Adriaam Morriën als
antaeisefa dichter
„Kat op een heet zinken dak
Zeldzaam kabinet-orgel van Christiaan Müller
SCHULDGEVOEL OP E 55
Vriendschap voor een boom
Litteraire
Kanttekeningen
Nieuw stuk van Tennessee Williams
heeft succes bij pers en
publiek
Franse regering hand
haaft verbod autoraces
Clandestiene schatgravers
in Italië
Zwitserse fietser kan zijn
rijbevoegdheid verliezen
MEN KENT DE MYTHE van Antaeus, zoon van Poseidon en Gaea, van Zee en Aarde
Antaeus, die onoverwinnelijk was, zolang hem bij de aanraking van zijn moeder
nieuwe aarde-kracht, nieuwe oer-kracht toestroomde. Maar losgerukt eenmaal van het
elementaire, ontworteld als het ware, was hij dodelijk kwetsbaar en zo moest hij dan
ook onder het mannengeweld van Heracles bezwijken. In die zin zou ik de jongste
dichtbundel van Adriaan Morriën, „Vriendschap voor een boom"*), antaeïsch wil
len noemen: voortgekomen uit een dorst naar het aards-elementaire, het biologisch-
organische, het levend-zijnde, dat in dat „zijn" z'n vervulling, z'n volstrekte bestem
ming, z'n zin vindt. Met impressionistische natuurlyriek heeft deze, zich al in de vroe
gere verzamelbundel „Het Vaderland" (1946) aftekenende grondtrek van Morriëns
dichterschap niets van doen; met stemmingspoëzie, die de schone natuur bezingt als
lieflijk décor, als idylle of als „komische Idee" al evenmin.
Zelfs draagt, dunkt me, deze poëzie niet
het geringste spoor van een mystisch le
vensgevoel. In tegendeel: Morriëns an
taeïsch verlangen, zijn terughunkeren naai
de eeuwig vruchtbare oerbron van alle le
ven, is zeer zintuigelijk, zeer reëel. Dichtte
hij in zijn bundel „Het vaderland" al, dat
men denkt in geuren en zich ruikend uit
spreekt, zijn vriendschap voor een boom
heeft deze hyper-sensibiliteit voor het ele
mentaire verfijnd tot een nog ontvankelij
ker waarnemingsvermogen, tot een „inner
lijk zintuig" voor het groeiend-zich-voltrek-
kende, het ontkiemen en vergaan in het
onveranderlijk-eendere der wisselende sei
zoenen, dat in zijn herhaling van tijd noch
duur weet. Eindigheid, tijd, dood, dat
zijn menselijke begrippen, kwellende pro
blemen. Wat antaeïsch is, wat wortelt in
het natuurlijke, leeft buiten de tijd en her
rijst in zijn sterven: „het is geweest zo ze
ker als het wezen zal".
„Het najaar viert zijn eigen lentefeest
De stilte draagt haar laatste gele blad.
De witte lammeren van het licht,
Het pasgeboren kalfje van de wind,
Vinden een weide voor hun spel".
Dat is geen symbolische dichtertaal,
maar een haast lichamelijk-functioneel
woordorganisme dat doorstroomd van wa
ter, doorwaaid van de wind, doortrokken
van sappen wil zijn, zon-gekoesterd, bloe
sem-geurend, harsig, kruidig, ijl als de ne
vel, strak als een wolkloze zomerhemel,
spiegelend als donker water, poëzie die
zélve tot natuur begeert te worden: een ge
was, een steen, een ruisend lover, een na-
„Kijken doet pijn", heeft Morriën ge
dicht: dit microscopische zien is een „de
structieve blik", te wakker, te ontnuchte
rend tenslotte om het natuurlijk-ondeelbare
als een eenheid te omvatten: leven in zijn
essentie, in zijn existentie; leven, dat de zin
des levens in zichzelf draagt.
Zo is deze vriendschap voor een boom
„een enkele boom, die op mij wacht wan
neer ik 's avonds thuiskom" weliswaar
het tegendeel van een vermenselijking van
de natuur: een gedreven pogen tot verna-
tuurlijking van de mens in dichterlijke ge
waarwording en expressie, maar zij is een
noodlottige vriendschap, een vergeefs din
gen; en de poëzie die er uit voortkomt is
dan ook als alle dichtkunst geboren
uit een diepe ongenoegzaamheid. Ze is de
wrang-schone vrucht van een gevoelsdualis-
me tussen oerverlangen en menselijke ver
dorring, ontbondcnheid en onontkoombaar
individueel isolement, natuur en cultuur.
Veel afkeer van het gecultiveerde leven,
van de „stad verslaafd aan Europees ver
gif", is er in deze poëzie en maakt haar rijk
en vol van zin. Veel bitterheid is eraan
Liggende figuur van Henry Moore, een der bekendste hedendaagse Engelse beeld
houwers. (Catalogusno. 127, internationale beeldententoonstelling „Sonsbeek '55").
eigen, veel doodsverzet, veel warsheid en
onvree met de ontoereikendheid van de ho
mo sapiens en daarmee een soms heimelij
ke voldoening om het önvolmaakte: „Het
reddend puistje op een verder smetteloze
kin".
Maar het is juist die tweespalt, dat söms
een vers en herhaaldelijk een strophental
ontspringt, dat, zich rakelings bewegend
langs de grens van het proza, rhythmisch
tot poëzie wordt van het zuiverste associa
tieve gehalte. Een poëzie, welke in haar
verfijnde apperceptie zich „ergens" wie
zal nauwkeurig weten te zeggen wéér?
bevindt op de seculaire baan, die zich van
Mallarmé via Hofmannsthal en Rilke naai
de existentiële expressie beweegt. Ik houd
van deze bundel in zijn onvolkomenheid; ik
houd ervan om de ontroerende macht van
zijn onmacht. C. J. E. DINAUX
Verschenen bij „De Bezige Bij", Amsterdam
Met het oog op het toenemend aantai
gevallen van onwettige opgraving in itaue,
waaromtrent in he parlement vragen zijn
gesteld, is verscherpt politietoezicht inge
voerd. Strafwettelijke bepalingen schrik
ken de „wilde" opgravers niet af. Deze lie
den brengen in hun haast om alleen winst-
belovende voorwerpen te voorschijn te
brengen, aan de cultuurhistorische over
blijfselen dikwijls onherstelbare schade toe.
Wanneer een vinder van historische
overblijfselen de wettelijke weg bewan
delt, kan hij pas na een langdurige ambte
lijke procedure zijn beloning verwachten.
De clandestiene archeologen gaan echter
sneller te werk en betalen onmiddellijk.
Hun buit belandt bij unscrupuleuze anti
quairs of gaat over de grens.
zingende schelp, „stam en blad": „iedere
rimpeling van mijn gevoel, elke inval van
mijn gedachte" dicht Morriën in zijn
voortreffelijke kleine cyclus In de bergen
„is bereid tot steen te verharden, tot wa
zige verten te verzachten".
Het is bereid, dit „natuurgevoel". Vrijwel
elk gedicht, vrij stromend in maat- en rijm
loze strophen, in zijn expressie-mogelijkhe
den zich dus beperkend tot het natuurlijke
verselement van rhythme en beeld dingt
met alle bezweringskracht die Morriëns
poëzie is gegeven naar dat éne: het elemen
taire het zich immer herscheppende, het uit
een ingeschapen noodwendigheid levende te
benaderen in het „zichtbaarste en bespeur-
baarste" van zijn dichterlijke gewaarwor
dingen, Morriën tast ernaar. Hij spiedt er
naar met een microscopisch-verkennende
blik, maar „ach, wjj zijn blind, ook al zijn
wij het niet geheel". Wij-allen, van cultuur
verzadigd, ontworteld en door stromen tijds
ver weggespoeld van onze oorsprong, we
zijn lichaam nog, maar meer dan dat geest;
we zijn warm-kloppend lijf, maar ook arg
wanend oor dat het beluistert, Argusoog
dat het bespiedt, verstand, dat het ver
raadt, bewustzijn dat het ontluistert, ver
loochent, ontkracht. We zijn en ook de
de dichter Morriën is alle bereidheid, al
le verlangen, alle onvree met onze proble-
matisch-menseiyke staat ten spijt, onmach
tig: de houthakkende dichter vernietigt wat
hem het liefste is, de stilte van een voor-
Jaarsdag is zijn „onmacht om te horen"
wat aan natuurkracht zich als een levens
opstanding voltrekt: „het breken, barsten,
knallen, waarmee de blaren uit hun schil
den dringen". Zelfs de zoetste avondsche
mer, yiste sfeer van „een landelijke
droom", wordt ontzield door het smadelijk
besef van hetgeen des mensen is: ziekte,
dood en eindigheid, en ook de pure klaarte
van de winterdag houdt niet stand:
„Het leven in een wereld zo koel, wijd,
volmaakt,
Is van zijn verre lot en oorsprong
losgeraakt.
Alles wat niet heeft nagelaten te ontstaan
Wordt in een blik ontkend, te niet gedaan".
HAARLEM heeft recht op de titel „orgel-
stad". Niet alleen om het bezit van zijn
beroemde Müller-orgel in de Grote Kerk,
dat eerlang in zijn oorspronkelijke disposi
tie zal worden hersteld, of om zijn even
eens vermaarde romantische tegenhanger,
het orgel van Cavaillé Coll in de Concert
zaal, doch tevens om de meer dan drie
eeuwen oude traditie van zijn gemeentelij
ke orgelconcerten (een instelling die énig
genoemd mag worden in den lande en ver
daar buiten) en ook om zijn jaarlijkse in
ternationale orgeldagen, die op 6, 7 en 8
Juli voor de vijfde keer weer heel wat
vreemdelingen naar de Spaarnestad zullen
loken en blijkbaar uitgroeien tot een insti
tuut voor algemene orgelcultuur. Boven
dien is te wijzen op enkele orgels, die om
hun speciale karakter bijzonder de aan
dacht verdienen. Het zijn geen van alle
mastodonten onder de orgels, geen reuzen-
instrumenten, die hun faam verwierven
door hun extra grote dispositie liefst
meer dan honderd registers en ettelijke dui
zenden pijpen maar instrumenten die
door hun zuivere verhoudingen typerend
zijn.
Laat ik even de aandacht vestigen op het
kleinste daarvan. Het is niet eens een kerk
orgel of een concert-orgel, maar feitelijk
een bescheiden kamer-instrument, een zui
ver type van het achttiende eeuws kabinet
orgel. Het is het eigendom van het Her
vormde Weeshuis aan de Olieslagerslaan,
waar het reeds meer dan twee eeuwen tot
opluistering van de huiselijke kerkdiensten
gebruikt wordt. Een speciale bijzonderheid:
dit instrument is een werkstuk van Chris
tiaan Müller, de beroemde bouwer, die in
de jaren 17351738 in de oude Sint Bavo
zijn meesterwerk leverde.
Het zijn wel uitersten: dit, met zijn zes
tig spelen, een der omvangrijkste werken
van zijn tijd, naast het bescheiden huis
orgel dat, met gesloten luiken, de omtrek
ken en het aanzien heeft van een „buikige"
linnenkast en met geopende vleugeldeuren
een prestantenfront toont alsmede een kla
vier, links en rechts hiervan een tiental re
gisterknoppen, die tezamen slechts 5 spel
aanduiden, want we hebben hier natuurlijk
te maken met de dispositie van het één-
klaviersorgel, dat wil zeggen met gehal
veerd klavier.
De kern van een orgel met zijn traditio
nele timbre is in deze beknopte dispositie
samengevat en de practijk van het spel op
gehalveerd klavier laat toe uit deze kern
een zuivere klankverscheidenheid te distil
leren. Dit alles is niets nieuws of niets bij
zonders als conceptie, want dergelijke ka
merorgels uit de baroktijd en zelfs van
later datum zijn niet zeldzaam. Maar
het exemplaar, waar het hier om gaat, on
derscheidt zich door zijn bijzonder zuivere
verhouding, die het kenmerk is van het
liefdevolle artistieke handwerk. Bovendien
kan er op gewezen worden dat dit kleine
Müller-orgel een der oudste exemplaren in
„kabinetformaat" is, wellicht als model
voor vele andere gediend heeft en in prima
staat behouden is gebleven
De opkomst dezer soort huisorgels wordt
doorgaans gefixeerd omstreeks het midden
der achttiende eeuw. Wy hebben er dus
niet een consequente voortzetting in te
zien van het middeleeuws positief of het
regaal. Het kabinet-orgel werd in de barok
tijd een mode-artikel. Het was in de eerste
plaats een meubel, passend by de rest van
de styimeubelen la Louis XV en zo ver
der. Dat achter deze vermomming een mu
ziekinstrument schuilde zal in vele geval
len wel een bijkomstige aangelegenheid ge
weest zijn. Soms werd het pronkstuk ook
wel eens de vorm gegeven van een secre
taire of schrijfbureau. Het was dus in de
eerste plaats meubelmakerswerk en de or
gelbouwer had dan maar te zorgen, dat hy
in de beperkte kastruimte de balgen, de
laden, het pijpwerk en de rest tezamen
bracht. Dat hierby veel vindingrykheid te
pas moest komen, vraagt geen betoog. De
mensurering der pijper, was dan ook een by-
zonder probleem.
Een bijzondere eigenaardigheid is, dat in
de oudere exemplaren dus ook en vooral
in het Müller-orgel van het Hervormd
Weeshuis het aantal vulstmmen of
mixturen) naar verhouding vrij groot is en
dat deze in later gebouwde instrumenten
geleidelijk verdwgnen, zodat op den duur
alleen maar grondstemmen overbleven.
Toen was de tijd rijp voor de opkomst van
het zeurige harmonium. Het lot van het
edele pijporgel als huisinstrument scheen
bezegeld te zijn.
Maar met de renaissance van het barok-
orgel, dat wil zeggen met de tendenz van
het terugkeren tot de originele autonome
orgelklank, die niets te maken heeft met
enige imitatie van dit of dat orkest-instru
ment, is de belangstelling voor het kabinet-
orgel weer ontwaakt en tracht men het
naar de oudere disposities weer na te ma
ken. De dispositie van Müllers huisorgel is:
doorlopende Holpijp 8, verder voor de dis
cant: Prestant 8, Fluit 4, Octaaf 2, Quint 3
en Terts; en voor de bas: Fluit 4, Octaal 2
en Quint 3.
De aanwezigheid van de Terts als vul-
stem in een zo beperkte dispositie mag be
vreemdend lyken, nochtans schept deze bo
ventoon door de buitengewoon zorgvuldige
intonatie mogelijkheden van zeer bijzonde
re aard en krijgt het volle werk een bril-
lant karakter.
Het instrument waarop Handel in Co-
vent Garden zijn orgelconcerten speelde
was nagenoeg van dezelfde dispositie. Het
had alleen nog een trompetregister meer.
Het kabinet-orgel van het Hervormd Wees
huis staat onder bescherming van Monu
mentenzorg. In 1939, toen de dreiging voor
oorlogsgeweld acuut werd, vaardigde de
regering het volgende besluit af:
„De Nederlandse Regering heeft dit Or
gel, als werk van allereerste rang uit mu
zikaal en historisch oogpunt van vordering
vrijgesteld en richt tot de bevelhebber der
militaire macht van andere mogendheden
het dringend verzoek dit orgel eveneens te
sparen".
UITERAARD is het aantal kenners, die
dit kleine Müller-orgel hoorden bespelen,
betrekkeiyk gering. Echter zullen ter ge
legenheid van de aanstaande Haarlemse
Orgeldagen de genodigden, die na afloop
van het zaalconcert in het Stadhuis de
prysuitreiking van het Improvisatiecon
cours kunnen meemaken, in de gelegenheid
zijn het instrument te horen, dat, voor dit
plechtig besluit van het orgelfestyn, in de
Ridderzaal zal worden opgesteld. Men zal
er dan een vrij onbekend concert van
Haydn op horen vertolken met begeleiding
van klein orkest. Dit wordt ongetwyfeld
een bijzondere attractie, als „coda" van het
eerste lustrum der Haarlemse Orgeldagen.
JOS. DE KLERK
(Van onze correspondent in
Washington)
HET WONDERLIJKE opschrift,
dat boven dit artikel staat, is de
naam van het beste toneelstuk,
dat thans te New York te zien is.
In het Engels luidt de titel „Cat
on a hot tin roof". De schrijver is
Tennessee Williams (auteur van
„Glazen speelgoed" en „Tramlijn
Begeerte" onder meer) en dit dra
ma heeft dit jaar zowel de Pu-
litzerprijs als de prijs van de New
Yorkse toneelcritici verworven.
Het is heel moeilijk om plaatsen
voor een vertoning te krijgen. Het
stuk is maandenlang uitverkocht
geweest en dat succes was volko
men verdiend. Men behoeft er
niet aan te twijfelen dat dit dra
ma ook buiten Amerika zal wor
den vertoond. Wat Nederland be
treft: het komt volgend seizoen op
het répertoire van de toneelgroep
Theater en zal door Elise Hoomans
worden geregisseerd. Het stuk zal
zijn weg vinden over de gehele
wereld. Het is een krachtig, diep
menselijk kunstwerk. Het kan
echter alleen tot zijn recht komen,
indien zowel de regisseur als de
spelers artiesten zijn van grote
allure. In New York is dat zeker
het geval: Elia Kazan (de man
van „On the waterfront") heeft
de regie, Barbara Bel Geddes
speelt de kat op het dak, Burl Ives
is haar schoonvader en Ben Gaz-
zara is haar van homosexualiteit
betichte man.
DIT TONEELSTUK past ge
heel in de Amerikaanse litteraire
sfeer van deze jaren. Zowel in de
letterkunde als op het toneel is
het de sfeer, die domineert. Stren
ge bouw, handeling, klassieke ge
slotenheid, dat zijn elementen, die
men in de Amerikaanse kunst van
heden weinig aantreft. Ook „De
kat" is een sfeerstuk. Statisch is
het echter niet. De atmosfeer
wordt meer en meer geladen en
het onweer, dat vlak voor het slot
losbreekt, past volkomen bij de
hoog-opgevoerde, emotionele ge
ladenheid waar de spelers op dat
moment aan toe gekomen zijn.
Waar dit stuk nu precies over
handelt en wat die vreemde titel
betekent? De vraag is gerecht
vaardigd, maar kan slechts voor
de helft beantwoord worden. Ik
zal straks duidelijk maken waar
om. Eerst het halve antwoord:
Margaret (de kat) is getrouwd
met een van de twee zoons van
een rijke plantage-eigenaar in de
Mississippi-delta. Deze rijkaard,
haar schoonvader, viert zijn 65ste
verjaardag. Hij heeft kanker en
zal spoedig sterven. Aan wie zal
hij zijn bezit nalaten? Zijn ene
zoon is naar het schijnt zeer
geslaagd. Hij is advocaat, hij heeft
een bazige vrouw en vier, met
pistolen knallende, onuitstaanbare
kinderen. Margaret en haar man
Brick hebben echter geen kinde
ren. Brick is sedert de dood van
zijn boezemvriend en rugby-
partner aan de drank geraakt.
Alle intieme omgang tussen hem
en Margaret heeft opgehouden.
In deze situatie vergelijkt Mar
garet zich met een kat op een
heet zinken dak. Zij doet wat ze
kan om aantrekkelijk te blijven
voor haar man, zij probeert hem
door praten van de drank af te
brengen en zij tracht de reden te
vinden van zijn koelheid. Hun
conversatie, waarbij Margaret
vrijwel alleen aan het woord is
en waarbij Brick slechts spora
disch en op treiterend-koele toon
uiterst pijnlijke antwoorden geeft,
is voor deze moedige, doch wan
hopig wordende vrouw een mar
teling. En zij wordt des te angsti
ger, omdat zij terecht vreest, dat
haar zwager en schoonzuster van
de situatie gebruik zullen maken
om de grote erfenis in de wacht
te slepen.
De sfeer in het plantagehuis,
\^aar de twee concurrerende
echtparen inwonen bij hun
ouders, wordt zwanger van leu
gens en gekuip. Het is een schijn
schone, doch luguber-verrotte sa
menleving, die Williams ten to
nele brengt. Dat in deze atmosfeer
zij het moeizaam verdraag
zaamheid en liefde de overhand
krijgen, mag bijna een wonder
heten. Een verantwoord wonder
evenwel, want alleen liefde en to
lerantie stellen de mens tot won
deren in staat. Het zijn de oude,
tot sterven gedoemde, plantage
eigenaar en Margaret, zijn vitale
schoondochter, die tot liefde, ver
draagzaamheid en bijkans despe
rate waarachtigheid in staat blij
ken. Het stuk eindigt in een sfeer
van hoop, ook voor Brick, die op
zijn hoogst potentioneel homo-
sexueel is.
Niet zwart en wit
NOGMAALS: dit is slechts de
helft van de waarheid omtrent
dit stuk. Dit drama is gecompli
ceerd als het leven zelf, het is
geen stuk van goed en kwaad, van
Burl Ives en Barbara Bel Geddes als de plantage-eigenaar en
zijn dappere schoondochter in „Kat op een heet zinken dak".
zwart en wit. En dat is juist de
kracht ervan, dat geeft die war
me levensechte atmosfeer. Neem
de dappere Margaret, een kracht
ten goede. Maar zij is des te vita
ler, omdat zij haar deel van de
erfenis wil krijgen. Of neem de
vader: hij is vol begrip en warmte
voor zijn ietwat perverse, doch
niettemin wel sympathieke zoon.
Tegelijk haat evenwel deze man
(grotendeels ten onrechte) zijn
echtgenote en is zijn levensliefde
wel warm, doch tevens uiterst
bruut.
Williams toont een wereld waar
men van walgen moet en toch
verlaat men de schouwburg ver
vuld van levensliefde, omdat niets
in deze huichelachtige, brutale,
en gemene maatschappij zo sterk
is als de volledige toewijding en
liefde van de ene mens voor de
ander.
ER IS NA HET passeren van de loketten
van de E 55 te Rotterdam niet zoveel ener
gie voor nodig om verder te komen. Ik
werd opgenomen in de maalstroom van
bezoekers en vanzelf verder meegevoerd.
Het enige ongerief was de tabaksdoos van
een klein mannetje, die in mijn maag
streek drukte. Maar een blik van verstand
houding verenigde ons in het besef, dat wij
ook samen in de verdrukking zaten tussen
een enorm Gronings echtpaar aan de voor
zijde en een vijftal Limburgse schooljon
gens, die aan de achterzijde een danige
pressie uitoefenden. Het mannetje had de
gedrongen houding van iemand, die ge
woon is onder een zekere druk te leven,
maar de oogopslag achter zijn kleine,
ovale brilleglazen toonde een daarmee
tegenstrijdige olijkheid. Wij werden tus
sen de klokken van Huygens doorge
duwd zonder er veel van te zien, maar
konden in de donkere koelte van de Car-
boongrotten weer wat vrijer ademen. Nog
meer ruimte kwam er 'n paar millioen jaar
verder in het Krijt, waar een knaap van
een dinosaurus tegenover een bejaarde
neushoorn stond. Wandelend door dit in
aardlagen uitgedrukte verleden en door de
steengangen van de mijnwerkers, die er
met hun lampjes op het hoofd hun af-
bouwhamers op teruggrijpen, konden wij
weer zelf onze passen bepalen en onze be
langstelling regelen. Het mannetje slen
terde voor mij uit en besteedde links en
rechts naar het mij voorkwam juist vol
doende aandacht om alles even verder weer
vergeten te zijn. Hij had blijkbaar geen
last van het schuldgevoel, dat mij altijd
tegenover de organisatoren van dergelijke
evenementen bevangt, omdat ik echt niet
alles in mij kan opnemen, dat zij met zo
veel welwillendheid pogen uiteen te zet
ten. Hoe bevattelijker en sprekender zij dat
pogen te doen, hoe groter dat schuldgevoel.
Gaarne wil ik mijn medemensen, die hier
mogelijk ook onder lijden, een gedragslijn
aanbevelen, die 't althans tegenover bui
tenwereld wel zal doen. Men moet hele
einden doorlopen zonder ergens aandacht
aan te besteden en dan ineens door iets
getroffen worden, dat liefst niet specta
culair is. Daar dient men zich dan volko
men in te verdiepen, een eventuele expli
cateur de oren daarbij van het hoofd vra
gend. Omdat dit systeem mij vaak een ver
rassende bevrediging heeft gegeven, begon
ik het welgemoed toe te passen. Op deze
manier behaalde ik telkens een voorsprong
op het slenterende mannetje met de harde
tabaksdoos in zijn zak. Hij passeerde mij
weer toen ik een jong, enthousiast geoloog
stond uit te horen, aangemoedigd door het
feit dat er omstanders kwamen, die begrij
pend gingen knikken. Ook het mannetje
kwam er bijstaan, maar voornamelijk om
met toewijding zijn pijp te stoppen. Hij
drentelde direct weer verder, zonder goed
in zich op te nemen, dat er onder Neder
land nog drie milliard kubieke meter aard
gas ligt opgeslagen. Ik kwam hem vervol
gens weer voorbij, terwijl hij verbaasd
naar de schitterende wolken schuim stond
te kijken, die door een zeepsopindustrie
waren opgeworpen.
Zijn tred was een half uur later al heel
wat trager, toen ik hem bij de stand van
de chemische nevenbedrijven der Staats
mijnen voorbij zag gaan. Hij scheen moe
te zijn van al dat geslenter. „Het menicium
van de Staatsmijnen is een kunstmeststof.
De Nederlandse industrie maakt er echter
plastic van," zo las ik. Het klonk als een
verwijt aan die wispelturige industrie in
ons land, die maar raak doet. Maar mij
werd niet medegedeeld of de behoefte aan
kunstmest te onzent groter of kleiner is
dan die aan plastic. Ik besefte, dat alles
wat ik op deze wijze trachtte op te steken
aan de oppervlakte bleef en voelde mij op
eens zeer vermoeid. Het brein achter al
dit vernuft blijkt ongenaakbaar voor men
sen, die al met hun logarithmen hebben
getobd.
Zo ontstond er een gevoel van verbon
denheid met het mannetje voor mij. Ik
verloochende de tentoonstellingshouding,
waarmee ik zo enthousiast begonnen was
en verviel tot slenteren, nét als hij. Ver
moedelijk werden wij beiden bezield door
hetzelfde banale verlangen: effe zitte. Ik
zag het mannetje om zich heen kijken. Zijn
handen zwaaiden slapjes langs zijn groe
zelige regenjas.
WIJ ZIJN BEIDEN opgeleefd bij een
baviaan, die door Blijdorp aan de E 55
is uitgeleend. Zonder ons af te vragen, wat
zulk een dier op een nationale manifestatie
van energie doet, bleven we er naar staan
kijken. De aap zat bezadigd op een boom
tak met zijn rug tegen de stam en greep
naar het touw van zijn schommeltje. Hij
haalde het helemaal naar zich toe en keek
ernstig hoe het in elkaar zat. Toen begon
hij er koortsachtig aan te prutsen. Op dat
moment kneep het mannetje zijn ogen dicht
van de binnenpret en er klonk een ge
smoorde lach. Vooral toen de baviaan ge
ërgerd opkeek, werd het hem teveel. Hij
wankelde achteruit en ging op een bank
zitten om zijn pretbui tot op het laatste
schokje te ondergaan.
Maar het was hem niet lang gegund.
Hij stond plotseling gehaast op en repte
zich heen toen een stem door de luid
sprekers prof., dr. H. J. Klaassen van Toe
gepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek
opriep voor een dringend telefoongesprek.
KO BRUGBIER
Nieuw ontwerp-verkeerswet
BERN (United Press) De Zwitserse
regering heeft het ontwerp gepubliceerd
voor een nieuwe verkeerswet ter vervan
ging van de huidige die dateert van 1932
en als verouderd wordt beschouwd. Blij
kens het ontwerp zal geen enkel voertuig
en dat geldt ook voor fietsen op de
weg mogen komen zonder een verzekering
voor geval van schade aan derden. Indien
personen schade lijden door „onbekende"
bestuurders of fietsers zullen zij een ver
goeding ontvangen van de regering binnen
zekere grenzen.
Er worden alleen maximum-snelheden
aangegeven voor vrachtauto's en auto's
met oplegger in bebouwde kommen. In
alle andere gevallen moet de bestuurder
„de snelheid van zijn voertuig aanpassen
aan de heersende omstandigheden". De
kantons zullen de macht krijgen het fiet
sen te verbieden aan personen die hetzij
ernstig hetzij herhaaldelijk het verkeer in
gevaar gebracht hebben. Dronken chauf
feurs wordt het rijbewijs ontnomen ge
durende een periode die afhankelijk is
van de omstandigheden en van het feil of
al eens eerder hierdoor hun rijbewijs in
gehouden werd.
(Van onze correspondent in Parijs)
De Franse regering staat momenteel on
der zware druk van de kant van de orga
nisatoren van autoraces, die met allle
middelen trachten om het races verbod op
geheven te krijgen, dat na de ramp in Le
Mans werd afgekondigd.
Zelfs de prefect en de burgemeester van
Reims hebben gepoogd de minister van
Binnenlandse Zaken, Bourges-Maunoury,
tot andere gedachten te brengen. Ze heb
ben verklaard, dat er in Reims vele mil-
lioenen francs zijn besteed aan de verbe
tering van de veiligheidsmaatregelen op en
rond het circuit.
De minister heeft de doelmatigheid van
die maatregelen niet in twijfel getrokken,
maar evenmin krimp gegeven. De regeling
wil blijkbaar niet de indruk wekken, dat
ze voor de pressie van particuliere belan
gen zou zijn gezwicht, en in sportkringen
wordt dan ook verwacht zo niet ge-
gevreesd dat het verbod van kracht zal
blijven zolang er geen internationale rege
ling is getroffen voor de beveiliging van
het publiek bij grote autorennen.