£en dagje Een anders geordende staat Gratis wijn voor minvermogenden Het Christelijk lied en zijn waarde Elke Zaterdag acht pagina''s bij alle edities van Haarlems DagbladOprechte Haarlemsche Courant Engelse waardering voor Mondriaan Culturele betrekkingen Nederland-Mexico In Frankrijk KERKELIJK LEVEN Een klein grapje Klinkers invullen Onredelijke eisen 8 Onder auspiciën van Prins Bern hard DAAR komt Hanneke aan. Heel al leen loopt ze langs het bospaadje. Ze kijkt omhoog naar de bomen. Maar het is stil daarboven. Het is zó warm, dat de vogels allemaal zijn ingedut, mid den op de dag. En de eekhoorntjes laten zich ook niet zien. Hanneke staat stil. Oehoe, roept ze, maar niemand geeft antwoord. Ze draait zich om en loopt een ander laantje in, net zo stil als het vorige. Maar aan het eind van dat laantje wordt het opeens licht. Daar begint de hei. „Misschien," denkt Hanneke, „is daar meer te zien." Ze stapt maar ver der en merkt niet eens hoe warm ze het heeft. Zó warm dat er druppeltjes onder de witte krulletjes op haar voorhoofd staan. Op de hei is het nog stiller en nóg warmer. Hanneke loopt nog even, maar dan vindt ze het toch ook te bar. Ze ziet een mooie witte steen die net een stoeltje lijkt en daar gaat ze op zitten. Ze luistert. Alleen het zoemen van een paar luie dikke hommels is te horen. Verder niets. Ja toch, was dat de wind die daar opeens door de struiken ritselt? Hanneke gaat rechtop zitten en vlak naast haar in de sti-uiken, waar ze hoorde ritselen, komt ook iemand op zijn achterste pootjes overeind. Die heeft ook iets gehoord. Als hij Hanneke ziet wil hij er met een grote sprong vandoor gaan. Hij zet zich al schrap, maar opeens ziet hij de brandende zon boven zich en de grote hei waar geen einde aan komt. „Och," denkt hij, „ze zal me geen kwaad doen." Vul in de open hokjes een A, een E, een I, een O of een U in, zo dat er van links naar rechts en van boven naar beneden woordjes komen te staan. „Dag haas," zegt Hanneke zacht, want ze wil hem niet aan het schrik ken maken. De haas denkt even na. Zal hij iets terugzeggen? Ze blijft hem maar aan kijken met haar grote blauwe ogen. Ze lacht een beetje. „Vooruit maar," denkt de haas. „Dag mens," zegt hij. Nu lacht het hele gezicht van Hanneke. „Ik ben geen mens," zegt ze, „ik ben Hanneke." „O, gelukkig," zegt de haas, „ik dacht dat je een mens was. Waar woon je?" „Daar," wijst Hanneke, maar ze weet niet dat ze een heel verkeerde kant opwijst, „daar. En jij?" De haas steekt zijn zachte pootje op. „DaérEn dan weten ze allebei niet meer wat ze zeggen moeten. Het is weer heel stil. En warm! Hanneke en de haas zeggen het gelijk: „Warm hèZe moeten er heel hard om lachen. Hanneke slaat op haar knietjes en de haas trekt zijn bovenlip op, zodat je al zijn tanden mee ziet lachen. „Ik moet eens naar huis," zegt de haas, „ze wachten op me." Hanneke schrikt. „Ik ook, niemand weet waar ik ben. Maar zal ik jou eerst weet waar ik ben. Maar zal ik jou eerst even thuisbrengen?" Ze wil zo ver schrikkelijk graag het huis van de haas zien, misschien mag ze er wel even binnenkijken. Maar de haas schudt van nee. „Ik breng jóu eerst thuis en dan ga ik zelf." „Och toe haas, ik wil je huis zo graag zien." „Ik wil jouw huis zo graag zien, Hanneke." „Weet je wat, haas. Dan breng ik jou eerst en daarna breng jij mij weg. Goed?" De haas is een beetje verlegen. Dat zie je aan het flappen van zijn oren en aan het trillen van zijn snor. En Han neke is ook een beetje verlegen. Ze plukt aan haar jurk en durft de haas niet goed meer aan te kijken. Opeens, net als daar straks, zeggen ze het alle bei: „Maar ik weet mijn huis niet meer te vinden!" Dit keer lachen ze niet omdat ze alle bei hetzelfde zeggen. Ze kijken elkaar verschrikt aan. „Wat nu?" zegt de haas. „Wat nu?" vraagt Hanneke. „Twee weten meer dan één". Dat heeft de haas zijn moeder wel eens horen zeggen en hij vindt dat het goed klinkt op dit ernstige ogenblik. „Laten we gaan zoeken," stelt Han neke voor. „Tja," peinst de haas, „als ik eerst de witte steen maar vond. Twee stappen daar vandaan is mijn hol." „Een witte steen?" Hanneke komt meteen vaart van haar mooie stoeltje overeind. Kijk die haas eens verbaasd kijken. „O....", lacht hij, „dan heb ik in een grote kring rondgelopen. Ik dacht dat ik heel ver weg was. Bedankt hoor!" Met een vaartje is hij in het hol ver dwenen, dat Hanneke nu pas ziet, twee hazenstappen van haar steen af. „Maar mijn huis...." roept Hanneke hem na en ze gaat languit op de grond liggen om hem na te roepen in de gang van zijn huis. Ze hoort niets en heel treurig blijft ze zo liggen wachten. Misschien komt de haas dadelijk wel terug om haar te halen of naar huis te brengen. Het duurt heel, héél lang. Dan voelt ze hoe iemand haar van de grond op neemt en haar wegdraagt. Zou ze nu in het hazenhol komen? Het is een lange, lange weg. Om haar heen is het donker. Maar eindelijk hoort ze in de verte stemmen. „Daar is ze," zegt iemand. Hanneke wordt neergelegd. Ze had nooit gedacht dat een hazenhol zo zacht was. Ze kijkt om zich heen. Maar.... maar is dat haar eigen bedje niet? En daar. haar moeder en vlak er naast haar vader, die haar naar huis heeft gedragen. „Dom kind," zeggen ze, „wie gaat er nou in de hei liggen slapen? En met je neus in een hazenhol nog wel...." MIES BOUHUYS 11\.» De morgenzon is er maar net, daar komt Boer Berend, pas uit bed, het erf af van zijn boerderij, het hek door naar de groene wel. Boer Berend staat gewoon verstomd als hij het weiland binnenkomt: geen paard, geen schaapje en geen koe! Mijn dieren! Wadr zijn ze naar toe? Hu Bles! Hu Roosje, Koosje, Sien! Hu Neeltje, laat je horens zien. Hu, duiven in je duiventil! Maar alles in het lan'd blijft stil. Heel treurig tsjilpt op 't hek een mus. Ze zijn op reis, boer, met een bus. Ze wilden eens een dag naar zee. Ik was te klein, ik mocht niet mee. Dan neemt Boer Berend ook maar vrij. Lui languit ligt hij in de wel. Hij slaapt zó in in 't hoge gras en wakker wordt hij 's avonds pas. Daar staan - als altijd zo gewoon - zijn dieren naast hem, fris en schoon. Aan al hun natte staarten 't meest ziet Berend waar ze zijn geweest. Hi grinnikt Bles, een koe lacht Boe, de duiven gichelen roekoe. De mus, die alles heeft verklikt, zit op het hoge hek en snikt. Welk spreekwoord staat hier? MIES BOUHUYS. Enkele keren hebben wij in deze ru briek aandacht besteed aan het kerklied, dat van zo'n groot belang is voor de ere dienst. Ditmaal willen we stilstaan bij het Christelijk lied in het algemeen. We willen maar direct met de deur in huis vallen. Het Christelijk lied wordt heel wat minder gezongen dan vroeger het geval was. Dit heeft verschillende oor zaken. Eén er van wordt gevormd door de critiek die men tegenwoordig heeft op de inhoud van vele van deze liederen. Nu is critiek over het algemeen goed. En ook op deze liederen is zo wel het een en ander aan te merken. Maar men blijve redelijk! Er is ook veel goeds te zeggen van deze liederen, die behalve in gezinnen ook in vele godsdienstige samenkomsten soms uitstekend op hun plaats zijn. Deze me ning wordt zeker nog door velen gedeeld. Tot hen behoort de heer S. van den Berg, die het in het „Centraal Weekblad ten dienste van de Gereformeerde Kerken" opneemt voor het Christelijk lied. De eenvoudige broeders en zusters, die uit de volheid van hun bewogen gemoed hun mooie, Christelijke liederen hebben gedicht, zullen weinig hebben vermoed, hoe hun latere, theologisch misschien be ter gefundeerde en geschoolde nazaten over hun gedichten zouden oordelen. Het is maar goed ook, aldus het Centraal Weekblad, dat zij dat niet wisten. Als dat wel het geval was geweest, zouden ze stellig verschrikt hun mond hebben ge houden of maar zachtjes voor zich heen hebben geneuried. Erg zanglustig is ons volle niet. De oor zaak hiervan ligt volgens velen in onze stroeve en gesloten volksaard, die moeilijk tot geestdrift is te brengen en de spontane, onbekommerde uiting belemmert. Wij schamen ons er voor, ons bloot te geven in onze diepere gevoelens. Iedere directe uiting van het hart vindt het critisch- wantrouwend verstand als een barrière op haar weg. Op deze bodem kan het Christelijk lied maar moeizaam tieren. Het lied is bij uit stek de taal van het hart en is als zodanig eenzijdig, in die zin, dat in het lied slechts één bepaald aspect van het gevoelsleven tot uiting komt. Allerlei andere aspecten worden niet genoemd, kunnen ook niet worden genoemd. Het Centraal Weekblad kiest hiertoe een voorbeeld. Bij een blij voorjaarslied over zon, vogels en bloemen kan de op merking worden gemaakt, dat de werke lijkheid hierin niet voldoende tot haar recht komt. Want de lente kent ook kou, regen, hagel en storm. Een dergelijke op merking getuigt echter van een volkomen misvatting van het karakter van een lied, dat in het geheel niet beoogt een bepaal de werkelijkheid van alle kanten te belich ten. Het gaat slechts om het geven van een momentopname, een blij voorjaars lied beeldt alleen maar een stuk levens blijheid uit. Uit dit voorbeeld blijkt, dat het beslist onredelijk en ook ondichterlijk is om in een lied, dat slechts één zijde van de wer kelijkheid noemt, ook de andere zijde te willen ontdekken. Een dergelijke eis mag niet aan een lied worden gesteld. Een streven naar liederen, waarin, zo als de Ileidclbergse catechismus aangeeft, beslist de ellende, de verlossing en de dankbaarheid tot uiting moeten komen, schept alleen maar misbaksels, die dan wel theologisch verantwoord kunnen zijn, maar desondanks toch misbaksels blijven. Het echte lied is de spontane uiting van een gelovig gemoed, het is geen berijmde dogmatiek. In het artikel van de heer Van den Berg worden enkele bekende Christelijke liede ren genoemd, waarop nogal eens critiek wordt geoefend. Hij noemt: Heer, ik hoor van rijke zegen, Ik wens te zijn als Jezus en Er ruist langs de wolken. Beziet men deze liederen, zoals men dat behoort te doen, dan zal men moeten toegeven, dat ze van grote waarde zijn. In een gedicht komen nu eenmaal niet altijd alle zijden van het leven voor. Dit geldt voor ieder lied, dus ook voor de Psalmen, die men in de kerk zingt, maar evenzeer voor het Christelijke lied, dat hierop, mits goed bezien, een waarde volle aanvulling kan vormen. Gaat men er niet toe over het Christelijk lied te meten met een maatstaf, die strijdt met zijn we zen, dan zal het zijn plaats zeker weten te behouden en voor zover nodig weer in ere worden hersteld. 13 AUGUSTUS 19bb LONDEN, (United Press) Neville Wallis, de kunstcriticus van het Engelse Zondagsblad Sunday Observer, heeft een zeer prijzende beschouwing gewijd aan het werk van de Nederlandse schil der Piet Mondriaan, geboren te Amers foort in 1872, overleden te New York in 1944. Van zijn werk wordt te Londen, in de Whitechapel Gallery, een tentoon stelling gehouden. Piet Mondriaan is volgens het artikel „de invloedrijkste schilder van Holland sinds Vincent van Gogh" en de ten toonstelling „een gebeurtenis van zeer grote betekenis, welke ons er aan her innert dat het ware doel van de kunst niet is onze gunst te winnen, maar om de creatieve drang en de intuïtie van toe gewijde artisten te bevredigen." Wallis schreef verder: „In Mondriaans experimenten, welke het impressio nisme. het symbolisme, het kubisme, het expressionisme en ook de zuiverste ab stracte kunst omvatten, lijken meer ele menten van hedendaagse kunst te schui len dan in die van enige andere schilder behalve Picasso". „De collectie begint met portretten en landschappen met wilgen, daterend uit de tijd van de eeuwwisseling. Van dit gematigde impressionnisme week Mon driaan het eerst af met atmosferische stukken, zo vereenvoudigd als zijn aquarel van een boerderij. In 1908 vin den wij hem schilderend (een bos) met de expressionistische overtuiging van een Munch, soms stukken fauvistische kleur gebruikend in de daarop volgende koortsachtig-creatieve jaren was hij be zeten van kale torens en duinen. In een prachtige reeks van boomstudies geven de levendig-krommende takken uit drukking aan een persoonlijke visie even intens als die van Carl Hill." „In 1911, in welk jaar Mondriaan zich in Parijs vestigde en een kubis tische techniek begon te ontwikkelen, werd zijn appelboom gereduceerd tot het eenvoudigste schema van bloesem en takken." „De grotere expositie op het con tinent toonde nog duidelijker dan de Londense hoe hij voortging zich tot de natuur te wenden voor nieuwe motieven tot schematisering. Op die wijze werd een bakstenen gevel gereduceerd tot een systeem van plus- en mintekens. Zijn zoeken naar een universele har monie bracht hem tenslotte tot het schilderen van zuiver geometrische teke ningen in primaire kleuren, welke be stemd waren voor moderne intérieurs." Do ambassadeur van Mexico, dr. Manuel A. Chóvez en de voorzitter van de Maat schappij der Nederlandse Letterkunde, dr C. F. P. Stutterheim, hebben besprekingen gevoerd over een litteraire uitwisseling tussen Mexico en Nederland, voornamelijk met het doel de wederzijdse kennis daar omtrent te stimuleren. Te dien einde zijn zij voornemens voordrachten te organise ren, welke gehouden zullen worden door leden van genoemde Maatschappij en door Mexicaanse schrijvers. Andere middelen om deze plannen te verwezenlijken zullen zijn: de vertaling in het Spaans van Ne derlandse litteraire werken, alsmede de overzetting in het Nederlands van werken van Mexicaanse schrijvers en het bekend heid geven aan dit oeuvre in de litteraire kringen van beide landen, het voordragen van werken van Nederlandse en Mexi caanse schrijvers en het publiceren van artikelen op dit gebied in de dagbladen van beide landen. Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bern- hard heeft er in toegestemd, dat de ver wezenlijking van dit initiatief onder zijn auspiciën zal plaats hebben, aldus opnieuw blijk gevend van de belangstelling, welke AMSTERDAM, Augustus. Tot vijf weken geleden hebben wij in Parijs ge woond. Gisteren kwam er een brief van een Hollandse kennis, die we daar hadden: „Intussen zullen jullie wel definitief geïn stalleerd zijn in je splinternieuwe woning, waar kruidenier, bakker, melk-, groente en kolenboer netjes langs de deur komen, zoals dat in een geordende staat past". Er schuilt een vaag sarcasme in deze zin, die niettemin de bewondex-ing uitdi-ukt van el ke Hollander, die zijn land van buiten de grenzen af bekijkt- Dit is een admiratie, die gemengd is met de geest van „en toch wil ik lekker helemaal niet terug". Terug naar een geoi'dende staat. Dat wil niet zeg gen, dat Frankrijk niet een geordende staat zou zijn. Dat is het, zoals ieder West-Euro pees land, natuurlijk óók tot op zekere hoogte. Op een ander niveau alleen. In Frankrijk ligt die ordening nauw ineenge strengeld met een verwerpelijk en verove rend individualisme, dat kwaadwillenden waarschijnlijk ook wel egoïsme zouden wil len noemen. Die kwaadwillende mensen zullen u mis schien vertellen, dat een man in Parijs op straat kan liggen sterwen, maar dat nie mand zich iets van hem zal willen aantrek ken. Dat men in een beleefd, schouderopha lend boogje om hem heen zal lopen, onder wijl vrolijk verder koutend over de laatste opstand van de wijnbouwers of de kansen van Pieri-e Mendès-France. Dit is een bekend verhaad over Frank rijk. Het was me al verteld, voor ik inder tijd naar Frankrijk verhuisde. Ik heb ja renlang zorgvuldig zoekend rondgelopen om te zien of er een grond van waarheid in zat. Welnu, het is niet waar. Goed, u zult in de hoofdstad van Frankrijk clo chards op de stoepen zien liggen te slapen. hij steeds heeft getoond voor het nauwer aanhalen der banden tussen Mexico en Nederland, niet alleen op economisch, maar ook op cultureel gebied. Met dë uitvoering van dit plan zal een begin worden gemaakt in de vorm van twee voordrachten, te houden door de heren dr. Chavez en dr. Stutterheim. Eerstgenoemde zal een beknopt exposé geven van de geschiedenis van de Mexi caanse lettei-kunde, laatstgenoemde zal hetzelfde doen met betrekking tot de Ne derlandse. Beide voordrachten zullen wor den aangevuld met het voordragen van enkele fragmenten uit letterkundige wer ken van beide landen. De plaats en de datum, waarop deze voordrachten worden gehouden, zullen binnenkort worden vastgesteld. Midden overdag. Niemand zal zich iets van hen aanti-ekken en dat is maar goed ook, want de clochards zouden het niet willen. Er bestaan zielige crepeex-gevallen, zoals in ieder land. Maar mensen, die tegen hun wil in aan de allerlaagste wal zijn geraakt, gaan niet op de stoep van de Champs-Ely- sées slapen. Zij verbergen hun ellende. De clochai-d heeft zijn leven gekozen, hij wenst geen werk, geen huis met een tuintje of een balkon en geen verplichtingen. Wèl heb ik mensen tegen hun wil op de stoep zien ster-ven, maar dat was in de strenge winter van 1953-1954, toen nie mand 's nachts op straat kwam oni in de afschuwelijke sloppen achter het Hotel de Ville de bijna-lijken op te halen van de mensen, die daar bij dertig graden vorst lagen te „slapen". Gelukkig kwam het lief- dewei'k voor hen geheel met de aard en de politieke ambities van de befaamde Abbé Pierre overeen. Anderen zagen deze mise rabele slachtoffers niet; zij zaten binnen en dat kunnen ook wij, goed geordende Hollanders, hen maar matig verwijten. Hoe vaak komt de gemiddelde Amsterdammer op Kattenburg, de Rotterdammer op Ka- tendrecht? Maar goed, het is mogelijk (en zelfs waarschijnlijk wel te rechtvaardigen) dat u in het pure feit dat die mensen daar la gen te bevx-iezen, een uiting ziet van een verwerpelijk individualisme, van egoïsme. Zij wérden geholpen (niemand in ons we relddeel laat een medemens ongestoord be vriezen), maar het niveau van oi-ganisatie, van hulp, van „ordening" ligt elders, lager als u wilt, later eigenlijk. Dat is te veroor delen. U künt het veroordelen met alle ge lijk ter wereld aan uw zijde. En die bevriezingsgevallen zijn onmete lijk triest. Alleen maar dx-oevig en nergens veroverend individualisme?" Ach, dat is in dit stukje over een „verwerpelijk en verovex-end individualisme?" Ach, dat is niet te verklaren eigenlijk. De werkelijke verovering van de geest, van het hart, is misschien nooit te beredeneren. Een derge lijke sublieme nederlaag van de reden is waarschijnlijk het eerste vereiste van de charme. Mijn vriend in Parijs heeft het zelf verre van goed. Van het wieg-tot-graf-proces heeft hij alleen maar gehoord. Hij heeft er de grootste bewondering voor, maar hij kan niet terug naar Holland. Hij is veroverd, ook hij in zijn armelijke, zonloze straatje in het achttiende arrondissement. De nederlaag is aan hem. En ik, die nu dagelijks de kruidenier, bakker, melk-, groente- en kolenboer aan de deur zie ko men, wat vind ik daarvan? Ik benijd hem, dat hij er nog woont. Want ik heb ook verloren. A. S. H. Deze week is, wat het weer betreft, niet zo fraai begonnen. Tot vertroos- ting van de ontevredenen plaatsen wij daarom een qua stemmmg bijna Breitneriaanse afbeelding: een hevi- ge sneeuwjacht op de Amsterdamse j| Dam, gefotografeerd door Frits Ger- ritsen, om u eraan te herinneren dat j! 't 's winters nog heel wat onaangena- EE mer kan zijn Deze foto hebben wij in „Zo is Nederland" gevonden, een brochure van de Stichting voor Cul- turele Samenwerking, uitgegeven H naar aanleiding van het aanstaande EE bezoek van Koningin Juliana aan de Nederlandse Antillen en Suriname, speciaal bestemd voor de autochthone j| bevolking van deze gebieden. Het boekje, waarvan de tekst uit de vlot- H te pen van Fred Thomas vloeide, be- EE hoort bij een derwaarts gezonden tentoonstelling, die een beeld geeft van het Nederlandse leven van alle- =E dag. Er wordt op eenvoudige maar onderhoudende wijze van alles in ËE |j verteld over het klimaat, over het EE huiselijk verkeer en het uitgaansle- EE ven, over de manieren waarop het =j dagelijks brood wordt verdiend, over EE huisvesting, godsdienst, kunst, sport- beoefening enzovoorts in een bestek van dertig bladzijden, waarvan het EË grootste gedeelte door over het alge- meen uitzonderlijke goede illustra- ties in beslag wordt genomen. Ook de typografische verzorging is prima. PARIJS (United Press) De Franse regering heeft besloten van 1 November 1955 af tot 30 April 1956 minvermogenden per week een liter wijn te schenken en nogmaals tien millioen liter wijn van het overschot van de oogst van dit jaar tot alcohol te verwerken. Zij hoopt daardoor een flinke vermindering te bereiken van het overschot, dat de wijnboeren voor ernstige opslagproblemen plaatst. In Frankrijk en Algerië is al meer dan honderd millioen hectoliter wijn opgesla gen en men verwacht dat het overschot van de komende oogst ruim zeventien mil lioen hectoliter zal zijn. De regering over weegt verder de wijnboeren zo nodig te dwingen de wijnstokken met druiven van slechte kwaliteit te rooien. Al eerder is in totaal veertig millioen liter wijn tot alcohol verwerkt door d'e re gering.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 9