Dit is nu Lidia van Hemelen^ ."de-goudshlkkL
DE WEG VAN EEN WERELDMACHT
Lizzy May
Boek van Allan over
Amerika van nu
Een olifant op zolder
Eigenlijk kan men helemaal niet verhuizen
had de mevrouw öezeöd
Marokko vreest nieuwe
sprinkhanenplaag
Malmaison na negen
jaar heropend
EN DIT is dan Lidia, zei
de mevrouw en ze keek met
haar half toegeknepen oogjes
neer op het kleine meisje dat
deze welluidende naam droeg.
Wat heeft ze grote gele tan
den, dacht het kind, een bijt-
mond, en het schrompelde een
beetje in elkaar.
Hier kan je je jasje han
gen, vervolgde de mevrouw
luidruchtiger, en zich neerbui
gend naar het kind: De kin
derkapstok. Wil ik je even
helpen?
Neen, weerde het kind af,
met kennelijke moeite de kno
pen lospeuterend. Nu was An
na, het dienstmeisje dat haar
gebracht had, vast al bij de
hoek van de straat en ze zou
haar niet voor vijf uur komen
terughalen. Uit een der ka
mers klonken opgewekte kin
derkreten waarboven uit die
van Joke, die jarig was, en
die aan haar vriendinnen haar
pas verworven schatten toon
de.
De mevrouw schoof Lidia
voor zich uit een deur door,
een kamer in. Het was de voor
kamer, waar de grote mensen
streng van de kinderen ge
scheiden rond een tafeltje za
ten. In de twee crapauds on
der de hoge vensters zetelden
twee grootmoeders, de hoof
den geleund tegen de witte ge
haakte kleedjes achter hen
als te vroeg ingelijste herin
neringen. Naast de schoor
steen zetelde de enige man, de
grootvader, die martiaal op
een dikke sigaar kauwae en
met zijn waterige oude-man-
nenogen dromerig, afgesloten
van de vrouwen, de rook na
staarde. Verder werd Lidia
voorgesteld aan enkele zeer
rechtop zittende dames, tan
tes, zoals de mevrouw ver
klaarde, van onschatbare leef
tijd en aan een, als enige zon
nestraal in deze kille atmos
feer, kleine dikke glimlachen
de dame, ook een tante vol
gens de mevrouw.
Dit is Lidia van Remelen,
had de mevrouw gezegd toen
Lidia elkeen beleefd een
handje was komen geven, en
fluisterend voegde de mevrouw
er aan toe: Van de fabrikant.
Waardoor zelfs Opa zich los
maakte van de rookwolken en
het kind een belangstellende
blik schonk.
Ga nu maar dóór spelen,
zei de mevrouw terwijl ze het
kind een duwtje tegen de
schouder gaf in de richting van
de andere kamer, waar de ja
rige Joke zich bevond temid
den van haar kleine gasten.
Lidia liep door de geopende
schuifdeuren, gaf haar pakje
aan de jarige, mompelde een
felicitatie en bedacht met
schrik dat zij vergeten had de
grote mensen te feliciteren.
Met een schichtige blik mat
zij de zo juist verlaten kamer,
maar tot haar opluchting zag
zij dat de grote mensen, even
als de kinderen slechts be
langstelling vertoonden voor
het pakje, dat Joke opgewon
den van zijn omhulsel bevrijd
de. Verrukt hield Joke de doos
bonbons omhoog waarop ieder
een met ah's en oh's rea
geerde.
Zeg „dank je wel", kwam
de mevrouw, Joke, bedank eens
netjes! Zo'n dure doos bon
bonsMaar Lidia, dat is
werkelijk veel te veel. Alle
kinderen zagen Lidia aan. Het
kind, blozend, voelde zich
schuldig. Alleen wist ze niet
waaraan en waarom. Nu reeds,
voelde ze zich buiten de kring
der kinderen en de ogen der
volwassenen op zich gevestigd
ziend, probeerde ze zich een
plaatsje te veroveren te mid
den van hen, terwijl ze af en
toe schichtig omkeek naar de
andere kamer, waar men glim
lachend en knikkend het spel
der kinderen gadesloeg. Ach,
dat spel der kinderen. Ze wist
het wel, hoewel niet woorde
lijk, ergens haperde er iets aan
haar, hoorde ze er niet bij. Het
was de eerste keer dat zij op
een partijtje bij vreemden was
gevraagd. Thuis had haar
moeder haar geïnstrueerd over
de te gebruiken vocabulaire:
veel met twee woorden spre
ken, veel danken, erg gehoor
zaam zijnalleen, wat
moest je doen als je je zo erg
alleen voelde
JOUW BEURT, zei een
vriendinnetje. Ze deed haar
een blinddoek voor en leidde
haar naar een hoek van de
kamer die verdekt was door
een kamerscherm. Ze moest
haar wijsvinger uitstrekken en
voelde die verdwijnen in iet£
zachts en glibberigs. Lidia hui
verde even van afgrijzen en
kromp ineen bij het bulderend
gelach dat hierop volgde. En
opgelucht glimlachte ze, toen
ze zag dat het maar groene
zeep was geweest waar haar
vinger in verdwenen was.
In een verwarrend tempo
volgden de spelletjes elkaar
op; het koekhappen, het wa
terhappen, het blokjeslopen,
en wat al niet meer. Er was
geen houden aan; ze werd on
dergedompeld in de pret.
Maar zich even losmakend
van de anderen, haar heil zoe
kend in de verboden andere
kamer, gebeurde het, dat haar
oog viel op een tafel, waar zij
in haar veidegenheid bij het
voorstellen aan voorbijgegaan
was. Een tafel met grotemen-
senprijsjes. Het had iets van
de bazaar waar zij eens met
moeder geweest was; gebor
duurde kleedjes, beschilderde
vaasjes en heel in de hoek
achteraan, een doosje, bekleed
met zacht lila zijde en be
werkt met rose en zilveren
kraaltjes in bloemmotieven.
Ze kon haar ogen niet meer
van dit doosje afhouden Het
betoverde haar en maakte dat
zij de omgeving met alles wat
daarbij behoorde vergat.
Vind je het zó mooi?
hoorde ze eensklaps een vrien-
Kort verhaal door
delijke stem naast zich. Het
was de glimlachende dikke
tante die naast haar stond. Het
kind knikte verrukt.
Dit prijsje zou ik graag
willen winnen, antwoordde
het toen.
Maar dit zijn geen kin
derprijsjes, zei de vriendelijke
stem, dit zijn de prijsjes voor
vanavond, voor de verloting.
Voor de grote mensen.
Oh, zei het kind teleur
gesteld (wat was een verlo
ting?) is het te mooi voor kin
deren?
Ach, te mooi.... Voor
kinderen zijn de potloden, de
puntenslijpers, de opschrijf
boekjes. Wat hebben kinderen
nu aan kleedjes en doosjes?
Maar kan het niet geruild
voor een kinderprijsje, be
dacht Lidia opeens ingenieus,
ik zou het doosje zó graag wil
len winnen!
Lidia, in de andere kamer
staat een glaasje limonade met
een taartje voor je, onder
brak de stem van de mevrouw,
een beetje bitse stem voor het
ongehoorzame kind.
Spijtig, beschaamd en wat
aarzelend, liep Lidia terug
naar het andere vertrek, waar
tien paar kinderogen haar
boven evenzoveel rietjes cri-
tisch aanzagen.
HET HOOGTEPUNT van de
middag om de grote prijs. De
stoelendans!! De stoelen op
een lange rij, de kinderen er
langs en de mevrouw die in
de handen klapte. En er ge
beurde iets met Lidia, iets dat
zij zelf allerminst verwacht
had. Ze vocht als een kleine
leeuwin om een stoel en werd
winnares. En:
Kijk eens, deze mooie
ballpoint is voor jou, zei de
mevrouw. Eerlijk gewonnen.
Lidia keek naar het potlood,
dan naar de mevrouw, dan
weer naar het potlood. Ze beet
op haar onderlip die begon te
trillen.
Mag ik, aarzelde ze, dan
flinker: Mag ik het doosje?
Welk doosje, vroeg de
mevrouw verbaasd.
Het doosje van de grote-
mensenprijsjes, fluisterde Li
dia. Het hart klopte haar in
de keel. Er volgde een pijn
lijke stilte.
Achter de kleine grijze ogen
van de mevrouw werden het
„potdorie-rijkeluiskind" en
„rijkeluiskind-goede-indruk"
zorgvuldig tegen elkaar afge
wogen. Maar voor ze tot een
resultaat konden komen, stond
daar plotseling de vriende
lijke dikke tante met het doos
je in de hand voor Lidia. Als
een welwillende sprookjesfee
uit het niets.
Hier kind neem het maar.
En zijdelings tot de mevrouw:
Ik heb nog een kanten zak
doekje voor vanavond. Dat kan
het evengoed wel doen.
In de verwarring van kinde
ren die zich met z'n allen om
haar heen verdrongen om het
doosje te bewonderen, stond
Lidia daar plotseling alleen.
Alles, wat tot nu toe de aan
trekkingskracht, het roze, het
lila, het zilver, op haar had
uitgeoefend, was opeens weg.
Daar voor in de plaats keek
het doosje haar met een streng
gezicht aan, als een boze va
der met een waarschuwend op
geheven wijsvinger: Je hebt je
zin weer doorgedreven, sprak
de strenge vader, je bent op
bezoek en je hebt alle conven
ties doorbroken door te zeg
gen: IK WIL. Ik wil dit heb
ben, ik moet dit hebben. Je
bent schuldig!
HEB JE plezier gehad"'
vroeg. Anna. Ben je lief ge
weest? Heb je netjes bedankt?
Heb je een prijsje gewonnen?
Het kind antwoordde vaag
en wrevelig. Thuisgekomen
liep ze allereerst naar de lin
nenkast en stopte daar het
doosje zover mogelijk achterin
weg onder een stapeltje lin
nengoed.
95'
In Duitsland heerst al sinds geruime tijd
een hausse in oude gouden munten die
tegen exhorbitant hoge prijzen van de hand
gaan. Daar de voorraad echte oude goud
stukken echter slechts klein is, hebben
vele handige lieden een lucratief bedrijf
opgezet, waar zij van staven goud nieuwe
oude munten laten slaan.
Niet al die munten, die er vaak in de
meest ware zin des woords „gloednieuw"
uitzien want ze vallen op door hun
fraaie nieuwe glans kan men echter
goed geslaagd noemen. Men heeft soms
vermakelijke „vergissingen" met de erop
voorkomende jaartallen begaan. Er zijn
namelijk munten gemaakt waarop men de
beeltenis van Keizer Friedrich III tegen
komt met het jaartal 1876 erop, terwijl
Friedrich pas in 1888 de Duitse keizers
troon besteeg.
Ook zijn er Zwitserse goudstukken van
twintig francs te koop met het nogal re
cente jaartal 1947. En ook dat is een dom
me vergissing. In 1938 immers hadden de
Zwitsers hun geld gedevalueerd en nader
hand hebben ze geen nieuwe gouden mun
ten meer in omloop gebracht.
Natuurlijk is het ook in West-Duitsland
onbevoegden verboden binnen- of buiten
landse munten te vervaardigen, die als
geld in circulatie kunnen worden gebracht
of die de verkeerde indruk kunnen
wekken geldswaarde te bezitten. Wel mo
gen onschuldige gouden herinnerings
médailles of jubileumpenningen worden
geslagen, waarop geen waarde wordt ver
meld. Maar het is wel veroorloofd in Zwit
serland en in Oostenrijk munten uit vroe
gere tijden te laten namaken. Deze mogen
dan echter geen historisch jaartal dragen,
maar wel de cijfers van het jaar, waarin ze
geslagen zijn.
Geen wonder, dat men in veel gevallen
voor de verleiding is gezwicht en toch oude
jaartallen vermeldde.
Voor gouden twintigmark-stukken met
de beeltenis van koning Ludwig III, de
laatste koning van Beieren, die zijn troon
in 1918 verloor, wordt tegenwoordig al een
prijs van 100 mark gegeven en voor twin
tigmarkstukken van Saksen-Meiningen en
MecklenburgStrelitz zelfs al een 600
mark.
Vorige week heeft de Vara het van
kracht worden van het zendtijdbesluit van
1930 op 2 Juli juist een kwart eeuw
geleden herdacht met een reeks pro
gramma's onder de titel „Een olifant op
zolder". Dat was een herinnering aan een
uitlating van een de in die dagen de Vara
niet welgezinde pers: de rode omroep
zou immers zowel het geld als de geestes
kracht missen om iets te doen met de 48
zenduren welke hem in de schoot gewor
pen waren. Wat dat betreft is de Vara er
wel gekomen. Men was op het aardige idee
gekomen een aantal programma's van die
eerste „volledige" zendperiode te laten
herleven. Maar bij gebrek aan plaat- of
bandarchief uit die dagen de techniek
was toen zover nog
niet moest men die
programma's „recon
strueren": de concer
ten behelsden wel de
zelfde nummers, maar
ze werden door orkes
ten in hun huidige
formatie uitgevoerd en de gesproken uit
zendingen, zoals de Familie Mulder van
het kinderuurtje en de praatjes bij de pomp
van Teun de Klepperman waren aan de
actualiteit van 1955 aangepast. Dat maakte
de vergelijking dan ook vrijwel onmoge
lijk. Want in onze herinnering had Teun
in 1930 heel wat scherper pijlen op zijn
boog dan de goedmoedige, om niet te zeg
gen oubollige opmerkingen die hij thans
maakte: wie Teun de Klepperman wil
horen in al z'n venijnigheid, kan beter op
Voor de
microfoon
't borreluur van „Even afrekenen, heren"
te gast. En uiteraard herinnerde ook de
kwaliteit van het Johan Strauss-concert in
niets aan die van de uitvoering van 1930,
ook al heette de dirigent in beide gevallen
Hugo de Groot. Ware dat wel het geval ge
weest, dan zou de op de legende gebaseer
de mening van velen, „dat de programma's
van voor de oorlog veel beter waren", spoe
dig vergeten zijn.
Omroepsecretaris J. B. Broeksz hield in
het middaguur een speechje, waarin hij de
lof zong van de sinds 1930 bereikte sa
menwerking tussen de omroepverenigin
gen. Inzonderheid zong de heer Broeksz,
die tevens commissaris is voor de pro
grammacoördinatie van de Nederlandse
Radio Unie, de lof van alle gezamenlijke
activiteiten der omroepverenigingen op
technisch en artistiek terrein. Het verwijt,
dat de concurrentie tussen de omroepen
leidt tot het, vaak met bedenkelijke mid
delen, dingen naar de gunst van de luiste
raars, wierp de heer Broeksz verre van
zich: veeleer strijdt men om de aandacht
van de luisteraars. Ook in dit opzicht was
er dus wel enig verschil met de veeleer in
azijn gedrenkte woorden van de bestuur
ders van omroepverenigingen in 1930.
Alsof de heer Broeksz dat zelf ook wel
voelde, hief hij tenslotte nog een paar leu
zen aan, die herinnerden aan de omroep-
strijd uit vroeger dagen: hij meende, dat
zijn vereniging op het punt van de kwali
teit der zenduren nog niet „gelijkberech
tigd" is en tevens wilde hij de zendtijd zo
veel mogelijk aaneengesloten verdeeld
Ruim acht maanden geleden werd Ma
rokko geteisterd door een Invasie van mil-
liarden sprinkhanen. De verdelgingsacties,
waarin gebruik werd gemaakt van een Ne
derlands insecticide, is nog niet ten einde.
Talloze sprinkhanen, die zijn ontsnapt
aan de dodelijke bestrijdingsmiddelen en
natuurlijke vijanden, hebben zich over ge
heel Marokko teruggetrokken op onher
bergzame plaatsen en daar hun eieren af
gezet. De Marokkaanse bevolking is ge
alarmeerd en elke plaats moet rapporteren,
waar sprinkhanen zijn neergestreken. Op
deze plekken hebben de vraatzuchtige in
secten hun bevruchte eieren gedeponeerd,
die dan vernietigd kunnen worden.
Een zeer groot deel van de overgebleven
zwermen komt echter terecht op plaatsen
waar geen waarnemers zijn. Ook komt het
voor dat verscheidene sprinkhanen in
zweefvlucht ongemerkt uit een zwerm in
het veld dalen waar zij voor de voortplan
ting van hun soort zorgen.
De nieuwe generatie sprinkhanen wordt
dan, naar men verwacht, tegen October
versterkt door nieuwe invasiegolven.
zien, opdat programmaverbrokkeling ver
meden zal kunnen worden. De heer
Broeksz zei er niet bij, dat het met die
programmaverbrokkeling voor 1930 zo'n
vaart niet liep. Hebben drie omroepvereni
gingen bij de consolidatie van de schotjes
radio gewonnen, de luisteraar heeft er bij
verloren. Zijn olifant staat nog steeds op
zolder. J. H. B.
(Uit een nieuwe „Cartoons"-Pocket
editie: „French Postcards". Uitg. Avon
Publications Inc. te New York).
Het kastel van Malmaison dat sinds 1946
gesloten is geweest, is, na vele verande
ringen te hebben ondergaan weer voor het
publiek opengestld. De conservator, de
heer Billiet, heeft door alles uit het mu
seum te verwijderen wat twijfelachtig of
misplaatst was, dit historisch verblijf zo
danig weten in te richten, dat de vroegere
sfeer van Joséphine de Beauharnais van
1798 weer hersteld is.
In 1814 is zij daar overleden, vijf jaar
nadat de keizer haar verstoten had. De
muzieksalon van de keizerin is met enige
kunst-werken verrijkt. Diverse zalen zijn
ingericht met meubels, herinneringen aan
Josephine en Napoleon, doeken van David
en wandtapijten. Verder verdienen ver
melding de harp en de piano van José
phine, een der fauteuils van de keizer,
sieraden en japonnen alsmede Napoleons
bibliotheek die in zijn werkkamer opnieuw
ingericht is. 1
Hieronder: twee illustraties uit
de weg van een wereldmacht:
New York toen (1907) en nu
reld te doen begrijpen en daar
door is zijn boek in hoge mate
leerzaam voor hen die een beter
begrip van de Amerikanen willen
krijgen. Hij leest zijn landgenoten
onbarmhartig de les, maar hij
heeft een excuus: „Het Ameri
kaanse volk is bezig met een ex
periment dat in de geschiedenis
nog nooit tevoren werd onder
nomen. Een ongelooflijk groot
aantal mensen, die vroeger totaal
onontwikkeld waren, niets wisten
van kunst of er zelfs afwijzend
tegenover stonden, hebben een
tot nu toe ongekend hoge levens
standaard bereikt. Deze massa's
zijn een enorm afzetgebied voor
degeen, die zowel op materieel
als op geestelijk gebied dingen
kan brengen, die voor hen be
grijpelijk zijn en die zij kunnen
waarderen. Het is uitermate on
eerlijk om hen te vergelijken met
mensen, die zich in andere landen
aan kunst en litteratuur gewijd
hebben. Zij zijn geen élite, doch
iets geheel anders. Ik wil het zeer
nadrukkelijk zeggen: Dit is iets
nieuws en het is uniek in de ge
schiedenis der mensheid. In het
zelfde hoofdstuk (De geest des
tijds) stelt hij met het oog op
het McCarthyisme de vraag: „Hoe
kan men het wederzijds vertrou
wen en een stimulerende vrijheid
in woord en gedachte handhaven
in een volk, dat voor onbepaalde
tijd zware en onberekenbare ver
antwoordelijkheden in het bui
tenland op zich heeft genomen en
dat ook zijn gewapende macht in
stand moet houden".
Allen ziet heel duidelijk dat in
niet stil hebben gezeten. Het re
laas van de veranderingen in het
aspect van het Amerikaanse le
ven, die in de eerste helft van
deze eeuw zijn uitgedacht, strekt
de Amerikanen tot eer, ook al
moesten zij een aantal bittere er
varingen verwerken en al weten
zij niet, wat de toekomst brengen
zal. Zij doen er goed aan om het
reeds bereikte te zien als een
voorspel tot datgene, wat zij in
de tweede helft van deze eeuw
tot stand zullen kunnen brengen,
als zij op deze voet kunnen door
gaan met uitvinden, verbeteren
en veranderen en de moed er
in weten te houden. Het moedige
volk is als de moedige mens, die
niet bij de pakken neerzit bij de
gedachte aan de gevaren, die hem
op zijn weg bedreigen, doch die
zonder versagen de uitdaging tot
de strijd aanvaardt, in het ver
trouwen te zullen zegevieren, zo
besluit Allen het laatste hoofd
stuk (Realismfe in plaats van alle
andere „ismen").
Allen heeft de periode 1900
1950 beschreven. Over de laatste
jaren 19501955 zegt de Gro
ningse socioloog en cultuurhis
toricus professor P. J. Bouman
iets in een naschrift, waarbij een
uitgebreide kanttekening op haar
plaats is. Het mag dan waar zijn
dat het vooroordeel in Europa
ten opzichte van ie Amerikaanse
cultuur niet alleen valt waar te
nemen bij de grote massa, doch
ook bij vele intellectuelen, on
waar is het dat een dergelijk
wanbegrip mede te wijten zou
zijn aan het lezen van dag- en
protest aantekenen tegen de aan
matiging als zouden alleen ge
leerden in staat zijn een juiste
voorlichting over de Verenigde
Staten te verschaffen. Dat is een
misvatting waartegen de gehele
journalistiek in het geweer dient
te komen. De wetenschap bereikt
een kleine kring, doch de krant
geeft van dag tot dag voorlich
ting aan wat prof. Bouman de
grote massa noemt over actueel
nieuws en daarbij legt zij niet bij
voorkeur het accent op het bij
zondere of het sensationele zoals
prof. Bouman beweert, want naast
de feitelijke berichtgeving over
de gebeurtenissen schrijven de
hoofdredacteuren hun commen
taren en de correspondenten hun
beschouwingen. De kennis van de
grote massa omtrent de Verenig
de Staten zou niet verder komen
dan schoolwijsheid als zij uitslui
tend aangewezen zou zijn op het
geen de wetenschap onbereikbaar
hoog op de boekenplank zet. Al
leen de pers kan de belangstel
ling zover prikkelen dat er onder
de grote massa enkelingen voor
komen die Huizinga's „Mens en
menigte in Amerika" (1920) gaan
lezen.
Dat men vrijwel machteloos
staat tegenover het voor-oordeel
in de opinie die het ene volk er
op na houdt over het andere volk,
kan men prof. Bouman geredelijk
toestemmen. Over de vraag of
dat algemene verschijnsel te enen
male verwerpelijk is, kan men
met hem van mening verschillen.
De wetenschap heeft het privilege
der nuancering, doch slechts haar
beste vertegenwoordigers zijn in
staat die op elk gebied in hun
waarde-oordeel te verwerken. De
grote massa en met haar vele
intellectuelen wie het niet ge
geven is de Oceaan lichamelijk
of geestelijk over te steken vor
men zich een voorstelling van
het land aan de overzij, die min
of meer schematisch is. Het be
grip tussen volken berust op ver
eenvoudigde formules. Wat prof.
Bouman de neiging tot het wer
ken met cliché's, de echte „stereo
typering" noemt, is vooralsnog
een onmisbaar hulpmiddel in de
begripsvorming tussen de volken.
Een boek als dat van Allen is
weliswaar een correctie op de
vereenvoudigde formule, maar
wat er van hangen blijft zijn ook
weer formules en de drie correc
ties die prof. Bouman aanbeveelt
om met een eenmaal gevormd
voor-oordeel te breken zijn even
eens formules.
De beste oplossing is verant
woorde voorlichting door middel
van de pers. A. B.
Het is een weldaad een boek
over de Verenigde Staten te lezen
dat niet in de overtreffende trap
van omhelzen of verstoten is ge
schreven. De kwaliteiten van so
cioloog, historicus en journalist,
verenigd in de persoon van Fre
derick Lewis Allen blijRen bij
zonder geschikt te zijn om een
bezonken oordeel te vellen over
„De weg van een wereldmacht",
Amerika van 1900 tot heden (J.
M. Meulenhoff, Amsterdam). De
Engelse titel: „The Big Chance,
America transforms itself" geeft
beter weer welke beperkingen
de schrijver zich heeft opgelegd
om zich een meester te tonen in
het beschrijven van de geweldige
veranderingen die zich hebben
voltrokken in de Amerikaanse
geestesgesteldheid in de eerste
helft van deze eeuw. Elk hoofd
stuk begint met een pakkende
schets die de opmerkingsgave van
de journalist verraadt. Daarop
voortbouwend belicht hij ver
schillende facetten van het Ameri
kaanse leven, waarbij hij als een
goed socioloog cijfermateriaal
niet schuwt. Zo ontstaat een ge
heel waarin men de oude orde
ziet veranderen tot het nieuwe
Amerika van heden, waarbij de
nadruk valt op de sociale om
wenteling.
Allen poogt de Amerikanen
zichzelf en hun plaats in de we-
Amerika op menig punt nieuwe
en opbouwende ideeën door angst
worden verstikt en dat de denk
beelden van de Amerikanen over
het communisme en de Sovjet-
Unie onzinnig zijn. Het wordt
hoog tijd dat de Amerikanen deze
opvatting over Rusland laten va
ren, zo schrijft hij. Ook moeten
zij de gedachte laten varen dat
de binnenlandse toestand zich in
de richting van het socialisme of
het communisme zal wijzigen en
dat loyale Amerikanen daarom
voet bij stuk moeten houden.
Deze gedachte heeft een rem
mende invloed en heeft tot resul
taat dat brave burgers zich gaan
inbeelden, dat een ieder met on
orthodoxe ideeën van kwade be
doelingen verdacht moet worden.
Daardoor wordt de menselijke
fantasie tot een schuchtere ge
lijkvormigheid verwrongen en de
nobele drijfveren van het Ameri
kaanse volk worden aan banden
gelegd. Met de vrees voor een
totale oorlog en in het bijzonder
voor een atoomoorlog ondermijnt
dit bij de Amerikanen het ver
trouwen in zichzelf en in de toe
komst.
De Amerikanen deden beter
zich deze verkeerde voorstelling
van zaken uit het hoofd te zetten.
Zij moeten zich nuchter reali
seren, dat hun leidende rol in de
wereld berust op het feit, dat zij
weekbladartikelen van min of
meer oppervlakkige aard. Een
dergelijke uitspraak getuigt van
wetenschappelijke hoogmoed en
van een kleinering van de uiter
mate moeilijke taak die corres
pondenten van Nederlandse bla
den in de Verenigde Staten op
voortreffelijke wijze vervullen.
Hun hoofdredacties hebben hen
voor die belangrijke post uitge
kozen veelal omdat zij dezelfde
kwaliteiten hebben als Allen, die
prof. Bouman zo hogelijk waar
deert. De verzamelde artikelen
van een Nederlandse correspon
dent in de Verenigde Staten zou
den een even goed beeld van de
ontwikkeling van de Amerikaan
se samenleving over een korter
tijdvak bieden, als Aliens boek doet
voor de periode 19001950. Iedere
weldenkende lezer van een goed
Nederlands dagblad en dat zijn
er vele kan zich een verant
woord beeld vormen van de ac
tuele Amerikaanse politiek en de
geestesgesteldheid die daarvan de
achtergrond vormt, als hij zich de
moeite geeft regelmatig de ar
tikelen te volgen van de corres
pondent van zijn blad in de Ver
enigde Staten. Als die correspon
dent critisch ingesteld is, bij
voorbeeld ten aanzien van het
McCarthyisme, des te beter. Prof.
Bouman komt zelf tot de slotsom
dat de nervositeit rondom Mc
Carthy een symptoom is van de
verwarring der geesten in de
Verenigde Staten, hetgeen ook
Allen op uitmuntende wijze aan
toont.
Men moet echter uit alle macht
AMSTERDAM, Juli Als ooit u iemand
een internationale verhuizing zou toewen
sen, beschouw hem als uw vijand. Hij
meent het slecht met u; hij wenst u het
onaangenaamste toe. Ik spreek uit erva
ring; wij hebben het net gedaan. Van Parijs
naar Amsterdam. Ik weet hoe men in Hol
land van stad tot stad verhuist, 's Ochtends
komen de verhuizers voor; zij laden de boel
in en aan het eind van de dag staat uw
gehele hebben houden weer ergens anders
in uw eigen huis op de vloer. Het is
misschien een beetje moeilijk en wat rom
melig om dat alles weer uit te pakken,
maar het lukt wel. De affaire heeft zich in
feite in één dag afgespeeld.
Van Parijs naar Amsterdam is dat een
geheel andere zaak. U begint de verhuizing
ongeveer twee maanden tevoren. Men zou
dat het stadium kunnen noemen van „de
verhuizing op papier." Het is het moeilijk
ste deel. Het eerste wat u ontdekt, is dat
men eigenlijk in het geheel niet kón ver
huizen. De verhuizers zullen, om met uw
boedel Nederland binnen te komen, een
inschrijvingsbewijs moeten hebben van uw
toekomstige gemeente in Holland. Dit kunt
u echter pas verwerven na een definitief
uitschrijvingsbewijs te hebben ontvangen
van de gemeente Parijs en een verhuisver
gunning van het Nederlandse consulaat in
Parijs. Deze papieren vooral het laatste
kunt u echter pas krijgen op vertoon
van een inschrijvingsbewijs in Holland.
Begrijpt u wat ik bedoel?
Een dergelijke kleine moeilijkheid kijkt
u echter luchtigjes over het hoofd. Dat kan
niet anders, omdat men anders altijd in
Parijs zou moeten blijven een aantrek
kelijke propositie, overigens. Goed. Dan
maakt u oen inventarislijst van al uw be
zittingen in twaalfvoud, half in het Neder
lands, half in het Frans. Die lijsten zijn be
stemd voor distributie onder de douane
ambtenaren van Frankrijk, België en Ne
derland. Zij zullen er niet of nauwelijks in
geïnteresseerd zijn, maar zij kunnen er niet
buiten. Deze lijsten moeten bovendien na
tuurlijk gelegaliseerd zijn door het consu
laat een kleine aangelegenheid, die u
dagen en enkele honderden francs kost.
Inmiddels is het tijd geworden een be
zoekje te brengen aan de belasting-ambte
naren van uw arrondissement in Parijs.
Niemand wordt verondersteld, nog met
belastingschuld uit Frankrijk te vertrek
ken en dit bezoek is dus noodzakelijk.
Tenzij u een ongemeen plichtsgetrouw
mens bent, hebt u het bestaan van belas
tingen in Frankrijk gedurende uw gehele
verblijf geheel vergeten. Het is niet zo be
langrijk, daar. U gaat er dus met loden
schoenen heen. Daarom wordt dit het aan
genaamste bezoek gedurende het stadium
van de papieren verhuizing. Er bestaat
in Frankrijk namelijk een speciale belas
tingregeling voor buitenlanders; het leven
wordt hun zo aantrekkelijk mogelijk ge
maakt. Meer dan een paar tientjes over
ieder in Frankrijk doorgebracht jaar zullen
er van u niet verwacht worden. U verlaat
het kantoor weer met een benevolente,
goedertieren glimlach voor het gehele per
soneel en het land, dat het vertegenwoor
digt. Gebeurt dat in Nederland wel eens,
na het bezoek aan een belastingkantoor?
Dan wordt het zaak, een uitschrijvings
bewijs uit Parijs te krijgen. U heeft dat tot
nog toe maar laten lopen. Het is een
kleine procedure-kwessie, die u niet langer
dan een ochtend kost. Gewoon een halve
ochtend in de queue staan en dan wachten
tot er iemand komt om uw inmiddels inge
vulde bewijs te ondertekenen. Tussen dat
alles door heeft u natuurlijk nog een aan
tal brieven en telefoongesprekken gewis
seld met uw verhuizers en het ijkbureau
voor zilver. Maar dat zijn kleine bijzon
derheden, die men haast vergeet.
Als dit alles in orde is, komen de ver
huizers een dag te vroeg. Het is moeilijk
Hollandse verhuizers precies op een be
paalde dag te laten komen, dus ze geven
u twee of drie „mogelijke dagen" op en
komen dan één dag tevoren. Vandaar af
heeft u geen zorgen meer. De verhuizers,
als het goede zijn, nemen deze van u over.
Zij hebben bij de diverse grenzen nog de
gesprekjes, die het meevoeren van al uw
documenten aan de diverse douane-
mogendheden ontlokt.
Vier dagen later zijn uw zaken in Hol
land. Het is allemaal vrij voorspoedig ge
lopen. Maar wat zoudt u doen, als u dat
aardige dingetje had vergeten, waar in
Parijs uw toilet-papier aan hing? Zoudt u
het gaan halen? Dat is het toch eigenlijk
niet waard. En zo is het ook met andere
dingen. Het is ook duur, zo'n verhuizing.
En het is net zo'n rommel in uw nieuwe
huis, als wanneer u van Haarlem naar
Halfweg zou zijn verhuisd. A. S. H.