Onderricht van Nederlandse taa op HBS en in Australië? „La vie parisienne" in huiselijke dialogen teuteJt EEN KORT VERHAAL DOOR FERDINAND LANGEN FRANSE PARAGRAAF Winkeltjes A ustralische studenten voerden Nederlandse toneelstukken op John Giet gild Grote Etruskische tentoonstelling in Den Haag speelt Lear Dierbare vrienden (Van onze correspondent in Australië) NEDERLANDERS hebben in de ontdekking van Australië een belangrijke rol gespeeld. Zelfs de Engelse ontdekkingsreiziger James Cook, die hier geldl als de ontdekker van Terra Australis. heeft een kaart van Abel Tasman gebruikt. De rol van de Neder landers was dus niet uitgespeeld, toen zij hun ontdekkingsreizen naar Jiet onbekende land staakten. Ook later, nadat het land door de Britten gekoloniseerd werd, bleef de invloed van de Nederlanders niet onopgemerkt. De economische ontwikkeling van het land voert in haar geschiedenis namen van Nederlan ders mee. De thans beroemde Australische mijnen van lood, zilver en zink en de staalfabrieken van Broken Hill Proprietary, met ver takkingen over het gehele land en invloeden in vrijwel alle in dustrieën. kregen in 1911 de Nederlander G. P. Delpral als al gemeen directeur. Hij was de man van de Deli-tabak. Zijn naam behoeft dus geen verdere toelichting. Hg was ook de man, die voor de BHP het initiatief nam tot de staatproductie. De BHP is voor Australië wat de Kolen- en Staalgemeenschap is voor Europa. De invloed van de Nederlanders is echter niet tot het economi sche bei>erkt gebleven Er is ook een culturele invloed. Natuur lijk kan men niet verwachten, dat deze zich als een stortvloed over het land spreidt of tot een culturele BHP uitgroeit. Het gaat meer om de aanwezigheid ervan, zoals een bron in de woestijn, waar een dorstige zich kan laven. Aan de universiteit van Melbourne bijvoorbeeld zijn 528 studenten in de Franse taal en letterkunde, tegen slechts 65 studenten voor de colleges in Nederlandse taal en letteren. Maar in 1938 waren er 420 studenten voor Frans en voor Nederlands geen enkele. Er is dus een positieve, nieuwe invloed geschapen: de verbreiding van kennis der Nederlandse taal en letteren in een Australisch- Engels-sprekende maatschappij. Het lectoraat in de Nederlandse taal aan de universiteit van Melbourne - oorspronkelijk bezet door de nu gepensionneerde prof. dr. Augustijn Lodewrjckx taan wiens werk men ontzaglijk veel te danken heeft) - is sinds ongeveer zes jaren in handen van de Nederlander dr. Jacob Smit, geassisteerd door drs. R. P. Meyer die het vorig jaar werd aangesteld in vaste dienst). De culturele invloed, welke dit lectoraat uitoefent op jonge Australiërs - die door hen verder wordt uitgedragen in de Australische maatschappij - mag niet worden onderschat. Ook al is het aantal studenten, relatief gezien, gering, het beweegt zich in stijgende lijn. In 1946 waren er 44. Dit aantal daalde tot 27 in 1948. steeg tot 63 in 1950 en tol 65 in 1954. Vergeleken met het aantal studenten in de Duitse taal, dat slechts met 5 is toegenomen sinds 1946, slaat de Nederlandse afdeling geen slecht figuur, temeer als men bedenkt dat de Duitse staf aan genoemde universiteit groter is dan de uit slechts twee man en een secretaresse bestaande Nederlandse. ER LIGT vroor de Nederlandse afdeling nog een wijd gebied open. Aan de leden van de Nederlandse staf zal het niet liggen als dit niet intensief bewerkt wordt. In 1952 voerden de studenten, merendeels Australiërs, het toneelstuk „Mareiken van Nimweghen" op voor honderden leden van de Nederlandse gemeenschap. Ook het jaar daarop werd een toneeluitvoering gegeven, onder meer een bewerking van „De kleine parade" van Henriëtte van Eyk en „Voor het diner" van mevrouw Simons-Mees, •waarbij de goede Nederlandse uitspraak van de Australische studenten opvallend was. Het lectoraat heeft voor zijn bibliotheek ten behoeve van de studenten vele boeken aangeschaft of ten geschenke ontvangen: Multatuli, Huizing*Boutens, Couperus en Vlaamse letterkundige tijdschriften. De voorziening met Nederlandse tijdschriften laat nog te wensen. Ik geloof dat men er in Nederland goed aan zou doen de biblio theek van het Nederlandse lectoraat te Melbourne te gedenken met litteraire bla den. Dr. Smit, die thans met verlof in Nederland vertoeft, is trouwens actief bezig om uit het subsidie, dat de Nederlandse regering aan het lectoraat geeft, de aan koop van meer boeken te bekostigen. Maar dit subsidie is slechts bescheiden. Het is van belang dat de Nederlandse cultuur wordt uitgedragen in een land, waar de Nederlandse ontdekkingsreizigers van de zeventiende eeuw hun sporen heb ben nagelaten. Het vorig jaar bezocht een Australische student, die in Melbourne de universitaire cursus in de Nederlandse taal en letteren volgde, Zuid-Afrika, waar hij ook door Jan Greshoff ontvangen werd. IIET PARIJSE leven blijft in al zijn ver scheidenheid het belangrijkste onderwerp van de Franse omroep, hetgeen niet te ver wonderen is wanneer men bedenkt, dat het culturele réservoir waaruit men in de Lichtstad kan putten welhaast bodemloos schijnt te zijn. En is enerzijds deze gees telijke schatkamer onuitputtelijk, de re gisseurs en auteurs van de Franse omroep houden daarmee gelijke tred door steeds weer nieuwe vormen te vinden waarin zij hun stol gieten om haar voor de luisteraars ook in het buitenland aantrekkelijk te maken. Een van die radioschrijvers is de criticus en romancier Paul Guth, die ook een func tie heeft bij de luisterspelafdeling van de Saarlandse omroep. Hij is de auteur van een serie „Le naif en ia futée" (De on nozele en de geslepene) welke elke Zater dagmiddag in het programma Parijs-Inter wordt uitgezonden. De luisteraars maken onder die titel met een Parijs echtpaar kennis, waarvan de man de neiging heeft alles voor zoete koek te slikken wat hem wordt voorgeschoteld, ie vrouw daarentegen van alles het naadje van de kous wil we ten en daarbü al spoedig de grote en kleine gebreken ontdekt, waaraan veel mank gaat wat hen, vooral op artistiek gebied, wordt aangepraat. Men ontmoet deze eenheid der tegendelen niet alleen in haar huiselijke omgeving m het zestiende arrondissement, maar ook op de pleinen en boulevards, in de schouwburgen en tentoonstellingszalen Hij keerde naar Australië terug met een collectie litteratuur in het Zuid-Afrikaans. Dr. Jacob Smit is van mening dat, wan neer de tegenwoordige immigranten-gene ratie geassimileerd is, er onder haar na komelingen kinderen en kleinkinderen zul len zijn, die, bewust van hun Nederlandse afstamming, hun kennis van de taal, litte ratuur en cultuur van het moederland wil len uitbreiden door studie aan de universi teit. Tot nu toe zü-n de studenten onder dr. Smit's en drs. Meyer's gehoor vrijwel al leen Australiërs, maar in de toekomst zul len er, naar verwacht wordt, ook Austra liërs van Nederlandse afstamming zijn, die deze colleges gaan volgen. OOK BUITEN de universiteit wordt al iets meer aandacht aan het Nederlands ge schonken. Zo heeft de schoolraad van de staat Nieuw Zuid Wales een leerplan op gesteld voor onderwijs van de Nederlandse taal op de middelbare scholen. In de com missie, die zich met de voorbereiding tot dit plan heeft bezig gehouden, zaten be halve Australische docenten, ook Neder landers, onder anderen mevrouw Water man, Neerlandica en Germaniiste, die vroe ger lerares in Eindhoven is geweest; mr. Ab Drilsma, die in de oorlogsjaren werk zaam was bij het departement van Justitie der uitgeweken Nederlandse regerin.; te Londen en dr. R. P. J. ten Seldam, pa-tho- van de Franse hoofdstad. Wat uit radio- phonisch oorpunt vooral interessant is zijn de subtiele klankdécors waarvan de regis seurs gebruik maken om de „verandering van klimaat" aan te geven, waaronder hun sujetten verkeren. Intussen behoeft het geen betoog, dat het in deze serie niet gaat om geredekavel zon der meer. De talenten van Paul Guth (die zijn naïeve hoofdpersoon reeds gestalte gaf in een drietal aardige romans) en van zijn medeproductrice Hélène de Labrusse staan er borg voor, dat deze levendige samen spraken niet alleen een gesproken gids vor men voor degene die wil weten wat er in Parijs te doen is, maar ook een niet onge slaagde synthese van aan elkaar tegenge stelde opvattingen over dezelfde manifes tatie, om het even of het nu over een nieuw toneelstuk, een nieuwe film of een nieuwe minister-president gaat. Belangrijk vooral is de oorspronkelijke vormgeving, welke demonstreert, dat men serieuze on derwerpen niet altijd in zwaartillende le zingen en commentaren behoeft te behan delen, zonder dat dit afbreuk behoeft te doen aan de kwaliteit van het te berde gebrachte. J. H. B. LOUIS SAA1.BOKN GASTLEKAAR Aan de Academie voor Dramatische Kunst „De Toneelschool" te Amsterdam zullen in de volgende cursus Louis Saalborn als gaBtleraar voor Vondelstudie en Ben Al- bach als leraar in de toneelgeschiedenis verbonden zjjn. loog aan de nieuwe medische school van de universiteit te Sydney. Het leerplan is vooral bedoeld voor Ne derlandse kinderen, maar men hoopt dat op den duur ook Australische kindereu zo'n cursus zullen volgen. Het is op de Austra lische middelbare scholen gebruikelijk, dat de leerlingen bij het begin van de cursus in de gelegenheid worden gesteld ren keuze te doen in de vreemde talen, die zij wen sen te leren. Nederlands zou dus faeultatief kunnen worden gesteld. Voorlopig zijn er nog geen leerkrachten, die het Nederlands kunnen onderwijzen. In de torkomst zal dit vacuum echter wel gevuld worden, ai zal het zeker nog verscheidene Jaren duren. Middelbare scholen en de universiteit zul len met elkaar moeten samenwerken om enerzijds de belangstelling voor het Neder lands op te wekken en anderztids een we tenschappelijke vorming mogelijk te maken. DIE BELANGSTELLING kan ook langs indirecte wegen tot ontwikkeling komen, als we bedenken dat dr. Smit en drs. Meyer niet de enige Nederlanders zijn met een universitaire functie. Aan de universiteit van Brisbane, de hoofdstad van Queens land, doceert de jonge oud-Rotterdamse econoom drs. A. J. Reitsma internationale economische vraagstukken. Hjj is daar lec tor in de economie, een functie die hem enkele jaren geleden werd aangeboden. Aan de Australische Nationale Universiteit in de hoofdstad Canberra is de Nederlan der GerrK Mulder, als Senior Research Fellow van de afdeling voor geschiedenis van het Verre Oosten verbonden. De heer Mulder komt uit Zaandam, studeerde Chi nees en Japans in Leiden en was, voor hij in Juli 1953 naar Australië kwam om zjjn tegenwoordige po-itie te aanvaarden, pro fessor aan de Tsinghua-universiteit van Peking en vervolgens assistent-professor voor Chinees aan de Yale-universiteit in Amerika. Prof. Mulder, wiens oordeel ik vroeg ovet de pultureel-wetenschappelij'ke betrekkin gen tussen Australië en Nederla-nd, gelooft dat hat van groot nut is voor heide landen, mdien gegradueerden van Nederlandse universiteiten diepere belangstelling gin gen tonen in de mogelijkheden, die Austra lië biedt. Wat een poespap PARIJS, Juni 8 Als het mooi weer ls gaat het bastaardkeesje van de concier ge op de vensterbank van de loge naast de voordeur in de zon zitten. Het vaststellen daarvan ls niet de enige manier om het mooie weer waar te nemen, maar de be hoefte om een zo overstelpende waarheid in compact formaat bevestigd te zien is waarschijnlijk een algemeen menselijke, vandaar ook de oude populariteit der weer- huisjes Bovendien doet het hondje aan da bekoring van de dag toe: in gewone om standigheden is het lelijk neurotisch, ge kwetst keffend en achterwaarts springend bij de geringste onverwachte beweging van een omstander, maar in de zon knijpt het de ogen tot de helft toe en snuffelt doeze lend aan de wind. Dikwijls ook is het van de oren af naar achteren gesluierd door het vitragegordjjn. Hij geeft op die manier de stemming aan die ook een menselijk wezen op een nog niet te zware warme dag makkelijk beet krjjgt, als het geen kunst meer is te dag dromen van innemender klimaten waar al tijd een scherpe zon schjjnt en waar ook de bedrijfsgrage westerling zijn leven zou in richten naar enkele oerbehoeften zoals oor log en liefde, zonder zich verder te bekom meren om optellingen, aftrekkingen, felici tatiebrieven en de plicht in het algemeen. Kort na lunchtijd bezet het dommelende n-oogegeten publiek bijna al de gele ijzeren klapstoeltjes van het park: een meerder heid van moeders met breiwerkjes en kin deren die huppelen op het streng verboden gras. maar ook studenten met zware bril len die aantekeningen maken in ordentelijke schriften met ruitjespapier en kantoor meisjes lachend met de handen stjjf in de driehoekige zakken van haar jasjes gesto ken. In de schaduw van de bomen zitten de ouderen, solied gepensionneerde mannen i:i alpinopet die gewichtig maar ironisch do kiant lezen en veel oudere vrouwen met uit de mode geraakte hoeden recht boven op het hoofd, die zonder verwachting met grote ogen in het rond zien. In de vijver staat de fontein aan en de wind gooit ver spreide druppels tegen de wangen van da voorbijgangers, die de tanden ontbloten te gen do zon. Builen het park is het de tijd om de vreedzame leden te ontspannen voor de étalages van allerlei winkeltjes, die goede ren zonder gebruikswaarde verkopen, In een antiekwinkeltje wordt een Engc'se prent uit 1900 getoond: een heer In rok, met blonde snor en baard, blijkens het on derschrift aan het dromen over de toe komst. Inderdaad in slaap met een wolk boven het hoofd waarin de volgende afbeel ding: een paard in gestrekte draf, met een Amerikaanse vlag als zadel, maar als be rijder alleen een aap in een rood jasje, op de hals van het paard gezeten. De heer is een paurdensportliefhcbber, dat is te zien aan de wandversiering in zijn traditioneel bibliotheekachtige vertrek maar wat dan nog, wat kan die prent betekenen? Een grimmige Internationale grap misschien, vervuld van bijgedachten aan moeders met kinderen in ketenen en gespierde personen niet zweep, ook weer in vlaggen gekleed. Of misschien juist iets goedigs, over geld verdienen in de paardensport, een aristo cratische uitdrukking van: Ome Arie heb een lot gekocht in de Sweepstake. In een ander winkeltje ligt een collectie zonderlinge pijpen: pr is er één waar een klein mannetje, hooghartig schoon van ge laatstrekken met een laken los over het on derlijf geworpen, schrijlings op de steel zit, de rug gesteund to£en de kop: de aardig heid is natuurlijk dat, als een ongeoefende pijproker de kop te warm laat worden, hot mannetje zonder een woord opstaat en de kamer verlaat. Een andere pijpekop Is, in het wit. als een doodshoofd gesneden, met twee grote groene glazen kralen als ogën, ontworpen zonder twijfel voor originele persoonlijkheden. Achter een ander raam liggen brieven van grote mannen: een krabbeltje van De- gas, dat hij ziek is en dat er niet op hem gerekend moet worden; een aardige brief van George Sand, dat hij vast vier plaatsen in een loge heeft genomen; een brief van Léon Bloy aan de dokter, dat zijn dochter ziek is en dat hij zelf aan het schrijven Is aan twee boeken. Maar in een winkeltje waar oude kaarten van Parijs tentoonlig- gen worden juist kranten in de étalage uit gespreid ter zonweringDan kan men beter omzien naar een café. waar de zon der animo dienstdoende ober met afgewend hoofd een koffie zal serveren. Dr. DARIUS MILHAUD. De beroemde Franse componist Darius Milhaud is tijdens examens aan de school van de Hebreeuwse Bond voor religieuze muziek onderscheiden met het eredoctoraat in de Hebreeuwse letteren. Tijdens de ere promotie zong een koor van veertig studen ten de door Milhaud gecomponeerde „Ge beden voor de Sabbathavortd". Bij de uit reiking van de doctorsbul werd Milhaud geprezen als „een moedig strijder voor de mocratie, een groot kunstenaar en een dappere Jood". Voor de microfoon ALS IK LAAT in de middag thuis kom, zegt mijn vrouw tegen mij, dat zij die morgen de sleutel in de buitendeur heeft laten zitten en dat die sleutel nu weg is. Ik hoor dat nauwelijks. Ik loop de kamer door en ik let niet op haar. Ik slinger mijn zware tas op mijn bureaustoel en mijn gedachten zijn nog bij de wasbazen, die ik die dag heb bezocht om mijn waspoeder aan te praten. In gedachten sta ik nog met hen te redeneren. Er zijn er bij, van wie ik hoop dat ze nooit meer een stuk wasgoed helder zullen krijgen. Maar dan kijk ik toch om en ik zie mijn vrouw met een angstige blik bij de schoonsteenmantel staan. „Wat zei je?" vraag ik. „Heb je het dan niet gehoord?" vraagt ze enigszins gekrenkt terug. „Nee", bekend ik ronduit. Daarop krijgt ik het verhaal uitvoerig verteld. Zij was die mor gen naar de markt geweest. Om kwart over elf was ze weer thuis gekomen en had ze de deur met haar sleutel geopend. Op hetzelfde ogenblik passeerde de bakker en had ze zich naar zijn kar gespoed voor een half witje en een paar krentebollen. Toen ze terug kwam, was de sleutel uit het slot van de buitendeur verdwenen. En ze wist zeker, dat ze hem er in had laten zitten. „Er moet een vent langs gekomen zijn", zegt ze, „die hem er uit heeft gehaald en meegenomen. Wat nu?" Wat nu? Dat vraagt zij. Maar daar ben ik voor het eerst nog niet aan toe. Ik zeg: „Hoe weet je dat het een vent is geweest?" „Wat anders?" vraagt mijn vrouw. En ik vraag terug: „Ix>pen er dan alleen maar kerels door onze straat die op sleutels loeren?" „Als je bedoelt dat het misschien baldadige kinderen kunnen zijn geweest", valt mij vrouw mij in de rede, ,.dan heb je het mis. Ik heb al hier tegenover bij de Houtmannen mijn licht op gestoken. Maar die hebben hun jongens onder de wol liggen met griep". Goed, de Houtmannetjes, die schrikken van de straat, blijven dan buiten schot. Maar aan zo'n onbekende vent wil ik ook nog niet helemaaL „Weet je zeker, dat je die sleutel niet gewoon in je zak hebt gestoken?" opper ik onschuldig. „Bah", zegt mijn vrouw. Zij trekt een verongelijkt gezicht en gaat naar de keuken. Waarschijnlijk om de laatste hand aan het eten te leggen. Dat wordt da.i ook hoog tijd. JUIST ALS IK de eerste lepel soep naar de mond wil brengen, begint mijn vrouw weer over die sleutel. „Wat denk je nu te doen?" vraagt ze. Eerlijk gezegd nog niets. „Eerst eens kijken", antwoord ik op pervlakkig. Ik hap de lepel leeg en neem een tweede. „Als je maar niet denkt dat we zó de nacht kunnen ingaan", zegt mijn vrouw. Waarom niet, peins ik boven mijn soep. Waarom eigenlijk niet. Ik ben slaperig genoeg. En het is morgen weer vroeg dag. „De gedachte dat een vreemde vent met onze sleutel op zak loopt, zal mij geen oog dicht laten doen", zegt mijn vrouw verder. Verdraaid. Een vreemde vent met ónze sleutel op zak..,. Ik heb mij zo realistisch het probleem nog niet voorgesteld. Ik ga mij er ook werkelijk een beetje onbehaaglijk bij voelen. Het is geen geruststellende gedachte om te weten dat elk ogenblik een onbekende je huis kan binnen komen. „Ja, daar moet iets aan gedaan worden", zeg ik nu ook. Mijn vrouw schept energiek de aardappels op. „Wat?" dringt zij aan. „Een nieuw slot", beslis ik. „Vooruit een heel nieuw slot. Dat is het zekerste. Ik zal dat morgen meteen even in orde laten maken". Mijn vrouw dekt met 'een zucht de aardappelschaal weer toe. „Maar hoe moet dat nu vannacht?" vraagt ze. WIJ HEBBEN het langzaam aan tot half elf laten komen. Dan sta ik op uit mij luie stoel en maak aanstalten om naar bed te gaan. Maar mijn vrouw blijft stijf zithten. Er spelen zich waarschijnlijk allerlei schrikaanjagende tonelen in haar hoofd af. „Zo je voor alle zekerheid de eettafel niet tegen de deur kunnen schuiven?" vraagt ze. Ik voel daar bitter weinig voor, want ik weet hoe zwaar onze eettafel is. Maar ik heb weinig keus. Als ik het niet doe, zal ze mij de gehele nacht met haar angstvisioenen de slaap uit de ogen houden. „Wel zeker", zeg ik. Ia pak de eettafel aan en begin er mee te zeulen. Ik kom er goed mee de kamer door maar in de gang Tot de hoogtepunten van het thans aan de gang zijnde Holland Festival behoren stellig de twee voorstellingen door het Shakespeare Memo rial Theatre uit Stratford-on- Avon van „Koning Lear" en „Veel leven om niets." Het eerstgenoemde stuk van Wil liam Shakespeare is geregis seerd door George Devine, die men in deze omgeving vooral als dé leider van de voor malige Young Vic" uit de opvoeringen in Bloemendaals Openluchttheater kent. De titelrol wordt gespeeld door niemand minder dan Sir John Gielgud, die in „Veel leven om niets" als Benedick optreedt. In de verdere rolbezettingen komt men tal van andere be kende namen tegen, zoals Peggy Ashcroft, Moira Lister, Denholm Elliott, Anthony Ire land en Powys Thomas onder meer. maar natuurlijk gaat de grootste belangstelling uit naar Gielgud, die als zegger van de verzen van Shake speare waarschijnlijk zijn ge lijke niet heeft. „Zegger" is geen juist woord, want het geheim van zijn kunst schuilt juist in de wijze, waarop hij MIJN VROUW vraagt of onze buurman nog trek heeft in een kop koffie. En hij heeft dat werkelijk. Hij zit dus nog enige ogenblikken bij ons aan tafel, terwijl mijn vrouw de opgewarmde koffie inschenkt. Hij kan nog niet helemaal uit over het ge beurde. „Hoe kunnen nou zulke agenten zo'n stomme streek uithalen", zegt hij, „Ik een inbreker „Inderdaad onbegrijpelijk", antwoordt mijn vrouw. Ik kijk haar oplettend aan. maar zij ver trekt geen spier vrn haar gezicht. En ik doe er ook het zwijgen toe. De grote tentoonstelling over het leven en werken der Etrusken, die de Italiaanse regering heeft doen samenstellen en die te zien was in Zürich en thans in Milaan wordt gehouden, zal van 1 Augustus tot 1 October in het Gemeentemuseum van 's-Gravenhage te bewonderen zijn. De ge meenteraad heeft in een speciaal daarvoor belegde vergadering een bedrag van 65.000 uitgetrokken ter dekking van het nadelige saldo, dat deze tentoonstelling naar raming zal opbrengen. Men hoopt, dat er meer dan zestigduizend bezoekers zullen komen. Het doel van de tentoonstelling wordt In een uitvoerige inleiding als volgt omschre ven: „Het moderne intellect in onmiddel lijk contact te brengen met de vormen en Ideeënwereld van de oude Etrusken en daardoor zoveel mogelijk te voldoen aan de edele weetgierigheid die wetenschapsmens- sen, critici, artisten en meer in het alge meen alle cultureel ontwikkelde personen van onze tijd, in steeds groeiende mate auri de dag leggen voor de boeiende „mysteries" wij zouden liever spreken van proble men van dat volk, in wiens ervaringen de geschiedenis en de beschaving van Ita lië wortelen". De tentoonstelling geeft een overzicht van het leven en werken van da Etrusken, tussen de achtste en eerste eeuw voor Christus. Er komen in totaal vierhonderd vijftig stukken van Milaan naar Den Haag, die verzekerd zijn voor een waarde van twaalf millioen gulden. De tentoonstelling trekli onder zware bewaking en vergezeld vait enige Italiaanse autoriteiten naar enkele Europese steden. De laatste tentoonstel lingsdag in Milaan is 30 Juni. Daarna gaart de stukken naar Den Haag en dit transport het betreft ook een enorm gewicht - vraagt bijzondere voorzieningen. De tentoonstelling heeft'een historisch gedeelte en het grote algemene gedeelte. Dit historische gedeelte zal in het tnuseunt beneden worden ingericht. Vandaar gaat men met de Berlagetrap naar boven, waap de eigenlijke expositie wordt onderge* bracht, die daar ongeveer drie kwart varl de ruimte zal beslaan. De nieuw ingerich* te tentoonstellingszalen zullen er voor het eerst worden gebruikt. Andere zalen wow den voor deze gelegenheid tijdelijk ont« ruimd. Het historisch gedeelte is allerminst saai. De tentoonstelling brengt een zeer grot* verscheidenheid. Een der grootste evene menten is een volledige Etruskische tombe. ALS IK EINDELIJK de deur geopend heb, zie ik tot mijn stomme verbazing twee agenten, die onze buurman in de kraag gegrepen hebben. Een goedhartig renteniertje, dat nog geen kip kwaad zou kunnen doen. „Deze agenten denken dat ik inbreek", klaagt onze buurman, „en ik wilde alleen maar even. „De sleutel afgeven", waag ik te ronata- teren. „Natuurlijk", moppert onze buurman ver der, „ik zag die sleutel hier op de stoep lig gen en ik dacht: die heeft meneer natuur lijk verloren, kom, ik zal hem even terug brengen. Want je weet nooit, als-ie in ver keerde handen komt...." „Nee", zeg ik. En ik herhaal nog eens: „Nee, zeker niet". „Maar deze agenten geloven mij niet", wee klaagt onze buurman wanhopig. Mijn vrouw komt nu ook de gang inschie ten. Zij wil zich in het gesprek mengen, inaar daar zie ik geen heil in. Ik fluister haar scherp toe: „De sleutel lag op de stoep. Gewoon op de stoep". „O", zegt ze alleen. Maar ik geloof tóch, dat ze even uit het veld is geslagen, wané ze houdt tenminste haar mond. Dan wend ik mij tof de agenten. ..Heren", zeg ik, „er is hier een misverstand in het spel. U! wordt bedankt voor uw komst, maar heuj wij hebben uw hulp niet nodig". Ik babbel nog een poosje voort, want het zijn plichts- getrouwe agenten en zij laten zich niet zo maar met een kluitje in het riet sturen. Maar eindelijk druipen ze toch mompe lend af. moet hij een halve slag om. Dat kost mij een blauwe plek op mijn scheenbeen en een deuk in de parapluiebak. Als het mij eindelijk geluk is het zware gevaarte tegen de voordeur opge steld te krijgen, moet ik eerst een poosje aanmechtig tegen de muur hangen om weer op adem te komen. „En nu de fauteuil nog", zegt mijn vrouw genadeloos. Maar daar bedank ik toch voor. Als zo'n bonk van een tafel een inbreker de weg niet weet te versperren, dan helpt niets meer. Dat is voor mij een uitgemaakte zaak. „Zo is het welle tjes", zeg ik tegen mijn vrouw. JUIST OP DAT moment wordt er flink aan de bel getrokken. Mijn vrouw en ik krimpen lichtelijk ineen van schrik. „Daar heb je em al", zegt mijn vrouw paniekerig. „Kom", merk ik op, „denk je heus, dat een inbreker eerst zal aanbellen?" Maar ik onderschat de vrouwelijke logica. „Natuurlijk", antwoordt ze, „om te kijken of er Iemand thuis is. Als hij weet dat het huis verlaten is, slaat hij zün slag". Toch zit er iets in die redenering dat nietklopt.Maar ik krijg er de kans niet mijn vrouw dat uit te leggen. Een nieuw onheil spellend geluid trekt onze aandacht. Wij horen dat de sleutel in het slot gestoken wordt. En daarna tracht iemand het slot om te draaien. „Vlug", fluistert mijn vrouw mjj gejaagd toe. „Vlug, bel de politie op. Toe nou". Ik haast mij inderdaad naar de telefoon en draai het alarm nummer. Wanneer zich een barse stem aan bet andere einde van de lijn meldt, zeg ik: „Er zit een inbreker aan het slot van onze deur te morrelen". Ik moet het wel drie keer zeggen, want zij schijnen mij eerst niet te willen geloven. Maar dan beloven ze toch om uit te rukken. En ze zijn werkelijk razend vlug. Ik heb mijn vrouw nog geen kop zwarte koffie in kunnen schenken om haar wat te kalmeren of wij horen de politieauto met het alarmsignaal al door onze straat loeien. Ik laat de koffie voor wat ze waard is en spoed mij weer de gang in. Voor onze deur wordt hard gepraat. Hetwordt tijd, dat ik de tafel weer een eindje terug schuif om ruimte te krij gen de deur te openen. Dat kan nu veilig, nu de politie is gearriveerd. speelt mét éen tekst. Overi gens is Gielgud trouwens in de eerste plaats een karakter speler, zoals volgens hem iedere acteur moet zijn. Zijn eerste grote Shake- I pea re-rol, zo kan men in zijn autobiografie „Early Stagies" lezen, vertolkte hij in Londen reeds op negentienjarige leef tijd: die van Romeo, met Gwen Ffrangcon Davies als zijn tegenspeelster. Over het spelen van Shakespeare schreef hij in het genoemde boek: „Men is verplicht zich altijd van de aanwezigheid van het publiek bewust te blijven. Het compromis tussen een decla matorische en een naturalisti sche still is uitermate subtiel en vraagt een geweldige tech nische bedrevenheid." Koning Lear werd door Gielgud voor het eerst ge speeld in 1931 in Sadler's Wells Theatre, vervolgens in 1940 bij de Old Vic met veel succes. Hij verscheen in tal rijke films, ook in thriller van Hitchcock en geniet verder speciale bekendheid als ver tolker ln stukken van Tsje- chov, die hem trouwens bij zonder dierbaar zyn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 13