Duitse cinematografie Twee keer Belgische kunst RAF-expeditie vindt nieuwe sporen van verschrikkelijke sneeuwman" herneemt haar oude plaats ie de Leidse Lakenhal Moessorgsky's „Schilderijen- tentoonstelling!" Filmfestival in Berlijn FRANSE PARAGRAAF Verval Boeiende film over 20 Juli-opstand Frankrijk: zwakjes WELK GEHEIM VERBERGT DE HIMALAYA? Mens of monster? Boeiende expositie van hedendaagse tekenaars Carillonconcert met verzoekprogramma" BERLIJN Vier jaar geleden organiseerde de Senaat van West-Berlijn, in sa menwerking met de regering der Duitse Bondsrepubliek, voor het eerst een internationaal filmfestival in Berlijn, waarvoor alle niet-communistische film- producerende landen werden uitgenodigd. Dat festival werd meteen een succes. Sindsdien is het elk jaar herhaald en nu wordt het voor de vijfde maal gehouden. Er nemen thans 31 landen aan deel, met ongeveer evenveel speelfilms en vele tientallen documentaires. De bedoeling van het Berlijnse festival was en is in de eerste plaats te bewijzen dat West-Berlijn, hoewel 180 kilometer achter het zogenaamde IJzeren Gordijn gelegen, zich deel voelt van het Westen. In de tweede plaats wilde men de betekenis van de vroegere Rijkshoofdstad nog eens onderstrepen; in de derde plaats de aandacht van de „film-wereld" vestigen op de mogelijkheden van filmproducties in die stad, die vroeger ook de fiïmhoofdstad des lands was. Nu, vier jaar later, heeft het nog steeds zin, de verbondenheid van Berlijn met het Westen te demonstreren of eraan te herin neren, dat Berlijn eenmaal Rijkshoofdstad was en dat graag weer zou worden. Dat bleek weer duidelijk uit de openingstoe spraak van burgemeester prof. dr. Otto Suhr. Het derde doel evenwel is bereikt: er is tegenwoordig in het Westen van deze zo tragisch in tweeën gedeelde stad een filmindustrie van betekenis, van zoveel betekenis zelfs, dat beide Duitse bijdra gen tot dit internationale filmfestival nu uit Berlijnse studio's afkomstig waren. Als men het algemene niveau naar de pro ductie van die studio's mag afmeten, dan is er alle reden tot het richten van geluk wensen tot filmproducerend Berlijn. In de eerste plaats ging het hier om „Der 20. Juli", een werk van de nog weinig be kende regisseur Falk Harnack over de op stand der officieren tegen Hitier, op 20 Juli 1944. Dit is een boeiende, dikwijls ont roerende film, die elke pathetiek heeft we ten te vermijden, geen ogenblik meer wil bewijzen dan te bewijzen was en de histo rische rechtvaardiging geeft voor een daad de aanslag op Hitier die in sommige Duitse ogen nog wel rechtvaardiging be hoefde. Dit werk maakt namelijk duide lijk, dat de officieren weliswaar hun eed van trouw aan de „Führer" en opperste oorlogsleider schonden (hetgeen voor een officier uiterst zwaar moet wegen), maar daar in feite een schuld jegens de mens heid mee delgden. Door het plegen van hoogverraad deden zij hun menselijke plicht, hetgeen de meesten van hen met de dood moesten bekopen. De film, waarin tal van documentaire gedeelten voorko men, toont voorts iets van het ook in an dere kringen levend verzet tegen Hitiers systeem: onder de arbeiders, bij de kerken. Ook in dit opzicht is „Der 20. Juli" eer lijk: zij overschat niet, zij dikt niet aan, hetgeen uit overwegingen van rechtvaar diging van de Duitse zaak alleszins denk baar zou zijn geweest. Wolfgang Preiss speelt als Graaf Stauf- fenberg, de voornaamste rol en is omge ven door tal van andere voortreffelijke ac teurs. De andere Duitse speelfilmbijdrage was „Die Ratten", een werk van Robert Siod- mak, dat Gerhart Hauptmanns gelijkna mige toneelstuk in het heden transponeert. Het Poolse dienstmeisje is een Oost-Euro- pese vluchtelinge geworden, de bouwon dernemer een expediteur en zo zijn meer veranderingen aangebracht, maar men is de geest van Hauptmanns werk zowel als de kern van het verhaal trouw gebleven en heeft aldus bereikt, dat een hedendaags publiek geboeid kan worden door het con flict, dat aan het overigens ietwat verou derde drama ten grondslag ligt. De voor stelling werd een triomf, vooral voor Ro bert Siodmak en de hoofdrolspelers Maria Schell (wier broer in „Der 20. Juli" speelt), Curd Jürgens en Heidemarie Ha- theyer, die samen met de jeugdige Barba ra Rost in persoon aanwezig waren. Het gemiddelde peil van de films op dit festival ligt vrij hoog. Engeland zette het feest in met een charmante, typisch-Brit- se filmcomedie, The Constant Husband (De trouwe echtgenoot) van regisseur Sidney Gilliat, waarin Rex Harrison de man speelt, die zijn geheugen verliest en daar na, op zoek naar zijn verleden, tot de ont dekking komt, dat hij een huwelijkszwen delaar is geweest, op wie niet minder dan zes echtgenoten wachten! Zijn vrouwelijke advocaat voegt zich tenslotte gaarne als zevende in de rij Italië vertoonde het vervolg op Brood, Liefde en Fantasie, namelijk „Pane, Amo- re e Gelosia" (Brood, Liefde en Jaloezie), waarin Gina Lollobrigida, Vittorio de Sica en Roberto Risso opnieuw speelden onder regie van Luigi Comencini. Meestal is zulk een vervolg een stap terug, maar dat is hier zeker niet het geval; ik zou haast Gespannen kijken de samenzweerders toe of de bom zal springen. Een beeld uit de belangrijke Duitse bijdrage tot het Filmfestival in Berlijn, „Der 20. Juli". zeggen, dat deze film nog beter, nog geesti ger, nog veroverender is dan haar voor gangster en dat terwijl men nu het ele ment van het onverwachte in milieu en personen uiteraard mist. Frankrijk kwam tot nu toe wat minder sterk dan gewoonlijk voor de dag. „Les Fruits de l'Eté" van regisseur Raymond Bernadi, met Edwige Feuillère, Êtchika Choureau, Henri Guisol en Jeanne Fu- sier-Gil is een geestige, overigens zeer on deugende filmcomedie, maar een groot werk werd het zeker niet; het gaat te veel in de richting van het verfilmde toneel met zijn overvloed aan dialoog. Dat is overigens merkwaardig, want de film is niet gebaseerd op het boulevardstuk met dezelfde naam, maar. op een novelle, die ook dat stuk tot grondslag diende. „Raz zia sur la Chnouf" (Jacht naar verdoven de middelen) van Henri Decoin, die hier zelf aanwezig is, met Jean Gabin in de hoofdrol, is al evenmin een werk op festi- valpeil een film, die ongetwijfeld kwa liteiten heeft, maar waarvan de vormge ving niet zo goed is, dat het weinig ver heffende onderwerp erdoor gered kon wor den. „Beau Brummell" was de eerste festi- valbijdrage van de Verenigde Staten, een gekleurde avonturenfilm van het dertien- in-een-dozijn-genre. Meer betekenis had het nieuwste werk van Walt Disney, The Vanishing Prairy (De verdwijnende Prai rie), dat weliswaar niet zo sterk lijkt als zijn voorganger, The Living Desert (De Woestijn leeft), maar dat toch ook een in drukwekkend beeld geeft van een stuk natuurleven, zoals het zelfs voor de Ame rikanen nieuw moet zijn. Disney's mannen bespiedden de natuur, maar zij geven door hun montage een eigen uitleg aan wat zij daar zagen, welke in elk geval altijd boei end is. Van Japan tenslotte was er een film over de atoombom „Hiroshima", een werk dat even sterk als „De Kinderen van Hiroshi ma" welke film al eerder in vertoning kwam pleit tegen een verder gebruik van deze verschrikkelijke wapens. De film is strikt objectief en richt zich niet tegen degenen, die de atoombom het eerst ge bruikten, maar tot de gehele mensheid. Bij dit festival bepaalt het publiek de uitslag. Voor het eerst stemt het ditmaal ook over de documentaire films. Dat pu bliek leeft sterk mee, ook doordat de aan wezigheid van verscheidene populaire ster ren en enige bekende regisseurs en produ cers (onder wie Sir Alexander Korda) aan het filmfeest een kleur geeft, die de Ber- lijners gaarne zien. JAN KOOMEN Leden van een Britse luchtmacht-expeditie hebben in het Ilimalatja-gebergte tal van sporen gevonden van een onbekend twee-benig wezen, dat grote voeten met vijf tenen bezit. Deze voetafdrukken stonden 27J^ cm diep in de sneeuw hetgeen er op schijnt te wijzen, dat dit onbekende wezen een ontzaglijk gewicht moet bezitten. Dit is thans bekend gemaakt door het Britse ministerie van Luchtvaart, tot dusverre wel de meest officiële verklaring, dat er geloof kan worden ge hecht aan het bestaan van het legendarische monster-wezen dat zou rondzwer ven in de hooggelegen delen van het Himalayagebergte. Rex Harrisson als de onvrijwillige huwe lijkszwendelaar met de laatste van zijn zes echtgenoten (Kay Kendall) in de Britse filmcomedie „The constant husband", een der geestigste inzendingen op het film concours in West-Berlijn. In de bekendmaking wordt onder andere het volgende gezegd: „Drie leden van de R.A.F., die op expeditie zijn in het Hi- malaya-gebergte, hebben de sporen ont dekt van een reusachtig wezen, dat volgens de Sherpa-gids, die ten tijde van de ont dekking bij hen was, beslist de legendari sche Yeti „de verschrikkelijke sneeuw man" moet zijn, welke naar geloofd wordt in deze bergen huist". „De ontdekking werd gedaan in de Koel- ti-vallei, waar de R.A.F.-expeditie zich nu ophoudt, na door abnormaal grote hoeveel heden sneeuw gedwongen te zijn geweest hun oorspronkelijke plan om het stroom gebied van de Koeloe-Spiti-Lahoel te ver kennen op te geven". Volgens het ministerie hadden de leider van de expeditie, wing-commander A. J. M. Smyth, en sergeant J. R. Lees op de twaalfde Juni op 6.412 meter fcoven de zeespiegel de eerste sporen van een bui tengewoon groot maar onbekend dier ge vonden welke afgedrukt stonden in de dikke sneeuwlaag. „Wing-commander Smyth zond onmid dellijk een drager terug naar het basis kamp om squadron leader Davies en enke le camera's op te laten halen, met welke apparatuur hij vervolgens tal van foto's en films van de sporen opnam. Hij tekende tevens nauwkeurige schetsen van een en ander". „Squadron leader Davies verklaart, dat de voetafdrukken gevonden werden in de met sneeuw bedekte vallei van de Koelti- gletscher op een afstand van 11V* mijl boven het basiskamp en drie mijl beneden de uitloper van de gletscher". „Er bevonden zich tal van afdrukken. Elk van deze afdrukken mat ongeveer 30 bij 15 cm en er viel uit op te maken, dat het wezen, dat ze gemaakt had, twee-benig is en aan elke voet vijf tenen heeft welke iets meer dan een halve cm breed zijn". „De afdrukken stonden 27'/2 cm diep in de sneeuw, terwijl de voetafdrukken van de R.A.F.-bergbeklimmers slechts 2'/2 cm in de sneeuw wegzonken", aldus de ver klaring. In de bekendmaking heet het dan ver der: „Uit de richting van de sporen kon men opmaken, dat het dier van de West zijde der vallei naar beneden was geko men, tenminste drie snelstromende takken van de rivier de Koelti was overgezwom men en vervolgens aan de Oostzijde van de vallei weer naar boven was geklommen. Op de Oostelijke helling van de vallei verdwenen de sporen". „Squadron leader Davies, die reeds zes seizoenen in het Himalayagebergte heeft vertoefd en in die tijd reeds vele afdruk ken van beren heeft waargenomen, is van mening, dat de afdrukken in de Koelti- vallei veel groter zijn dan van welke beer ook". „De afdrukken bevonden zich er niet op de middag van de vorige dag (11 Juni) toen hij door dat gebied trok", aldus Da vies' commentaar. Westerse geleerden hebben dikwijls twijfel geuit aan het .bestaan van de zo genaamde „verschrikkelijke sneeuwman", een reusachtig, harig wezen, dat zich als een mens rechtop zou bewegen, maar enige Sherpa's, die het Himalayagebergte als geen ander kennen en die dan ook altijd als gidsen voor expedities worden gebruikt, houden bij hoog en laag vol dit wezen te hebben gezien. De „yeti" zou echter buitengewoon schuw zijn en bij het minste gerucht wegvluchten. Vorig jaar is er een speciale expeditie op pad gegaan om naar de verschrikke lijke sneeuwman of althans zijn sporen te zoeken, maar deze expeditie moest onver- richterzake terugkeren. Een week geleden verklaarde dr. D. S. Mathews, die in 1954 deel uitmaakte van de Britse Kantsjenjunga-expeditie nog dat alle verhalen over een verschrikkelijke sneeuwman „verschrikkelijke nonsens" wa ren en dat expedities, die zulk een yeti wilden gaan zoeken, slechts als „stunts" bedoeld waren. Deze Nieuw-Zeelandse ge leerde zeide, dat de grote voetafdrukken, dat men eerder gevonden had, deze om vang wel gekregen zouden hebben door het smelten van de sneeuw. Niets wijst er echter op dat dit met de nu ontdekte sporen ook het geval is ge weest en voor zover men kan nagaan zijn de leden van de R.A.F.-expeditie zeer be hoedzaam tewerk gegaan bij het vastleg- gen van deze merkwaardige afdrukken. Z IN HET STEDELIJK MUSEUM „De Lakenhal" te Leiden zijn op het ogenblik twee tentoonstellingen te zien van moderne Belgische Kunst, de ene van Belgische schilderijen uit Nederlands bezit, de andere, „tekeningen van James Ensor tot heden" omvattend. De schilderijententoonstelling wordt ge houden ter gelegenheid van het 76ste lus trum der Rijksuniversiteit, die der tekenin gen als onderdeel van het Holland Festival 1955 onder auspiciën van het Nederlands- Belgisch Cultureel Accoord. HET IS MIJ WEL EENS opgevallen dat men in de Belgische musea en ook in de vele particuliere collecties, slechts zelden een schilderij van een moderne Nederland se schilder aantreft. Daartegenover en dat toont deze Leidse tentoonstelling weer duidelijk aan is er in Nederland een rijk bezit aan hedendaagse Belgische schilders kunst. De oorzaak van dit verschijnsel is te vinden in de oorlog van 19141918, die een aantal belangrijke Belgische kunstenaars naar Nederland deed uitwijken. Het zijn ook voornamelijk kunstwerken uit die periode, die in Nederlands bezit zijn. In ieder geval werd toen een sterk contact ge legd en de Belgische kunst is ook op onze eigen picturale ontwikkeling niet zonder invloed gebleven. Fritz van den Berge, Jozef Cantré, Degouve de Nunques, Gustave de Smet, Walter Vaes, Jules Vermeire, Rik Wouters en anderen kwamen in 1914 in ons land asyl zoeken en bleven er langere of kortere tijd wonen en werken. BEHALVE DEZEN zijn er nog verschei dene andere Belgische schilders, die in Ne derland een grote populariteit bezitten, zo als Isidoor Opsomer en Constant Permeke. Het Rijksmuseum Kröller Müller in Otterlo bezit bijvoorbeeld veel werken van Van ever wiens werk ik u vorig jaar uitvoerig schreef. Om Rik Wouters als tekenaar te leren kennen is deze expositie reeds de reis naar Leiden waard. Er hangen van zijn hand alleen reeds vijfenveertig bladen. Welk een spontaneïteit, wat een sublieme penseelschrift en vooral, welk een harte lijke en intense liefde voor het leven, voor de mens zoals hij die waarnam in al zijn bewegingen en stemmingen. Soms, zoals in het intérieur met moeder en kind, doet de doorleefdheid van de ruimte met de stille figuren denken aan de tekeningen van Rembrandt, die gelijksoortige onderwerpen behandelde. DAN IS ER de steeds amusante, vertel lende Edgard Tytgat, die naïef weg aan de ondeugende legenden een nieuwe vorm geeft en daarmede de geest der Middel eeuwen een jong gezicht geeft. Frits van den Berghe vertegenwoordigt met een aantal pentekeningen het Vlaams expressionisme. Van de hedendaagse kun stenaars onder de exposanten zal ik slechts enkele namen noemen. Bijzonder boeiend vond ik een met pen en penseel getekend portret van Charles Counhaye, dramatisch van expressie en even herinnering oproe pend aan de grote Félicien Rops. VAN DE JONGEREN verrasten mij de grote composities van Lismonde. Men mag hem zeker geen abstracte noemen, want zijn gedeeltelijk gepointilleerde houtskool- Tekening in pen en penseel door Charles Counhaye op de tentoonstelling „Tekenin gen van Ensor tot heden" in hét museum „de Lakenhal" te Leiden. tekeningen bezitten een sterk atmospheri- sche ruimtewerking. Lismonde werkt uit sluitend in zwart en wit, maar weet in de grote tafrelen, gecomponeerd naar onder werpen van havens, stadswijken en stil levens, een zeer verfijnde tonaliteit met een krachtige constructie te verbinden. Alles tezamen een uiterst boeiende ten toonstelling, die de liefhebber van heden daagse tekenkunst niet mag verzuimen te gaan zien. OTTO B. DE KAT Rik Wouters' „Moeder met kind". Rysselberghe, de Belgische luminist en divisionist. Van al deze schilders treft men in de La kenhal werken aan en het geheel geeft een vrij duidelijk beeld van de ontwikkeling der schilderkunst in het begin dezer eeuw bij onze Zuiderburen. Veel schilderijen zijn ons al sinds lang goed bekend en verrassin gen biedt de tentoonstelling niet. Toch was het weerzien met deze doeken bijzonder prettig, omdat de Belgische kunst een ster ke vitaliteit bezit waaraan de Noordelijke geest zich gaarne laaft. BOEIENDER ECHTER is de tentoonstel ling van tekeningen „van Ensor tot heden." Hier is wèl veel te zien, zowel van de oude ren als van de hedendaagse tekenaars wat tot dusver minder of niet bekend was. James Ensor is met slechts enkele kleine schetsen bepaald onvoldoende vertegen woordigd. Interessanter zijn de rake, vinnige schetsen van de geniale Henri Evenepoel, De reeks concerten, die onder auspiciën van de Raad voor de Kunst in Groningen door gastbeiaardiers op het carillon van de Martinitoren wordt gegeven, zal Zaterdag 30 Juli worden besloten met het uitvoeren van een verzoekprogramma. Het publick kan daarvoor zijn wensen kenbaar maken. Het doel van de zomerconcerten is, het fraaie carillon van de Martini meer onder de aandacht ven het publiek te brengen. Het laatste concert zal gegeven worden 7 door mr. Romke de Waard uit Amsterdam. In 1874 ging Modeste Moessorgski ge bukt onder tal van teleurstellingen en te genslagen. De hevigste daarvan was mis schien wel de weinige weerklank, die zijn opera Boris Goedoenow had gevonden, niet bij het publiek, maar bij de Russische cri tici en, niet het minst, bij zijn eigen vrien den. Het grootse werk had op 27 Januari van dat jaar zijn eerste opvoering beleefd in St. Petersburg; de componist was storm achtig toegejuicht, maar de grote meerder heid der critici was van mening dat de auteur te weinig zelf critiek bezat, en dat tal van gedeelten zijn onrijpe compositie techniek bewezen. Het diepst was de com ponist gekwetst door de verwijdering, die door dit alles ontstond tussen hem en die critici, die hij zijn vrienden had genoemd. En vrienden had deze eenzame natuur no dig, wilde hij aan zijn zwakheden niet te gronde gaan. Kort voor deze teleurstelling had Moes sorgski een verlies geleden dat hem met diepe smart vervulde. De schilder en bouw meester Victor Hartmann, een zijner trouw ste vrienden, was plotseling gestorven. In Januari 1874 werd in de Kunstacade mie te St. Petersburg een tentoonstelling gehouden van aqua rellen, schetsen en to neeldécors van Hart mann, en deze expo sitie werd voor Moes sorgski aanleiding, zijn vriend te herden ken door een groot pianowerk te schrij ven. Hy verwezen lijkte daarmee de ori ginele gedachte, door middel van zijn mu ziek een indruk van die tentoonstelling te geven. Met andere woorden: zijn muziek wilde de toehoorder suggereren, dat een bezoeker de zaal bin nengaat en zich in het beschouwen der schilderyen verdiept. De kunstbeschouwin gen worden door korte tussenspelen, „Pro menades", afgewisseld: de bezoeker wan delt van de ene schilderij naar de andere. Een dergelijk programmatisch componeren heeft zijn gevaren, want het kan een min der sterk talent gemakkelijk brengen tot muziek, die in hinderlijke beschry'vingslust haar eigenwaarde te veel prijs zou geven. Dit gebeurt hier echter niet. Het is een sterke, zeer bijzondere compositie gewor den, die een typerend beeld geeft van Mocs- sorgski's persoonlijkheid. De bezoeker is voor ons Moessorgski zelf, elk schilderij ziet men door zijn oog, en ieder doek is door zijn temperament tot muziek gewor den. Muziek van een Rus, bezeten door de oneindigheid, want de aandoeningen die hij suggereert liggen eindeloos ver uiteen. De zelfde man, die u „Spelende kinderen in do Tuillerieën" voorspiegelt, als had hij zelf nog het hart van een liefelyk kind, over dondert u met daverend geweld, als hij in het laatste stuk „De grote stadspoort van Kiew" niet meer weet, hoe boven het be perkte beeld van de stad der kerken uit te gaan, om een evocatie tot zijn dierbare „Moedertje Rusland" te richten. De enigs zins primitieve muzikale gedachten uit de ze finale en hun schetsmatige ontwikkeling vormen geen voldoend tegenwicht tegen de pompeuze geluidsmassa's die ze dreigen te verstikken. Andere „schilderijen", als bij voorbeeld het mijmerende Vecchio Castello, of het geestige Ballet van kuikentjes in hun eier schalen zijn ongetwijfeld met groter tech nische beheersing gecomponeerd. Buitenge woon getypeerd zyn de rijke en de arme Jood: Goldenberg en Schmuyle. Goldenberg, een onbarmhartige Shylock-figuur tegen over het zielige, klagende manneke Schmuy le. Afgezien van enkele bezwaren tegen de finale, en in het algemeen tegen de reali satie der gedachten voor het instrument soms onhandig en stroef is de muziek van deze cyclus vol karakter, melodisch van elementaire eenvoud en harmonisch wars van alle conventie, rhythmisch sterk. Meer dan West-Europa heeft de Russi sche folklore invloed gehad op Moessorgs- ki's gedachtenleven; hij was een aristo craat van afkomst, maar voelde zich in alle vezels van z'n we zen met het Russische volk verbonden. On geveer een halve eeuw na het ontstaan van deze „Schilderyenten- toonstclling" nam Maurice Ravel het be sluit, het werk een kleurrijker gewaad te geven, en hij bewerkte het voor orkest. De virtuoze instrumentator die Ravel was, slaagde volkomen in de taak, die hij zich gesteld had. Door de klankschoonheid der orkestpartituur werden de soms schema tisch behandelde gedeelten van het origi neel omgetoverd en kreeg het werk onge kende glans. Het is mogelijk, dat bij deze en gene de oude vraag naar de verdedigbaarheid van dergelijke bewerkingen opkomt. Ik wil daar nu niet nader op ingaan, maar alleen op merken, dat vergelijkende studie van Ra vels bewerking met het origineel een zeer boeiende bezigheid is. Moessorgski's leven verliep tragisch, hij is jong heengegaan. Arm als een bedelaar stierf hij in 1881 als 42-jarige in een hospi taal te St. Petersburg. Het prachtige por tret, dat zijn vriend Ilja Rjepin veertien dagen voor zijn dood schilderde, zegt in schokkende oprechtheid meer dan woorden vermogen te doen. WILLEM ANDRIESSEN PARIJS, Juli, - -. „Het lijdt geen twij fel of de mening die zich over de hele wereld verpreid heeft dat de Fransen on geschikt zijn voor regelmaat en discipline, heeft geen andere grondslag dan het on vermogen van de leiders, die de juiste mid delen niet weten te kiezen voor de doel einden die zij zich stellen". „In Frank rijk wordt niets bij voorbaat geordend, en zelfs wanneer de misstanden ontstaan zijn, geneest men ze niet volledig maar met schikkingen, wat nooit verloopt zon der nadeel voor de staat, daar het immers zeker is dat men meer zorg heeft voor de particuliere belangen dan voor de alge mene, die in het bijzonder behoed dien den te worden". Zulke woorden zouden uitstekend passen in de monden van de moderne boetpredikers van Frankrijk, over wie verleden week iets te zeggen was naar aanleiding van de critiek van Pierre Gaxotte op het boek van de Zwitserse journalist Herbert Lüthy, maar zij zijn van de Kardinaal de Richelieu, de minister van Lodewijk XIII in .de eerste helft van de zeventiende eeuw, en staan in zijn Maxi mes, een collectie over het algemeen stich telijke teksten over de godsdienst en het staatsbelang. Niet dat Lüthy hiermee be paald bestreden is, die immers de hele Franse geschiedenis in zijn critiek betrok. De woorden van Richelieu zijn meer in het bijzonder geschikt om degenen aan het rekenen te zetten die zo graag be weren dat het „verval" van Frankrijk in de laatste tijd een verschijnsel is dat de voorvaderen ontzetten zou. „De mening die zich over de wereld verspreid heeftdeze soort vergelijkingen zijn temeer ter zake omdat er niet eens een diepgaand onderzoek vereist is om dozijnen van dergelijke uitspraken te vinden, ook zonder dat men gevolg geeft aan de ver leiding om er Chamfort in te betrekken, die zijn vinnigheden kort voor en na 1789 schreef zulke dingen als „In Frankrijk worden de brandstichters met rust gelaten, en vervolgt men hen die de brandklok luiden". Als critici van Frankrijk zijn de Fransen zelf niet te vervangen, men hoede zich voor namaak. Een andere waarheid is, dat de critie- ken als regel gegrond genoeg zijn geweest. Men zou blijk geven van een misplaatst wantrouwen jegens talloze van de beste Fransen met te veronderstellen dat zij hun aanmerkingen alleen maakten om hun vernuft te slijpen, of dat zij de toestanden niet goed begrepen hadden. Niettemin is de critische gezindheid ook voor een groot deel een zelfstandige kwaliteit, die objec ten verzinnen zou als de situatie er geen aanbood; zoals een vreemdzame Holland se zei, ter verklaring van haar gebrek aan sympathie voor de Fransen: „zij hebben altijd overal aanmerkingen op". Richelieu had iets dergelijks bespeurd, te weten dat de Fransen altijd op verandering uit zijn, „in de hoop op betere kansen voor henzelf dan zij in de huidige omstandigheden heb ben". Hoe zou dit ooit aanvaardbaar kun nen zijn voor naties waar de kinderen van meet af aan wordt voorgehouden dat cri tiek alleen te pas komt wanneer zij „op bouwend" is, en dat ironie en sarcasme onfrisse karakters verraden? De Fransen zijn veeleer bevreesd om voor domoren versleten te worden, an smaken naar har telust de genoegens van het afbrekend critiseren; in het gunstigste geval met een of meer indrukwekkend alternatief achter de hand, maar anders nog altijd in het ver trouwen dat de wereld zoals zij zich die wensen moeilijk dubbelzinniger en com- promittanter zou kunnen zijn dan de be staande. Intussen zal het ook wel waar zijn dat de frequentie en verscheidenheid der cri- tieken een bedaarde evolutie van de maat schappij moeilijk maakt, voordat degenen die bij de bestaande toestanden hun voor deel doen, er tegen gehard worden en velen de bekwaamheid bezitten om de critiek op hun beurt af te breken. In de vorig jaar verschenen mémoires van Francis Jourdan staat een karakteristiek geval beschreven: het anarchistische con gres in Amsterdam in 1900, waar, nadat Domela Nieuwenhuis in zijn openings woord betoogd had dat niets de leden van de vergadering scheidde, de Fransen el kaar in haren vlogen: wij waren er slechts op uit, in Amsterdam het gevecht van Parijs voort te zetten tussen naturis ten, wetenschappelijken, communisten, tolstoïanen, nèo-christenen, syndicalisten en gelijkmakers zonder meer". Het is eeuw na eeuw een vertoning geweest die ern stige buitenlanders het bloed onder de na gels weghaalde, en niemand zou hun het recht op hun ergenis kunnen ontzeggen, maar het zou een goed ding zijn als zij het zonder woorden uit de categorie „ver val" konden stellen om die onder woor den te brengen. Voorzover Frankrijk in verval is, is dat het verval van heel Europa.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 14