Dit is nu Lidia van Hemelen^ ."de-goudshlkkL DE WEG VAN EEN WERELDMACHT Lizzy May Boek van Allan over Amerika van nu Een olifant op zolder Eigenlijk kan men helemaal niet verhuizen had de mevrouw öezeöd Marokko vreest nieuwe sprinkhanenplaag Malmaison na negen jaar heropend EN DIT is dan Lidia, zei de mevrouw en ze keek met haar half toegeknepen oogjes neer op het kleine meisje dat deze welluidende naam droeg. Wat heeft ze grote gele tan den, dacht het kind, een bijt- mond, en het schrompelde een beetje in elkaar. Hier kan je je jasje han gen, vervolgde de mevrouw luidruchtiger, en zich neerbui gend naar het kind: De kin derkapstok. Wil ik je even helpen? Neen, weerde het kind af, met kennelijke moeite de kno pen lospeuterend. Nu was An na, het dienstmeisje dat haar gebracht had, vast al bij de hoek van de straat en ze zou haar niet voor vijf uur komen terughalen. Uit een der ka mers klonken opgewekte kin derkreten waarboven uit die van Joke, die jarig was, en die aan haar vriendinnen haar pas verworven schatten toon de. De mevrouw schoof Lidia voor zich uit een deur door, een kamer in. Het was de voor kamer, waar de grote mensen streng van de kinderen ge scheiden rond een tafeltje za ten. In de twee crapauds on der de hoge vensters zetelden twee grootmoeders, de hoof den geleund tegen de witte ge haakte kleedjes achter hen als te vroeg ingelijste herin neringen. Naast de schoor steen zetelde de enige man, de grootvader, die martiaal op een dikke sigaar kauwae en met zijn waterige oude-man- nenogen dromerig, afgesloten van de vrouwen, de rook na staarde. Verder werd Lidia voorgesteld aan enkele zeer rechtop zittende dames, tan tes, zoals de mevrouw ver klaarde, van onschatbare leef tijd en aan een, als enige zon nestraal in deze kille atmos feer, kleine dikke glimlachen de dame, ook een tante vol gens de mevrouw. Dit is Lidia van Remelen, had de mevrouw gezegd toen Lidia elkeen beleefd een handje was komen geven, en fluisterend voegde de mevrouw er aan toe: Van de fabrikant. Waardoor zelfs Opa zich los maakte van de rookwolken en het kind een belangstellende blik schonk. Ga nu maar dóór spelen, zei de mevrouw terwijl ze het kind een duwtje tegen de schouder gaf in de richting van de andere kamer, waar de ja rige Joke zich bevond temid den van haar kleine gasten. Lidia liep door de geopende schuifdeuren, gaf haar pakje aan de jarige, mompelde een felicitatie en bedacht met schrik dat zij vergeten had de grote mensen te feliciteren. Met een schichtige blik mat zij de zo juist verlaten kamer, maar tot haar opluchting zag zij dat de grote mensen, even als de kinderen slechts be langstelling vertoonden voor het pakje, dat Joke opgewon den van zijn omhulsel bevrijd de. Verrukt hield Joke de doos bonbons omhoog waarop ieder een met ah's en oh's rea geerde. Zeg „dank je wel", kwam de mevrouw, Joke, bedank eens netjes! Zo'n dure doos bon bonsMaar Lidia, dat is werkelijk veel te veel. Alle kinderen zagen Lidia aan. Het kind, blozend, voelde zich schuldig. Alleen wist ze niet waaraan en waarom. Nu reeds, voelde ze zich buiten de kring der kinderen en de ogen der volwassenen op zich gevestigd ziend, probeerde ze zich een plaatsje te veroveren te mid den van hen, terwijl ze af en toe schichtig omkeek naar de andere kamer, waar men glim lachend en knikkend het spel der kinderen gadesloeg. Ach, dat spel der kinderen. Ze wist het wel, hoewel niet woorde lijk, ergens haperde er iets aan haar, hoorde ze er niet bij. Het was de eerste keer dat zij op een partijtje bij vreemden was gevraagd. Thuis had haar moeder haar geïnstrueerd over de te gebruiken vocabulaire: veel met twee woorden spre ken, veel danken, erg gehoor zaam zijnalleen, wat moest je doen als je je zo erg alleen voelde JOUW BEURT, zei een vriendinnetje. Ze deed haar een blinddoek voor en leidde haar naar een hoek van de kamer die verdekt was door een kamerscherm. Ze moest haar wijsvinger uitstrekken en voelde die verdwijnen in iet£ zachts en glibberigs. Lidia hui verde even van afgrijzen en kromp ineen bij het bulderend gelach dat hierop volgde. En opgelucht glimlachte ze, toen ze zag dat het maar groene zeep was geweest waar haar vinger in verdwenen was. In een verwarrend tempo volgden de spelletjes elkaar op; het koekhappen, het wa terhappen, het blokjeslopen, en wat al niet meer. Er was geen houden aan; ze werd on dergedompeld in de pret. Maar zich even losmakend van de anderen, haar heil zoe kend in de verboden andere kamer, gebeurde het, dat haar oog viel op een tafel, waar zij in haar veidegenheid bij het voorstellen aan voorbijgegaan was. Een tafel met grotemen- senprijsjes. Het had iets van de bazaar waar zij eens met moeder geweest was; gebor duurde kleedjes, beschilderde vaasjes en heel in de hoek achteraan, een doosje, bekleed met zacht lila zijde en be werkt met rose en zilveren kraaltjes in bloemmotieven. Ze kon haar ogen niet meer van dit doosje afhouden Het betoverde haar en maakte dat zij de omgeving met alles wat daarbij behoorde vergat. Vind je het zó mooi? hoorde ze eensklaps een vrien- Kort verhaal door delijke stem naast zich. Het was de glimlachende dikke tante die naast haar stond. Het kind knikte verrukt. Dit prijsje zou ik graag willen winnen, antwoordde het toen. Maar dit zijn geen kin derprijsjes, zei de vriendelijke stem, dit zijn de prijsjes voor vanavond, voor de verloting. Voor de grote mensen. Oh, zei het kind teleur gesteld (wat was een verlo ting?) is het te mooi voor kin deren? Ach, te mooi.... Voor kinderen zijn de potloden, de puntenslijpers, de opschrijf boekjes. Wat hebben kinderen nu aan kleedjes en doosjes? Maar kan het niet geruild voor een kinderprijsje, be dacht Lidia opeens ingenieus, ik zou het doosje zó graag wil len winnen! Lidia, in de andere kamer staat een glaasje limonade met een taartje voor je, onder brak de stem van de mevrouw, een beetje bitse stem voor het ongehoorzame kind. Spijtig, beschaamd en wat aarzelend, liep Lidia terug naar het andere vertrek, waar tien paar kinderogen haar boven evenzoveel rietjes cri- tisch aanzagen. HET HOOGTEPUNT van de middag om de grote prijs. De stoelendans!! De stoelen op een lange rij, de kinderen er langs en de mevrouw die in de handen klapte. En er ge beurde iets met Lidia, iets dat zij zelf allerminst verwacht had. Ze vocht als een kleine leeuwin om een stoel en werd winnares. En: Kijk eens, deze mooie ballpoint is voor jou, zei de mevrouw. Eerlijk gewonnen. Lidia keek naar het potlood, dan naar de mevrouw, dan weer naar het potlood. Ze beet op haar onderlip die begon te trillen. Mag ik, aarzelde ze, dan flinker: Mag ik het doosje? Welk doosje, vroeg de mevrouw verbaasd. Het doosje van de grote- mensenprijsjes, fluisterde Li dia. Het hart klopte haar in de keel. Er volgde een pijn lijke stilte. Achter de kleine grijze ogen van de mevrouw werden het „potdorie-rijkeluiskind" en „rijkeluiskind-goede-indruk" zorgvuldig tegen elkaar afge wogen. Maar voor ze tot een resultaat konden komen, stond daar plotseling de vriende lijke dikke tante met het doos je in de hand voor Lidia. Als een welwillende sprookjesfee uit het niets. Hier kind neem het maar. En zijdelings tot de mevrouw: Ik heb nog een kanten zak doekje voor vanavond. Dat kan het evengoed wel doen. In de verwarring van kinde ren die zich met z'n allen om haar heen verdrongen om het doosje te bewonderen, stond Lidia daar plotseling alleen. Alles, wat tot nu toe de aan trekkingskracht, het roze, het lila, het zilver, op haar had uitgeoefend, was opeens weg. Daar voor in de plaats keek het doosje haar met een streng gezicht aan, als een boze va der met een waarschuwend op geheven wijsvinger: Je hebt je zin weer doorgedreven, sprak de strenge vader, je bent op bezoek en je hebt alle conven ties doorbroken door te zeg gen: IK WIL. Ik wil dit heb ben, ik moet dit hebben. Je bent schuldig! HEB JE plezier gehad"' vroeg. Anna. Ben je lief ge weest? Heb je netjes bedankt? Heb je een prijsje gewonnen? Het kind antwoordde vaag en wrevelig. Thuisgekomen liep ze allereerst naar de lin nenkast en stopte daar het doosje zover mogelijk achterin weg onder een stapeltje lin nengoed. 95' In Duitsland heerst al sinds geruime tijd een hausse in oude gouden munten die tegen exhorbitant hoge prijzen van de hand gaan. Daar de voorraad echte oude goud stukken echter slechts klein is, hebben vele handige lieden een lucratief bedrijf opgezet, waar zij van staven goud nieuwe oude munten laten slaan. Niet al die munten, die er vaak in de meest ware zin des woords „gloednieuw" uitzien want ze vallen op door hun fraaie nieuwe glans kan men echter goed geslaagd noemen. Men heeft soms vermakelijke „vergissingen" met de erop voorkomende jaartallen begaan. Er zijn namelijk munten gemaakt waarop men de beeltenis van Keizer Friedrich III tegen komt met het jaartal 1876 erop, terwijl Friedrich pas in 1888 de Duitse keizers troon besteeg. Ook zijn er Zwitserse goudstukken van twintig francs te koop met het nogal re cente jaartal 1947. En ook dat is een dom me vergissing. In 1938 immers hadden de Zwitsers hun geld gedevalueerd en nader hand hebben ze geen nieuwe gouden mun ten meer in omloop gebracht. Natuurlijk is het ook in West-Duitsland onbevoegden verboden binnen- of buiten landse munten te vervaardigen, die als geld in circulatie kunnen worden gebracht of die de verkeerde indruk kunnen wekken geldswaarde te bezitten. Wel mo gen onschuldige gouden herinnerings médailles of jubileumpenningen worden geslagen, waarop geen waarde wordt ver meld. Maar het is wel veroorloofd in Zwit serland en in Oostenrijk munten uit vroe gere tijden te laten namaken. Deze mogen dan echter geen historisch jaartal dragen, maar wel de cijfers van het jaar, waarin ze geslagen zijn. Geen wonder, dat men in veel gevallen voor de verleiding is gezwicht en toch oude jaartallen vermeldde. Voor gouden twintigmark-stukken met de beeltenis van koning Ludwig III, de laatste koning van Beieren, die zijn troon in 1918 verloor, wordt tegenwoordig al een prijs van 100 mark gegeven en voor twin tigmarkstukken van Saksen-Meiningen en MecklenburgStrelitz zelfs al een 600 mark. Vorige week heeft de Vara het van kracht worden van het zendtijdbesluit van 1930 op 2 Juli juist een kwart eeuw geleden herdacht met een reeks pro gramma's onder de titel „Een olifant op zolder". Dat was een herinnering aan een uitlating van een de in die dagen de Vara niet welgezinde pers: de rode omroep zou immers zowel het geld als de geestes kracht missen om iets te doen met de 48 zenduren welke hem in de schoot gewor pen waren. Wat dat betreft is de Vara er wel gekomen. Men was op het aardige idee gekomen een aantal programma's van die eerste „volledige" zendperiode te laten herleven. Maar bij gebrek aan plaat- of bandarchief uit die dagen de techniek was toen zover nog niet moest men die programma's „recon strueren": de concer ten behelsden wel de zelfde nummers, maar ze werden door orkes ten in hun huidige formatie uitgevoerd en de gesproken uit zendingen, zoals de Familie Mulder van het kinderuurtje en de praatjes bij de pomp van Teun de Klepperman waren aan de actualiteit van 1955 aangepast. Dat maakte de vergelijking dan ook vrijwel onmoge lijk. Want in onze herinnering had Teun in 1930 heel wat scherper pijlen op zijn boog dan de goedmoedige, om niet te zeg gen oubollige opmerkingen die hij thans maakte: wie Teun de Klepperman wil horen in al z'n venijnigheid, kan beter op Voor de microfoon 't borreluur van „Even afrekenen, heren" te gast. En uiteraard herinnerde ook de kwaliteit van het Johan Strauss-concert in niets aan die van de uitvoering van 1930, ook al heette de dirigent in beide gevallen Hugo de Groot. Ware dat wel het geval ge weest, dan zou de op de legende gebaseer de mening van velen, „dat de programma's van voor de oorlog veel beter waren", spoe dig vergeten zijn. Omroepsecretaris J. B. Broeksz hield in het middaguur een speechje, waarin hij de lof zong van de sinds 1930 bereikte sa menwerking tussen de omroepverenigin gen. Inzonderheid zong de heer Broeksz, die tevens commissaris is voor de pro grammacoördinatie van de Nederlandse Radio Unie, de lof van alle gezamenlijke activiteiten der omroepverenigingen op technisch en artistiek terrein. Het verwijt, dat de concurrentie tussen de omroepen leidt tot het, vaak met bedenkelijke mid delen, dingen naar de gunst van de luiste raars, wierp de heer Broeksz verre van zich: veeleer strijdt men om de aandacht van de luisteraars. Ook in dit opzicht was er dus wel enig verschil met de veeleer in azijn gedrenkte woorden van de bestuur ders van omroepverenigingen in 1930. Alsof de heer Broeksz dat zelf ook wel voelde, hief hij tenslotte nog een paar leu zen aan, die herinnerden aan de omroep- strijd uit vroeger dagen: hij meende, dat zijn vereniging op het punt van de kwali teit der zenduren nog niet „gelijkberech tigd" is en tevens wilde hij de zendtijd zo veel mogelijk aaneengesloten verdeeld Ruim acht maanden geleden werd Ma rokko geteisterd door een Invasie van mil- liarden sprinkhanen. De verdelgingsacties, waarin gebruik werd gemaakt van een Ne derlands insecticide, is nog niet ten einde. Talloze sprinkhanen, die zijn ontsnapt aan de dodelijke bestrijdingsmiddelen en natuurlijke vijanden, hebben zich over ge heel Marokko teruggetrokken op onher bergzame plaatsen en daar hun eieren af gezet. De Marokkaanse bevolking is ge alarmeerd en elke plaats moet rapporteren, waar sprinkhanen zijn neergestreken. Op deze plekken hebben de vraatzuchtige in secten hun bevruchte eieren gedeponeerd, die dan vernietigd kunnen worden. Een zeer groot deel van de overgebleven zwermen komt echter terecht op plaatsen waar geen waarnemers zijn. Ook komt het voor dat verscheidene sprinkhanen in zweefvlucht ongemerkt uit een zwerm in het veld dalen waar zij voor de voortplan ting van hun soort zorgen. De nieuwe generatie sprinkhanen wordt dan, naar men verwacht, tegen October versterkt door nieuwe invasiegolven. zien, opdat programmaverbrokkeling ver meden zal kunnen worden. De heer Broeksz zei er niet bij, dat het met die programmaverbrokkeling voor 1930 zo'n vaart niet liep. Hebben drie omroepvereni gingen bij de consolidatie van de schotjes radio gewonnen, de luisteraar heeft er bij verloren. Zijn olifant staat nog steeds op zolder. J. H. B. (Uit een nieuwe „Cartoons"-Pocket editie: „French Postcards". Uitg. Avon Publications Inc. te New York). Het kastel van Malmaison dat sinds 1946 gesloten is geweest, is, na vele verande ringen te hebben ondergaan weer voor het publiek opengestld. De conservator, de heer Billiet, heeft door alles uit het mu seum te verwijderen wat twijfelachtig of misplaatst was, dit historisch verblijf zo danig weten in te richten, dat de vroegere sfeer van Joséphine de Beauharnais van 1798 weer hersteld is. In 1814 is zij daar overleden, vijf jaar nadat de keizer haar verstoten had. De muzieksalon van de keizerin is met enige kunst-werken verrijkt. Diverse zalen zijn ingericht met meubels, herinneringen aan Josephine en Napoleon, doeken van David en wandtapijten. Verder verdienen ver melding de harp en de piano van José phine, een der fauteuils van de keizer, sieraden en japonnen alsmede Napoleons bibliotheek die in zijn werkkamer opnieuw ingericht is. 1 Hieronder: twee illustraties uit de weg van een wereldmacht: New York toen (1907) en nu reld te doen begrijpen en daar door is zijn boek in hoge mate leerzaam voor hen die een beter begrip van de Amerikanen willen krijgen. Hij leest zijn landgenoten onbarmhartig de les, maar hij heeft een excuus: „Het Ameri kaanse volk is bezig met een ex periment dat in de geschiedenis nog nooit tevoren werd onder nomen. Een ongelooflijk groot aantal mensen, die vroeger totaal onontwikkeld waren, niets wisten van kunst of er zelfs afwijzend tegenover stonden, hebben een tot nu toe ongekend hoge levens standaard bereikt. Deze massa's zijn een enorm afzetgebied voor degeen, die zowel op materieel als op geestelijk gebied dingen kan brengen, die voor hen be grijpelijk zijn en die zij kunnen waarderen. Het is uitermate on eerlijk om hen te vergelijken met mensen, die zich in andere landen aan kunst en litteratuur gewijd hebben. Zij zijn geen élite, doch iets geheel anders. Ik wil het zeer nadrukkelijk zeggen: Dit is iets nieuws en het is uniek in de ge schiedenis der mensheid. In het zelfde hoofdstuk (De geest des tijds) stelt hij met het oog op het McCarthyisme de vraag: „Hoe kan men het wederzijds vertrou wen en een stimulerende vrijheid in woord en gedachte handhaven in een volk, dat voor onbepaalde tijd zware en onberekenbare ver antwoordelijkheden in het bui tenland op zich heeft genomen en dat ook zijn gewapende macht in stand moet houden". Allen ziet heel duidelijk dat in niet stil hebben gezeten. Het re laas van de veranderingen in het aspect van het Amerikaanse le ven, die in de eerste helft van deze eeuw zijn uitgedacht, strekt de Amerikanen tot eer, ook al moesten zij een aantal bittere er varingen verwerken en al weten zij niet, wat de toekomst brengen zal. Zij doen er goed aan om het reeds bereikte te zien als een voorspel tot datgene, wat zij in de tweede helft van deze eeuw tot stand zullen kunnen brengen, als zij op deze voet kunnen door gaan met uitvinden, verbeteren en veranderen en de moed er in weten te houden. Het moedige volk is als de moedige mens, die niet bij de pakken neerzit bij de gedachte aan de gevaren, die hem op zijn weg bedreigen, doch die zonder versagen de uitdaging tot de strijd aanvaardt, in het ver trouwen te zullen zegevieren, zo besluit Allen het laatste hoofd stuk (Realismfe in plaats van alle andere „ismen"). Allen heeft de periode 1900 1950 beschreven. Over de laatste jaren 19501955 zegt de Gro ningse socioloog en cultuurhis toricus professor P. J. Bouman iets in een naschrift, waarbij een uitgebreide kanttekening op haar plaats is. Het mag dan waar zijn dat het vooroordeel in Europa ten opzichte van ie Amerikaanse cultuur niet alleen valt waar te nemen bij de grote massa, doch ook bij vele intellectuelen, on waar is het dat een dergelijk wanbegrip mede te wijten zou zijn aan het lezen van dag- en protest aantekenen tegen de aan matiging als zouden alleen ge leerden in staat zijn een juiste voorlichting over de Verenigde Staten te verschaffen. Dat is een misvatting waartegen de gehele journalistiek in het geweer dient te komen. De wetenschap bereikt een kleine kring, doch de krant geeft van dag tot dag voorlich ting aan wat prof. Bouman de grote massa noemt over actueel nieuws en daarbij legt zij niet bij voorkeur het accent op het bij zondere of het sensationele zoals prof. Bouman beweert, want naast de feitelijke berichtgeving over de gebeurtenissen schrijven de hoofdredacteuren hun commen taren en de correspondenten hun beschouwingen. De kennis van de grote massa omtrent de Verenig de Staten zou niet verder komen dan schoolwijsheid als zij uitslui tend aangewezen zou zijn op het geen de wetenschap onbereikbaar hoog op de boekenplank zet. Al leen de pers kan de belangstel ling zover prikkelen dat er onder de grote massa enkelingen voor komen die Huizinga's „Mens en menigte in Amerika" (1920) gaan lezen. Dat men vrijwel machteloos staat tegenover het voor-oordeel in de opinie die het ene volk er op na houdt over het andere volk, kan men prof. Bouman geredelijk toestemmen. Over de vraag of dat algemene verschijnsel te enen male verwerpelijk is, kan men met hem van mening verschillen. De wetenschap heeft het privilege der nuancering, doch slechts haar beste vertegenwoordigers zijn in staat die op elk gebied in hun waarde-oordeel te verwerken. De grote massa en met haar vele intellectuelen wie het niet ge geven is de Oceaan lichamelijk of geestelijk over te steken vor men zich een voorstelling van het land aan de overzij, die min of meer schematisch is. Het be grip tussen volken berust op ver eenvoudigde formules. Wat prof. Bouman de neiging tot het wer ken met cliché's, de echte „stereo typering" noemt, is vooralsnog een onmisbaar hulpmiddel in de begripsvorming tussen de volken. Een boek als dat van Allen is weliswaar een correctie op de vereenvoudigde formule, maar wat er van hangen blijft zijn ook weer formules en de drie correc ties die prof. Bouman aanbeveelt om met een eenmaal gevormd voor-oordeel te breken zijn even eens formules. De beste oplossing is verant woorde voorlichting door middel van de pers. A. B. Het is een weldaad een boek over de Verenigde Staten te lezen dat niet in de overtreffende trap van omhelzen of verstoten is ge schreven. De kwaliteiten van so cioloog, historicus en journalist, verenigd in de persoon van Fre derick Lewis Allen blijRen bij zonder geschikt te zijn om een bezonken oordeel te vellen over „De weg van een wereldmacht", Amerika van 1900 tot heden (J. M. Meulenhoff, Amsterdam). De Engelse titel: „The Big Chance, America transforms itself" geeft beter weer welke beperkingen de schrijver zich heeft opgelegd om zich een meester te tonen in het beschrijven van de geweldige veranderingen die zich hebben voltrokken in de Amerikaanse geestesgesteldheid in de eerste helft van deze eeuw. Elk hoofd stuk begint met een pakkende schets die de opmerkingsgave van de journalist verraadt. Daarop voortbouwend belicht hij ver schillende facetten van het Ameri kaanse leven, waarbij hij als een goed socioloog cijfermateriaal niet schuwt. Zo ontstaat een ge heel waarin men de oude orde ziet veranderen tot het nieuwe Amerika van heden, waarbij de nadruk valt op de sociale om wenteling. Allen poogt de Amerikanen zichzelf en hun plaats in de we- Amerika op menig punt nieuwe en opbouwende ideeën door angst worden verstikt en dat de denk beelden van de Amerikanen over het communisme en de Sovjet- Unie onzinnig zijn. Het wordt hoog tijd dat de Amerikanen deze opvatting over Rusland laten va ren, zo schrijft hij. Ook moeten zij de gedachte laten varen dat de binnenlandse toestand zich in de richting van het socialisme of het communisme zal wijzigen en dat loyale Amerikanen daarom voet bij stuk moeten houden. Deze gedachte heeft een rem mende invloed en heeft tot resul taat dat brave burgers zich gaan inbeelden, dat een ieder met on orthodoxe ideeën van kwade be doelingen verdacht moet worden. Daardoor wordt de menselijke fantasie tot een schuchtere ge lijkvormigheid verwrongen en de nobele drijfveren van het Ameri kaanse volk worden aan banden gelegd. Met de vrees voor een totale oorlog en in het bijzonder voor een atoomoorlog ondermijnt dit bij de Amerikanen het ver trouwen in zichzelf en in de toe komst. De Amerikanen deden beter zich deze verkeerde voorstelling van zaken uit het hoofd te zetten. Zij moeten zich nuchter reali seren, dat hun leidende rol in de wereld berust op het feit, dat zij weekbladartikelen van min of meer oppervlakkige aard. Een dergelijke uitspraak getuigt van wetenschappelijke hoogmoed en van een kleinering van de uiter mate moeilijke taak die corres pondenten van Nederlandse bla den in de Verenigde Staten op voortreffelijke wijze vervullen. Hun hoofdredacties hebben hen voor die belangrijke post uitge kozen veelal omdat zij dezelfde kwaliteiten hebben als Allen, die prof. Bouman zo hogelijk waar deert. De verzamelde artikelen van een Nederlandse correspon dent in de Verenigde Staten zou den een even goed beeld van de ontwikkeling van de Amerikaan se samenleving over een korter tijdvak bieden, als Aliens boek doet voor de periode 19001950. Iedere weldenkende lezer van een goed Nederlands dagblad en dat zijn er vele kan zich een verant woord beeld vormen van de ac tuele Amerikaanse politiek en de geestesgesteldheid die daarvan de achtergrond vormt, als hij zich de moeite geeft regelmatig de ar tikelen te volgen van de corres pondent van zijn blad in de Ver enigde Staten. Als die correspon dent critisch ingesteld is, bij voorbeeld ten aanzien van het McCarthyisme, des te beter. Prof. Bouman komt zelf tot de slotsom dat de nervositeit rondom Mc Carthy een symptoom is van de verwarring der geesten in de Verenigde Staten, hetgeen ook Allen op uitmuntende wijze aan toont. Men moet echter uit alle macht AMSTERDAM, Juli Als ooit u iemand een internationale verhuizing zou toewen sen, beschouw hem als uw vijand. Hij meent het slecht met u; hij wenst u het onaangenaamste toe. Ik spreek uit erva ring; wij hebben het net gedaan. Van Parijs naar Amsterdam. Ik weet hoe men in Hol land van stad tot stad verhuist, 's Ochtends komen de verhuizers voor; zij laden de boel in en aan het eind van de dag staat uw gehele hebben houden weer ergens anders in uw eigen huis op de vloer. Het is misschien een beetje moeilijk en wat rom melig om dat alles weer uit te pakken, maar het lukt wel. De affaire heeft zich in feite in één dag afgespeeld. Van Parijs naar Amsterdam is dat een geheel andere zaak. U begint de verhuizing ongeveer twee maanden tevoren. Men zou dat het stadium kunnen noemen van „de verhuizing op papier." Het is het moeilijk ste deel. Het eerste wat u ontdekt, is dat men eigenlijk in het geheel niet kón ver huizen. De verhuizers zullen, om met uw boedel Nederland binnen te komen, een inschrijvingsbewijs moeten hebben van uw toekomstige gemeente in Holland. Dit kunt u echter pas verwerven na een definitief uitschrijvingsbewijs te hebben ontvangen van de gemeente Parijs en een verhuisver gunning van het Nederlandse consulaat in Parijs. Deze papieren vooral het laatste kunt u echter pas krijgen op vertoon van een inschrijvingsbewijs in Holland. Begrijpt u wat ik bedoel? Een dergelijke kleine moeilijkheid kijkt u echter luchtigjes over het hoofd. Dat kan niet anders, omdat men anders altijd in Parijs zou moeten blijven een aantrek kelijke propositie, overigens. Goed. Dan maakt u oen inventarislijst van al uw be zittingen in twaalfvoud, half in het Neder lands, half in het Frans. Die lijsten zijn be stemd voor distributie onder de douane ambtenaren van Frankrijk, België en Ne derland. Zij zullen er niet of nauwelijks in geïnteresseerd zijn, maar zij kunnen er niet buiten. Deze lijsten moeten bovendien na tuurlijk gelegaliseerd zijn door het consu laat een kleine aangelegenheid, die u dagen en enkele honderden francs kost. Inmiddels is het tijd geworden een be zoekje te brengen aan de belasting-ambte naren van uw arrondissement in Parijs. Niemand wordt verondersteld, nog met belastingschuld uit Frankrijk te vertrek ken en dit bezoek is dus noodzakelijk. Tenzij u een ongemeen plichtsgetrouw mens bent, hebt u het bestaan van belas tingen in Frankrijk gedurende uw gehele verblijf geheel vergeten. Het is niet zo be langrijk, daar. U gaat er dus met loden schoenen heen. Daarom wordt dit het aan genaamste bezoek gedurende het stadium van de papieren verhuizing. Er bestaat in Frankrijk namelijk een speciale belas tingregeling voor buitenlanders; het leven wordt hun zo aantrekkelijk mogelijk ge maakt. Meer dan een paar tientjes over ieder in Frankrijk doorgebracht jaar zullen er van u niet verwacht worden. U verlaat het kantoor weer met een benevolente, goedertieren glimlach voor het gehele per soneel en het land, dat het vertegenwoor digt. Gebeurt dat in Nederland wel eens, na het bezoek aan een belastingkantoor? Dan wordt het zaak, een uitschrijvings bewijs uit Parijs te krijgen. U heeft dat tot nog toe maar laten lopen. Het is een kleine procedure-kwessie, die u niet langer dan een ochtend kost. Gewoon een halve ochtend in de queue staan en dan wachten tot er iemand komt om uw inmiddels inge vulde bewijs te ondertekenen. Tussen dat alles door heeft u natuurlijk nog een aan tal brieven en telefoongesprekken gewis seld met uw verhuizers en het ijkbureau voor zilver. Maar dat zijn kleine bijzon derheden, die men haast vergeet. Als dit alles in orde is, komen de ver huizers een dag te vroeg. Het is moeilijk Hollandse verhuizers precies op een be paalde dag te laten komen, dus ze geven u twee of drie „mogelijke dagen" op en komen dan één dag tevoren. Vandaar af heeft u geen zorgen meer. De verhuizers, als het goede zijn, nemen deze van u over. Zij hebben bij de diverse grenzen nog de gesprekjes, die het meevoeren van al uw documenten aan de diverse douane- mogendheden ontlokt. Vier dagen later zijn uw zaken in Hol land. Het is allemaal vrij voorspoedig ge lopen. Maar wat zoudt u doen, als u dat aardige dingetje had vergeten, waar in Parijs uw toilet-papier aan hing? Zoudt u het gaan halen? Dat is het toch eigenlijk niet waard. En zo is het ook met andere dingen. Het is ook duur, zo'n verhuizing. En het is net zo'n rommel in uw nieuwe huis, als wanneer u van Haarlem naar Halfweg zou zijn verhuisd. A. S. H.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 16