Onderricht van Nederlandse taa
op HBS en in Australië?
„La vie parisienne" in
huiselijke dialogen
teuteJt EEN KORT VERHAAL DOOR FERDINAND LANGEN
FRANSE PARAGRAAF
Winkeltjes
A ustralische studenten voerden
Nederlandse toneelstukken op
John Giet gild
Grote Etruskische
tentoonstelling
in Den Haag
speelt Lear
Dierbare vrienden
(Van onze correspondent in Australië)
NEDERLANDERS hebben in de ontdekking van Australië een
belangrijke rol gespeeld. Zelfs de Engelse ontdekkingsreiziger
James Cook, die hier geldl als de ontdekker van Terra Australis.
heeft een kaart van Abel Tasman gebruikt. De rol van de Neder
landers was dus niet uitgespeeld, toen zij hun ontdekkingsreizen
naar Jiet onbekende land staakten. Ook later, nadat het land
door de Britten gekoloniseerd werd, bleef de invloed van de
Nederlanders niet onopgemerkt. De economische ontwikkeling
van het land voert in haar geschiedenis namen van Nederlan
ders mee.
De thans beroemde Australische mijnen van lood, zilver en zink
en de staalfabrieken van Broken Hill Proprietary, met ver
takkingen over het gehele land en invloeden in vrijwel alle in
dustrieën. kregen in 1911 de Nederlander G. P. Delpral als al
gemeen directeur. Hij was de man van de Deli-tabak. Zijn naam
behoeft dus geen verdere toelichting. Hg was ook de man, die
voor de BHP het initiatief nam tot de staatproductie. De BHP
is voor Australië wat de Kolen- en Staalgemeenschap is voor
Europa.
De invloed van de Nederlanders is echter niet tot het economi
sche bei>erkt gebleven Er is ook een culturele invloed. Natuur
lijk kan men niet verwachten, dat deze zich als een stortvloed
over het land spreidt of tot een culturele BHP uitgroeit. Het
gaat meer om de aanwezigheid ervan, zoals een bron in de
woestijn, waar een dorstige zich kan laven. Aan de universiteit
van Melbourne bijvoorbeeld zijn 528 studenten in de Franse
taal en letterkunde, tegen slechts 65 studenten voor de colleges
in Nederlandse taal en letteren. Maar in 1938 waren er 420
studenten voor Frans en voor Nederlands geen enkele. Er is
dus een positieve, nieuwe invloed geschapen: de verbreiding
van kennis der Nederlandse taal en letteren in een Australisch-
Engels-sprekende maatschappij.
Het lectoraat in de Nederlandse taal aan de universiteit van
Melbourne - oorspronkelijk bezet door de nu gepensionneerde
prof. dr. Augustijn Lodewrjckx taan wiens werk men ontzaglijk
veel te danken heeft) - is sinds ongeveer zes jaren in handen
van de Nederlander dr. Jacob Smit, geassisteerd door drs. R.
P. Meyer die het vorig jaar werd aangesteld in vaste dienst).
De culturele invloed, welke dit lectoraat uitoefent op jonge
Australiërs - die door hen verder wordt uitgedragen in de
Australische maatschappij - mag niet worden onderschat. Ook
al is het aantal studenten, relatief gezien, gering, het beweegt
zich in stijgende lijn. In 1946 waren er 44. Dit aantal daalde tot
27 in 1948. steeg tot 63 in 1950 en tol 65 in 1954. Vergeleken met
het aantal studenten in de Duitse taal, dat slechts met 5 is
toegenomen sinds 1946, slaat de Nederlandse afdeling geen slecht
figuur, temeer als men bedenkt dat de Duitse staf aan genoemde
universiteit groter is dan de uit slechts twee man en een
secretaresse bestaande Nederlandse.
ER LIGT vroor de Nederlandse afdeling
nog een wijd gebied open. Aan de leden
van de Nederlandse staf zal het niet liggen
als dit niet intensief bewerkt wordt. In
1952 voerden de studenten, merendeels
Australiërs, het toneelstuk „Mareiken van
Nimweghen" op voor honderden leden van
de Nederlandse gemeenschap. Ook het jaar
daarop werd een toneeluitvoering gegeven,
onder meer een bewerking van „De kleine
parade" van Henriëtte van Eyk en „Voor
het diner" van mevrouw Simons-Mees,
•waarbij de goede Nederlandse uitspraak
van de Australische studenten opvallend
was.
Het lectoraat heeft voor zijn bibliotheek
ten behoeve van de studenten vele boeken
aangeschaft of ten geschenke ontvangen:
Multatuli, Huizing*Boutens, Couperus en
Vlaamse letterkundige tijdschriften. De
voorziening met Nederlandse tijdschriften
laat nog te wensen. Ik geloof dat men er
in Nederland goed aan zou doen de biblio
theek van het Nederlandse lectoraat te
Melbourne te gedenken met litteraire bla
den. Dr. Smit, die thans met verlof in
Nederland vertoeft, is trouwens actief bezig
om uit het subsidie, dat de Nederlandse
regering aan het lectoraat geeft, de aan
koop van meer boeken te bekostigen. Maar
dit subsidie is slechts bescheiden.
Het is van belang dat de Nederlandse
cultuur wordt uitgedragen in een land,
waar de Nederlandse ontdekkingsreizigers
van de zeventiende eeuw hun sporen heb
ben nagelaten. Het vorig jaar bezocht een
Australische student, die in Melbourne de
universitaire cursus in de Nederlandse taal
en letteren volgde, Zuid-Afrika, waar hij
ook door Jan Greshoff ontvangen werd.
IIET PARIJSE leven blijft in al zijn ver
scheidenheid het belangrijkste onderwerp
van de Franse omroep, hetgeen niet te ver
wonderen is wanneer men bedenkt, dat
het culturele réservoir waaruit men in de
Lichtstad kan putten welhaast bodemloos
schijnt te zijn. En is enerzijds deze gees
telijke schatkamer onuitputtelijk, de re
gisseurs en auteurs van de Franse omroep
houden daarmee gelijke tred door steeds
weer nieuwe vormen te vinden waarin zij
hun stol gieten om haar voor de luisteraars
ook in het buitenland aantrekkelijk te
maken.
Een van die radioschrijvers is de criticus
en romancier Paul Guth, die ook een func
tie heeft bij de luisterspelafdeling van de
Saarlandse omroep. Hij is de auteur van
een serie „Le naif en ia futée" (De on
nozele en de geslepene) welke elke Zater
dagmiddag in het programma Parijs-Inter
wordt uitgezonden. De luisteraars maken
onder die titel met een Parijs echtpaar
kennis, waarvan de
man de neiging heeft
alles voor zoete koek
te slikken wat hem
wordt voorgeschoteld,
ie vrouw daarentegen
van alles het naadje
van de kous wil we
ten en daarbü al spoedig de grote en kleine
gebreken ontdekt, waaraan veel mank gaat
wat hen, vooral op artistiek gebied, wordt
aangepraat. Men ontmoet deze eenheid der
tegendelen niet alleen in haar huiselijke
omgeving m het zestiende arrondissement,
maar ook op de pleinen en boulevards, in
de schouwburgen en tentoonstellingszalen
Hij keerde naar Australië terug met een
collectie litteratuur in het Zuid-Afrikaans.
Dr. Jacob Smit is van mening dat, wan
neer de tegenwoordige immigranten-gene
ratie geassimileerd is, er onder haar na
komelingen kinderen en kleinkinderen zul
len zijn, die, bewust van hun Nederlandse
afstamming, hun kennis van de taal, litte
ratuur en cultuur van het moederland wil
len uitbreiden door studie aan de universi
teit. Tot nu toe zü-n de studenten onder dr.
Smit's en drs. Meyer's gehoor vrijwel al
leen Australiërs, maar in de toekomst zul
len er, naar verwacht wordt, ook Austra
liërs van Nederlandse afstamming zijn, die
deze colleges gaan volgen.
OOK BUITEN de universiteit wordt al
iets meer aandacht aan het Nederlands ge
schonken. Zo heeft de schoolraad van de
staat Nieuw Zuid Wales een leerplan op
gesteld voor onderwijs van de Nederlandse
taal op de middelbare scholen. In de com
missie, die zich met de voorbereiding tot
dit plan heeft bezig gehouden, zaten be
halve Australische docenten, ook Neder
landers, onder anderen mevrouw Water
man, Neerlandica en Germaniiste, die vroe
ger lerares in Eindhoven is geweest; mr.
Ab Drilsma, die in de oorlogsjaren werk
zaam was bij het departement van Justitie
der uitgeweken Nederlandse regerin.; te
Londen en dr. R. P. J. ten Seldam, pa-tho-
van de Franse hoofdstad. Wat uit radio-
phonisch oorpunt vooral interessant is zijn
de subtiele klankdécors waarvan de regis
seurs gebruik maken om de „verandering
van klimaat" aan te geven, waaronder hun
sujetten verkeren.
Intussen behoeft het geen betoog, dat het
in deze serie niet gaat om geredekavel zon
der meer. De talenten van Paul Guth (die
zijn naïeve hoofdpersoon reeds gestalte gaf
in een drietal aardige romans) en van zijn
medeproductrice Hélène de Labrusse staan
er borg voor, dat deze levendige samen
spraken niet alleen een gesproken gids vor
men voor degene die wil weten wat er in
Parijs te doen is, maar ook een niet onge
slaagde synthese van aan elkaar tegenge
stelde opvattingen over dezelfde manifes
tatie, om het even of het nu over een
nieuw toneelstuk, een nieuwe film of een
nieuwe minister-president gaat. Belangrijk
vooral is de oorspronkelijke vormgeving,
welke demonstreert, dat men serieuze on
derwerpen niet altijd in zwaartillende le
zingen en commentaren behoeft te behan
delen, zonder dat dit afbreuk behoeft te
doen aan de kwaliteit van het te berde
gebrachte.
J. H. B.
LOUIS SAA1.BOKN GASTLEKAAR
Aan de Academie voor Dramatische
Kunst „De Toneelschool" te Amsterdam
zullen in de volgende cursus Louis Saalborn
als gaBtleraar voor Vondelstudie en Ben Al-
bach als leraar in de toneelgeschiedenis
verbonden zjjn.
loog aan de nieuwe medische school van
de universiteit te Sydney.
Het leerplan is vooral bedoeld voor Ne
derlandse kinderen, maar men hoopt dat
op den duur ook Australische kindereu zo'n
cursus zullen volgen. Het is op de Austra
lische middelbare scholen gebruikelijk, dat
de leerlingen bij het begin van de cursus
in de gelegenheid worden gesteld ren keuze
te doen in de vreemde talen, die zij wen
sen te leren. Nederlands zou dus faeultatief
kunnen worden gesteld. Voorlopig zijn er
nog geen leerkrachten, die het Nederlands
kunnen onderwijzen. In de torkomst zal
dit vacuum echter wel gevuld worden, ai
zal het zeker nog verscheidene Jaren duren.
Middelbare scholen en de universiteit zul
len met elkaar moeten samenwerken om
enerzijds de belangstelling voor het Neder
lands op te wekken en anderztids een we
tenschappelijke vorming mogelijk te maken.
DIE BELANGSTELLING kan ook langs
indirecte wegen tot ontwikkeling komen,
als we bedenken dat dr. Smit en drs. Meyer
niet de enige Nederlanders zijn met een
universitaire functie. Aan de universiteit
van Brisbane, de hoofdstad van Queens
land, doceert de jonge oud-Rotterdamse
econoom drs. A. J. Reitsma internationale
economische vraagstukken. Hjj is daar lec
tor in de economie, een functie die hem
enkele jaren geleden werd aangeboden.
Aan de Australische Nationale Universiteit
in de hoofdstad Canberra is de Nederlan
der GerrK Mulder, als Senior Research
Fellow van de afdeling voor geschiedenis
van het Verre Oosten verbonden. De heer
Mulder komt uit Zaandam, studeerde Chi
nees en Japans in Leiden en was, voor hij
in Juli 1953 naar Australië kwam om zjjn
tegenwoordige po-itie te aanvaarden, pro
fessor aan de Tsinghua-universiteit van
Peking en vervolgens assistent-professor
voor Chinees aan de Yale-universiteit in
Amerika.
Prof. Mulder, wiens oordeel ik vroeg ovet
de pultureel-wetenschappelij'ke betrekkin
gen tussen Australië en Nederla-nd, gelooft
dat hat van groot nut is voor heide landen,
mdien gegradueerden van Nederlandse
universiteiten diepere belangstelling gin
gen tonen in de mogelijkheden, die Austra
lië biedt.
Wat een poespap
PARIJS, Juni 8 Als het mooi weer
ls gaat het bastaardkeesje van de concier
ge op de vensterbank van de loge naast de
voordeur in de zon zitten. Het vaststellen
daarvan ls niet de enige manier om het
mooie weer waar te nemen, maar de be
hoefte om een zo overstelpende waarheid
in compact formaat bevestigd te zien is
waarschijnlijk een algemeen menselijke,
vandaar ook de oude populariteit der weer-
huisjes Bovendien doet het hondje aan da
bekoring van de dag toe: in gewone om
standigheden is het lelijk neurotisch, ge
kwetst keffend en achterwaarts springend
bij de geringste onverwachte beweging van
een omstander, maar in de zon knijpt het
de ogen tot de helft toe en snuffelt doeze
lend aan de wind. Dikwijls ook is het van
de oren af naar achteren gesluierd door het
vitragegordjjn.
Hij geeft op die manier de stemming aan
die ook een menselijk wezen op een nog
niet te zware warme dag makkelijk beet
krjjgt, als het geen kunst meer is te dag
dromen van innemender klimaten waar al
tijd een scherpe zon schjjnt en waar ook de
bedrijfsgrage westerling zijn leven zou in
richten naar enkele oerbehoeften zoals oor
log en liefde, zonder zich verder te bekom
meren om optellingen, aftrekkingen, felici
tatiebrieven en de plicht in het algemeen.
Kort na lunchtijd bezet het dommelende
n-oogegeten publiek bijna al de gele ijzeren
klapstoeltjes van het park: een meerder
heid van moeders met breiwerkjes en kin
deren die huppelen op het streng verboden
gras. maar ook studenten met zware bril
len die aantekeningen maken in ordentelijke
schriften met ruitjespapier en kantoor
meisjes lachend met de handen stjjf in de
driehoekige zakken van haar jasjes gesto
ken. In de schaduw van de bomen zitten de
ouderen, solied gepensionneerde mannen i:i
alpinopet die gewichtig maar ironisch do
kiant lezen en veel oudere vrouwen met
uit de mode geraakte hoeden recht boven
op het hoofd, die zonder verwachting met
grote ogen in het rond zien. In de vijver
staat de fontein aan en de wind gooit ver
spreide druppels tegen de wangen van da
voorbijgangers, die de tanden ontbloten te
gen do zon.
Builen het park is het de tijd om de
vreedzame leden te ontspannen voor de
étalages van allerlei winkeltjes, die goede
ren zonder gebruikswaarde verkopen, In
een antiekwinkeltje wordt een Engc'se
prent uit 1900 getoond: een heer In rok,
met blonde snor en baard, blijkens het on
derschrift aan het dromen over de toe
komst. Inderdaad in slaap met een wolk
boven het hoofd waarin de volgende afbeel
ding: een paard in gestrekte draf, met een
Amerikaanse vlag als zadel, maar als be
rijder alleen een aap in een rood jasje, op
de hals van het paard gezeten. De heer is
een paurdensportliefhcbber, dat is te zien
aan de wandversiering in zijn traditioneel
bibliotheekachtige vertrek maar wat dan
nog, wat kan die prent betekenen? Een
grimmige Internationale grap misschien,
vervuld van bijgedachten aan moeders met
kinderen in ketenen en gespierde personen
niet zweep, ook weer in vlaggen gekleed.
Of misschien juist iets goedigs, over geld
verdienen in de paardensport, een aristo
cratische uitdrukking van: Ome Arie heb
een lot gekocht in de Sweepstake.
In een ander winkeltje ligt een collectie
zonderlinge pijpen: pr is er één waar een
klein mannetje, hooghartig schoon van ge
laatstrekken met een laken los over het on
derlijf geworpen, schrijlings op de steel zit,
de rug gesteund to£en de kop: de aardig
heid is natuurlijk dat, als een ongeoefende
pijproker de kop te warm laat worden, hot
mannetje zonder een woord opstaat en de
kamer verlaat. Een andere pijpekop Is, in
het wit. als een doodshoofd gesneden, met
twee grote groene glazen kralen als ogën,
ontworpen zonder twijfel voor originele
persoonlijkheden.
Achter een ander raam liggen brieven
van grote mannen: een krabbeltje van De-
gas, dat hij ziek is en dat er niet op hem
gerekend moet worden; een aardige brief
van George Sand, dat hij vast vier plaatsen
in een loge heeft genomen; een brief van
Léon Bloy aan de dokter, dat zijn dochter
ziek is en dat hij zelf aan het schrijven Is
aan twee boeken. Maar in een winkeltje
waar oude kaarten van Parijs tentoonlig-
gen worden juist kranten in de étalage uit
gespreid ter zonweringDan kan men
beter omzien naar een café. waar de zon
der animo dienstdoende ober met afgewend
hoofd een koffie zal serveren.
Dr. DARIUS MILHAUD.
De beroemde Franse componist Darius
Milhaud is tijdens examens aan de school
van de Hebreeuwse Bond voor religieuze
muziek onderscheiden met het eredoctoraat
in de Hebreeuwse letteren. Tijdens de ere
promotie zong een koor van veertig studen
ten de door Milhaud gecomponeerde „Ge
beden voor de Sabbathavortd". Bij de uit
reiking van de doctorsbul werd Milhaud
geprezen als „een moedig strijder voor de
mocratie, een groot kunstenaar en een
dappere Jood".
Voor de
microfoon
ALS IK LAAT in de middag thuis kom, zegt mijn vrouw tegen
mij, dat zij die morgen de sleutel in de buitendeur heeft laten
zitten en dat die sleutel nu weg is.
Ik hoor dat nauwelijks. Ik loop de kamer door en ik let niet op
haar. Ik slinger mijn zware tas op mijn bureaustoel en mijn
gedachten zijn nog bij de wasbazen, die ik die dag heb bezocht
om mijn waspoeder aan te praten. In gedachten sta ik nog
met hen te redeneren. Er zijn er bij, van wie ik hoop dat ze
nooit meer een stuk wasgoed helder zullen krijgen. Maar dan
kijk ik toch om en ik zie mijn vrouw met een angstige blik bij
de schoonsteenmantel staan.
„Wat zei je?" vraag ik.
„Heb je het dan niet gehoord?" vraagt ze enigszins gekrenkt
terug.
„Nee", bekend ik ronduit.
Daarop krijgt ik het verhaal uitvoerig verteld. Zij was die mor
gen naar de markt geweest. Om kwart over elf was ze weer
thuis gekomen en had ze de deur met haar sleutel geopend. Op
hetzelfde ogenblik passeerde de bakker en had ze zich naar zijn
kar gespoed voor een half witje en een paar krentebollen. Toen
ze terug kwam, was de sleutel uit het slot van de buitendeur
verdwenen. En ze wist zeker, dat ze hem er in had laten zitten.
„Er moet een vent langs gekomen zijn", zegt ze, „die hem er uit
heeft gehaald en meegenomen. Wat nu?"
Wat nu? Dat vraagt zij. Maar daar ben ik voor het eerst nog
niet aan toe. Ik zeg: „Hoe weet je dat het een vent is geweest?"
„Wat anders?" vraagt mijn vrouw.
En ik vraag terug: „Ix>pen er dan alleen maar kerels door onze
straat die op sleutels loeren?"
„Als je bedoelt dat het misschien baldadige kinderen kunnen
zijn geweest", valt mij vrouw mij in de rede, ,.dan heb je het
mis. Ik heb al hier tegenover bij de Houtmannen mijn licht op
gestoken. Maar die hebben hun jongens onder de wol liggen
met griep".
Goed, de Houtmannetjes, die schrikken van de straat, blijven
dan buiten schot. Maar aan zo'n onbekende vent wil ik ook nog
niet helemaaL „Weet je zeker, dat je die sleutel niet gewoon
in je zak hebt gestoken?" opper ik onschuldig.
„Bah", zegt mijn vrouw.
Zij trekt een verongelijkt gezicht en gaat naar de keuken.
Waarschijnlijk om de laatste hand aan het eten te leggen. Dat
wordt da.i ook hoog tijd.
JUIST ALS IK de eerste lepel soep naar de mond wil brengen,
begint mijn vrouw weer over die sleutel. „Wat denk je nu te
doen?" vraagt ze.
Eerlijk gezegd nog niets. „Eerst eens kijken", antwoord ik op
pervlakkig. Ik hap de lepel leeg en neem een tweede.
„Als je maar niet denkt dat we zó de nacht kunnen ingaan",
zegt mijn vrouw.
Waarom niet, peins ik boven mijn soep. Waarom eigenlijk niet.
Ik ben slaperig genoeg. En het is morgen weer vroeg dag.
„De gedachte dat een vreemde vent met onze sleutel op zak
loopt, zal mij geen oog dicht laten doen", zegt mijn vrouw
verder.
Verdraaid. Een vreemde vent met ónze sleutel op zak..,. Ik
heb mij zo realistisch het probleem nog niet voorgesteld. Ik ga
mij er ook werkelijk een beetje onbehaaglijk bij voelen. Het
is geen geruststellende gedachte om te weten dat elk ogenblik
een onbekende je huis kan binnen komen.
„Ja, daar moet iets aan gedaan worden", zeg ik nu ook.
Mijn vrouw schept energiek de aardappels op. „Wat?" dringt
zij aan.
„Een nieuw slot", beslis ik. „Vooruit een heel nieuw slot. Dat
is het zekerste. Ik zal dat morgen meteen even in orde laten
maken".
Mijn vrouw dekt met 'een zucht de aardappelschaal weer toe.
„Maar hoe moet dat nu vannacht?" vraagt ze.
WIJ HEBBEN het langzaam aan tot half elf laten komen. Dan
sta ik op uit mij luie stoel en maak aanstalten om naar bed
te gaan. Maar mijn vrouw blijft stijf zithten. Er spelen zich
waarschijnlijk allerlei schrikaanjagende tonelen in haar hoofd af.
„Zo je voor alle zekerheid de eettafel niet tegen de deur kunnen
schuiven?" vraagt ze.
Ik voel daar bitter weinig voor, want ik weet hoe zwaar onze
eettafel is. Maar ik heb weinig keus. Als ik het niet doe, zal
ze mij de gehele nacht met haar angstvisioenen de slaap uit
de ogen houden.
„Wel zeker", zeg ik. Ia pak de eettafel aan en begin er mee te
zeulen. Ik kom er goed mee de kamer door maar in de gang
Tot de hoogtepunten van
het thans aan de gang zijnde
Holland Festival behoren
stellig de twee voorstellingen
door het Shakespeare Memo
rial Theatre uit Stratford-on-
Avon van „Koning Lear" en
„Veel leven om niets." Het
eerstgenoemde stuk van Wil
liam Shakespeare is geregis
seerd door George Devine, die
men in deze omgeving vooral
als dé leider van de voor
malige Young Vic" uit de
opvoeringen in Bloemendaals
Openluchttheater kent. De
titelrol wordt gespeeld door
niemand minder dan Sir John
Gielgud, die in „Veel leven om
niets" als Benedick optreedt.
In de verdere rolbezettingen
komt men tal van andere be
kende namen tegen, zoals
Peggy Ashcroft, Moira Lister,
Denholm Elliott, Anthony Ire
land en Powys Thomas onder
meer. maar natuurlijk gaat de
grootste belangstelling uit
naar Gielgud, die als zegger
van de verzen van Shake
speare waarschijnlijk zijn ge
lijke niet heeft. „Zegger" is
geen juist woord, want het
geheim van zijn kunst schuilt
juist in de wijze, waarop hij
MIJN VROUW vraagt of onze buurman
nog trek heeft in een kop koffie. En hij
heeft dat werkelijk. Hij zit dus nog enige
ogenblikken bij ons aan tafel, terwijl mijn
vrouw de opgewarmde koffie inschenkt.
Hij kan nog niet helemaal uit over het ge
beurde. „Hoe kunnen nou zulke agenten
zo'n stomme streek uithalen", zegt hij, „Ik
een inbreker
„Inderdaad onbegrijpelijk", antwoordt mijn
vrouw.
Ik kijk haar oplettend aan. maar zij ver
trekt geen spier vrn haar gezicht. En ik
doe er ook het zwijgen toe.
De grote tentoonstelling over het leven
en werken der Etrusken, die de Italiaanse
regering heeft doen samenstellen en die te
zien was in Zürich en thans in Milaan
wordt gehouden, zal van 1 Augustus tot 1
October in het Gemeentemuseum van
's-Gravenhage te bewonderen zijn. De ge
meenteraad heeft in een speciaal daarvoor
belegde vergadering een bedrag van
65.000 uitgetrokken ter dekking van het
nadelige saldo, dat deze tentoonstelling
naar raming zal opbrengen. Men hoopt, dat
er meer dan zestigduizend bezoekers zullen
komen.
Het doel van de tentoonstelling wordt In
een uitvoerige inleiding als volgt omschre
ven: „Het moderne intellect in onmiddel
lijk contact te brengen met de vormen en
Ideeënwereld van de oude Etrusken en
daardoor zoveel mogelijk te voldoen aan de
edele weetgierigheid die wetenschapsmens-
sen, critici, artisten en meer in het alge
meen alle cultureel ontwikkelde personen
van onze tijd, in steeds groeiende mate auri
de dag leggen voor de boeiende „mysteries"
wij zouden liever spreken van proble
men van dat volk, in wiens ervaringen
de geschiedenis en de beschaving van Ita
lië wortelen". De tentoonstelling geeft een
overzicht van het leven en werken van da
Etrusken, tussen de achtste en eerste eeuw
voor Christus.
Er komen in totaal vierhonderd vijftig
stukken van Milaan naar Den Haag, die
verzekerd zijn voor een waarde van twaalf
millioen gulden. De tentoonstelling trekli
onder zware bewaking en vergezeld vait
enige Italiaanse autoriteiten naar enkele
Europese steden. De laatste tentoonstel
lingsdag in Milaan is 30 Juni. Daarna gaart
de stukken naar Den Haag en dit transport
het betreft ook een enorm gewicht -
vraagt bijzondere voorzieningen.
De tentoonstelling heeft'een historisch
gedeelte en het grote algemene gedeelte.
Dit historische gedeelte zal in het tnuseunt
beneden worden ingericht. Vandaar gaat
men met de Berlagetrap naar boven, waap
de eigenlijke expositie wordt onderge*
bracht, die daar ongeveer drie kwart varl
de ruimte zal beslaan. De nieuw ingerich*
te tentoonstellingszalen zullen er voor het
eerst worden gebruikt. Andere zalen wow
den voor deze gelegenheid tijdelijk ont«
ruimd.
Het historisch gedeelte is allerminst saai.
De tentoonstelling brengt een zeer grot*
verscheidenheid. Een der grootste evene
menten is een volledige Etruskische tombe.
ALS IK EINDELIJK de deur geopend
heb, zie ik tot mijn stomme verbazing
twee agenten, die onze buurman in de
kraag gegrepen hebben. Een goedhartig
renteniertje, dat nog geen kip kwaad zou
kunnen doen.
„Deze agenten denken dat ik inbreek",
klaagt onze buurman, „en ik wilde alleen
maar even.
„De sleutel afgeven", waag ik te ronata-
teren.
„Natuurlijk", moppert onze buurman ver
der, „ik zag die sleutel hier op de stoep lig
gen en ik dacht: die heeft meneer natuur
lijk verloren, kom, ik zal hem even terug
brengen. Want je weet nooit, als-ie in ver
keerde handen komt...."
„Nee", zeg ik. En ik herhaal nog eens:
„Nee, zeker niet".
„Maar deze agenten geloven mij niet", wee
klaagt onze buurman wanhopig.
Mijn vrouw komt nu ook de gang inschie
ten. Zij wil zich in het gesprek mengen,
inaar daar zie ik geen heil in. Ik fluister
haar scherp toe: „De sleutel lag op de
stoep. Gewoon op de stoep".
„O", zegt ze alleen. Maar ik geloof tóch,
dat ze even uit het veld is geslagen, wané
ze houdt tenminste haar mond. Dan wend
ik mij tof de agenten. ..Heren", zeg ik, „er
is hier een misverstand in het spel. U!
wordt bedankt voor uw komst, maar heuj
wij hebben uw hulp niet nodig". Ik babbel
nog een poosje voort, want het zijn plichts-
getrouwe agenten en zij laten zich niet zo
maar met een kluitje in het riet sturen.
Maar eindelijk druipen ze toch mompe
lend af.
moet hij een halve slag om. Dat kost mij een blauwe plek op
mijn scheenbeen en een deuk in de parapluiebak. Als het mij
eindelijk geluk is het zware gevaarte tegen de voordeur opge
steld te krijgen, moet ik eerst een poosje aanmechtig tegen de
muur hangen om weer op adem te komen.
„En nu de fauteuil nog", zegt mijn vrouw genadeloos.
Maar daar bedank ik toch voor. Als zo'n bonk van een tafel
een inbreker de weg niet weet te versperren, dan helpt niets
meer. Dat is voor mij een uitgemaakte zaak. „Zo is het welle
tjes", zeg ik tegen mijn vrouw.
JUIST OP DAT moment wordt er flink aan de bel getrokken.
Mijn vrouw en ik krimpen lichtelijk ineen van schrik. „Daar
heb je em al", zegt mijn vrouw paniekerig.
„Kom", merk ik op, „denk je heus, dat een inbreker eerst zal
aanbellen?"
Maar ik onderschat de vrouwelijke logica.
„Natuurlijk", antwoordt ze, „om te kijken of er Iemand thuis
is. Als hij weet dat het huis verlaten is, slaat hij zün slag".
Toch zit er iets in die redenering dat nietklopt.Maar ik krijg er
de kans niet mijn vrouw dat uit te leggen. Een nieuw onheil
spellend geluid trekt onze aandacht.
Wij horen dat de sleutel in het slot gestoken wordt. En daarna
tracht iemand het slot om te draaien.
„Vlug", fluistert mijn vrouw mjj gejaagd toe. „Vlug, bel de
politie op. Toe nou".
Ik haast mij inderdaad naar de telefoon en draai het alarm
nummer. Wanneer zich een barse stem aan bet andere einde
van de lijn meldt, zeg ik: „Er zit een inbreker aan het slot van
onze deur te morrelen".
Ik moet het wel drie keer zeggen, want zij schijnen mij eerst
niet te willen geloven. Maar dan beloven ze toch om uit te
rukken.
En ze zijn werkelijk razend vlug. Ik heb mijn vrouw nog geen
kop zwarte koffie in kunnen schenken om haar wat te kalmeren
of wij horen de politieauto met het alarmsignaal al door onze
straat loeien.
Ik laat de koffie voor wat ze waard is en spoed mij weer de
gang in. Voor onze deur wordt hard gepraat. Hetwordt tijd,
dat ik de tafel weer een eindje terug schuif om ruimte te krij
gen de deur te openen. Dat kan nu veilig, nu de politie is
gearriveerd.
speelt mét éen tekst. Overi
gens is Gielgud trouwens in de
eerste plaats een karakter
speler, zoals volgens hem
iedere acteur moet zijn.
Zijn eerste grote Shake-
I pea re-rol, zo kan men in zijn
autobiografie „Early Stagies"
lezen, vertolkte hij in Londen
reeds op negentienjarige leef
tijd: die van Romeo, met
Gwen Ffrangcon Davies als
zijn tegenspeelster. Over het
spelen van Shakespeare schreef
hij in het genoemde boek:
„Men is verplicht zich altijd
van de aanwezigheid van het
publiek bewust te blijven. Het
compromis tussen een decla
matorische en een naturalisti
sche still is uitermate subtiel
en vraagt een geweldige tech
nische bedrevenheid."
Koning Lear werd door
Gielgud voor het eerst ge
speeld in 1931 in Sadler's
Wells Theatre, vervolgens in
1940 bij de Old Vic met veel
succes. Hij verscheen in tal
rijke films, ook in thriller van
Hitchcock en geniet verder
speciale bekendheid als ver
tolker ln stukken van Tsje-
chov, die hem trouwens bij
zonder dierbaar zyn.