Adriaam Morriën als antaeisefa dichter „Kat op een heet zinken dak Zeldzaam kabinet-orgel van Christiaan Müller SCHULDGEVOEL OP E 55 Vriendschap voor een boom Litteraire Kanttekeningen Nieuw stuk van Tennessee Williams heeft succes bij pers en publiek Franse regering hand haaft verbod autoraces Clandestiene schatgravers in Italië Zwitserse fietser kan zijn rijbevoegdheid verliezen MEN KENT DE MYTHE van Antaeus, zoon van Poseidon en Gaea, van Zee en Aarde Antaeus, die onoverwinnelijk was, zolang hem bij de aanraking van zijn moeder nieuwe aarde-kracht, nieuwe oer-kracht toestroomde. Maar losgerukt eenmaal van het elementaire, ontworteld als het ware, was hij dodelijk kwetsbaar en zo moest hij dan ook onder het mannengeweld van Heracles bezwijken. In die zin zou ik de jongste dichtbundel van Adriaan Morriën, „Vriendschap voor een boom"*), antaeïsch wil len noemen: voortgekomen uit een dorst naar het aards-elementaire, het biologisch- organische, het levend-zijnde, dat in dat „zijn" z'n vervulling, z'n volstrekte bestem ming, z'n zin vindt. Met impressionistische natuurlyriek heeft deze, zich al in de vroe gere verzamelbundel „Het Vaderland" (1946) aftekenende grondtrek van Morriëns dichterschap niets van doen; met stemmingspoëzie, die de schone natuur bezingt als lieflijk décor, als idylle of als „komische Idee" al evenmin. Zelfs draagt, dunkt me, deze poëzie niet het geringste spoor van een mystisch le vensgevoel. In tegendeel: Morriëns an taeïsch verlangen, zijn terughunkeren naai de eeuwig vruchtbare oerbron van alle le ven, is zeer zintuigelijk, zeer reëel. Dichtte hij in zijn bundel „Het vaderland" al, dat men denkt in geuren en zich ruikend uit spreekt, zijn vriendschap voor een boom heeft deze hyper-sensibiliteit voor het ele mentaire verfijnd tot een nog ontvankelij ker waarnemingsvermogen, tot een „inner lijk zintuig" voor het groeiend-zich-voltrek- kende, het ontkiemen en vergaan in het onveranderlijk-eendere der wisselende sei zoenen, dat in zijn herhaling van tijd noch duur weet. Eindigheid, tijd, dood, dat zijn menselijke begrippen, kwellende pro blemen. Wat antaeïsch is, wat wortelt in het natuurlijke, leeft buiten de tijd en her rijst in zijn sterven: „het is geweest zo ze ker als het wezen zal". „Het najaar viert zijn eigen lentefeest De stilte draagt haar laatste gele blad. De witte lammeren van het licht, Het pasgeboren kalfje van de wind, Vinden een weide voor hun spel". Dat is geen symbolische dichtertaal, maar een haast lichamelijk-functioneel woordorganisme dat doorstroomd van wa ter, doorwaaid van de wind, doortrokken van sappen wil zijn, zon-gekoesterd, bloe sem-geurend, harsig, kruidig, ijl als de ne vel, strak als een wolkloze zomerhemel, spiegelend als donker water, poëzie die zélve tot natuur begeert te worden: een ge was, een steen, een ruisend lover, een na- „Kijken doet pijn", heeft Morriën ge dicht: dit microscopische zien is een „de structieve blik", te wakker, te ontnuchte rend tenslotte om het natuurlijk-ondeelbare als een eenheid te omvatten: leven in zijn essentie, in zijn existentie; leven, dat de zin des levens in zichzelf draagt. Zo is deze vriendschap voor een boom „een enkele boom, die op mij wacht wan neer ik 's avonds thuiskom" weliswaar het tegendeel van een vermenselijking van de natuur: een gedreven pogen tot verna- tuurlijking van de mens in dichterlijke ge waarwording en expressie, maar zij is een noodlottige vriendschap, een vergeefs din gen; en de poëzie die er uit voortkomt is dan ook als alle dichtkunst geboren uit een diepe ongenoegzaamheid. Ze is de wrang-schone vrucht van een gevoelsdualis- me tussen oerverlangen en menselijke ver dorring, ontbondcnheid en onontkoombaar individueel isolement, natuur en cultuur. Veel afkeer van het gecultiveerde leven, van de „stad verslaafd aan Europees ver gif", is er in deze poëzie en maakt haar rijk en vol van zin. Veel bitterheid is eraan Liggende figuur van Henry Moore, een der bekendste hedendaagse Engelse beeld houwers. (Catalogusno. 127, internationale beeldententoonstelling „Sonsbeek '55"). eigen, veel doodsverzet, veel warsheid en onvree met de ontoereikendheid van de ho mo sapiens en daarmee een soms heimelij ke voldoening om het önvolmaakte: „Het reddend puistje op een verder smetteloze kin". Maar het is juist die tweespalt, dat söms een vers en herhaaldelijk een strophental ontspringt, dat, zich rakelings bewegend langs de grens van het proza, rhythmisch tot poëzie wordt van het zuiverste associa tieve gehalte. Een poëzie, welke in haar verfijnde apperceptie zich „ergens" wie zal nauwkeurig weten te zeggen wéér? bevindt op de seculaire baan, die zich van Mallarmé via Hofmannsthal en Rilke naai de existentiële expressie beweegt. Ik houd van deze bundel in zijn onvolkomenheid; ik houd ervan om de ontroerende macht van zijn onmacht. C. J. E. DINAUX Verschenen bij „De Bezige Bij", Amsterdam Met het oog op het toenemend aantai gevallen van onwettige opgraving in itaue, waaromtrent in he parlement vragen zijn gesteld, is verscherpt politietoezicht inge voerd. Strafwettelijke bepalingen schrik ken de „wilde" opgravers niet af. Deze lie den brengen in hun haast om alleen winst- belovende voorwerpen te voorschijn te brengen, aan de cultuurhistorische over blijfselen dikwijls onherstelbare schade toe. Wanneer een vinder van historische overblijfselen de wettelijke weg bewan delt, kan hij pas na een langdurige ambte lijke procedure zijn beloning verwachten. De clandestiene archeologen gaan echter sneller te werk en betalen onmiddellijk. Hun buit belandt bij unscrupuleuze anti quairs of gaat over de grens. zingende schelp, „stam en blad": „iedere rimpeling van mijn gevoel, elke inval van mijn gedachte" dicht Morriën in zijn voortreffelijke kleine cyclus In de bergen „is bereid tot steen te verharden, tot wa zige verten te verzachten". Het is bereid, dit „natuurgevoel". Vrijwel elk gedicht, vrij stromend in maat- en rijm loze strophen, in zijn expressie-mogelijkhe den zich dus beperkend tot het natuurlijke verselement van rhythme en beeld dingt met alle bezweringskracht die Morriëns poëzie is gegeven naar dat éne: het elemen taire het zich immer herscheppende, het uit een ingeschapen noodwendigheid levende te benaderen in het „zichtbaarste en bespeur- baarste" van zijn dichterlijke gewaarwor dingen, Morriën tast ernaar. Hij spiedt er naar met een microscopisch-verkennende blik, maar „ach, wjj zijn blind, ook al zijn wij het niet geheel". Wij-allen, van cultuur verzadigd, ontworteld en door stromen tijds ver weggespoeld van onze oorsprong, we zijn lichaam nog, maar meer dan dat geest; we zijn warm-kloppend lijf, maar ook arg wanend oor dat het beluistert, Argusoog dat het bespiedt, verstand, dat het ver raadt, bewustzijn dat het ontluistert, ver loochent, ontkracht. We zijn en ook de de dichter Morriën is alle bereidheid, al le verlangen, alle onvree met onze proble- matisch-menseiyke staat ten spijt, onmach tig: de houthakkende dichter vernietigt wat hem het liefste is, de stilte van een voor- Jaarsdag is zijn „onmacht om te horen" wat aan natuurkracht zich als een levens opstanding voltrekt: „het breken, barsten, knallen, waarmee de blaren uit hun schil den dringen". Zelfs de zoetste avondsche mer, yiste sfeer van „een landelijke droom", wordt ontzield door het smadelijk besef van hetgeen des mensen is: ziekte, dood en eindigheid, en ook de pure klaarte van de winterdag houdt niet stand: „Het leven in een wereld zo koel, wijd, volmaakt, Is van zijn verre lot en oorsprong losgeraakt. Alles wat niet heeft nagelaten te ontstaan Wordt in een blik ontkend, te niet gedaan". HAARLEM heeft recht op de titel „orgel- stad". Niet alleen om het bezit van zijn beroemde Müller-orgel in de Grote Kerk, dat eerlang in zijn oorspronkelijke disposi tie zal worden hersteld, of om zijn even eens vermaarde romantische tegenhanger, het orgel van Cavaillé Coll in de Concert zaal, doch tevens om de meer dan drie eeuwen oude traditie van zijn gemeentelij ke orgelconcerten (een instelling die énig genoemd mag worden in den lande en ver daar buiten) en ook om zijn jaarlijkse in ternationale orgeldagen, die op 6, 7 en 8 Juli voor de vijfde keer weer heel wat vreemdelingen naar de Spaarnestad zullen loken en blijkbaar uitgroeien tot een insti tuut voor algemene orgelcultuur. Boven dien is te wijzen op enkele orgels, die om hun speciale karakter bijzonder de aan dacht verdienen. Het zijn geen van alle mastodonten onder de orgels, geen reuzen- instrumenten, die hun faam verwierven door hun extra grote dispositie liefst meer dan honderd registers en ettelijke dui zenden pijpen maar instrumenten die door hun zuivere verhoudingen typerend zijn. Laat ik even de aandacht vestigen op het kleinste daarvan. Het is niet eens een kerk orgel of een concert-orgel, maar feitelijk een bescheiden kamer-instrument, een zui ver type van het achttiende eeuws kabinet orgel. Het is het eigendom van het Her vormde Weeshuis aan de Olieslagerslaan, waar het reeds meer dan twee eeuwen tot opluistering van de huiselijke kerkdiensten gebruikt wordt. Een speciale bijzonderheid: dit instrument is een werkstuk van Chris tiaan Müller, de beroemde bouwer, die in de jaren 17351738 in de oude Sint Bavo zijn meesterwerk leverde. Het zijn wel uitersten: dit, met zijn zes tig spelen, een der omvangrijkste werken van zijn tijd, naast het bescheiden huis orgel dat, met gesloten luiken, de omtrek ken en het aanzien heeft van een „buikige" linnenkast en met geopende vleugeldeuren een prestantenfront toont alsmede een kla vier, links en rechts hiervan een tiental re gisterknoppen, die tezamen slechts 5 spel aanduiden, want we hebben hier natuurlijk te maken met de dispositie van het één- klaviersorgel, dat wil zeggen met gehal veerd klavier. De kern van een orgel met zijn traditio nele timbre is in deze beknopte dispositie samengevat en de practijk van het spel op gehalveerd klavier laat toe uit deze kern een zuivere klankverscheidenheid te distil leren. Dit alles is niets nieuws of niets bij zonders als conceptie, want dergelijke ka merorgels uit de baroktijd en zelfs van later datum zijn niet zeldzaam. Maar het exemplaar, waar het hier om gaat, on derscheidt zich door zijn bijzonder zuivere verhouding, die het kenmerk is van het liefdevolle artistieke handwerk. Bovendien kan er op gewezen worden dat dit kleine Müller-orgel een der oudste exemplaren in „kabinetformaat" is, wellicht als model voor vele andere gediend heeft en in prima staat behouden is gebleven De opkomst dezer soort huisorgels wordt doorgaans gefixeerd omstreeks het midden der achttiende eeuw. Wy hebben er dus niet een consequente voortzetting in te zien van het middeleeuws positief of het regaal. Het kabinet-orgel werd in de barok tijd een mode-artikel. Het was in de eerste plaats een meubel, passend by de rest van de styimeubelen la Louis XV en zo ver der. Dat achter deze vermomming een mu ziekinstrument schuilde zal in vele geval len wel een bijkomstige aangelegenheid ge weest zijn. Soms werd het pronkstuk ook wel eens de vorm gegeven van een secre taire of schrijfbureau. Het was dus in de eerste plaats meubelmakerswerk en de or gelbouwer had dan maar te zorgen, dat hy in de beperkte kastruimte de balgen, de laden, het pijpwerk en de rest tezamen bracht. Dat hierby veel vindingrykheid te pas moest komen, vraagt geen betoog. De mensurering der pijper, was dan ook een by- zonder probleem. Een bijzondere eigenaardigheid is, dat in de oudere exemplaren dus ook en vooral in het Müller-orgel van het Hervormd Weeshuis het aantal vulstmmen of mixturen) naar verhouding vrij groot is en dat deze in later gebouwde instrumenten geleidelijk verdwgnen, zodat op den duur alleen maar grondstemmen overbleven. Toen was de tijd rijp voor de opkomst van het zeurige harmonium. Het lot van het edele pijporgel als huisinstrument scheen bezegeld te zijn. Maar met de renaissance van het barok- orgel, dat wil zeggen met de tendenz van het terugkeren tot de originele autonome orgelklank, die niets te maken heeft met enige imitatie van dit of dat orkest-instru ment, is de belangstelling voor het kabinet- orgel weer ontwaakt en tracht men het naar de oudere disposities weer na te ma ken. De dispositie van Müllers huisorgel is: doorlopende Holpijp 8, verder voor de dis cant: Prestant 8, Fluit 4, Octaaf 2, Quint 3 en Terts; en voor de bas: Fluit 4, Octaal 2 en Quint 3. De aanwezigheid van de Terts als vul- stem in een zo beperkte dispositie mag be vreemdend lyken, nochtans schept deze bo ventoon door de buitengewoon zorgvuldige intonatie mogelijkheden van zeer bijzonde re aard en krijgt het volle werk een bril- lant karakter. Het instrument waarop Handel in Co- vent Garden zijn orgelconcerten speelde was nagenoeg van dezelfde dispositie. Het had alleen nog een trompetregister meer. Het kabinet-orgel van het Hervormd Wees huis staat onder bescherming van Monu mentenzorg. In 1939, toen de dreiging voor oorlogsgeweld acuut werd, vaardigde de regering het volgende besluit af: „De Nederlandse Regering heeft dit Or gel, als werk van allereerste rang uit mu zikaal en historisch oogpunt van vordering vrijgesteld en richt tot de bevelhebber der militaire macht van andere mogendheden het dringend verzoek dit orgel eveneens te sparen". UITERAARD is het aantal kenners, die dit kleine Müller-orgel hoorden bespelen, betrekkeiyk gering. Echter zullen ter ge legenheid van de aanstaande Haarlemse Orgeldagen de genodigden, die na afloop van het zaalconcert in het Stadhuis de prysuitreiking van het Improvisatiecon cours kunnen meemaken, in de gelegenheid zijn het instrument te horen, dat, voor dit plechtig besluit van het orgelfestyn, in de Ridderzaal zal worden opgesteld. Men zal er dan een vrij onbekend concert van Haydn op horen vertolken met begeleiding van klein orkest. Dit wordt ongetwyfeld een bijzondere attractie, als „coda" van het eerste lustrum der Haarlemse Orgeldagen. JOS. DE KLERK (Van onze correspondent in Washington) HET WONDERLIJKE opschrift, dat boven dit artikel staat, is de naam van het beste toneelstuk, dat thans te New York te zien is. In het Engels luidt de titel „Cat on a hot tin roof". De schrijver is Tennessee Williams (auteur van „Glazen speelgoed" en „Tramlijn Begeerte" onder meer) en dit dra ma heeft dit jaar zowel de Pu- litzerprijs als de prijs van de New Yorkse toneelcritici verworven. Het is heel moeilijk om plaatsen voor een vertoning te krijgen. Het stuk is maandenlang uitverkocht geweest en dat succes was volko men verdiend. Men behoeft er niet aan te twijfelen dat dit dra ma ook buiten Amerika zal wor den vertoond. Wat Nederland be treft: het komt volgend seizoen op het répertoire van de toneelgroep Theater en zal door Elise Hoomans worden geregisseerd. Het stuk zal zijn weg vinden over de gehele wereld. Het is een krachtig, diep menselijk kunstwerk. Het kan echter alleen tot zijn recht komen, indien zowel de regisseur als de spelers artiesten zijn van grote allure. In New York is dat zeker het geval: Elia Kazan (de man van „On the waterfront") heeft de regie, Barbara Bel Geddes speelt de kat op het dak, Burl Ives is haar schoonvader en Ben Gaz- zara is haar van homosexualiteit betichte man. DIT TONEELSTUK past ge heel in de Amerikaanse litteraire sfeer van deze jaren. Zowel in de letterkunde als op het toneel is het de sfeer, die domineert. Stren ge bouw, handeling, klassieke ge slotenheid, dat zijn elementen, die men in de Amerikaanse kunst van heden weinig aantreft. Ook „De kat" is een sfeerstuk. Statisch is het echter niet. De atmosfeer wordt meer en meer geladen en het onweer, dat vlak voor het slot losbreekt, past volkomen bij de hoog-opgevoerde, emotionele ge ladenheid waar de spelers op dat moment aan toe gekomen zijn. Waar dit stuk nu precies over handelt en wat die vreemde titel betekent? De vraag is gerecht vaardigd, maar kan slechts voor de helft beantwoord worden. Ik zal straks duidelijk maken waar om. Eerst het halve antwoord: Margaret (de kat) is getrouwd met een van de twee zoons van een rijke plantage-eigenaar in de Mississippi-delta. Deze rijkaard, haar schoonvader, viert zijn 65ste verjaardag. Hij heeft kanker en zal spoedig sterven. Aan wie zal hij zijn bezit nalaten? Zijn ene zoon is naar het schijnt zeer geslaagd. Hij is advocaat, hij heeft een bazige vrouw en vier, met pistolen knallende, onuitstaanbare kinderen. Margaret en haar man Brick hebben echter geen kinde ren. Brick is sedert de dood van zijn boezemvriend en rugby- partner aan de drank geraakt. Alle intieme omgang tussen hem en Margaret heeft opgehouden. In deze situatie vergelijkt Mar garet zich met een kat op een heet zinken dak. Zij doet wat ze kan om aantrekkelijk te blijven voor haar man, zij probeert hem door praten van de drank af te brengen en zij tracht de reden te vinden van zijn koelheid. Hun conversatie, waarbij Margaret vrijwel alleen aan het woord is en waarbij Brick slechts spora disch en op treiterend-koele toon uiterst pijnlijke antwoorden geeft, is voor deze moedige, doch wan hopig wordende vrouw een mar teling. En zij wordt des te angsti ger, omdat zij terecht vreest, dat haar zwager en schoonzuster van de situatie gebruik zullen maken om de grote erfenis in de wacht te slepen. De sfeer in het plantagehuis, \^aar de twee concurrerende echtparen inwonen bij hun ouders, wordt zwanger van leu gens en gekuip. Het is een schijn schone, doch luguber-verrotte sa menleving, die Williams ten to nele brengt. Dat in deze atmosfeer zij het moeizaam verdraag zaamheid en liefde de overhand krijgen, mag bijna een wonder heten. Een verantwoord wonder evenwel, want alleen liefde en to lerantie stellen de mens tot won deren in staat. Het zijn de oude, tot sterven gedoemde, plantage eigenaar en Margaret, zijn vitale schoondochter, die tot liefde, ver draagzaamheid en bijkans despe rate waarachtigheid in staat blij ken. Het stuk eindigt in een sfeer van hoop, ook voor Brick, die op zijn hoogst potentioneel homo- sexueel is. Niet zwart en wit NOGMAALS: dit is slechts de helft van de waarheid omtrent dit stuk. Dit drama is gecompli ceerd als het leven zelf, het is geen stuk van goed en kwaad, van Burl Ives en Barbara Bel Geddes als de plantage-eigenaar en zijn dappere schoondochter in „Kat op een heet zinken dak". zwart en wit. En dat is juist de kracht ervan, dat geeft die war me levensechte atmosfeer. Neem de dappere Margaret, een kracht ten goede. Maar zij is des te vita ler, omdat zij haar deel van de erfenis wil krijgen. Of neem de vader: hij is vol begrip en warmte voor zijn ietwat perverse, doch niettemin wel sympathieke zoon. Tegelijk haat evenwel deze man (grotendeels ten onrechte) zijn echtgenote en is zijn levensliefde wel warm, doch tevens uiterst bruut. Williams toont een wereld waar men van walgen moet en toch verlaat men de schouwburg ver vuld van levensliefde, omdat niets in deze huichelachtige, brutale, en gemene maatschappij zo sterk is als de volledige toewijding en liefde van de ene mens voor de ander. ER IS NA HET passeren van de loketten van de E 55 te Rotterdam niet zoveel ener gie voor nodig om verder te komen. Ik werd opgenomen in de maalstroom van bezoekers en vanzelf verder meegevoerd. Het enige ongerief was de tabaksdoos van een klein mannetje, die in mijn maag streek drukte. Maar een blik van verstand houding verenigde ons in het besef, dat wij ook samen in de verdrukking zaten tussen een enorm Gronings echtpaar aan de voor zijde en een vijftal Limburgse schooljon gens, die aan de achterzijde een danige pressie uitoefenden. Het mannetje had de gedrongen houding van iemand, die ge woon is onder een zekere druk te leven, maar de oogopslag achter zijn kleine, ovale brilleglazen toonde een daarmee tegenstrijdige olijkheid. Wij werden tus sen de klokken van Huygens doorge duwd zonder er veel van te zien, maar konden in de donkere koelte van de Car- boongrotten weer wat vrijer ademen. Nog meer ruimte kwam er 'n paar millioen jaar verder in het Krijt, waar een knaap van een dinosaurus tegenover een bejaarde neushoorn stond. Wandelend door dit in aardlagen uitgedrukte verleden en door de steengangen van de mijnwerkers, die er met hun lampjes op het hoofd hun af- bouwhamers op teruggrijpen, konden wij weer zelf onze passen bepalen en onze be langstelling regelen. Het mannetje slen terde voor mij uit en besteedde links en rechts naar het mij voorkwam juist vol doende aandacht om alles even verder weer vergeten te zijn. Hij had blijkbaar geen last van het schuldgevoel, dat mij altijd tegenover de organisatoren van dergelijke evenementen bevangt, omdat ik echt niet alles in mij kan opnemen, dat zij met zo veel welwillendheid pogen uiteen te zet ten. Hoe bevattelijker en sprekender zij dat pogen te doen, hoe groter dat schuldgevoel. Gaarne wil ik mijn medemensen, die hier mogelijk ook onder lijden, een gedragslijn aanbevelen, die 't althans tegenover bui tenwereld wel zal doen. Men moet hele einden doorlopen zonder ergens aandacht aan te besteden en dan ineens door iets getroffen worden, dat liefst niet specta culair is. Daar dient men zich dan volko men in te verdiepen, een eventuele expli cateur de oren daarbij van het hoofd vra gend. Omdat dit systeem mij vaak een ver rassende bevrediging heeft gegeven, begon ik het welgemoed toe te passen. Op deze manier behaalde ik telkens een voorsprong op het slenterende mannetje met de harde tabaksdoos in zijn zak. Hij passeerde mij weer toen ik een jong, enthousiast geoloog stond uit te horen, aangemoedigd door het feit dat er omstanders kwamen, die begrij pend gingen knikken. Ook het mannetje kwam er bijstaan, maar voornamelijk om met toewijding zijn pijp te stoppen. Hij drentelde direct weer verder, zonder goed in zich op te nemen, dat er onder Neder land nog drie milliard kubieke meter aard gas ligt opgeslagen. Ik kwam hem vervol gens weer voorbij, terwijl hij verbaasd naar de schitterende wolken schuim stond te kijken, die door een zeepsopindustrie waren opgeworpen. Zijn tred was een half uur later al heel wat trager, toen ik hem bij de stand van de chemische nevenbedrijven der Staats mijnen voorbij zag gaan. Hij scheen moe te zijn van al dat geslenter. „Het menicium van de Staatsmijnen is een kunstmeststof. De Nederlandse industrie maakt er echter plastic van," zo las ik. Het klonk als een verwijt aan die wispelturige industrie in ons land, die maar raak doet. Maar mij werd niet medegedeeld of de behoefte aan kunstmest te onzent groter of kleiner is dan die aan plastic. Ik besefte, dat alles wat ik op deze wijze trachtte op te steken aan de oppervlakte bleef en voelde mij op eens zeer vermoeid. Het brein achter al dit vernuft blijkt ongenaakbaar voor men sen, die al met hun logarithmen hebben getobd. Zo ontstond er een gevoel van verbon denheid met het mannetje voor mij. Ik verloochende de tentoonstellingshouding, waarmee ik zo enthousiast begonnen was en verviel tot slenteren, nét als hij. Ver moedelijk werden wij beiden bezield door hetzelfde banale verlangen: effe zitte. Ik zag het mannetje om zich heen kijken. Zijn handen zwaaiden slapjes langs zijn groe zelige regenjas. WIJ ZIJN BEIDEN opgeleefd bij een baviaan, die door Blijdorp aan de E 55 is uitgeleend. Zonder ons af te vragen, wat zulk een dier op een nationale manifestatie van energie doet, bleven we er naar staan kijken. De aap zat bezadigd op een boom tak met zijn rug tegen de stam en greep naar het touw van zijn schommeltje. Hij haalde het helemaal naar zich toe en keek ernstig hoe het in elkaar zat. Toen begon hij er koortsachtig aan te prutsen. Op dat moment kneep het mannetje zijn ogen dicht van de binnenpret en er klonk een ge smoorde lach. Vooral toen de baviaan ge ërgerd opkeek, werd het hem teveel. Hij wankelde achteruit en ging op een bank zitten om zijn pretbui tot op het laatste schokje te ondergaan. Maar het was hem niet lang gegund. Hij stond plotseling gehaast op en repte zich heen toen een stem door de luid sprekers prof., dr. H. J. Klaassen van Toe gepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek opriep voor een dringend telefoongesprek. KO BRUGBIER Nieuw ontwerp-verkeerswet BERN (United Press) De Zwitserse regering heeft het ontwerp gepubliceerd voor een nieuwe verkeerswet ter vervan ging van de huidige die dateert van 1932 en als verouderd wordt beschouwd. Blij kens het ontwerp zal geen enkel voertuig en dat geldt ook voor fietsen op de weg mogen komen zonder een verzekering voor geval van schade aan derden. Indien personen schade lijden door „onbekende" bestuurders of fietsers zullen zij een ver goeding ontvangen van de regering binnen zekere grenzen. Er worden alleen maximum-snelheden aangegeven voor vrachtauto's en auto's met oplegger in bebouwde kommen. In alle andere gevallen moet de bestuurder „de snelheid van zijn voertuig aanpassen aan de heersende omstandigheden". De kantons zullen de macht krijgen het fiet sen te verbieden aan personen die hetzij ernstig hetzij herhaaldelijk het verkeer in gevaar gebracht hebben. Dronken chauf feurs wordt het rijbewijs ontnomen ge durende een periode die afhankelijk is van de omstandigheden en van het feil of al eens eerder hierdoor hun rijbewijs in gehouden werd. (Van onze correspondent in Parijs) De Franse regering staat momenteel on der zware druk van de kant van de orga nisatoren van autoraces, die met allle middelen trachten om het races verbod op geheven te krijgen, dat na de ramp in Le Mans werd afgekondigd. Zelfs de prefect en de burgemeester van Reims hebben gepoogd de minister van Binnenlandse Zaken, Bourges-Maunoury, tot andere gedachten te brengen. Ze heb ben verklaard, dat er in Reims vele mil- lioenen francs zijn besteed aan de verbe tering van de veiligheidsmaatregelen op en rond het circuit. De minister heeft de doelmatigheid van die maatregelen niet in twijfel getrokken, maar evenmin krimp gegeven. De regeling wil blijkbaar niet de indruk wekken, dat ze voor de pressie van particuliere belan gen zou zijn gezwicht, en in sportkringen wordt dan ook verwacht zo niet ge- gevreesd dat het verbod van kracht zal blijven zolang er geen internationale rege ling is getroffen voor de beveiliging van het publiek bij grote autorennen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 15