernietigd.
Nog weken leefden de bewoners na de be
vrijding in hun kelders, waarna zij werden
geëvacueerd. Ongeveer een half jaar lag
Heusden in het front.
Enkele gebouwen zijn overgebleven, zo
als de visbank uit 1798 als enig gedateerde
gebouw van dat soort uit die tijd in ons
land. Het heeft een vlakhellend leien dak
en een open klokketorentje. Aan de water
zijde zijn twee versierde deuromlijstingen.
Dan is er een allermerkwaardigs geveltje
in de Oud-Heusdense straat. Het heeft een
gevelsteen met een bijl en daaronder het
jaartal 1690. Men vermoedt aan de bijl,
dat hier de beul van Heusden heeft ge
woond. In de Breestraat rechts boven een
slagerij is een gevelsteen te zien met de
voorstelling van Adam en Eva met de ap
pelboom. En in de Wijksestraat trekt een
trapgevel met een alliantiewapen en prach
tige deuromlijsting de aandacht. Op de
hoek bij de Vismarkt is nog een trapgevel
van gele en rode stenen.
Heusden heeft geen tijd gehad voor
nieuwe foto's. Wat er oud was. is zo ge
bleven. Het in puin gelegde stadhuis is in
restauratie, de brug is hernieuwd. Iedereen
kan erover trekken, komend van de Neder
hemertse dijk, van Ammerzoden of het
schilderachtige Well en genieten van een
oud verleden. HELM A WOLF— CATZ
Vice-president Richard M. Nixon heeft
onlangs bekend gemaakt, dat de regering
van de Verenigde Staten overweegt de Me
tropolitan Opera van New York te verzoe
ken een tournée te maken door Europa,
om aldus de stem van Amerika indringen
der te laten klinken dan met redevoerin
gen ooit het geval kan zijn. Nixon heeft
het idee besproken met Rudolf Bing, de di
recteur van de Metropolitan Opera.
De Verenigde Staten willen meer gaan
stellen tegenover de stroom van Oost-
Europese culturele manifestaties in West-
Europa.