Duitse cinematografie
Twee keer Belgische kunst
RAF-expeditie vindt nieuwe sporen
van verschrikkelijke sneeuwman"
herneemt haar oude plaats
ie de Leidse Lakenhal
Moessorgsky's „Schilderijen-
tentoonstelling!"
Filmfestival in Berlijn
FRANSE PARAGRAAF
Verval
Boeiende film over
20 Juli-opstand
Frankrijk: zwakjes
WELK GEHEIM VERBERGT DE HIMALAYA?
Mens of monster?
Boeiende expositie van
hedendaagse tekenaars
Carillonconcert met
verzoekprogramma"
BERLIJN Vier jaar geleden organiseerde de Senaat van West-Berlijn, in sa
menwerking met de regering der Duitse Bondsrepubliek, voor het eerst een
internationaal filmfestival in Berlijn, waarvoor alle niet-communistische film-
producerende landen werden uitgenodigd. Dat festival werd meteen een succes.
Sindsdien is het elk jaar herhaald en nu wordt het voor de vijfde maal gehouden.
Er nemen thans 31 landen aan deel, met ongeveer evenveel speelfilms en vele
tientallen documentaires.
De bedoeling van het Berlijnse festival was en is in de eerste plaats te
bewijzen dat West-Berlijn, hoewel 180 kilometer achter het zogenaamde IJzeren
Gordijn gelegen, zich deel voelt van het Westen. In de tweede plaats wilde men
de betekenis van de vroegere Rijkshoofdstad nog eens onderstrepen; in de derde
plaats de aandacht van de „film-wereld" vestigen op de mogelijkheden van
filmproducties in die stad, die vroeger ook de fiïmhoofdstad des lands was.
Nu, vier jaar later, heeft het nog steeds
zin, de verbondenheid van Berlijn met het
Westen te demonstreren of eraan te herin
neren, dat Berlijn eenmaal Rijkshoofdstad
was en dat graag weer zou worden. Dat
bleek weer duidelijk uit de openingstoe
spraak van burgemeester prof. dr. Otto
Suhr. Het derde doel evenwel is bereikt:
er is tegenwoordig in het Westen van deze
zo tragisch in tweeën gedeelde stad een
filmindustrie van betekenis, van zoveel
betekenis zelfs, dat beide Duitse bijdra
gen tot dit internationale filmfestival nu
uit Berlijnse studio's afkomstig waren.
Als men het algemene niveau naar de pro
ductie van die studio's mag afmeten, dan
is er alle reden tot het richten van geluk
wensen tot filmproducerend Berlijn.
In de eerste plaats ging het hier om „Der
20. Juli", een werk van de nog weinig be
kende regisseur Falk Harnack over de op
stand der officieren tegen Hitier, op 20
Juli 1944. Dit is een boeiende, dikwijls ont
roerende film, die elke pathetiek heeft we
ten te vermijden, geen ogenblik meer wil
bewijzen dan te bewijzen was en de histo
rische rechtvaardiging geeft voor een daad
de aanslag op Hitier die in sommige
Duitse ogen nog wel rechtvaardiging be
hoefde. Dit werk maakt namelijk duide
lijk, dat de officieren weliswaar hun eed
van trouw aan de „Führer" en opperste
oorlogsleider schonden (hetgeen voor een
officier uiterst zwaar moet wegen), maar
daar in feite een schuld jegens de mens
heid mee delgden. Door het plegen van
hoogverraad deden zij hun menselijke
plicht, hetgeen de meesten van hen met de
dood moesten bekopen. De film, waarin
tal van documentaire gedeelten voorko
men, toont voorts iets van het ook in an
dere kringen levend verzet tegen Hitiers
systeem: onder de arbeiders, bij de kerken.
Ook in dit opzicht is „Der 20. Juli" eer
lijk: zij overschat niet, zij dikt niet aan,
hetgeen uit overwegingen van rechtvaar
diging van de Duitse zaak alleszins denk
baar zou zijn geweest.
Wolfgang Preiss speelt als Graaf Stauf-
fenberg, de voornaamste rol en is omge
ven door tal van andere voortreffelijke ac
teurs.
De andere Duitse speelfilmbijdrage was
„Die Ratten", een werk van Robert Siod-
mak, dat Gerhart Hauptmanns gelijkna
mige toneelstuk in het heden transponeert.
Het Poolse dienstmeisje is een Oost-Euro-
pese vluchtelinge geworden, de bouwon
dernemer een expediteur en zo zijn meer
veranderingen aangebracht, maar men is de
geest van Hauptmanns werk zowel als de
kern van het verhaal trouw gebleven en
heeft aldus bereikt, dat een hedendaags
publiek geboeid kan worden door het con
flict, dat aan het overigens ietwat verou
derde drama ten grondslag ligt. De voor
stelling werd een triomf, vooral voor Ro
bert Siodmak en de hoofdrolspelers Maria
Schell (wier broer in „Der 20. Juli"
speelt), Curd Jürgens en Heidemarie Ha-
theyer, die samen met de jeugdige Barba
ra Rost in persoon aanwezig waren.
Het gemiddelde peil van de films op dit
festival ligt vrij hoog. Engeland zette het
feest in met een charmante, typisch-Brit-
se filmcomedie, The Constant Husband (De
trouwe echtgenoot) van regisseur Sidney
Gilliat, waarin Rex Harrison de man
speelt, die zijn geheugen verliest en daar
na, op zoek naar zijn verleden, tot de ont
dekking komt, dat hij een huwelijkszwen
delaar is geweest, op wie niet minder dan
zes echtgenoten wachten! Zijn vrouwelijke
advocaat voegt zich tenslotte gaarne als
zevende in de rij
Italië vertoonde het vervolg op Brood,
Liefde en Fantasie, namelijk „Pane, Amo-
re e Gelosia" (Brood, Liefde en Jaloezie),
waarin Gina Lollobrigida, Vittorio de Sica
en Roberto Risso opnieuw speelden onder
regie van Luigi Comencini. Meestal is zulk
een vervolg een stap terug, maar dat is
hier zeker niet het geval; ik zou haast
Gespannen kijken de samenzweerders toe of de bom zal springen. Een beeld uit de
belangrijke Duitse bijdrage tot het Filmfestival in Berlijn, „Der 20. Juli".
zeggen, dat deze film nog beter, nog geesti
ger, nog veroverender is dan haar voor
gangster en dat terwijl men nu het ele
ment van het onverwachte in milieu en
personen uiteraard mist.
Frankrijk kwam tot nu toe wat minder
sterk dan gewoonlijk voor de dag. „Les
Fruits de l'Eté" van regisseur Raymond
Bernadi, met Edwige Feuillère, Êtchika
Choureau, Henri Guisol en Jeanne Fu-
sier-Gil is een geestige, overigens zeer on
deugende filmcomedie, maar een groot
werk werd het zeker niet; het gaat te veel
in de richting van het verfilmde toneel
met zijn overvloed aan dialoog. Dat is
overigens merkwaardig, want de film is
niet gebaseerd op het boulevardstuk met
dezelfde naam, maar. op een novelle, die
ook dat stuk tot grondslag diende. „Raz
zia sur la Chnouf" (Jacht naar verdoven
de middelen) van Henri Decoin, die hier
zelf aanwezig is, met Jean Gabin in de
hoofdrol, is al evenmin een werk op festi-
valpeil een film, die ongetwijfeld kwa
liteiten heeft, maar waarvan de vormge
ving niet zo goed is, dat het weinig ver
heffende onderwerp erdoor gered kon wor
den.
„Beau Brummell" was de eerste festi-
valbijdrage van de Verenigde Staten, een
gekleurde avonturenfilm van het dertien-
in-een-dozijn-genre. Meer betekenis had
het nieuwste werk van Walt Disney, The
Vanishing Prairy (De verdwijnende Prai
rie), dat weliswaar niet zo sterk lijkt als
zijn voorganger, The Living Desert (De
Woestijn leeft), maar dat toch ook een in
drukwekkend beeld geeft van een stuk
natuurleven, zoals het zelfs voor de Ame
rikanen nieuw moet zijn. Disney's mannen
bespiedden de natuur, maar zij geven door
hun montage een eigen uitleg aan wat zij
daar zagen, welke in elk geval altijd boei
end is.
Van Japan tenslotte was er een film over
de atoombom „Hiroshima", een werk dat
even sterk als „De Kinderen van Hiroshi
ma" welke film al eerder in vertoning
kwam pleit tegen een verder gebruik
van deze verschrikkelijke wapens. De film
is strikt objectief en richt zich niet tegen
degenen, die de atoombom het eerst ge
bruikten, maar tot de gehele mensheid.
Bij dit festival bepaalt het publiek de
uitslag. Voor het eerst stemt het ditmaal
ook over de documentaire films. Dat pu
bliek leeft sterk mee, ook doordat de aan
wezigheid van verscheidene populaire ster
ren en enige bekende regisseurs en produ
cers (onder wie Sir Alexander Korda) aan
het filmfeest een kleur geeft, die de Ber-
lijners gaarne zien.
JAN KOOMEN
Leden van een Britse luchtmacht-expeditie hebben in het Ilimalatja-gebergte tal
van sporen gevonden van een onbekend twee-benig wezen, dat grote voeten met
vijf tenen bezit. Deze voetafdrukken stonden 27J^ cm diep in de sneeuw hetgeen
er op schijnt te wijzen, dat dit onbekende wezen een ontzaglijk gewicht moet
bezitten. Dit is thans bekend gemaakt door het Britse ministerie van Luchtvaart,
tot dusverre wel de meest officiële verklaring, dat er geloof kan worden ge
hecht aan het bestaan van het legendarische monster-wezen dat zou rondzwer
ven in de hooggelegen delen van het Himalayagebergte.
Rex Harrisson als de onvrijwillige huwe
lijkszwendelaar met de laatste van zijn zes
echtgenoten (Kay Kendall) in de Britse
filmcomedie „The constant husband", een
der geestigste inzendingen op het film
concours in West-Berlijn.
In de bekendmaking wordt onder andere
het volgende gezegd: „Drie leden van de
R.A.F., die op expeditie zijn in het Hi-
malaya-gebergte, hebben de sporen ont
dekt van een reusachtig wezen, dat volgens
de Sherpa-gids, die ten tijde van de ont
dekking bij hen was, beslist de legendari
sche Yeti „de verschrikkelijke sneeuw
man" moet zijn, welke naar geloofd wordt
in deze bergen huist".
„De ontdekking werd gedaan in de Koel-
ti-vallei, waar de R.A.F.-expeditie zich nu
ophoudt, na door abnormaal grote hoeveel
heden sneeuw gedwongen te zijn geweest
hun oorspronkelijke plan om het stroom
gebied van de Koeloe-Spiti-Lahoel te ver
kennen op te geven".
Volgens het ministerie hadden de leider
van de expeditie, wing-commander A. J.
M. Smyth, en sergeant J. R. Lees op
de twaalfde Juni op 6.412 meter fcoven de
zeespiegel de eerste sporen van een bui
tengewoon groot maar onbekend dier ge
vonden welke afgedrukt stonden in de
dikke sneeuwlaag.
„Wing-commander Smyth zond onmid
dellijk een drager terug naar het basis
kamp om squadron leader Davies en enke
le camera's op te laten halen, met welke
apparatuur hij vervolgens tal van foto's en
films van de sporen opnam. Hij tekende
tevens nauwkeurige schetsen van een en
ander".
„Squadron leader Davies verklaart, dat
de voetafdrukken gevonden werden in de
met sneeuw bedekte vallei van de Koelti-
gletscher op een afstand van 11V* mijl
boven het basiskamp en drie mijl beneden
de uitloper van de gletscher".
„Er bevonden zich tal van afdrukken.
Elk van deze afdrukken mat ongeveer 30
bij 15 cm en er viel uit op te maken, dat
het wezen, dat ze gemaakt had, twee-benig
is en aan elke voet vijf tenen heeft welke
iets meer dan een halve cm breed zijn".
„De afdrukken stonden 27'/2 cm diep in
de sneeuw, terwijl de voetafdrukken van
de R.A.F.-bergbeklimmers slechts 2'/2 cm
in de sneeuw wegzonken", aldus de ver
klaring.
In de bekendmaking heet het dan ver
der: „Uit de richting van de sporen kon
men opmaken, dat het dier van de West
zijde der vallei naar beneden was geko
men, tenminste drie snelstromende takken
van de rivier de Koelti was overgezwom
men en vervolgens aan de Oostzijde van de
vallei weer naar boven was geklommen.
Op de Oostelijke helling van de vallei
verdwenen de sporen".
„Squadron leader Davies, die reeds zes
seizoenen in het Himalayagebergte heeft
vertoefd en in die tijd reeds vele afdruk
ken van beren heeft waargenomen, is van
mening, dat de afdrukken in de Koelti-
vallei veel groter zijn dan van welke beer
ook".
„De afdrukken bevonden zich er niet op
de middag van de vorige dag (11 Juni)
toen hij door dat gebied trok", aldus Da
vies' commentaar.
Westerse geleerden hebben dikwijls
twijfel geuit aan het .bestaan van de zo
genaamde „verschrikkelijke sneeuwman",
een reusachtig, harig wezen, dat zich als
een mens rechtop zou bewegen, maar
enige Sherpa's, die het Himalayagebergte
als geen ander kennen en die dan ook
altijd als gidsen voor expedities worden
gebruikt, houden bij hoog en laag vol dit
wezen te hebben gezien. De „yeti" zou
echter buitengewoon schuw zijn en bij het
minste gerucht wegvluchten.
Vorig jaar is er een speciale expeditie
op pad gegaan om naar de verschrikke
lijke sneeuwman of althans zijn sporen te
zoeken, maar deze expeditie moest onver-
richterzake terugkeren.
Een week geleden verklaarde dr. D. S.
Mathews, die in 1954 deel uitmaakte van
de Britse Kantsjenjunga-expeditie nog dat
alle verhalen over een verschrikkelijke
sneeuwman „verschrikkelijke nonsens" wa
ren en dat expedities, die zulk een yeti
wilden gaan zoeken, slechts als „stunts"
bedoeld waren. Deze Nieuw-Zeelandse ge
leerde zeide, dat de grote voetafdrukken,
dat men eerder gevonden had, deze om
vang wel gekregen zouden hebben door
het smelten van de sneeuw.
Niets wijst er echter op dat dit met de
nu ontdekte sporen ook het geval is ge
weest en voor zover men kan nagaan zijn
de leden van de R.A.F.-expeditie zeer be
hoedzaam tewerk gegaan bij het vastleg-
gen van deze merkwaardige afdrukken. Z
IN HET STEDELIJK MUSEUM „De
Lakenhal" te Leiden zijn op het ogenblik
twee tentoonstellingen te zien van moderne
Belgische Kunst, de ene van Belgische
schilderijen uit Nederlands bezit, de andere,
„tekeningen van James Ensor tot heden"
omvattend.
De schilderijententoonstelling wordt ge
houden ter gelegenheid van het 76ste lus
trum der Rijksuniversiteit, die der tekenin
gen als onderdeel van het Holland Festival
1955 onder auspiciën van het Nederlands-
Belgisch Cultureel Accoord.
HET IS MIJ WEL EENS opgevallen dat
men in de Belgische musea en ook in de
vele particuliere collecties, slechts zelden
een schilderij van een moderne Nederland
se schilder aantreft. Daartegenover en
dat toont deze Leidse tentoonstelling weer
duidelijk aan is er in Nederland een rijk
bezit aan hedendaagse Belgische schilders
kunst. De oorzaak van dit verschijnsel is te
vinden in de oorlog van 19141918, die een
aantal belangrijke Belgische kunstenaars
naar Nederland deed uitwijken. Het zijn
ook voornamelijk kunstwerken uit die
periode, die in Nederlands bezit zijn. In
ieder geval werd toen een sterk contact ge
legd en de Belgische kunst is ook op onze
eigen picturale ontwikkeling niet zonder
invloed gebleven.
Fritz van den Berge, Jozef Cantré,
Degouve de Nunques, Gustave de Smet,
Walter Vaes, Jules Vermeire, Rik Wouters
en anderen kwamen in 1914 in ons land
asyl zoeken en bleven er langere of kortere
tijd wonen en werken.
BEHALVE DEZEN zijn er nog verschei
dene andere Belgische schilders, die in Ne
derland een grote populariteit bezitten, zo
als Isidoor Opsomer en Constant Permeke.
Het Rijksmuseum Kröller Müller in Otterlo
bezit bijvoorbeeld veel werken van Van
ever wiens werk ik u vorig jaar uitvoerig
schreef. Om Rik Wouters als tekenaar te
leren kennen is deze expositie reeds de reis
naar Leiden waard. Er hangen van zijn
hand alleen reeds vijfenveertig bladen.
Welk een spontaneïteit, wat een sublieme
penseelschrift en vooral, welk een harte
lijke en intense liefde voor het leven, voor
de mens zoals hij die waarnam in al zijn
bewegingen en stemmingen. Soms, zoals in
het intérieur met moeder en kind, doet de
doorleefdheid van de ruimte met de stille
figuren denken aan de tekeningen van
Rembrandt, die gelijksoortige onderwerpen
behandelde.
DAN IS ER de steeds amusante, vertel
lende Edgard Tytgat, die naïef weg aan de
ondeugende legenden een nieuwe vorm
geeft en daarmede de geest der Middel
eeuwen een jong gezicht geeft.
Frits van den Berghe vertegenwoordigt
met een aantal pentekeningen het Vlaams
expressionisme. Van de hedendaagse kun
stenaars onder de exposanten zal ik slechts
enkele namen noemen. Bijzonder boeiend
vond ik een met pen en penseel getekend
portret van Charles Counhaye, dramatisch
van expressie en even herinnering oproe
pend aan de grote Félicien Rops.
VAN DE JONGEREN verrasten mij de
grote composities van Lismonde. Men mag
hem zeker geen abstracte noemen, want
zijn gedeeltelijk gepointilleerde houtskool-
Tekening in pen en penseel door Charles
Counhaye op de tentoonstelling „Tekenin
gen van Ensor tot heden" in hét museum
„de Lakenhal" te Leiden.
tekeningen bezitten een sterk atmospheri-
sche ruimtewerking. Lismonde werkt uit
sluitend in zwart en wit, maar weet in de
grote tafrelen, gecomponeerd naar onder
werpen van havens, stadswijken en stil
levens, een zeer verfijnde tonaliteit met een
krachtige constructie te verbinden.
Alles tezamen een uiterst boeiende ten
toonstelling, die de liefhebber van heden
daagse tekenkunst niet mag verzuimen te
gaan zien. OTTO B. DE KAT
Rik Wouters' „Moeder met kind".
Rysselberghe, de Belgische luminist en
divisionist.
Van al deze schilders treft men in de La
kenhal werken aan en het geheel geeft een
vrij duidelijk beeld van de ontwikkeling
der schilderkunst in het begin dezer eeuw
bij onze Zuiderburen. Veel schilderijen zijn
ons al sinds lang goed bekend en verrassin
gen biedt de tentoonstelling niet. Toch was
het weerzien met deze doeken bijzonder
prettig, omdat de Belgische kunst een ster
ke vitaliteit bezit waaraan de Noordelijke
geest zich gaarne laaft.
BOEIENDER ECHTER is de tentoonstel
ling van tekeningen „van Ensor tot heden."
Hier is wèl veel te zien, zowel van de oude
ren als van de hedendaagse tekenaars wat
tot dusver minder of niet bekend was.
James Ensor is met slechts enkele kleine
schetsen bepaald onvoldoende vertegen
woordigd.
Interessanter zijn de rake, vinnige
schetsen van de geniale Henri Evenepoel,
De reeks concerten, die onder auspiciën
van de Raad voor de Kunst in Groningen
door gastbeiaardiers op het carillon van de
Martinitoren wordt gegeven, zal Zaterdag
30 Juli worden besloten met het uitvoeren
van een verzoekprogramma. Het publick
kan daarvoor zijn wensen kenbaar maken.
Het doel van de zomerconcerten is, het
fraaie carillon van de Martini meer onder
de aandacht ven het publiek te brengen.
Het laatste concert zal gegeven worden
7 door mr. Romke de Waard uit Amsterdam.
In 1874 ging Modeste Moessorgski ge
bukt onder tal van teleurstellingen en te
genslagen. De hevigste daarvan was mis
schien wel de weinige weerklank, die zijn
opera Boris Goedoenow had gevonden, niet
bij het publiek, maar bij de Russische cri
tici en, niet het minst, bij zijn eigen vrien
den. Het grootse werk had op 27 Januari
van dat jaar zijn eerste opvoering beleefd
in St. Petersburg; de componist was storm
achtig toegejuicht, maar de grote meerder
heid der critici was van mening dat de
auteur te weinig zelf critiek bezat, en dat
tal van gedeelten zijn onrijpe compositie
techniek bewezen. Het diepst was de com
ponist gekwetst door de verwijdering, die
door dit alles ontstond tussen hem en die
critici, die hij zijn vrienden had genoemd.
En vrienden had deze eenzame natuur no
dig, wilde hij aan zijn zwakheden niet te
gronde gaan.
Kort voor deze teleurstelling had Moes
sorgski een verlies geleden dat hem met
diepe smart vervulde. De schilder en bouw
meester Victor Hartmann, een zijner trouw
ste vrienden, was plotseling gestorven.
In Januari 1874 werd in de Kunstacade
mie te St. Petersburg een tentoonstelling
gehouden van aqua
rellen, schetsen en to
neeldécors van Hart
mann, en deze expo
sitie werd voor Moes
sorgski aanleiding,
zijn vriend te herden
ken door een groot
pianowerk te schrij
ven. Hy verwezen
lijkte daarmee de ori
ginele gedachte, door
middel van zijn mu
ziek een indruk van
die tentoonstelling te geven. Met andere
woorden: zijn muziek wilde de toehoorder
suggereren, dat een bezoeker de zaal bin
nengaat en zich in het beschouwen der
schilderyen verdiept. De kunstbeschouwin
gen worden door korte tussenspelen, „Pro
menades", afgewisseld: de bezoeker wan
delt van de ene schilderij naar de andere.
Een dergelijk programmatisch componeren
heeft zijn gevaren, want het kan een min
der sterk talent gemakkelijk brengen tot
muziek, die in hinderlijke beschry'vingslust
haar eigenwaarde te veel prijs zou geven.
Dit gebeurt hier echter niet. Het is een
sterke, zeer bijzondere compositie gewor
den, die een typerend beeld geeft van Mocs-
sorgski's persoonlijkheid. De bezoeker is
voor ons Moessorgski zelf, elk schilderij
ziet men door zijn oog, en ieder doek is
door zijn temperament tot muziek gewor
den. Muziek van een Rus, bezeten door de
oneindigheid, want de aandoeningen die hij
suggereert liggen eindeloos ver uiteen. De
zelfde man, die u „Spelende kinderen in do
Tuillerieën" voorspiegelt, als had hij zelf
nog het hart van een liefelyk kind, over
dondert u met daverend geweld, als hij in
het laatste stuk „De grote stadspoort van
Kiew" niet meer weet, hoe boven het be
perkte beeld van de stad der kerken uit
te gaan, om een evocatie tot zijn dierbare
„Moedertje Rusland" te richten. De enigs
zins primitieve muzikale gedachten uit de
ze finale en hun schetsmatige ontwikkeling
vormen geen voldoend tegenwicht tegen de
pompeuze geluidsmassa's die ze dreigen te
verstikken.
Andere „schilderijen", als bij voorbeeld
het mijmerende Vecchio Castello, of het
geestige Ballet van kuikentjes in hun eier
schalen zijn ongetwijfeld met groter tech
nische beheersing gecomponeerd. Buitenge
woon getypeerd zyn de rijke en de arme
Jood: Goldenberg en Schmuyle. Goldenberg,
een onbarmhartige Shylock-figuur tegen
over het zielige, klagende manneke Schmuy
le. Afgezien van enkele bezwaren tegen de
finale, en in het algemeen tegen de reali
satie der gedachten voor het instrument
soms onhandig en stroef is de muziek
van deze cyclus vol karakter, melodisch
van elementaire eenvoud en harmonisch
wars van alle conventie, rhythmisch sterk.
Meer dan West-Europa heeft de Russi
sche folklore invloed
gehad op Moessorgs-
ki's gedachtenleven;
hij was een aristo
craat van afkomst,
maar voelde zich in
alle vezels van z'n we
zen met het Russische
volk verbonden. On
geveer een halve eeuw
na het ontstaan van
deze „Schilderyenten-
toonstclling" nam
Maurice Ravel het be
sluit, het werk een kleurrijker gewaad te
geven, en hij bewerkte het voor orkest. De
virtuoze instrumentator die Ravel was,
slaagde volkomen in de taak, die hij zich
gesteld had. Door de klankschoonheid der
orkestpartituur werden de soms schema
tisch behandelde gedeelten van het origi
neel omgetoverd en kreeg het werk onge
kende glans.
Het is mogelijk, dat bij deze en gene de
oude vraag naar de verdedigbaarheid van
dergelijke bewerkingen opkomt. Ik wil daar
nu niet nader op ingaan, maar alleen op
merken, dat vergelijkende studie van Ra
vels bewerking met het origineel een zeer
boeiende bezigheid is.
Moessorgski's leven verliep tragisch, hij is
jong heengegaan. Arm als een bedelaar
stierf hij in 1881 als 42-jarige in een hospi
taal te St. Petersburg. Het prachtige por
tret, dat zijn vriend Ilja Rjepin veertien
dagen voor zijn dood schilderde, zegt in
schokkende oprechtheid meer dan woorden
vermogen te doen.
WILLEM ANDRIESSEN
PARIJS, Juli, - -. „Het lijdt geen twij
fel of de mening die zich over de hele
wereld verpreid heeft dat de Fransen on
geschikt zijn voor regelmaat en discipline,
heeft geen andere grondslag dan het on
vermogen van de leiders, die de juiste mid
delen niet weten te kiezen voor de doel
einden die zij zich stellen". „In Frank
rijk wordt niets bij voorbaat geordend,
en zelfs wanneer de misstanden ontstaan
zijn, geneest men ze niet volledig maar
met schikkingen, wat nooit verloopt zon
der nadeel voor de staat, daar het immers
zeker is dat men meer zorg heeft voor de
particuliere belangen dan voor de alge
mene, die in het bijzonder behoed dien
den te worden". Zulke woorden zouden
uitstekend passen in de monden van de
moderne boetpredikers van Frankrijk,
over wie verleden week iets te zeggen was
naar aanleiding van de critiek van Pierre
Gaxotte op het boek van de Zwitserse
journalist Herbert Lüthy, maar zij zijn van
de Kardinaal de Richelieu, de minister van
Lodewijk XIII in .de eerste helft van de
zeventiende eeuw, en staan in zijn Maxi
mes, een collectie over het algemeen stich
telijke teksten over de godsdienst en het
staatsbelang. Niet dat Lüthy hiermee be
paald bestreden is, die immers de hele
Franse geschiedenis in zijn critiek betrok.
De woorden van Richelieu zijn meer in
het bijzonder geschikt om degenen aan
het rekenen te zetten die zo graag be
weren dat het „verval" van Frankrijk in
de laatste tijd een verschijnsel is dat de
voorvaderen ontzetten zou. „De mening
die zich over de wereld verspreid
heeftdeze soort vergelijkingen zijn
temeer ter zake omdat er niet eens een
diepgaand onderzoek vereist is om dozijnen
van dergelijke uitspraken te vinden, ook
zonder dat men gevolg geeft aan de ver
leiding om er Chamfort in te betrekken,
die zijn vinnigheden kort voor en na 1789
schreef zulke dingen als „In Frankrijk
worden de brandstichters met rust gelaten,
en vervolgt men hen die de brandklok
luiden". Als critici van Frankrijk zijn de
Fransen zelf niet te vervangen, men hoede
zich voor namaak.
Een andere waarheid is, dat de critie-
ken als regel gegrond genoeg zijn geweest.
Men zou blijk geven van een misplaatst
wantrouwen jegens talloze van de beste
Fransen met te veronderstellen dat zij hun
aanmerkingen alleen maakten om hun
vernuft te slijpen, of dat zij de toestanden
niet goed begrepen hadden. Niettemin is
de critische gezindheid ook voor een groot
deel een zelfstandige kwaliteit, die objec
ten verzinnen zou als de situatie er geen
aanbood; zoals een vreemdzame Holland
se zei, ter verklaring van haar gebrek aan
sympathie voor de Fransen: „zij hebben
altijd overal aanmerkingen op". Richelieu
had iets dergelijks bespeurd, te weten dat
de Fransen altijd op verandering uit zijn,
„in de hoop op betere kansen voor henzelf
dan zij in de huidige omstandigheden heb
ben". Hoe zou dit ooit aanvaardbaar kun
nen zijn voor naties waar de kinderen van
meet af aan wordt voorgehouden dat cri
tiek alleen te pas komt wanneer zij „op
bouwend" is, en dat ironie en sarcasme
onfrisse karakters verraden? De Fransen
zijn veeleer bevreesd om voor domoren
versleten te worden, an smaken naar har
telust de genoegens van het afbrekend
critiseren; in het gunstigste geval met een
of meer indrukwekkend alternatief achter
de hand, maar anders nog altijd in het ver
trouwen dat de wereld zoals zij zich die
wensen moeilijk dubbelzinniger en com-
promittanter zou kunnen zijn dan de be
staande.
Intussen zal het ook wel waar zijn dat
de frequentie en verscheidenheid der cri-
tieken een bedaarde evolutie van de maat
schappij moeilijk maakt, voordat degenen
die bij de bestaande toestanden hun voor
deel doen, er tegen gehard worden en
velen de bekwaamheid bezitten om de
critiek op hun beurt af te breken. In de
vorig jaar verschenen mémoires van
Francis Jourdan staat een karakteristiek
geval beschreven: het anarchistische con
gres in Amsterdam in 1900, waar, nadat
Domela Nieuwenhuis in zijn openings
woord betoogd had dat niets de leden van
de vergadering scheidde, de Fransen el
kaar in haren vlogen: wij waren er
slechts op uit, in Amsterdam het gevecht
van Parijs voort te zetten tussen naturis
ten, wetenschappelijken, communisten,
tolstoïanen, nèo-christenen, syndicalisten
en gelijkmakers zonder meer". Het is eeuw
na eeuw een vertoning geweest die ern
stige buitenlanders het bloed onder de na
gels weghaalde, en niemand zou hun het
recht op hun ergenis kunnen ontzeggen,
maar het zou een goed ding zijn als zij
het zonder woorden uit de categorie „ver
val" konden stellen om die onder woor
den te brengen. Voorzover Frankrijk in
verval is, is dat het verval van heel
Europa.