Het Heiligdom
van Mithras
Rusland en Amerika eensgezind
over Johann Strauss
EN ZIJN TIJDGENOTEN
Zichtbaar verleden
De opgravingen ondier die Santa Prisca te Rome
Vandalisme op Urk
De Begem Mrnzem j
FRANSE PARAGRAAF
Andere ideeën
Dierbare vrienden
Officier van justitie hekelt:
Kunststukjes
Prentkunst -
in „B°ymans"
Stad in het oerwoud
DE SANTA PRISCA-KERK is zeker niet de meest indruk
wekkende van Rome, dat aan kerken geen gebrek heeft. Ik zou
er niet voor zijn blijven stilstaan, als ik niet geweten had, wat
zich eronder afspeelde. Dat ik het wist dankte ik aan de twee
mannen, die hier de eerste opgravingen in Nederlands beheer
leiden: dr. C. C. van Essen en dr. M. J. Vermaseren. Op hun
uitnodiging liep ik op een Augustusmiddag van het vorige jaar
langs de dure flats van de Via delle Terme Deciane op de Aven-
tijn, tot aan de Piazza di S. Prisca. De kerk was nog gesloten,
maar het lukte mij er via een bijgebouwtje in door te dringen.
Achter het koorhek ging ik naar beneden. Buiten de felle,
prachtige zon, hier kunstlicht. Maar het verschil was groter dan
dit onderscheid uit de twintigste eeuw stapte ik over in de
tweede.
Het is niet mogelijk de gevoelens weer te geven, die de wer
kelijkheid van de antieke wereld wakker roept. Wij hebben
ons gewend te denken aan een afgesloten levenssfeer, een voor
goed voorbijzijn van de stoffelijke vormen van een cultuur die
onachterhaalbaar is geworden. Rome leert anders. Ik liep hier
in de kelders van een huis, dat op zichzelf een geschiedenis heeft
van meer dan achttienhonderd jaren (met groot vernuft en veel
geduldige arbeid reconstrueert men zelfs de verbouwingen er
van, benevens de wisselingen van eigenaar!) en dat bovendien
de „kerk" van de aanhangers van Mithars is geweest. Met grote
erkentelijkheid denk ik terug aan de heer Van Essen, die op
die bewuste middag in Augustus mij rondleidde en door zijn uit
voerige en heldere toelichting mijn belangstelling deed over
gaan in geestdrift: wat een verrukkelijk werk aan de hand van
de ene vondst na de andere een beeld te vormen van gebeurte
nissen, die zó ver achter ons liggen, dat wij er het leven in zijn
gaan missen! Men moet de oudheid gezien en betast hebben om
de antieke mens te ontmoeten.
Langer dan een uur heb ik in dit Mithraeum (Mithras-heilig-
dom) rondgelopen. Wat mij verteld werd heb ik niet allemaal
kunnen vasthouden, wel weet ik dat mij vaak de conclusies ver
rasten, die getrokken werden uit voor mijn oog weinigzeggende
(althans niet onmiddellijk interpreteerbare) gegevens over
tuigende gevolgtrekkingen van grote betekenis in kunsthisto
risch, maar vooral in godsdiensthistorisch opzicht. De bouw van
de vertrekken, de vondsten in sculptuur en vazen, enige teksten
en de schilderingen op de muren vormen het voornaamste ma
teriaal ervoor. Mijn geheugen kreeg een steun in het eerste
nummer van het wetenschappelijk tijdschrift „Antiquity and
Survival", dat een artikel over de Santa-Prisca-opgravingen
door Van Essen en Vermaseren bevat. Onmiddellijk hiernaast
moet ik het boekje noemen van Vermaseren alleen dat in de
AO-reeks verscheen, en voor de leek gemakkelijker is te vol
gen. Het een zowel als het ander is met foto's verlucht en met
tekeningen van de situatie
DE MITHRAS-CULTUS, uit het Oosten afkomstig en door
de Romeinen in het Westen verbreid, kreeg pas laat vaste voet
in Rome en ontwikkelde zich tot de gevaarlijkste concurrent
van het Christendom (waarmee sterke overeenkomsten beston
den in ritueel). Mithras, die de stier doodt: de god, die het goede
doet zegevieren over het kwade en het leven onderhoudt. Een
reeks inwijdingen neemt de gelovige steeds dieper op in de
geheimenissen van zijn dienst, die zalige onsterfelijkheid be
looft aan de adepten: straks zijn zij „in aeternum renati"
tot de eeuwigheid herborenen De kelders van het huis op
de Aventinus boden de gelegenheid deze mysteriën te vieren
op een geschikte plek: gewelfde ruimte en stromend water zijn
hier beide aanwezig. Wat deze plek belangrijker doet zijn dan
bijna alle tweeduizend elders gevonden Mithraea, zijn de
schilderingen op de muren, die de afbeelding leveren van een
merkwaardig zwijn-schaap-stieroffer (suovetaurilia hier een
soort stichtingsoffer van de gemeente), van processies der ge
lovigen in alle zeven graden van inwijding (twee schilderingen
over elkaar heen: met behulp van de moderne technische mid
delen kan men de ene laag ongeschonden van de andere afne
men!) en tenslotte van de beginregels van een aantal der hym
nen, die tijdens de dienst gezongen werden. Drie unieke vond
sten, die reëel tot de kennis van de Mithras-religie bijdragen!
Uiteraard roert het bovenstaande niet meer dan oppervlakkig
de vragen aan, die in het geding zijn. Er is veel meer gevon
den: een kop van Mithras en resten van de stier, een kop van
de god Serapis, enzovoorts. Ik herinner mij een fraaie honden
kop te hebben gezien, naar ik meen van marmer. Ook zijn er
Marmermozaïek, gevonden in één der vertrekken. Het steit
Mithras voor als zonnegod (Helios). Het gelaat is geel van tint,
de haren zijn rood, blauw en rose op een blauwe grond.
teksten te voorschijn gekomen. Maar de werkelijke betekenis
van dit en meer kan slechts geschat worden door hen die het
verband dezer gegevens tot de grond toe doorzien. Wat mij,
toevallige bezoeker, in de opgravingen betrok was het zélf lo
pen door deze (voorlopig vier) vertrekken, waar werklieden
bezig waren het puin zorgvuldig te schiften en op te ruimen,
het zien van de grot, kunstmatig gevormd uit een nis en waarin
een godenbeeld lag het hoofd is zoek, men weet nog niet ze
ker welke god het voorstelt. Ik heb mijn hand gelegd op de ste
nen bank, waarop de gelovigen aangelegen hebben bij de vie
ring van de mystieke maaltijd en van dichtbij de schilderingen
bezien, het verschil in letters bij bovengrond en onderlaag, be
nevens de figuren van de processies.
IN HET HUIS ERNAAST daartoe afgestaan door de be
woonster Prisca, die later verward is met de martelares van die
naam hielden tezelfdertijd Christenen hun godsdienstoefe
ningen. Toen het Christendom tenslotte zegevierde over alle
heidense weerstand, gingen zij over tot een grondige verwoes
ting van het buurheiligdom, alles werd kort en klein geslagen
400). En daarna werden de ruimten volgestort met stadspuin
en rommel van de vuilnisbelten. Men kan zich nauwelijks voor
stellen hoeveel moeite het blootleggen van dit Mithraeum heeft
gekost en nog steeds oplevert: voordat men kon beginnen moest
men al, vanwege het gevaar van instorten, opzettelijk de ge
welven naar beneden laten komen (om ze vervolgens weer als
puin uit te graven!) Maar deze moeite is beloond met resultaten
van bijzonder gehalte. Met heel andere bedoelingen begonnen
door de paters Augustijnen (die naar het huis van de Bijbelse
Prisca zochten), hebben deze opgravingen voorlopig de heiden
se helft van de „kerken-tweeling" aan de dag gebracht. De an
dere helft komt ook aan de beurt! Particuliere fondsen en de
de werkzaamheden financieel mogelijk. Voorshands heeft het
comité, dat zich achter deze activiteit heeft geplaatst geen rede
nen om zijn opheffing te overwegen: er is nog veel te doen
en er mag nog veel verwacht worden!
Mijn bezoek aan de Santa Prisca (te danken aan het feit dat
aan Nederlanders de verantwoordelijkheid voor deze opgravin
gen is toevertrouwd! vormt één van mijn mooiste Romeinse
herinneringen. Omdat ik twee, drie voetstappen mocht zetten
in een zichtbaar geworden verleden. Maar ook omdat ik in aan
raking kwam met zuiver wetenschappelijk werk, dat is werk
in een sfeer van onbaatzuchtigheid en toewijding.
B. RIJDES
Antiquity and Survival, nr. 1. May 1955. Editor: W. A. Ruysch, Ruych-
rocklaan 108. The Hague, wil artikelen brengen van wetenschappelijk
gehalte, voor een groot publiek begrijpelijk (in de Engelse taal). Een
naar uitvoering en fotomateriaal goedkoop tijdschrift!
AO. 470: opgravingen te Rome. Dr. M. J. Vermaseren. Stichting IVIO,
Westeinde 13, Amsterdam-C. (bij mijn weten uitverkocht en niet her
drukt).
Plutarchus. Bij: Boissier, La religion Romaine.
Inscriptie, geciteerd door Erwin Rohde in „Psyche".
PARIJS, Augustus Voorname
lijk door de onafgebroken conversatie zijn
de Franse cafés anders dan de Nederland
se, waar de bezoeker niet anders dan ge
sloten gezichten, rook en muziek uit „GrS-
fin Maritza" verwacht. Het is natuurlijk
de Zuidelijke welbespraaktheid, anders
niet. Maar er past tocJh ook een manier
van soms denken en in ieder geval opvat
ten bij, die maakt dat door iedere bewe
ring opnieuw discussie in een gesprek uit
gelokt wordt. Er is in de Franse uitdruk
king „ca change les idéés" dat brengt
je op andere gedachten, hetgeen niets an
ders betekent dan het Nederlandse „je
komt nog eens ergens" en die thuis is in
de mond van iedereen, die twee dagen de
stad verlaat om elders een familielid te
gaan opzoeken. Dat men ideeën heeft om
te laten veranderen (iets anders dus dan
beginselen, die juist behoed moeten wor
den voor verandering).
Dat men ideeën heeft om te laten
veranderen (iets anders dus dan begin
selen, die juist behoed moeten worden
voor verandering) wordt door niemand
als grootspraak opgevat. Paul Léautaud
vermeldt het dan ook in een van zijn boe
ken als een aardig grapje van zichzélf dat
hij, bij het aanhoren van een dom-uitzien-
de jongen, die aankondigde dat hij een
radio gekocht had want: ga change les
idéés, omdat „ideeën" zo natuurlijk bij
iedere persoonlijkheid horen, dat Léau
taud dacht te verrassen, toen hij er intel
ligentie mee in verband bracht.
Niet dat de domme jongen het daarom
waarschijnlijk even aardig gevonden zou
hebben als Léautaud hardop gesproken
had. Men mag aannemen dat hij er prijs
op stelde voor een intelligent mens te wor
den aangezien. Hij zou misschien niet zo
ver gaan als de jongen onlangs in een res
taurant, die sprekend over een afwe
zige opmerkte: „Zij is zeer charmant,
want zij is zeer intelligent". Maar hij zou
zeker bereid zijn zich moeite te geven om
te tonen, dat hij zijn eigen begrip van het
leven en de wereld had en niet alleen een
brave harde werker was. Vandaar dan ook
het vermoeden, of de heimelijke vrees, van
velen buiten Frankrijk dat de Fransen een
intelligenter volk zijn dan andere: dat zal
wel niet zo zijn, maar zij besteden meer
zorg aan hun ideeën en geven zich meer
moeite om eigen waarnemingen te doen.
Over het resultaat kan men nog twisten:
tenslotte is het „je komt er toch niet uit"
een opperste waarheid. Zich op te winden
over ideeën, die daar toch niets aan kun
nen veranderen, is een vorm van tijdver
spillen.
Hetzelfde geldt van het doorlopen van
een „lycée,' om vragen als de volgende te
kunnen beantwoorden op het eindexamen
Franse litteratuur van dit jaar: „Gide
spreekt van een onmiddellijke emotie, die
wij ondervinden van sommige kunstwer
ken. Daar is niet op af te dingen, maar er
is ook een andere, door lange bekendheid
verworven. Misschien is die tenslotte wel
het meeste waard. Wat vindt u daarvan?"
De scholier, die daar duizend woorden over
kan schrijven, is die beter geschikt dan een
ander voor het practisohe leven, dat ijze
ren criterium? Wat men daarvan vindt
hangt natuurlijk af van de betekenis, die
men hecht aan gesprekken in cafés en ver
volgens ook van het plezier dat men heeft
in de muziek van „Grafin Maritza".
Verhitte auteur. William Faulkner
een der winnaars van de Nobelprijs voor
litteratuur, is door de warmte bevangen
en was daardoor niet in staat een toespraak
te houden in een bijeenkomst van de ver
eniging van buitenlandse journalisten.
Voor de politierechter te Zwolle hebben
enige jongemannen terechtgestaan die zich
op 5 Mei op het voormalige eiland Urk
hebben schuldig gemaakt aan mishandelin
gen en het aanvallen van een meisje. Er
liep een groep in feestkledij gestoken
jongemannen op straat, die zonder enige
aanleiding werd aangevallen door een
troep andere jongelieden. De. kloppartij
had tot gevolg dat er flinke klappen wer
den uitgedeeld en dat de gehuurde feest-
costuums werden beschadigd. Een van de
jongens had bovendien een argeloos op
straaat lopend dienstmeisje geslagen en
samen met enige kornuiten haar vader, die
te hulp snelde, mishandeld De Urker
jongemannen, allen in de leeftijd van om
streeks 23 jaar, kregen voorwaardelijke
gevangenisstraffen en geldboeten. De ver
dachten lieten cerstek gaan.
Deze zaak was voor de officier van
Justitie aanleiding tot het maken van enige
opmerkingen over de in Urk heersende
toestanden, die zijn intens op crimineel
gebied verre van rooskleurig zijn. Van
dalisme en mishandelingen vieren daar
hoogtij. Hij stipte als voorbeeld aan dat
het voorkomt dat ontslagen mannen op
Urk bij hun voormalige werkgevers uit
wraak de ruiten ingooien. Het is verder
voorgekomen dat men er moedwillig huis
raad vernielt en ergens anders waren
voorbereidingen getroffen een zwaar ge
wicht op de hoofden van voorbijgangers
te laten vallen.
De officier van Justitie ver-klaarde dat
zijn geduld uitgeput raakt en hij waar
schuwde dat hij in het vervolg niet meer
zal volstaan met het eisen van geldboeten
wanneer er gevallen van vandalisme op
Urk worden behandeld.
De politiex-echter voegde er aan toe:
„Het eiland Urk is niet op mijn verzoek
aan het vasteland verbonden".
Mondriaan. De tentoonstelling van
werk van Mondriaan, die uit Europees en
Amerikaans bezit bijeen is gebracht door
het Gemeentemuseum te 's-Gravenhage,
zal van 5 Augustus tot 11 September in
Londen te zien zijn in de White Chapel
Gallery.
Antiekbeurs. Van 24 Augustus tot 15
September wordt in het museum Het Prin
senhof te Delft de zevende oude-kunst- en
antiekbeurs gehouden, waarover Prins
Bernhard ook dit jaar het beschermheer
schap heeft willen aanvaai'den. Het staat
vast, dat belangrijke schilderijen van oude
meesters, Franse meubelen uit de achttien
de eeuw, Chinees porselein, oude munten,
boeken en antiquiteiten zullen wox-den ge
toond. De tentoongestelde voorwerpen zijn
ook te koop.
Friese Prijs. Het gemeentebestuur van
Leeuwarden stelt een prijs van 1500 be
schikbaar voor onderwerpen uit de ge
meente, uitgevoerd in olievei-f, als aquarel,
gouache of pastel. Deze prijs wordt ver
leend uit het fonds voor culturele doelein
den. Aankoop zal worden overwogen van
stukken, die daarvoor in aanmerking
komen. Deelneming staat open voor alle
beeldende kunstenaars, die in Friesland
woonachtig zijn of daar zijn geboren. Van
10 November tot 10 December zal in het
kunstcentrum „Prinsentuin" een tentoon
stelling van de ingezonden werken worden
gehouden.
„Ik scheer me electrisch!
IN HET MUSEUM Boy
mans te Rotterdam vindt
de oude en moderne prent
kunst als sinds lang een
goede behuizing. Naast de
steeds weer even boeiende
exposities van de schilder
kunst en beeldhouwwerken,
die hier de aandacht trek
ken, worden er in de pren-
tenkamers regelmatig klei
ne tentoonstellingen van
tekeningen en grafiek ge
houden, die de liefhebber
van deze kunstsoort een
delicaat genot verschaffen.
De tot 25 September ge-
exposeerde reeks Duitse
grafiek van Martin Schon-
gauer, Albrecht Dürer en
Israhel von Meckenem, die
honderd bladen uit één
particuliere collectie om
vat, toont bovendien op
verheugende wijze aan dat
er in Nederland nog uit
muntende verzamelingen
van oude prentkunst be
staan, die met grote kennis
van zaken en liefde zijn
bijeengebracht.
Nog duidelijker dan dit
met de schilderkunst van
het einde der vijftiende en
het begin der zestiende
eeuw het geval is, kan men
uit deze prentkunst de
overgang van de late go-
thiek naar de Renaissance
in de Duitse kunst waar
nemen. De centrale en
meest geniale figuur uit
deze periode is natuurlijk
Albrecht Dürer, die in zijn
tekeningen een zö alge
meen menselijk gebied be
treden heeft, dat hij ver
boven iedere classificatie in
een bepaalde stijlperiode
uitstijgt. Als graficus echter
is hij goed te plaatsen in de
ontwikkeling dezer kunst,
zij het dan als een der
grootste vernieuwers.
Het meest gebonden aan
de laat-gotische vorm
geving is Israhel von Mec
kenem, wiens geboorte
datum niet vermeld is. Uit
het feit, dat hij het eerst in
1465 te Kleef geboekt staat,
kan echter afgeleid worden
dat hij jonger was dan
Schongauer (14531491) en
ouder dan Dürer, die in
1471 geboren werd. Minder
dan zijn oudere en jongere
tijdgenoot heeft Van Mec
kenem de evolutie der
kunst, die door de refor
matie in Duitsland en de
Italiaanse Renaissance ge
activeerd werd, ondei'gaan.
Het schilderkunstige clair-
obscur en de grotere ge
nuanceerdheid der toon-
waarden vinden in de
strenge en gestyleerde gra
vures van Von Meckenem
nog geen weerklank.
Merkwaardig is dat zo
wel Schongauer als Dürer
en ook Von Meckenem zo
nen van goudsmeden zijn.
In de beginwerken is de
ornamentiek dan ook over
heersend. In het atelier van
Tafreel uit het dagelijks leven uit een reeks omstreeks
1500 vervaardigde serie van twaalf genrevoorstellingen
door Israhel van Meckenem.
zijn vader leerde Schon
gauer de graveerkunst,
maar aan zijn latere gra
vures is duidelijk te zien
dat hij ook de schilderkunst
beoefend heeft en zeer tref
fend is de invloed der
Vlaamse en Nederlandse
kunst. Vermoedelijk heeft
hij op zijn reis door Bour-
gondië werken van Rogier
van der Weyden gezien.
Een van de prachtigste
prenten van de tentoon
stelling: „De Grote Kruis
draging" vertoont duidelijke
invloed van de Nederlandse
kunst. De levendige en na
tuurlijke bewegelijkheid der
figuren en de krachtige
licht-donker effecten ac-
centuex-en het dramatisch
tafreel der kruisdx-aging op
een wijze, die sterk van de
gestyleerde vormgeving der
late gothiek afwijkt. Dat
Schongauer echter ook,
wanneer hij zich meer aan
de gangbax-e vorm hield,
een bewust observator van
,De grote Kruisdraging" de enige staat van een
de wei-kelijkheid was, die
zich wars toonde van de
clichévorm kan men zien
in een van zijn prentjes uit
de serie der „Dwaze maag
den". Hoe evenwichtig en
toch natuurlijk is de hou
ding van dit staande vrou
wenfiguurtje! Welk een
uiterste gevoeligheid legde
hij in de gravure „De ge
boorte van Christus" aan
de dag!
NA SCHONGAUER zien
'wij bij Dürer plotseling een
geheel nieuwe en ruimere
wei-eld voor ons opengaan.
Niet alleeen waar het de
veel rijkere mogelijkheden
der techniek betreft, maar
ook het beeldend, plastisch
vermogen blijkt bij hem zo
machtig geweest te zijn, dat
hij in staat was de ron
dingen der vorm en de
eigen aard der stof feilloos
weer te geven.
Dürer heeft Schongauer
niet mogen ontmoeten. Na
dat hij zijn eerste opleiding
in het atelier van zijn va
der genoten had, ging hij
de gebruikelijke reis ma
ken. Hij was vier jaar on-
deiweg. Het einddoel van
zijn kunstpelgrimage was
de stad Colmar, waar hij
Martin Schongauer hoopte
gravure van Martin Schongauer (ongeveer 1453149). te vinden. Toen hij in 1492
TOEN DE JONGE Johann Strauss zijn
dansende Weners ten minste zo vast met de
dii'igeerstok beheerste als Keizer Franz
Joseph dit tezelfder tijd met zijn scepter
trachtte te doen, wenste ook het buitenland
hem te leren kennen. Op een zomerse mid
dag in 1854, kort nadat hij van een ernstige
ziekte was hersteld,
kreeg hij bezoek van
een grote, baardige
heer, die er uitzag als
een martiale krijgs
man. Maar de gewel
dige bleek zeer vrede
lievend en ontpopte
zich als directeur van
de Spoorwegmaat
schappij Petersburg-
Tsarkoje Selo, waar
aan Pawlowsk,zomer-
blijf voor de Peters-
burgse families, romantisch gelegen was.
Het reizigersvervoer liet echter te wensen
en nu was de spoorwegdirectie op de ge
dachte gekomen Johann Strauss een con
tract aan te bieden om te Pawlowsk zomer-
concerten te dirigeren, verwachtende dat
daardoor de vervoersfrequentie zou worden
verhoogd. Strauss ging op het aanbod In en
inderdaad: de reizigers stroomden toe. Ex-
moesten extra treinen worden ingelegd.
Maar afgezien daarvan: Strauss bracht zijn
publiek in verrukking. Minstens eens per
week werd hij door zijn vereerders op de
schouders genomen en onder vex-vaarlijk
gejuich naar zijn woning gebracht. De ge
vierde kon, zegt zijn biograaf Decsey, deze
demonstraties alleen maar door achterdeu
ren en met valse baarden ontwijken! En
dan waren er veel vrouwen, die voor de
nodige complicaties zox-gden
Eens daagde een officier Strauss uit tot
een duel, want zijn echtgenote zond de
componist dagelijks rozen. Hij nam de uit
daging aan, maar nodigde de verbolgene
uit hem eerst nog eens in zijn woning te
bezoeken. Toen de officier daar kwam,
opende Strauss' secretaris dx-ie ongemeubi
leerde kamers, alleen bestemd voor de da
gelijks binnenkomende bloemstukken. Te
midden van de weelderige rozen en de geu
rende jasmijnen vroeg Strauss de officier
zo goed te willen zijn, de bloemen zijner
echtgenote aan te wijzenHet duel ging
natuurlijk niet door.
In 1862 trouwde Strauss met Jetty Treffz,
die grote invloed op zijn ontwikkeling als
kunstenaar heeft gehad. Zij was het, die
hem na de walsen en talloze andex-e dansen
tot het componeren van werken in groter
stijl en van groter allure bracht. De „Fle-
dermaus" zou zonder haar stuwexxde kracht
nooit geschreven zijn. Deze operette is een
meesterwerk. Hier wordt de champagne,
die Orlofski op zijn feesten schenkt, door
een muziek omspoeld, die in schuimende
weelderigheid niet voor de gouden drank
onderdoet. Hier flitsen de accenten en prik
kelen de rhythmen, hier wiegen de melo
dieën in meeslepende verleidelijkheid.
Jetty was het ook, die Johann deed be
sluiten de aanvrage uit Amerika in 1879
aan te nemen. Boston wilde de herdenking
van Amerika's onafhankelijkheid op groot
se wijze vieren. Er
werden monstercon
certen gearrangeerd
en tot de uitgenodigde
dirigenten behoox-de
ook Johann Strauss.
Alles ging in Ameri
kaanse stijl.Voor veer
tien concerten bood
men hem honderddui
zend dollar, plus vrijé
overtocht voor het
echtpaar kamermeisje
en knecht. De dol
lars werden tevoren op een Weense bank
gedeponeerd en de enigszins overdonderde
Johann stemde toe.
Het eerste wat hij in Boston te zien kreeg,
was een serie huizenhoge affiches, waarop
hij afgebeeld stond als een koning op een
enorme aardbol, met een dirigeerstok in de
hand. „Kitsch", zei hij. Aan één zijner
vrienden heeft Strauss het verloop van een
der concerten, waarbij een publiek van
honderdduizend toehoorders aanwezig was,
beschreven.
„Op het podium bevonden zich twintig
duizend zangers en daarvóór de orkest
leden en dat moest ik dirigeren.' Tot
het bij elkaar houden van deze reuzen-
massa had ik er honderd onderdirigenten
bij, maar ik kon alleen de dichtstbijstaan-
de zien en ondanks de voorrepetities was
van een artistieke uitvoering geen sprake.
Daar stond ik aan de hoogste dirigenten
lessenaar hoe zal dit beginnen, hoe ein
digen? Plotseling knalt een kanonschot,
een „zachte" wenk voor ons twintigdui
zenden dat men beginnen moest.... Ik
geef het teken, mijn honderd onderdirigen
ten volgen mij zo snel en zo goed ze kun
nen en nu breekt een heidens spectakel
los, dat ik in mijn levensdagen niet zal
vergeten. Omdat we zo ongeveer gelijk
begonnen waren, was mijn volle aandacht
er alleen maar op gericht, dat we ook
tegelijk zouden op houden. Goddank, ik
wist ook dat te bereiken.Het honderd-
duizendkoppige arLditorium bridde bijval
en ik herademde, toen ik weer in de bui
tenlucht was
EEN ALLESBEHALVE artistieke gebeur
tenis. Maar zeker is in ieder geval, dat
Rusland en Amerika het er over eens zijn
geweest in Johann Strauss een grandioos
muzikant te hebben bewonderd. Hij sprak
een taal, die in Oost en West gelijkelijk
werd verstaan.
WILLEM ANDRIESSEN.
(Angelo Poliziano). Deze
regels moeten de ordenen
de geest, die uit heel het
oeuvre van Dürer spreekt,
diep getroffen hebben. De
magistrale gravure „Rid
der, dood en duivel" ver
beeldt de Christen in de
wereld van het actieve
leven. Deze prent, die met
de „St. Hieronimus" en de
„Melancolia" onder de
naam „Meisterstiche" wordt
aangeduid, is een teken
van de nieuwe geestes
stroming, die het religieuze
leven niet langer wilde iso
leren binnen de meditatieve
sfeer maar deze ging toet
sen aan de werkelijkheid.
EEN BEZOEK aan deze
niet te grote tentoonstelling
van Duitse grafiek is als
het lezen van een stuk cul
tuurgeschiedenis, waarvan
onze tijd niet meer los te
denken is. Juist in
onze tijd, waarin ook
zulke enorme omwente
lingen plaats hebben, zal
het bezichtigen van de
kunst uit het begin der zes
tiende eeuw ons opnieuw
fascineren.
OTTO B. DE KAT
Colmar bereikte, was
Schongauer echter reeds
overleden.
Van Dürer vindt men op
de tentoonstelling enige su
blieme afdrukken van zijn
meest imposante composi
ties, zoals de bekende Ne-
menis, de godin van de
nacht, die de teugels voor
de overmoedigen en de
drinkschaal voor de over
winnaar in de hand dx-aagt.
„Zij lacht op ontzagwek
kende wijzein een
voortdurende afwisseling
heeft zij een matigende in
vloed op onze handelingen"
Spoedig zal een begin worden ge
maakt met de wederopbouw van de
duizend jaar oude stad Angkor in de
jungle van Cambodja, die oorspronke
lijk door tienduizenden slaven en
krijgsgevangenen gebouwd werd. Het
Franse leger, dat zich thans geleidelijk
uit Indo-China terugtrekt, heeft een
grote technische uitrusting overgedaan
aan de Franse onderzoekers, die in de
oude ruïnes werkzaam zijn. Het is voor
het eerst, dat bij de reconstructie van
Angkor, dat vorige eeuw werd ontdekt,
moderne werktuigen ter beschikking
staan.
Met behulp van vliegtuigen heeft men
de contouren van een verzonken stad
vlak naast Angkor kunnen vaststellen.
Uitgerust met kikvorspakken, pontons
en krachtige pompen hopen de archeo
logen binnenkort deze verzonken stad
nader te gaan verkennen. Zij menen
daar aanwijzingen te vinden voor een
antwoord op de vraag hoe en wanneer
de Indische cultuur naar Indo-China is
gekomen en hoe deze zich ontwikkelde
tot dé aparte Kjmer-beschaving.
Nieuwe Beethoven. De BBC zal in
haar Derde Programma van 8 November
de uitvoering van een tot nog toe niet ge
publiceerde compositie van Ludwig van
Beethoven uitzenden. De compositie (een
Allegretto in e voor piano, viool en cello)
is door Jack Werner, een muziek-uitgever
en componist, ontdekt in een muziekboek
van Beethoven, dat in het Brits Museum
berust en van de tijd tussen 1784 en 1800
schijnt te dateren, aldus meldt de „Man
chester Guardian."
Atoomstuk. Gustav Gründgens, de
nieuwe directeur van het „Deutsches
Schauspielhaus" te Hamburg, die vorige
week zijn functie heeft aanvaard, deelde in
een persconferentie mee, dat op 3 Septem
ber de première zal plaats vinden van Carl
Zuckmayers nieuwe toneelstuk „Het koude
licht," dat handelt over atoomspionnage en
waarvoor de affaire Klaus Fuchs tot in
spiratie heeft gediend. Zuckmayer (bekend
als schrijver van „Circus Knie") was ge
durende de nazitijd in ballingschap en
heeft na de oorlog veel succes geoogst met
„De generaal van de duivel."