Bereidheid geregelde Nederlandse
speelfilmproductie op gang te helpen
Rembrandts
wordt
„Claudius Civilis"
doorgelicht
De vluchtelingen-nood
in het nabije Oosten
Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van
Haarlems Dagblad (Oprechte Haarlemsche Courant
Buitenlandse lof voor Film week Arnhem
KERKELIJK LEVEN
Violisten concours in
Genua
9 JULI 1955
Film in cijfers
Piep, de muis heeft een mooi reclamebord geschilderd voor een groot feest. Hij
heeft alleen de letters door elkaar gezet. Weet jij welk feest dit is?
cttmx)occccccaxmxxxcoxcccccooxoxcoxcoxcccxxxyxxxxxxo.xlx<.pjxcccc03xa« ryrrYTYYrrrrrtrcrYYYYYrtrrr
De maan leek Daantje op eens veel
minder leuk, maar hij had nu één keer
gezegd dat hij ging en hij had meneer
Van Leeuwen een kaart beloofd: hij
moest dus wel. Hij tilde zijn koffer op,
maar het mannetje vroeg: „Wat is dat?
Dét kan niet mee, hoor". „Maar mijn
kleren dan?", vroeg Daantje, „en mijn
bal en mijn mecanodoos en mijn zwem
pak?"
„Ha", zei he. mannetje, „doe je oud
ste pak maar aan en laat dat speelgoed
thuis. Daar heb je toch geen tijd voor".
„Geen tijd?", vroeg Daantje ver
schrikt. „ik heb toch zeker vacantie!"
„Haha, vacantie, nee hoor, dat ken
nen wij niet op de maan. Stel je voor.
Dan zou de zon meteen ook vacantie
willen en dan zou je de mensen eens
horen! Nee, we hebben een fijn werkje
voor jou. De maan moet eens wat op
gepoetst En daar heb je zeker vier
weken voor nodig als je dag en nacht
werkt".
„Maarmaar, dan wil ik hele
maal niet", riep Daantje en hij dacht
opeens aan zijn viendjes die heerlijk bij
de slootkant zaten.
„Je hebt niets meer te willen. Je had
toch al ja gezegd", zei het zwarte, platte
mannetje boos en hij kwam op Daantje
af. „Vooruit".
„Nee, nee", schreeuwde hij, maar het
mannetje kwam nog dichterbij en gaf
hem een duw. „Opschieten", riep hij.
Daantje tuimelde achterover. „Au...."
wat was dat? Hij lag op de houten vloer
van de zolder met zijn benen nog over
de grote koffer waar hij straks op zat.
Door de kier in het dak scheen nog
altijd die lichtstraal. Verder was er
niets. „Gelukkig", zuchtte Daantje en
hij rende de trap af met drie treden
tegelijk. „Mijn hengel", riep hij en een
paar tellen later stond hij kant en klaar
om te gaan vissen op straat.
„Hé Daantje", vroegen zijn vrienden
toen hij ze gevonden had, „hé, moest jij
niet op reis?"
„Loop naar de maan", bromde Daan
tje en gooide met een zwaai zijn lijn uit.
MIES BOUHUYS
Pfff, schudt het hondje met zijn kop,
't zou niets voor mij zijn hoor:
braaf zijn, stilzitten in zo'n school
en dat een heel jaar door.
Het baasje denkt net zo.
ik wou, ik wou, denkt Bas
dat Flip hier in mijn bankje zat
en ik een hondje was.
Bas, roep de juf, Bas let eens op,
of blijf je liever dom?
Och juf, zegt Bas, vertelt u eens
wanneer is 't jaar nou om?
Nog eventjes, nog eventjes
en danzegt juf, en dan.
krijg je vier lange weken vrij
waarin je spelen kan.
En dan opeens doet Bas zijn best
de hele schooldag door.
Hij fluistert als hij buitenkomt
in Flip zijn hondenoor:
Nog even, Flip, nog eventjes
dan ben ik net als jij:
een hondje dat geen boeken heeft
en alle dagen vrij.
MIES BOUHUYS
„Zie je nou wel, meneer Van Leeuwen
gelooft me".
En toen eindelijk de grote vacantie
begon en meer Van Leeuwen ze alle
maal een hand gaf bij de deur, riep hij
Daantje nog na: „Denk om die kaart
hoor en doe de maan mijn groeten!"
De vacantie begon met prachtig weer;
's morgens vroeg al werd er bij Daantje
gebeld. „De jongens", zei hij en hij wip
te van zijn stoel. Frans, de tweeling en
Koos stonden op de stoep. „Ga je mee
vissen, Daan?", vroegen ze. Wat hód hij
graag ja gezegd! Maar hij schudde zijn
hoofd en zei: „Nee, ik moet koffers
pakken!"
„Ach joh", zei Frans, „hou nou toch
op met dat verhaal over de maan. Dat
gelooft toch niemand!"
Wat zou het makkelijk geweest zijn
om nu zijn hengel te pakken en zonder
verder een woord over die maan te zeg
gen mee te gaan. Maar nee: juist omdat
niemand hem geloofde riep Daan: „Ik
zie jullie wel als ik terugkom! Tot
ziens". Hij smeet de deur dicht.
„Moest je niet met ze mee?", vroeg
zijn moeder verbaasd. „Met dat heer
lijke weer; en je houdt nog wel zo van
vissen".
„Ik blijf thuis", bromde Daan en na
het ontbijt klom hij de trap op en ging
naar zolder. Daar stonden de koffers.
„Wat zal ik meenemen?" dacht hij.
„Kleren natuurlijk. Warme kleren". Hij
zocht zijn wintertruien op en zijn wol
len sokken, zijn regenlaarzen ook, je
kon nooit weten. En zijn schaatsen. En
ja, toch zijn zwempak ook maar. üp de
maan kon je alles verwachten. Mis
schien vinden ze mijn voetbal daar ook
wel leuk en wacht eens als ik me ver
veel: „Mijn mecanodoos".
Na een uur had hij zijn hele hebben
en houwen met al zijn zomer- en win
terkleren erbij ingepakt. De grote kof
fer ging bijna niet dicht; hij moest erop
gaan zitten. Ja en nu? Hij keek om zich
heen op de zolder. Wat was het hier
warm. Door een kier in het dak scheen
de zon naar binnen, net één grote licht
straal, waarin honderdduizend kleine
stofjes zweefden. Daantje bleef er een
hele poos naar zitten kijken, tot de
lichtstraal opeens verduisterd werd
door iets zwarts dat door de kier naar
binnen zweefde. Toen hij goed keek zag
hij dat het een mannetje was dat zo
plat was als een dubbeltje en op zijn
kant naar binnen kroop: eerst zijn ar
men, toen zijn benen en tenslotte de
rest en zijn hoofd. „Hallo Daan", zei hij,
alsof ze elkaar al jaren kenden. „Ben
je klaar?"
„Klaar", vroeg Daantje. „waarvoor
klaar?"
„Hou je nou niet van de domme", zei
het mannetje, „je ziet toch wie ik ben?"
Ja, nu zag hij het; het kon niemand an
ders zijn dan het mannetje uit de maan.
„Ik zat al op je te wachten", zei het
mannetje, „laten we gauw gaan".
Het hondje Flip zit voor de school,
daar wacht hij elke dag
tot Bas, zijn baasje buitenkomt
en met hem spelen mag.
„Ik", zei Fransje, „ik ga elke dag
zwemmen en vissen". „Wij", zei de
tweeling, „wij gaan de hele maand naar
Zandvoort". „En ik", zei Marijke, „ik
ga elke dag fietsen, héél ver".
„Maar wij", zei Koos, „mijn vader en
mijn moeder en ik, wij gaan een tocht
maken, een grote tocht met een auto".
Zo had iedereen wel iets te vertellen
op het plein voor de school. Behalve
Daantje Dik; die had tot nu toe zijn
mond gehouden, maar toen iedereen stil
was, riep hij opeens, zó hard dat ze het
allemaal konden horen: „en ikik ga
naar de maan in de vacantie!"
„Haha", lachten ze hem uit, „hoe kan
dat nou? Naar de maan? Dat is echt
Daantje Dik weer die altijd iets anders
wil dan een ander. Opschepper!"
„Het is heus waar", riep Daantje,
want als ze allemaal zó hard riepen dat
ze het niet geloofden, ging hij zelf bijna
geloven dat het wél zo was.
„Heusheusheusriep
hij en hij stampte met zijn voet op de
stenen. „Ik ga heus naar de maan!"
Net toen ze hem allemaal opnieuw
uitlachten en ze vroegen hoe hij daar
dan wel moest komen, ging de bel. Ze
dromden de deur in, liepen door de
gang en kwamen nog steeds niet uitge
praat over Daantje Dik, die altijd meer
wou zijn en doen dan een ander. Zelfs
in de klas konden ze er niet over op
houden.
„Meneer", riep Fransje, „Daantje Dik
gaat in de vacantie naar de maan!"
Meneer Van Leeuwen keek op uit zijn
boek en er kwamen rimpeltjes om zijn
ogen: „Zo", zei hij, „dat is ook echt
iets voor Daantje Dik. Stuur je me een
kaart, Daan?"
Daantje kreeg een kleur want hij wist
niet of meneer Van Leeuwen dat nou
meende of niet. Maar hij knikte toch
en tegelijk keek hij om zich heen naar
de andere kinderen met een gezicht van:
MEESTER MUIS
heeft wat sommetjes opgeschreven. Als
je deze sommen maakt, schrijf je de uit
komsten op in de volgorde van de eerste
cijfers van de sommen. De uitkomsten
geven de letters aan van het alfabeth
a 1, b 2 enz. Welk woord komt er
dan te staan?
„De leden van de Christen Raad van het
Nabije Oosten gevoelen zich gedrongen op
nieuw een oproep te doen uitgaan tot de
christelijke kerken van de wereld om aan
te dringen op een permanente oplossing
van het slepende probleem van de Arabi
sche Palestina-vluchtelingen in het Nabije
Oosten".
Hoezeer de Christelijke kerken in het
Nabije Oosten verontrust zijn over de hui
dige situatie blijkt duidelijk uit deze op
roep, die zij vanuit Beiroet hebben doen
uitgaan naar de „Christelijke kerken van
de wereld", en waarvan de aanhef wordt
gevormd door het bovenstaande. Zeven
jaar zijn er verlopen zo wordt verder
gezegd nadat bijna een millioen men
sen uit hun huizen verdreven werden ge
durende de periode van oorlogshandelin
gen, die volgde op het besluit van de UNO
tot verdeling van Palestina in 1948. De na
burige landen of gebieden waarheen de re-
fugié's vluchtten, kondgn de toevloed van
ontwortelde mensen niet opnemen. De
UNO heeft door middel van haar Hulp
verlening voor Palestijnse Vluchtelingen
een minimum gegeven aan onderdak, me
dische verzorging en onderwijs. Een zeer
klein aantal vluchtelingen is er door eigen
prestatie in geslaagd, vaste voet te krijgen
in het land van opname en weer een nor
maal leven te leiden. Het meerendeel van
de bevolking van Palestina wacht op da
den van de internationale autoriteiten,
waardoor op afdoende wijze hulp wordt
geboden. Noch in Israel, noch in de na
burige landen kunnen de vluchtelingen te
recht. In deze laatste landen hebben zich
weliswaar groepjes kunnen vestigen, maar
zolang geen afdoende oplossing is gevon
den voor de politieke en economische pro
blemen van Palestina, is van vestiging op
grote schaal geen sprake.
De kerken constateren, dat het voortdu
rend niets doen en de uitzichtloosheid de
ruim 900.000 vluchtelingen steeds meer
uitputten.
Vier jaar geleden zonden de Christelijke
kerken van de wereld afgevaardigden naar
een conferentie, die gehouden werd onder
auspiciën van de Internationale Zendings
raad en de Wereldraad van Kerken. Het
resultaat was een coördinatie van eerder
mislukte pogingen om te komen tot een
gezamenlijk program van hulpverlening.
Helaas is tte situatie dus nog donker ge
bleven, hoewel er inderdaad duidelijk is
gebleken dat de Christelijke baimhartig-
heid nog bestaat.
In de oproep wordt nog eens herhaald de
verklaring van de conferentie van 1951,
die naar men meent nog steeds ten
volle actueel is.
Ze luidt:
„Wij zijn er van overtuigd, dat er geen
blijvende oplossing kan komen voor het
probleem van de Palestijnse vluchtelingen,
voordat er een regeling is getroffen voor
de voornaamste politieke verschillen tus
sen de Arabische staten van Israël. De ker
ken zijn niet bevoegd om richtlijnen te ge
ven voor een politieke oplossing. Het is de
plicht van alle regeringen, In samenwer
king met de UNO te streven naar een
spoedige regeling, waarin allen toestem
men, als een noodzakelijke voorwaarde om
te komen tot een blijvende oplossing van
het vluchtelingenprobleem".
De Christen Raad van het Nabije Oosten
meent, dat deze zinnen in 1955 nog niets
van hun kracht hebben verloren, maar dat
zij zelfs in de afgelopen vier jaar nog meer
waarheid hebben gekregen.
De sleutel
De oplossing van de ellende der vluchte
lingen is de sleutel voor het verkrijgen van
vrede en stabiliteit, menen de kerken.
De oproep besluit met de woorden:
„De regeling, waarnaar alle weldenken
de mensen verlangen moet ook de rege
ringen van die landen ter harte gaan, wier
politiek het internationale optreden be
paalt. Dit kan alleen gebeuren wanneer de
publieke opinie in vele landen gewekt
wordt en het is de Kerk van Christus, die
dit het beste kan doen. Daarom zendt de
Christen Raad van het Nabije Oosten op
nieuw deze vurige oproep uit tot iedere
kerk en ieder Christen, te bidden voor een
spoedige rechtvaardige regeling, na zeven
jaar ellende van de Arabische Palestina-
vluchtelingen".
In October 1955 houdt de Italiaanse stad
Genua een violistenconcours. Violisten van
alle nationaliteiten tot 35 jaar kunnen hier
aan deelnemen. Nadere inlichtingen ver
strekt het „Segretcria del Premio Interna-
zionale di Violino „Nicolo Paganini", Civico q
Liceo Musicale „N. Paganini" te Genova. O
iüiiiii&iitiiÉ
«ÉP1
De Nederlandse Bioscoopbond is in over
leg en samenwerking met andere instanties
bereid mede te werken aan de totstand
koming van een geregelde Nederlandse
speelfilmproductie. Zij is doende met be
sprekingen, die het pad moeten effenen,
dat naar die geregelde speelfilmproductic
leidt. Zij heeft indertijd door haar bemid
deling de Nederlandse cineasten de beno
digde apparatuur en vertoningsmogelijk
heden bezorgd, die de aanmaak van docu
mentaires op gang hebben geholpen. Ook
nu wil zij zich graag voor de speelfilm in
zetten en is tot een garantie bereid tot Vit
ton toe, Ook de overheid is genegen tot
steun, die veel verder zal gaan dan de twee
ton, die zij thans voor de film beschikbaar
stelt. Maar voorwaarde is, dat de gemeen
ten de vermakelijkheidsbelasting op Ne
derlandse films laten vallen een zaak,
die met de vereniging van Nederlandse ge
meenten besproken moet worden en
nodig is ook, dat het particulier initiatief
wordt ingeschakeld, wat des te gemakke
lijker zal gaan naarmate het vertrouwen in
een gezonde financiële positie van de pro
ductie door de reeds genoemde waarbor
gen en verlichting der lasten groter is. Op
die manier kan men geraken tot een pro
ductie van drie tot vier Nederlandse speel
films. Zo kunnen er goede speelfilms ko
men van eigen bodem en al zou er al eens
een inferieure tussendoor lopen: voor die
goede films wil ik de middelmaat graag
slikken.
Aldus luidt het oordeel van de heer J. G.
Bosman, directeur van de Nederlandse Bio
scoopbond, die wij bereid vonden daags na
Arnhem over de situatie van de film in
OCXXXX>OOCOOCOOOOCCXXXXXX)OOOOOOCOCOCOOCOCCOOCOOOOOCOOOOcr)
De twee openluchtvoorstellingen, die8
tijdens de Fïlmweek Arnhem zijn ge- b
5 houden hebben respectievelijk 8000 en x
j 10.000 bezoekers getrokken. Er werden
een aantal documentaires vertoond van b
0 Haanstra, Brusse, Coolen en Van der 8
8 Horst. Het publiek applaudisseerde voor x
al deze Nederlandse filmpjes. Het pu- o
g bliek toonde zich trouwens bijzonder 8
o „film-minded". In de 6 dagen dat de ten- 8
8 toonstelling „60 jaar film" duurde, trok x
zij 4500 bezoekers. Ter vergelijking: de f-j
expèsitie „Het Filmdécor" in Fodor te 8
8 Amsterdam duurde 6 weken en trok nog X
0 geen 1000 belangstellenden.
o>xx>doooooooooc)ooooooooocxx)00oooocooocxxxxx)ooooooc)ooooo
Nederland en de Nederlandse film in het
bijzonder te spreken. De individuele acties
op het tei-rein van de Nederlandse film
productie hebben nooit tot een continuïteit
geleid, die beslist nodig is. Een bundeling
van alle krachten kan slechts tot een ge
regelde speelfilmprodluctie voeren. Er is
een geestelijke en een financiële continuï
teit nodig. We moeten beschikken over
bekwame regisseurs, spelers en technici.Wij
moeten ook een voor de film geëigende
stof vinden, die niet behoeft aan te haken
aan de populariteit. De financieringsproble
men zijn niet zo ingewikkeld als men doet
voorkomen, aldus de heer Bosman. Wan
neer de overheid 25 millioen voor de tele
visie over heeft, zal er ook een paar mil
lioen zijn om een dergelijk apparaat op
gang te brengen ende overheid heeft
er wel oren naar. Misschien ligt er ook een
kans in samenwerking met andere landen,
de coproductie, die in het geval van bij
voorbeeld Italië en Frankrijk tot zeer be
vredigende resultaten heeft geleid. We be
schikken in Nederland over een behoor
lijke outillage. Wanneer men er in slaagt
het financiële risico tot de kleinst moge
lijke proporties terug te brengen, zijn de
mogelijkheid voor de Nederlandse speel
filmproductie vele.
De Nederlandse documentaire geniet
een grote faam. Enthousiast waren de
reacties van buitenlanders op de ver
toningen dier documentaires tijdens de
filmweek te Arnhem. Sir Henry
French, voorzitter van de producers in
Engeland, graaf Bonzi, de Italiaanse
cineast en leider van de équipe, die
„Continente Perduto" maakte, zij toon
den zich vol lof. Hun voldoening strek
te zich ook uit over de sfeer en het
karakter van de Filmweek, die trou
wens een grote buitenlandse belang
stelling genoot, want delegaties uit
praktisch alle filmproducerende lan
den voor het IJzeren Gordijn waren te
Arnhem aanwezig. En ook van de
zijde der bioscoopexploitanten was de
interesse niet minder groot.
„Het was de drukst bezochte ledenver
gadering van het jaar", zo zeide de heer
Bosman. Een groot deel der bezoekers bleef
„hangen" en sloot het verblijf niet met de
discussiemiddag af, welke tussen bioscoop
bedrijf en pers was georganiseerd. Wij
hebben deze discussie reeds verslagen en
erop gewezen hoezeer zij bijdroeg tot een
verheldering van begrip voor eikaars taak
en omstandigheden. De geanimeerde ver
standhouding, die de Arnhemse Filmweek
kenmerkte, heeft ertoe bijgedragen, dat
bedrijf en critiek elkaar nog beter zijn gaan
verstaan. Het ijveren van de pers voor de
goede film wordt niet onderschat. De do
cumentaires, die tijdens de filmweek voor
het eerst aan bod kwamen, zijn reeds door
de verhuurders aangekocht. De afzet is
verzekerd. Exploitanten, die de filmweek
bezochten, voelden er alles voor om ze in
hun programma op te nemen. Deze directe
uitwerking van Arnhem mag reeds gelden
als een eerste succesrijk gevolg.
Trouwens: de filmweek te Arnhem is als
een manifestatie van de goede film zeer
zeker geslaagd. In Januari begon het bu
reau van de Bioscoopbond in samenwer
king met een daartoe in het leven geroe
pen stichting en onder auspiciën van het
Holland Festival (welks verbindingsman
mr. Den Daas zich een onschatbaar inter
mediair toonde) met de organisatie. Vijf
duizend stukken „gingen de deur uit", tal
rijke besprekingen werden gevoerd, d'e
medewerking van O, K. en W. was bijzon
der groot. Er moest een programma wor
den samengesteld van 49 korte films en
13 hoofdfilms en dat alles voor één week.
Congressen werden georganiseerd, die door
zeker duizend mensen zijn bezocht. Twaalf
honderd schriftelijke bestellingen voor het
bijwonen van de Filmweek kwamen er
alleen al buiten Arnhem los. Hoewel de
toegangsprijzen der voorstellingen hoog
lagen, werd de exploitatie van het theater,
waarin zij werden gegeven, een succes. In
alle opzichten heerst er voldoening over
deze eerste cinematografische manifestatie
in Nederland, die door zijn select karakter
een waardige getuigenis is geworden mot
(Van onze correspondent te Stockholm)
Rembrandts „Claudius Civilis" waar
schijnlijk het kostbaarste schilderij in ge
heel Scandinavië dat in het Nationale
Museum te Stockholm hangt, zal worden
geröntgend. Op deze wijze hoopt men ach
ter enkele geheimen te komen, die nu nog
onder een dikke laag verf schuil gaan. Dit
doek van Hollands grootste meester heeft
namelijk veel te vertellen.
In een in 1622 verschenen beschrijving
van Amsterdam door Melchior Fokker
leest men dat voor het nieuwe stadhuis,
het huidige paleis dus, acht schilderijen
waren besteld en dat het eerste doek, de
J. G. Bosman, directeur van de
Nederlandse Bioscoopbond.
de Nederlandse avond als imposant sluit
stuk.
Of Arnhem volgend jaar wordt herhaald?
Dat Is nu nog niet te zeggen. Misschien
wordt het een tweejaarlijkse Filmweek en
niet in Arnhem. Dat hangt van velerlei
factoren af. Het is een kwestie van beschik
bare gelden en beschikbare representatieve
films. Maar bet feit, dat men reeds nu
vraagt naar een mogelijke reprise bewijst
hoezeer de eerste Nederlandse Filmweek
is ingeslagen. Geestdriftig begonnen, geest
driftig beëindigd! P. W. FRANSE.
opstand der Bataven onder Claudius Civi
lis, door Rembrandt zou worden geschil
derd. De vroede vaderen van onze hoofd
stad waren met zijn werk echter geenszins
tevreden. Zij waren er zelfs nog minder
over te spreken dan over de „Nachtwacht".
Hem werd dus verzocht het doek te ver
anderen. Daar scheen overigens haast
bij te zijn, want op Nieuwjaarsdag 1663
verwachtte men hoog bezoek. Rembrandt
liet echter op zich wachten, zodat men
Juriaen Ovens, een nog jonge man, op
dracht gaf, een andere Claudius te schilde
ren.
Maar wat gebeurde er met Rembrandts
doek? Met het blote oog is duidelijk te
zien, dat er inderdaad veranderingen in
werden aangebracht, maar hoe lang heeft
het nog in Rembrandts atelier gestaan?
Allerlei geruchten deen weliswaar de
ronde, doch niemand weet hoe het kunst
werk naar Zweden is gekomen. Nog in 1892
schreef de Deense kunsthistoricus Karl
Madsen in een uitvoerige studie over Zwe
den, dat Rembrandts doek, dat aldaar te
recht was gekomen, een fragment was van
een in opdracht van koningin Hedwig Eleo-
nora gemaakt schilderij voor het koninklijk
paleis te Stockholm en dat het de verde
ling van de Zweedse provincies door de
een-ogige god Odin zou voorstellen.
In de oudste catologus van het Nationa
le Museum te Stockholm, die uit het jaar
1867 wordt het doek echter „De samen
zwering van Ziska" genoemd.
Van Zweedse zijde werd tenslotte een
onderzoek ingesteld om eindelijk eens uit
te maken wie nu in werkelijkheid de schil
der was en wat het doek precies voorstelde.
Hierbjj kwam vast te staan dat het doek
voor het eerst in 1765 in Zweedse geschrif
ten werd genoemd en dat het toen waar
schijnlijk in het bezit was van de koopman
Clas Grill. Zijn dochter gaf het in dat jaar
cadeau aan de kunstacademie, als zijnde
een olieverfschilderij van Rembrandt. Toen
in 1860 de Zweedse staat zelf ook kunst
werken ging verzamelen, gaf de academie
het doek op haar beurt weer aan de rege
ring cadeau. En thans hangt „Claudius
Civilis" bijkans honderd jaar in Stock
holm's nationale museum.
Met behulp van Röntgen-stralcn hoopt
men nu te weten te komen hoe het schil
derstuk er oorspronkelijk heeft uitgezien.
Twee foto's van de havenkant. Zij bewijzen dat ook in de nuchtere dingen-van-alledag sfeer, schoonheid en romantiek
te vinden zijn voor wie er oog voor heeft. Zelfs als het, zoals hier, de werkzaamheden van de sloper betreft!