ia| HOERA Honderden heelden küfarjs 6 C 9 Sonsbeek '55: een park vol schoonheid Olifantje om zelf te kleuren op een groene weide Vluchtige ontmoeting niet een nobel mens Preken in Rusland Elke Zaterdag acht paginal hij alle edities van Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant KERKELIJK LEVEN V V.' O - VA'/' v - -V Het was een van de kleine musjes uit de dakgoot. Hans en juf keken tegelijker tijd op. Het musje zat helemaal in el kaar gedoken op het randje van de goot en vlak bij hem lag de zwarte kater. „Oei, lelijk beest", riep juf en ze vergat haar hele kruiwagen, „ga je weg!" Ze holde naar het huis waar de kat zat en heel vlug over haar hoofd heen siste de kater tegen Hans. „Ik doe maar alsof pak vlug de tienen. Vlug dan, vlug!" Hansje wist dat het verschrikkelijk lelijk was wat hij deed, maar het leek wel of hij het zelf niet was. Voor hij het wist had hij het zakje met tienen van de kruiwagen gegrist en onder zijn bloes gestopt. De kater deed net of hij zich liet wegjagen en kwam met een sprong op straat terecht. Met een vuur rode kleur en het zakje met tienen, dat wel leek te branden onder zijn bloes, wou Hans doorlopen, maar hij keek aldoor maar naar de kater en boem, liep hij pardoes tegen de kruiwagen op „Hé jongen, kijk uit waar je loopt", zei een harde stem en een man hield nog net zijn kruiwagen tegen en liep er mee door. „Wat is het Hansje? Heb je je pijn ge daan?" Hans keek op. Voor hem stond juf en keek naar zijn knie waar een bult op kwam. „O nee, nee.stotterde Hans, „nee, helemaal niet, juf. Ik keek niet uit.... ik keek naar die kater daar." Midden op straat zat een zwarte kater die naar Hans en de juf loerde. „Hij kijkt net of hij iets heel lelijks heeft willen doen", zei juf. „Loop je mee zo ver, Hans?" Hansje keek om zich heen. De bomen waren hetzelfde, de huizen ook en de mussen op het dak en de twee hondjes voor de slagerswinkel ook. En juf ook, juf was ook als anders. Alleen hij zelf, Hansje, was anders dan anders. „Had ik maar.had ik maar", zoemde het in zijn hoofd. En dat was hem nog nooit eerder gebeurd. MIES BOUHUYS deed of ze Hansje niet zag en anders zwaaide ze uit de verte al met haar hand. „Is ze het wel?" vroeg Hansje half hardop aan zich zelf. „Nou en of", zei een stem naast hem, „kijk maar eens goed en kijk maar eens wat ze op haar kruiwagen heeft." Hansje keek verschrikt op zij. Welk vriendje of vriendinnetje was dat? Hè, er was niemand. Alleen een grote zwarte kater die hem met groene ogen nieuws gierig aankeek. „Nou, wat zeg je er van?", vroeg de kater, „is ze het of is ze het niet?" „Praat jij?" vroeg Hansje verschrikt. „Let liever op je juf en wat ze daar in die kruiwagen heeft," siste de kater, „dat is heel wat belangrijker." „Maar wat heeft ze daar dan?" vroeg Hansje en hij keek naar de zakjes die steeds dichterbij kwamen met juf er achter. „Cijfers", zei de kater, „cijfers voor jullie." „Cijfers? Hoe kan dat nou? Juf geeft toch pas cijfers als we ons werk ge maakt hebben. Ze heeft toch geen cijfers in een zakje?" „Tuurlijk wel" fluisterde de kater, want juf was nu vlak bij en hij wou zeker niet dat zij het hoorde, „tuurlijk, ze geeft je gewoon wat ze wil geven. Allemaal onzin dat je er voor werken moet." „Maarfluisterde Hansje en hij durfde hiet te zeggen wat hij dacht, „maar „Tuurlijk, zeg het maar, je bedoelt, dat als jij zo'n zakje had, je je nergens meer ongerust over hoefde te maken. Is het niet? Let maar eens op, ik help je wel." „Nee, nee", riep Hansje hem na, want met grote sprongen was de kater opeens verdwenen, nee, nee, dat mag niet." „Dag Hansje," zei opeens de stem van juf, want ze was nu vlak bij. „Dag juf", zei Hansje verlegen en hij keek haar niet aan. Met grote ogen tuurde hij naar de schone witte zakjes waarop met zwarte inkt de cijfers stonden. „Nief te dicht bij komen, Hansje", zei juf streng, „als er eens een cijfertje af valt. „Het is dus waar", dacht Hansje, „het is dus echt waar." „Op dat moment hoorden ze boven zich 'n a. chuwelijk, doodsbang gepiep, „Brr," zei het boerenveulentje en schudde met zijn manen, „kijk eens hoe nat het is, je kunt in 't weiland pootje baden. Vooruit ik bel de zon eens op hoe of dat eigenlijk zit, zó wordt het groene gras nooit hooi, de kersen blijven wit. Hallo, hallo, met mevrouw Zon? Waar zit u toch, mevrouw? De dieren, iedereen en ik, we rillen van de kou. Wat zegt u, is dat niet uw schuld? Doet dat de Regenman? Ik zal eens zien of ik daaraan niet wat veranderen kan." Hup, draafde 't boerenveulentje, gewapend met een stok naar Bits, de boze Regenman en sloot hem in een hok. Weg alle wolken, mevrouw Zon kwam stralend voor de dag en iedereen riep hard „hoera" toen hij haar komen zag. „Ziezo," zei 't boerenveulentje, hoe heb ik dat gedaan? Kom Koos, de koe. Het land is droog, we kunnen wandlen gaan. MIES BOUHUYS „Boem". De deur sloeg met een klap achter Hansje dicht. Hij stond op straat. De zon scheen, de vogels in de bomen zongen, maar Hansje zag of hoorde niets. Alleen het zoemen in zijn hoofd, dat hoorde hij. Optelsommen, tafels, moeilijke woorden, alles danste daar door elkaar. „Had ik maar....", dacht Hansje, „had ik maar, o, had ik maar. Op de maat van die drie woorden stapte hij verder. Hansje was bang. Vandaag begonnen de repetities op school. Juf had ze gewaarschuwd en nog eens pre cies verteld wat ze thuis moesten over- leren uit hun boekjes. Maar Hansje had het te druk gehad met allerlei andere dingen: voetballen, zijn me- canodoos en zijn albumplaatjes. De boekjes waren dicht gebleven. „Poeh", had Hansje gezegd, „er is toch niks aan hoor, ik kan het zo wel." Maar vandaag zei hij dat helemaal niet meer. Nu stapte hij op de maat van „had ik maar, had ik maar" naar school. En alles wat hij voor het ontbijt nog even vlug had willen leren warrelde door zijn hoofd. Tussen zijn ogen zat een rimpeltje van het denken. Er was niet veel meer te denken. Hij was al vlak bij school en daar in de verte kwam juf aan. Net als elke mor gen. Nee, toch niet. Hans keek om zich heen. De bomen waren hetzelfde, de huizen ook en de mussen op het dak en de twee hondjes voor de slagers winkel ook, maar iets was er anders. Dat was juf. Wat was er anders dan anders? Nu zag hij het. Juf duwde een grote kruiwagen voor zich uit. Een krui wagen vol witte zakjes en op ieder zak je stond een cijfer: één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen en tien, las Hansje. En wat nog vreemder was: juf Het bezoek van een vertegenwoordiging van de Oecumenische Raad van Kerken in Nederland aan Moskou, alsook de toenade ringen van Russische zijde op het inter nationale politieke vlak, brengen ons er toe om opnieuw onze aandacht te richten op de Russische Orthodoxe Kerk. Hoe wordt daar gepreekt en hoe staat deze kerk met haar prediking in de proble men van de tijd en in die van het Russi sche volk? De onwetendheid hierover kan wat minder worden, nu er in Berlijn een boek is verschenen van Karl Rose, dat een aantal preken geeft van Nikolai, die de ge legenheid bieden om diens werkzaamheid als prediker in zijn Russische gemeenten nader te beoordelen. In traditionele, plechtige stijl worden de leerstellingen van de Russisch Orthodoxe Kerk daarin namelijk zuiver en tijdloos weergegeven. Tijdloos, want nergens wordt de prediking betrokken op de actuele levensvragen en -noden. Men kan ook ner gens uit afleiden, dat deze preken gehou den zijn in het boljsewistische Rusland van de eerste helft van deze eeuw. Ner gens vindt men een spoor van een uiteen zetting met het modern atheïsme of met de speciale geestelijke problemen van het huidige Rusland. Ook ontmoet men ner gens de tegenstellingen tussen het Mar xisme van Lenin en het Christendom. Slechts op één punt ontwikkelt Nicolai een levendige polemiek. Dat is in een preek over de tekst: „Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en al het andere zal u worden toe geworpen." Hierin is het Koninkrijk Gods de eis voor de gelovigen om het overge leverde geloof der Kerk trouw te blijven en zich niet aan allerlei nieuwigheden over te geven. „Als de Heer ons opdraagt het rijk Gods te zoeken, dan verwacht Hij van ons, zijn gelovige kinderen, dat wij niet iets nieuws zoeken, maar datgene wat wij eenmaal be zaten en verloren hebben." Met dit „nieu we" bedoelt Nicolai echter niet het dialec tisch materialisme, dat de grote verzoeking voor de gelovigen zou zijn, maar het refor matorische christendom. Zo is het „nieu we" waartegen de Russische Orthodoxe Kerk moet optrekken het evangelie van het alleen-zaligmakend geloof en de rechtvaar- digmaking zoals de Hervorming dit heeft uitgelegd. In deze preek noemt Nikolai twee groe pen als de sectariërs van onze dagen: de evangelische christenen en de Baptisten, die „het gebod van Christus vergeten heb- gen, omdat zij zich in hun leer verwijderd hebben van de aanwijzingen van het evan gelie en van de heilige apostelen. Zij leren hun volgelingen: „Geloof slechts in Jezus Christus en ge zijt gered!" Maar door hun leugenachtig geloof aldus Nicolai trekken zij de zwakke zielen tot zich. Hoedt u voor deze misleidingen." Zo schijnt het wel, dat voor de Ortho doxe Kerk in Rusland alleen van belang is te waarschuwen voor de protestantse sectariërs. Daarin is sedert de dagen van het tsarisme blijkbaar niets veranderd. In feite demonstreert een preek als deze het verlangen om te kunnen terugkeren tot de 16e en 17e eeuw. Het christendom wordt alleen begrepen als een persoonlijke aan gelegenheid, waarin het gaat orn het eeuwige leven van de ziel. Maar met de problemen van de tijd, en hoe daarin te handelen, daarmee heeft het niets van doen. Het zal wel juist dit „bewarend"' conservatisme der Russisch Orthodoxe Kerk zijn, wat de Sovjet-regering uiter mate welgevallig is. Christelijke lectuur in Rusland De „Church of Engeland Newspaper" bevat een reisverslag van de hand van Rev. John Drewett naar aanleiding van zijn bezoek aan Moskou en Leningrad. Hierin deelt deze predikant mede, dat hij vooral onder de indruk gekomen is van het feit, dat „de christelijke bibliotheken in Rusland beschikken over grote aantallen boeken in vele talen". Dat gold met name voor de bibliotheken van het Orthodoxe seminarium in Leningrad, waar Rev. Dre wett ook geschriften uit het Westen vond, vertaald en al, doch gewoonlijk niet ge drukt, maar in stencilvorm. Voorts deelt hij mede, wat ook reeds uit andere bron bekend was, dat de Orthodoxe Kerk een nieuwe Bijbelvertaling voorbereidt, welke uitgave in afzienbare tijd gereed zal zijn. John van Kesteren zingt in „Ruhr-Festspiele" De Nederlandse tenor John van Keste- ren is geëngageerd voor enkele gast-voor- stellingen in de „Ruhrfestspiele" in Duits land. Hij zal optreden in „Don Giovanni" en „Idomeneo" van Mozart. John van Kes- teren heeft zojuist een tournée beëindigd, die hem in Berlijn, Wenen, Straatsburg, Zürich, Lyon, Parijs, Karlsruhe, Augsburg en Halle bracht. Deze week is hij enkele malen in Neder land opgetreden, onder meer op 1 Juli in de Grote kerk te Naarden met de Neder landse Bachvereniging. 2 JULI 1955 llll/B 2!:1 SAMENSTELLING en groepering van de Internationale Beeldententoonstel ling in de open lucht in het park Sonsbeek te Arnhem hebben deze zomer weer een enigszins ander aanzien dan in 1952. Van enige kunstenaars wordt een zeer ruim overzicht van hun werk gegeven. Rodin, Bourdelle en Henri Laurens zijn alle drie met een groot aantal werken vertegenwoordigd die hiermede drie opmerkelijke fasen te zien geven van de Franse beeldhouwkunst, welke evo lueerde van impressionisme via monumentaliteit naar expressionisme. Daarnaast staat de Engelsman Henry Moore, wiens werk in Nederland reeds veel bekendheid bezit en wiens ontwikke ling door zijn bewonderaars met levendige belangstelling gevolgd wordt. Zijn gedra peerde liggende figuur is dadelijk herken baar aan de eigen stijl, maar deze heeft een klassieker allure gekregen na de Griek se reis van de beeldhouwer. Het beeld van de krijgsman met schild vertoont een hevige gemoedsbeweging die wij van de soms koele Moore niet ver wacht hadden. Het is een aangrijpende verbeelding van de in het defensief gedre ven mensheid die zijn geknot bestaan ver dedigt tegen de overweldigende krachten ener moderne oorlogsdreiging. De zes bronzen plastieken van Henri Laurens nemen naast Henri Moore een centrale plaats in op het grote gazon. Lau rens, die enige jaren geleden is gestorven, wordt in Frankrijk als een der vernieu wers der plastische kunsten gewaardeerd. Hoewel men in zijn figuren de zware vor men herkent van het expressionisme, zijn er daarnaast ook andere elementen in ver werkt. Picasso's surrealisme is aan Lau rens verwant. De obsederende vergrotin gen der voeten van Picasso's droomver beeldingen zien wij ook in de beelden van Laurens, maar deze laatste spreekt minder tot onze verbeelding. Zijn kunst lijkt een tussenfase in de ontwikkeling maar is voor ons gevoel toch niet geheel tot zelf standigheid gerijpt. Het hoogtepunt van de expositie is ditmaal de inzending van An- toine Bourdelle. De grote Penelope, sinds kort verworven voor het Rijksmuseum Kröller-Müller is een machtig monument van het geduldig vertrouwen van de vrouw, die wachten kan op de terugkeer van de man die de vreugden en smarten van het bewogen leven doorstaat. Zij is de voorloopster van Rik Wauters vrouwen figuur, die dit symbool van huwelijks trouw omzette in een beeld dat hij „huise lijke zorgen" noemde. Rodin's imposante en ontzagwekkende „l'Homme qui marche" is van een zo saamgebalde kracht dat het iedere omschrijving tart. Hoe deze reus onder de beeldhouwers wist te spelen met bewegende figuren in de ruimte, mag u niet verzuimen na te gaan in de kleine plastieken die in een vi trine zijn opgesteld. Behalve Maillol en Despiau is Frankrijk nog vertegenwoordigd met een in zijn ver- De Italiaanse beeldhouwer Luciano Min- guzzi exposeert in Sonsbeek vier van zijn werken, waarvan deze lichtvoetige „Donna che salta la corda" - meisje met spring touw - (no. 123) wel de belangwekkendste is PARIJS, Juni. Deze week wilde ik u iets vertellen over België. Het zal niet veel meer dan „iets" zijn, want mijn kennis van het Belgenland is beperkt. Ik ben er een paar keer voor één dag geweest en verder een niet gering aantal malen op topsnel heid doorgekomen op weg van Parijs naar Nederland en omgekeerd. Behalve de weg van Breda naar Mons, de steden Antwer pen en Brussel en een paar andere plaatsen langs die weg, strekt mijn kennis helaas niet verder dan dat ik de auto's van de Tulpen-Rallye eens in mateloze vaart door Luik heb zien komen Dat was om twee uur 's nachts en het maakte nogal lawaai. Van Luik herinner ik my niet zo veel. En van België weet ik dus niet zo veel. Maar wel geloof ik, dat het land sympa thie verdient, al was het alleen maar om de vreemdste combinatie van verkeersborden, die men ooit bij één weg zal zien staan. Dat is ergens Zuidelijk van Brussel. Daar leidt ter linkerzijde van de grote verkeers weg een klein vriendelijk paadje het land in. Daar staat een keurig rood, geel en zwarte handwijzer naar het dorp St. Jean. Daarboven, niet minder goed onderhouden, staat een internationaal bord dat het paad je voor alle verkeer verboden is. St. Jean is waarschijnlyk niet zo op bezoekers ge steld. Vorige week heb ik in datzelfde België te middernacht naar een adres moeten zoe ken. We kwamen uit Parijs en moesten naar Ukkel. Dit Ukkel is een soort Aerden- hout, dat bij Brussel hoort. Het is aantrek kelijk en bosrijk. De straatnamen zijn er niet of nauwelijks aangegeven. Dit is een interessant psychologisch verschijnsel, dat niemand ooit in zijn herkomst heeft ver klaard. Waarom stijgt de terughoudend heid de naam van een straat open en bloot bekend te maken geheel evenredig met de welvarendheid van een gemeente? In Ukkel nu (Uccle, als u het op z'n Waals wenst) is om middernacht niemand meer op straat te zien. Men kan dus de weg niet vragen, maar is genoodzaakt af te gaan op vage aanwijzingen uit een brief, veelal valse intuïties en verweerde, verbor gen straatbordjes. Er was ons gezegd, dat we een zijstraat van een zijstraat van de Chausée Waterloo moesten hebben. Nu is de Chaussée Waterloo een straat van zeker tien kilometer lengte met een respectabel aantal zijstraten, die ook allemaal weer op hun beurt eigen zijstraten hebben. Het zoe ken duurde dus nogal even Twe maal hebben we een Belg zien wan delen. De ene was zelf verdwaald. De twee de was licht aangeschoten en in het geluk kige bezit van een vrolijke dronk. Het leven leek deze laatste één schaterend feest waar men zingend door moet wandelen. Hy deed dat ook, was niet geïnteresseerd in onze vragen, maar wilde nog vele glazen met ons drinken. Uit zuiver respect voor de bedtijd van onze wachtende gastheer heb ben wij zijn verzoek af moeten wyzen. We zochten verder. Tenslotte zijn wij heel dicht bij het aan gewezen adres gekomen. lit was daar in tuïtief van overtuigd en later is myn gelijk gebleken. Maar op dat preciese moment bleek, dat één tank benzine mijn autootje net niet van Parijs naar een zijstraat van een zijstraat van de Chaussée Waterloo in Ukkel bracht. Kortom, wij stonden droog. De motor sputterde even, sloeg af en wilde geen diensten meer bewijzen. Het was een heerlijke, zoele nacht maar het is moeilyk zoiets onder dergelyke omstandigheden naar waarde te schatten. Wij waren boos. Het was doodstil in Ukkel. Uit een ver bovenraam klonk ergens het geluid van een huilende baby, maar dat kon de stilte al leen maar accentueren. We hebben daar byna tien minuten gestaan, zacht en moe deloos de vrij trieste situatie bepratend. Toen kwam van de andere kant een auto- We gingen midden op de weg staan en zwaaiden. De bestuurder stopte. Het bleek dat hy het commando had over een kleine bestelwagen van een bakker en er geheel van overtuigd was dat Ukkel na midder nacht geen mogelykheden meer biedt voor de aankoop van benzine. Maar", zei hij, „ik heb achterin nog een blik staan en daar kunt u wel een paar liter van krijgen" In de wolken hebben we hem geholpen dit blik uit te laden en vier liter kostbaar explosie materiaal in onze tank over te gieten. Toen zei ik: „Wat krijgt u van my?" cn hy zei: „niets". U zult het misschien niet geloven (en ik ben op dit moment nog nauwelijks in staat me te realiseren, dat dit echt gebeurd is) maar hij heeft echt geen franc van ons wil len accepteren. Geen Franse of geen Bel gische franc, zelfs geen goed-Hollandse guldens. Niets. „U bent toch geholpen? Daar gaat het toch om?" zei hy in zyn ge- noegelijk on-Frans klinkende Waals. Ten slotte hebben we afscheid van hem moeten nemen, zonder hem iets in ruil te hebben kunnen geven. Behalve ons respect. En dèt gaat op dit moment, nu ilc over deze grote Belg zit te schrijven, nog steeds onverminderd naar hem uit. Deze brood besteller was een bijzonder man. Alleen lykt my, dat hy zich alleen moet voelen in deze wereld. Helemaal alleen. A. S. H. eenvoudiging toch zeer gespannen dier- plastiek van Francois Pompon, voorstel lend een stier. U vindt deze (op pag. 5 van dit nummer) afgebeeld naast de stier van de Zwitser Remo Rossi en kunt zelf oor delen over de twee wel zeer verschillende temperamenten die zich hier uitspreken, de Fransman introvert, vol ingehouden kracht, de Helveet hevig en expansief. Veel bezoekers vertoeven lang in het door architect Rietveld gebouwde pavil joen waar de meeste kleine plastieken voorbeeldig zijn opgesteld. Het is er vol afwisseling zodat de aandacht steeds ge boeid blijft. Hier vindt u, om slechts en kele werken te noemen het expressieve beeldje „Blinde" van de Nederlander C. Hund, het door Charlotte van Palland ge boetseerde portret van H. M. de Koningin en Mari Andriessens beeltenis van Van Deyssel. Uiteraard zijn dit slechts enkele grepen uit de geëxposeerde werken, die in totaa": een driehonderd plastieken omvatten. Om een volledig overzicht te krijgen,, moet men zelf, gewapend met de rijk ge- illustreerde catalogus de paden van Sons beek gaan bewandelen. Beter dan door welke omschrijving ook kunt u dan ge waar worden hoe goed de beelden opge steld zijn, hoe de accenten geplaatst wer den in de ruimte en hoe het park zelf mee blijft spelen in deze schone compositie. OTTO B. DE KAT Direct bij het betreden van de internationale beeldententoonstelling „Sonsbeek '55" in Arnhem wordt men geconfronteerd met deze monumentale, 2.50 meter hoge bronsfiguur „Heracles als boogschutter" van de in 1929 overleden Franse beeld houwer Antoine Bourdelle. Van hem zijn in Sonsbeek nog vijf andere sculpturen te zien, ivaaronder de bekende „Grande Penelope", eveneens een brons, dat door het Kröller-Müller-museum op de Hoge Veluwe werd aangekocht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 13