Het Heiligdom van Mithras Rusland en Amerika eensgezind over Johann Strauss EN ZIJN TIJDGENOTEN Zichtbaar verleden De opgravingen ondier die Santa Prisca te Rome Vandalisme op Urk De Begem Mrnzem j FRANSE PARAGRAAF Andere ideeën Dierbare vrienden Officier van justitie hekelt: Kunststukjes Prentkunst - in „B°ymans" Stad in het oerwoud DE SANTA PRISCA-KERK is zeker niet de meest indruk wekkende van Rome, dat aan kerken geen gebrek heeft. Ik zou er niet voor zijn blijven stilstaan, als ik niet geweten had, wat zich eronder afspeelde. Dat ik het wist dankte ik aan de twee mannen, die hier de eerste opgravingen in Nederlands beheer leiden: dr. C. C. van Essen en dr. M. J. Vermaseren. Op hun uitnodiging liep ik op een Augustusmiddag van het vorige jaar langs de dure flats van de Via delle Terme Deciane op de Aven- tijn, tot aan de Piazza di S. Prisca. De kerk was nog gesloten, maar het lukte mij er via een bijgebouwtje in door te dringen. Achter het koorhek ging ik naar beneden. Buiten de felle, prachtige zon, hier kunstlicht. Maar het verschil was groter dan dit onderscheid uit de twintigste eeuw stapte ik over in de tweede. Het is niet mogelijk de gevoelens weer te geven, die de wer kelijkheid van de antieke wereld wakker roept. Wij hebben ons gewend te denken aan een afgesloten levenssfeer, een voor goed voorbijzijn van de stoffelijke vormen van een cultuur die onachterhaalbaar is geworden. Rome leert anders. Ik liep hier in de kelders van een huis, dat op zichzelf een geschiedenis heeft van meer dan achttienhonderd jaren (met groot vernuft en veel geduldige arbeid reconstrueert men zelfs de verbouwingen er van, benevens de wisselingen van eigenaar!) en dat bovendien de „kerk" van de aanhangers van Mithars is geweest. Met grote erkentelijkheid denk ik terug aan de heer Van Essen, die op die bewuste middag in Augustus mij rondleidde en door zijn uit voerige en heldere toelichting mijn belangstelling deed over gaan in geestdrift: wat een verrukkelijk werk aan de hand van de ene vondst na de andere een beeld te vormen van gebeurte nissen, die zó ver achter ons liggen, dat wij er het leven in zijn gaan missen! Men moet de oudheid gezien en betast hebben om de antieke mens te ontmoeten. Langer dan een uur heb ik in dit Mithraeum (Mithras-heilig- dom) rondgelopen. Wat mij verteld werd heb ik niet allemaal kunnen vasthouden, wel weet ik dat mij vaak de conclusies ver rasten, die getrokken werden uit voor mijn oog weinigzeggende (althans niet onmiddellijk interpreteerbare) gegevens over tuigende gevolgtrekkingen van grote betekenis in kunsthisto risch, maar vooral in godsdiensthistorisch opzicht. De bouw van de vertrekken, de vondsten in sculptuur en vazen, enige teksten en de schilderingen op de muren vormen het voornaamste ma teriaal ervoor. Mijn geheugen kreeg een steun in het eerste nummer van het wetenschappelijk tijdschrift „Antiquity and Survival", dat een artikel over de Santa-Prisca-opgravingen door Van Essen en Vermaseren bevat. Onmiddellijk hiernaast moet ik het boekje noemen van Vermaseren alleen dat in de AO-reeks verscheen, en voor de leek gemakkelijker is te vol gen. Het een zowel als het ander is met foto's verlucht en met tekeningen van de situatie DE MITHRAS-CULTUS, uit het Oosten afkomstig en door de Romeinen in het Westen verbreid, kreeg pas laat vaste voet in Rome en ontwikkelde zich tot de gevaarlijkste concurrent van het Christendom (waarmee sterke overeenkomsten beston den in ritueel). Mithras, die de stier doodt: de god, die het goede doet zegevieren over het kwade en het leven onderhoudt. Een reeks inwijdingen neemt de gelovige steeds dieper op in de geheimenissen van zijn dienst, die zalige onsterfelijkheid be looft aan de adepten: straks zijn zij „in aeternum renati" tot de eeuwigheid herborenen De kelders van het huis op de Aventinus boden de gelegenheid deze mysteriën te vieren op een geschikte plek: gewelfde ruimte en stromend water zijn hier beide aanwezig. Wat deze plek belangrijker doet zijn dan bijna alle tweeduizend elders gevonden Mithraea, zijn de schilderingen op de muren, die de afbeelding leveren van een merkwaardig zwijn-schaap-stieroffer (suovetaurilia hier een soort stichtingsoffer van de gemeente), van processies der ge lovigen in alle zeven graden van inwijding (twee schilderingen over elkaar heen: met behulp van de moderne technische mid delen kan men de ene laag ongeschonden van de andere afne men!) en tenslotte van de beginregels van een aantal der hym nen, die tijdens de dienst gezongen werden. Drie unieke vond sten, die reëel tot de kennis van de Mithras-religie bijdragen! Uiteraard roert het bovenstaande niet meer dan oppervlakkig de vragen aan, die in het geding zijn. Er is veel meer gevon den: een kop van Mithras en resten van de stier, een kop van de god Serapis, enzovoorts. Ik herinner mij een fraaie honden kop te hebben gezien, naar ik meen van marmer. Ook zijn er Marmermozaïek, gevonden in één der vertrekken. Het steit Mithras voor als zonnegod (Helios). Het gelaat is geel van tint, de haren zijn rood, blauw en rose op een blauwe grond. teksten te voorschijn gekomen. Maar de werkelijke betekenis van dit en meer kan slechts geschat worden door hen die het verband dezer gegevens tot de grond toe doorzien. Wat mij, toevallige bezoeker, in de opgravingen betrok was het zélf lo pen door deze (voorlopig vier) vertrekken, waar werklieden bezig waren het puin zorgvuldig te schiften en op te ruimen, het zien van de grot, kunstmatig gevormd uit een nis en waarin een godenbeeld lag het hoofd is zoek, men weet nog niet ze ker welke god het voorstelt. Ik heb mijn hand gelegd op de ste nen bank, waarop de gelovigen aangelegen hebben bij de vie ring van de mystieke maaltijd en van dichtbij de schilderingen bezien, het verschil in letters bij bovengrond en onderlaag, be nevens de figuren van de processies. IN HET HUIS ERNAAST daartoe afgestaan door de be woonster Prisca, die later verward is met de martelares van die naam hielden tezelfdertijd Christenen hun godsdienstoefe ningen. Toen het Christendom tenslotte zegevierde over alle heidense weerstand, gingen zij over tot een grondige verwoes ting van het buurheiligdom, alles werd kort en klein geslagen 400). En daarna werden de ruimten volgestort met stadspuin en rommel van de vuilnisbelten. Men kan zich nauwelijks voor stellen hoeveel moeite het blootleggen van dit Mithraeum heeft gekost en nog steeds oplevert: voordat men kon beginnen moest men al, vanwege het gevaar van instorten, opzettelijk de ge welven naar beneden laten komen (om ze vervolgens weer als puin uit te graven!) Maar deze moeite is beloond met resultaten van bijzonder gehalte. Met heel andere bedoelingen begonnen door de paters Augustijnen (die naar het huis van de Bijbelse Prisca zochten), hebben deze opgravingen voorlopig de heiden se helft van de „kerken-tweeling" aan de dag gebracht. De an dere helft komt ook aan de beurt! Particuliere fondsen en de de werkzaamheden financieel mogelijk. Voorshands heeft het comité, dat zich achter deze activiteit heeft geplaatst geen rede nen om zijn opheffing te overwegen: er is nog veel te doen en er mag nog veel verwacht worden! Mijn bezoek aan de Santa Prisca (te danken aan het feit dat aan Nederlanders de verantwoordelijkheid voor deze opgravin gen is toevertrouwd! vormt één van mijn mooiste Romeinse herinneringen. Omdat ik twee, drie voetstappen mocht zetten in een zichtbaar geworden verleden. Maar ook omdat ik in aan raking kwam met zuiver wetenschappelijk werk, dat is werk in een sfeer van onbaatzuchtigheid en toewijding. B. RIJDES Antiquity and Survival, nr. 1. May 1955. Editor: W. A. Ruysch, Ruych- rocklaan 108. The Hague, wil artikelen brengen van wetenschappelijk gehalte, voor een groot publiek begrijpelijk (in de Engelse taal). Een naar uitvoering en fotomateriaal goedkoop tijdschrift! AO. 470: opgravingen te Rome. Dr. M. J. Vermaseren. Stichting IVIO, Westeinde 13, Amsterdam-C. (bij mijn weten uitverkocht en niet her drukt). Plutarchus. Bij: Boissier, La religion Romaine. Inscriptie, geciteerd door Erwin Rohde in „Psyche". PARIJS, Augustus Voorname lijk door de onafgebroken conversatie zijn de Franse cafés anders dan de Nederland se, waar de bezoeker niet anders dan ge sloten gezichten, rook en muziek uit „GrS- fin Maritza" verwacht. Het is natuurlijk de Zuidelijke welbespraaktheid, anders niet. Maar er past tocJh ook een manier van soms denken en in ieder geval opvat ten bij, die maakt dat door iedere bewe ring opnieuw discussie in een gesprek uit gelokt wordt. Er is in de Franse uitdruk king „ca change les idéés" dat brengt je op andere gedachten, hetgeen niets an ders betekent dan het Nederlandse „je komt nog eens ergens" en die thuis is in de mond van iedereen, die twee dagen de stad verlaat om elders een familielid te gaan opzoeken. Dat men ideeën heeft om te laten veranderen (iets anders dus dan beginselen, die juist behoed moeten wor den voor verandering). Dat men ideeën heeft om te laten veranderen (iets anders dus dan begin selen, die juist behoed moeten worden voor verandering) wordt door niemand als grootspraak opgevat. Paul Léautaud vermeldt het dan ook in een van zijn boe ken als een aardig grapje van zichzélf dat hij, bij het aanhoren van een dom-uitzien- de jongen, die aankondigde dat hij een radio gekocht had want: ga change les idéés, omdat „ideeën" zo natuurlijk bij iedere persoonlijkheid horen, dat Léau taud dacht te verrassen, toen hij er intel ligentie mee in verband bracht. Niet dat de domme jongen het daarom waarschijnlijk even aardig gevonden zou hebben als Léautaud hardop gesproken had. Men mag aannemen dat hij er prijs op stelde voor een intelligent mens te wor den aangezien. Hij zou misschien niet zo ver gaan als de jongen onlangs in een res taurant, die sprekend over een afwe zige opmerkte: „Zij is zeer charmant, want zij is zeer intelligent". Maar hij zou zeker bereid zijn zich moeite te geven om te tonen, dat hij zijn eigen begrip van het leven en de wereld had en niet alleen een brave harde werker was. Vandaar dan ook het vermoeden, of de heimelijke vrees, van velen buiten Frankrijk dat de Fransen een intelligenter volk zijn dan andere: dat zal wel niet zo zijn, maar zij besteden meer zorg aan hun ideeën en geven zich meer moeite om eigen waarnemingen te doen. Over het resultaat kan men nog twisten: tenslotte is het „je komt er toch niet uit" een opperste waarheid. Zich op te winden over ideeën, die daar toch niets aan kun nen veranderen, is een vorm van tijdver spillen. Hetzelfde geldt van het doorlopen van een „lycée,' om vragen als de volgende te kunnen beantwoorden op het eindexamen Franse litteratuur van dit jaar: „Gide spreekt van een onmiddellijke emotie, die wij ondervinden van sommige kunstwer ken. Daar is niet op af te dingen, maar er is ook een andere, door lange bekendheid verworven. Misschien is die tenslotte wel het meeste waard. Wat vindt u daarvan?" De scholier, die daar duizend woorden over kan schrijven, is die beter geschikt dan een ander voor het practisohe leven, dat ijze ren criterium? Wat men daarvan vindt hangt natuurlijk af van de betekenis, die men hecht aan gesprekken in cafés en ver volgens ook van het plezier dat men heeft in de muziek van „Grafin Maritza". Verhitte auteur. William Faulkner een der winnaars van de Nobelprijs voor litteratuur, is door de warmte bevangen en was daardoor niet in staat een toespraak te houden in een bijeenkomst van de ver eniging van buitenlandse journalisten. Voor de politierechter te Zwolle hebben enige jongemannen terechtgestaan die zich op 5 Mei op het voormalige eiland Urk hebben schuldig gemaakt aan mishandelin gen en het aanvallen van een meisje. Er liep een groep in feestkledij gestoken jongemannen op straat, die zonder enige aanleiding werd aangevallen door een troep andere jongelieden. De. kloppartij had tot gevolg dat er flinke klappen wer den uitgedeeld en dat de gehuurde feest- costuums werden beschadigd. Een van de jongens had bovendien een argeloos op straaat lopend dienstmeisje geslagen en samen met enige kornuiten haar vader, die te hulp snelde, mishandeld De Urker jongemannen, allen in de leeftijd van om streeks 23 jaar, kregen voorwaardelijke gevangenisstraffen en geldboeten. De ver dachten lieten cerstek gaan. Deze zaak was voor de officier van Justitie aanleiding tot het maken van enige opmerkingen over de in Urk heersende toestanden, die zijn intens op crimineel gebied verre van rooskleurig zijn. Van dalisme en mishandelingen vieren daar hoogtij. Hij stipte als voorbeeld aan dat het voorkomt dat ontslagen mannen op Urk bij hun voormalige werkgevers uit wraak de ruiten ingooien. Het is verder voorgekomen dat men er moedwillig huis raad vernielt en ergens anders waren voorbereidingen getroffen een zwaar ge wicht op de hoofden van voorbijgangers te laten vallen. De officier van Justitie ver-klaarde dat zijn geduld uitgeput raakt en hij waar schuwde dat hij in het vervolg niet meer zal volstaan met het eisen van geldboeten wanneer er gevallen van vandalisme op Urk worden behandeld. De politiex-echter voegde er aan toe: „Het eiland Urk is niet op mijn verzoek aan het vasteland verbonden". Mondriaan. De tentoonstelling van werk van Mondriaan, die uit Europees en Amerikaans bezit bijeen is gebracht door het Gemeentemuseum te 's-Gravenhage, zal van 5 Augustus tot 11 September in Londen te zien zijn in de White Chapel Gallery. Antiekbeurs. Van 24 Augustus tot 15 September wordt in het museum Het Prin senhof te Delft de zevende oude-kunst- en antiekbeurs gehouden, waarover Prins Bernhard ook dit jaar het beschermheer schap heeft willen aanvaai'den. Het staat vast, dat belangrijke schilderijen van oude meesters, Franse meubelen uit de achttien de eeuw, Chinees porselein, oude munten, boeken en antiquiteiten zullen wox-den ge toond. De tentoongestelde voorwerpen zijn ook te koop. Friese Prijs. Het gemeentebestuur van Leeuwarden stelt een prijs van 1500 be schikbaar voor onderwerpen uit de ge meente, uitgevoerd in olievei-f, als aquarel, gouache of pastel. Deze prijs wordt ver leend uit het fonds voor culturele doelein den. Aankoop zal worden overwogen van stukken, die daarvoor in aanmerking komen. Deelneming staat open voor alle beeldende kunstenaars, die in Friesland woonachtig zijn of daar zijn geboren. Van 10 November tot 10 December zal in het kunstcentrum „Prinsentuin" een tentoon stelling van de ingezonden werken worden gehouden. „Ik scheer me electrisch! IN HET MUSEUM Boy mans te Rotterdam vindt de oude en moderne prent kunst als sinds lang een goede behuizing. Naast de steeds weer even boeiende exposities van de schilder kunst en beeldhouwwerken, die hier de aandacht trek ken, worden er in de pren- tenkamers regelmatig klei ne tentoonstellingen van tekeningen en grafiek ge houden, die de liefhebber van deze kunstsoort een delicaat genot verschaffen. De tot 25 September ge- exposeerde reeks Duitse grafiek van Martin Schon- gauer, Albrecht Dürer en Israhel von Meckenem, die honderd bladen uit één particuliere collectie om vat, toont bovendien op verheugende wijze aan dat er in Nederland nog uit muntende verzamelingen van oude prentkunst be staan, die met grote kennis van zaken en liefde zijn bijeengebracht. Nog duidelijker dan dit met de schilderkunst van het einde der vijftiende en het begin der zestiende eeuw het geval is, kan men uit deze prentkunst de overgang van de late go- thiek naar de Renaissance in de Duitse kunst waar nemen. De centrale en meest geniale figuur uit deze periode is natuurlijk Albrecht Dürer, die in zijn tekeningen een zö alge meen menselijk gebied be treden heeft, dat hij ver boven iedere classificatie in een bepaalde stijlperiode uitstijgt. Als graficus echter is hij goed te plaatsen in de ontwikkeling dezer kunst, zij het dan als een der grootste vernieuwers. Het meest gebonden aan de laat-gotische vorm geving is Israhel von Mec kenem, wiens geboorte datum niet vermeld is. Uit het feit, dat hij het eerst in 1465 te Kleef geboekt staat, kan echter afgeleid worden dat hij jonger was dan Schongauer (14531491) en ouder dan Dürer, die in 1471 geboren werd. Minder dan zijn oudere en jongere tijdgenoot heeft Van Mec kenem de evolutie der kunst, die door de refor matie in Duitsland en de Italiaanse Renaissance ge activeerd werd, ondei'gaan. Het schilderkunstige clair- obscur en de grotere ge nuanceerdheid der toon- waarden vinden in de strenge en gestyleerde gra vures van Von Meckenem nog geen weerklank. Merkwaardig is dat zo wel Schongauer als Dürer en ook Von Meckenem zo nen van goudsmeden zijn. In de beginwerken is de ornamentiek dan ook over heersend. In het atelier van Tafreel uit het dagelijks leven uit een reeks omstreeks 1500 vervaardigde serie van twaalf genrevoorstellingen door Israhel van Meckenem. zijn vader leerde Schon gauer de graveerkunst, maar aan zijn latere gra vures is duidelijk te zien dat hij ook de schilderkunst beoefend heeft en zeer tref fend is de invloed der Vlaamse en Nederlandse kunst. Vermoedelijk heeft hij op zijn reis door Bour- gondië werken van Rogier van der Weyden gezien. Een van de prachtigste prenten van de tentoon stelling: „De Grote Kruis draging" vertoont duidelijke invloed van de Nederlandse kunst. De levendige en na tuurlijke bewegelijkheid der figuren en de krachtige licht-donker effecten ac- centuex-en het dramatisch tafreel der kruisdx-aging op een wijze, die sterk van de gestyleerde vormgeving der late gothiek afwijkt. Dat Schongauer echter ook, wanneer hij zich meer aan de gangbax-e vorm hield, een bewust observator van ,De grote Kruisdraging" de enige staat van een de wei-kelijkheid was, die zich wars toonde van de clichévorm kan men zien in een van zijn prentjes uit de serie der „Dwaze maag den". Hoe evenwichtig en toch natuurlijk is de hou ding van dit staande vrou wenfiguurtje! Welk een uiterste gevoeligheid legde hij in de gravure „De ge boorte van Christus" aan de dag! NA SCHONGAUER zien 'wij bij Dürer plotseling een geheel nieuwe en ruimere wei-eld voor ons opengaan. Niet alleeen waar het de veel rijkere mogelijkheden der techniek betreft, maar ook het beeldend, plastisch vermogen blijkt bij hem zo machtig geweest te zijn, dat hij in staat was de ron dingen der vorm en de eigen aard der stof feilloos weer te geven. Dürer heeft Schongauer niet mogen ontmoeten. Na dat hij zijn eerste opleiding in het atelier van zijn va der genoten had, ging hij de gebruikelijke reis ma ken. Hij was vier jaar on- deiweg. Het einddoel van zijn kunstpelgrimage was de stad Colmar, waar hij Martin Schongauer hoopte gravure van Martin Schongauer (ongeveer 1453149). te vinden. Toen hij in 1492 TOEN DE JONGE Johann Strauss zijn dansende Weners ten minste zo vast met de dii'igeerstok beheerste als Keizer Franz Joseph dit tezelfder tijd met zijn scepter trachtte te doen, wenste ook het buitenland hem te leren kennen. Op een zomerse mid dag in 1854, kort nadat hij van een ernstige ziekte was hersteld, kreeg hij bezoek van een grote, baardige heer, die er uitzag als een martiale krijgs man. Maar de gewel dige bleek zeer vrede lievend en ontpopte zich als directeur van de Spoorwegmaat schappij Petersburg- Tsarkoje Selo, waar aan Pawlowsk,zomer- blijf voor de Peters- burgse families, romantisch gelegen was. Het reizigersvervoer liet echter te wensen en nu was de spoorwegdirectie op de ge dachte gekomen Johann Strauss een con tract aan te bieden om te Pawlowsk zomer- concerten te dirigeren, verwachtende dat daardoor de vervoersfrequentie zou worden verhoogd. Strauss ging op het aanbod In en inderdaad: de reizigers stroomden toe. Ex- moesten extra treinen worden ingelegd. Maar afgezien daarvan: Strauss bracht zijn publiek in verrukking. Minstens eens per week werd hij door zijn vereerders op de schouders genomen en onder vex-vaarlijk gejuich naar zijn woning gebracht. De ge vierde kon, zegt zijn biograaf Decsey, deze demonstraties alleen maar door achterdeu ren en met valse baarden ontwijken! En dan waren er veel vrouwen, die voor de nodige complicaties zox-gden Eens daagde een officier Strauss uit tot een duel, want zijn echtgenote zond de componist dagelijks rozen. Hij nam de uit daging aan, maar nodigde de verbolgene uit hem eerst nog eens in zijn woning te bezoeken. Toen de officier daar kwam, opende Strauss' secretaris dx-ie ongemeubi leerde kamers, alleen bestemd voor de da gelijks binnenkomende bloemstukken. Te midden van de weelderige rozen en de geu rende jasmijnen vroeg Strauss de officier zo goed te willen zijn, de bloemen zijner echtgenote aan te wijzenHet duel ging natuurlijk niet door. In 1862 trouwde Strauss met Jetty Treffz, die grote invloed op zijn ontwikkeling als kunstenaar heeft gehad. Zij was het, die hem na de walsen en talloze andex-e dansen tot het componeren van werken in groter stijl en van groter allure bracht. De „Fle- dermaus" zou zonder haar stuwexxde kracht nooit geschreven zijn. Deze operette is een meesterwerk. Hier wordt de champagne, die Orlofski op zijn feesten schenkt, door een muziek omspoeld, die in schuimende weelderigheid niet voor de gouden drank onderdoet. Hier flitsen de accenten en prik kelen de rhythmen, hier wiegen de melo dieën in meeslepende verleidelijkheid. Jetty was het ook, die Johann deed be sluiten de aanvrage uit Amerika in 1879 aan te nemen. Boston wilde de herdenking van Amerika's onafhankelijkheid op groot se wijze vieren. Er werden monstercon certen gearrangeerd en tot de uitgenodigde dirigenten behoox-de ook Johann Strauss. Alles ging in Ameri kaanse stijl.Voor veer tien concerten bood men hem honderddui zend dollar, plus vrijé overtocht voor het echtpaar kamermeisje en knecht. De dol lars werden tevoren op een Weense bank gedeponeerd en de enigszins overdonderde Johann stemde toe. Het eerste wat hij in Boston te zien kreeg, was een serie huizenhoge affiches, waarop hij afgebeeld stond als een koning op een enorme aardbol, met een dirigeerstok in de hand. „Kitsch", zei hij. Aan één zijner vrienden heeft Strauss het verloop van een der concerten, waarbij een publiek van honderdduizend toehoorders aanwezig was, beschreven. „Op het podium bevonden zich twintig duizend zangers en daarvóór de orkest leden en dat moest ik dirigeren.' Tot het bij elkaar houden van deze reuzen- massa had ik er honderd onderdirigenten bij, maar ik kon alleen de dichtstbijstaan- de zien en ondanks de voorrepetities was van een artistieke uitvoering geen sprake. Daar stond ik aan de hoogste dirigenten lessenaar hoe zal dit beginnen, hoe ein digen? Plotseling knalt een kanonschot, een „zachte" wenk voor ons twintigdui zenden dat men beginnen moest.... Ik geef het teken, mijn honderd onderdirigen ten volgen mij zo snel en zo goed ze kun nen en nu breekt een heidens spectakel los, dat ik in mijn levensdagen niet zal vergeten. Omdat we zo ongeveer gelijk begonnen waren, was mijn volle aandacht er alleen maar op gericht, dat we ook tegelijk zouden op houden. Goddank, ik wist ook dat te bereiken.Het honderd- duizendkoppige arLditorium bridde bijval en ik herademde, toen ik weer in de bui tenlucht was EEN ALLESBEHALVE artistieke gebeur tenis. Maar zeker is in ieder geval, dat Rusland en Amerika het er over eens zijn geweest in Johann Strauss een grandioos muzikant te hebben bewonderd. Hij sprak een taal, die in Oost en West gelijkelijk werd verstaan. WILLEM ANDRIESSEN. (Angelo Poliziano). Deze regels moeten de ordenen de geest, die uit heel het oeuvre van Dürer spreekt, diep getroffen hebben. De magistrale gravure „Rid der, dood en duivel" ver beeldt de Christen in de wereld van het actieve leven. Deze prent, die met de „St. Hieronimus" en de „Melancolia" onder de naam „Meisterstiche" wordt aangeduid, is een teken van de nieuwe geestes stroming, die het religieuze leven niet langer wilde iso leren binnen de meditatieve sfeer maar deze ging toet sen aan de werkelijkheid. EEN BEZOEK aan deze niet te grote tentoonstelling van Duitse grafiek is als het lezen van een stuk cul tuurgeschiedenis, waarvan onze tijd niet meer los te denken is. Juist in onze tijd, waarin ook zulke enorme omwente lingen plaats hebben, zal het bezichtigen van de kunst uit het begin der zes tiende eeuw ons opnieuw fascineren. OTTO B. DE KAT Colmar bereikte, was Schongauer echter reeds overleden. Van Dürer vindt men op de tentoonstelling enige su blieme afdrukken van zijn meest imposante composi ties, zoals de bekende Ne- menis, de godin van de nacht, die de teugels voor de overmoedigen en de drinkschaal voor de over winnaar in de hand dx-aagt. „Zij lacht op ontzagwek kende wijzein een voortdurende afwisseling heeft zij een matigende in vloed op onze handelingen" Spoedig zal een begin worden ge maakt met de wederopbouw van de duizend jaar oude stad Angkor in de jungle van Cambodja, die oorspronke lijk door tienduizenden slaven en krijgsgevangenen gebouwd werd. Het Franse leger, dat zich thans geleidelijk uit Indo-China terugtrekt, heeft een grote technische uitrusting overgedaan aan de Franse onderzoekers, die in de oude ruïnes werkzaam zijn. Het is voor het eerst, dat bij de reconstructie van Angkor, dat vorige eeuw werd ontdekt, moderne werktuigen ter beschikking staan. Met behulp van vliegtuigen heeft men de contouren van een verzonken stad vlak naast Angkor kunnen vaststellen. Uitgerust met kikvorspakken, pontons en krachtige pompen hopen de archeo logen binnenkort deze verzonken stad nader te gaan verkennen. Zij menen daar aanwijzingen te vinden voor een antwoord op de vraag hoe en wanneer de Indische cultuur naar Indo-China is gekomen en hoe deze zich ontwikkelde tot dé aparte Kjmer-beschaving. Nieuwe Beethoven. De BBC zal in haar Derde Programma van 8 November de uitvoering van een tot nog toe niet ge publiceerde compositie van Ludwig van Beethoven uitzenden. De compositie (een Allegretto in e voor piano, viool en cello) is door Jack Werner, een muziek-uitgever en componist, ontdekt in een muziekboek van Beethoven, dat in het Brits Museum berust en van de tijd tussen 1784 en 1800 schijnt te dateren, aldus meldt de „Man chester Guardian." Atoomstuk. Gustav Gründgens, de nieuwe directeur van het „Deutsches Schauspielhaus" te Hamburg, die vorige week zijn functie heeft aanvaard, deelde in een persconferentie mee, dat op 3 Septem ber de première zal plaats vinden van Carl Zuckmayers nieuwe toneelstuk „Het koude licht," dat handelt over atoomspionnage en waarvoor de affaire Klaus Fuchs tot in spiratie heeft gediend. Zuckmayer (bekend als schrijver van „Circus Knie") was ge durende de nazitijd in ballingschap en heeft na de oorlog veel succes geoogst met „De generaal van de duivel."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 11