Onbewust plagiaat
De ongeordende wereld
ORGELS EN ORGANISTEN
Ook op Bali zijn hot ménsen
die de kunst maken
Een nieuw tijdschrift
voor de Antillen
Grote
onbekenden
Dierbare vrienden
Vreemde historie
met voorbeelden uit een
ongepubliceerd zverk
van prof. Tenhaeff
Chris to ff el
ni TT1JLSgaPt f hu" echter het meest nabÜ Wa* Zij vloog
Engelse Litteratuur
Berserik maakte menu's
voor m.s. „Oranje"
de muziek zelfs bij benadertog op te geven-
EEN BEVRIENDE journalist vertel- hebben, de passage in kwestie haakte zich
de ons een vreemde ervaring. Op een vest in uw geheugen en drong zich weer
,7.77 7 7..t',7 aan u op, toen u die avond zat te schrijven
Zatei dagavond had hij een artikel ge- echter zonder dat u haar als het eigen-
schreven over een moeilijk onderwerp
maar hij was er niet tevreden over.
Vooral de slotpassage een lange, in
gewikkelde constructie vol tussenzinnen
en bijzinnen voldeed hem allerminst,
doch hoe hij ook peinsde en zijn pot
lood bekloof, hij slaagde er niet in de
passage in kwestie duidelijker te formu
leren. dom van een ander „terugkende". U meen-
De volgende morgen woonde hij een de toen, dat u uw eigen gedachten formu-
kerkdienst bij, waarin een bekend hoog- leerde, maar in werkelijkheid pleegde u on-
leraar als gJs,predikant sprak. Het wis
een boeiend en welsprekend sermoen, trapt" werd, is natuurlijk toeval, maar
maar onze collega het zij tot zijn het verandert in wezen niets aan de zaak."
schande bekend was er niet met zijn ..Peccavi!", zegt de journalist, maar hij
gedachten bij. Piekerend over zijn Jr- taf» SS
tikel (dat de volgende dag in de krant aan," zegt hij, „want u bent in goed gezel-
moest) luisterde hij maar met een half schap. Massa's schrijvers en geleerden van
oor naar de preek totdat hij plotseling wereldfaam om van de componisten
een -in nnrintr die hem irnnderliik maar niet eens te sPreken hebben op
een in opting, aie hem wonaerivjK dezelfde wijze leentjebuur gespeeld bij hun
bekend voorkwam: een zin die naar confraters, zonder zich daar bewust van te
woordkeus, bouw en volgorde van bij- zijn. Toevallig heb ik hier een deel van het
zinnen vrijwel letterlijk gecopieerd manuscript van een nog onuitgegeven bode
7 7 j. 7 7 r van prof. dr. W. H. C. Tenhaeff uit Utrecht,
leek van de slotzindie hem de vorige waarjn deze hoogleraar in de parapsycho-
avond, bij het schrijven van zijn artikel, logie een paar markante gevallen van on-
zoveel zorg gebaard had! bewust plagiaat behandelt: „Een daarvan
De verbijsterde journalist geloofde is het Seval van de Phüosoof Nietzsche, die
aanvankelijk zip Jren niet, fnaar de S."n jTS
tekst van da preek, die hij later ter in- vorieten was de Duitse schrijver, dichter
zage kreeg, bewees het onloochenbaar: en zielkundige Justinus Kerner, in wiens
de hoogleraar had zich van precies de- ..Blatter aus Prevorst" (IV pagina 57) de
zelfde bewoordingen bediend als de koopman, de
journalist. Ja, zelfs de interpunctie - heer Bell, gingen aan wal op het eiland
de keuze van komma's en andere lees- Stromboli om konijntjes te schieten. Om
tekens, was in beide manuscripten na- drie uur riePen zii hun mensen tezamen om
PenoeP nolknmpn identiek! aan boord van hun schip te gaan' toen zij'
genoeg voiKomen taentieK! tot hun onuitsprekelijke verbazing, twee
rn-T^...T mannen zagen verschijnen, die zeer snel
TOEVAL, coïncidentie of telepathie? De door de lucht op hen toezw€efden. De ene
journalist overwoog al deze en nog vele Was in het zwart gekleed, de ander had
andere mogelijkheden, maar hij kon er niet grijze kleren aan, zij kwamen dicht aan
uitkomen. Daar het geval hem geen rust hen voorbij in wilde haast en stortten zich,
liet, wendde hij zich tenslotte tot een para- t0t hun grote verbijstering, midden in de
psychologisch geschoolde kennis, hopende brandende vlammen in de krater van de
dat die licht zou kunnen brengen in deze vreselijke vulkaan de Stromboli".
„Kijk maar.Olifant is moe,
Olifant wil naar bedje toe!"
Onder de naam „Christoffel" is te Wil
lemstad op Curagao dezer dagen het eerste
nummer verschenen van een nieuw tijd
schrift, dat in de ondertitel wordt aange
kondigd als een „algemeen sociaal-cultu
reel maandblad voor de Nederlandse An
tillen."
„Dit betekent vooreerst" aldus de in
leiding „dat het zijn inhoud zal puren
uit het geestelijk reservoir van onze eilan
den zelf, uit het reservoir van schrijvers,
dichters en intellectuele werkers, die blij
vend of tijdelijk op deze eilanden vertoe
ven, die door hun afstamming of hun vroe
gere werkkring ermee verbonden zijn of
die, werkend in de onmiddellijke omgeving,
de wereld kennen, waartoe deze eilanden
krachtens hun geografische positie be
horen."
In de tweede plaats, zegt de redactie,
houdt het karakter van het blad in, dat het
zich bezig houdt met vraagstukken, die
voor de Nederlandse Antillen van belang
zijn. Het eerste nummer van „Christoffel"
bevat een keur van bijdragen van plaatse
lijke auteurs.
HET GEBREK van de romanlitteratuur Het voorlaatste boek van Huxley is „The
zegt John Rivers aan het begin van Al- doors of perception" geweest, het essay,
dous Huxley's nieuwe roman „is that it waarin van een experiment verteld wordt,
makes too much sense. Reality never met extract van peyotl, een Mexicaanse
makes sense". Dit is niet de grief, die men wortel die het vermogen van de matige
in de eerste plaats tegen het vroegere werk gebruiker verhoogt om van het troebele
van Huxley zelf zou willen inbrengen: onderzoek naar een zin van het leven ver-
de zin daarvan was als regel voornamelijk, lost te worden. Het resultaat van dat ex-
dat het leven van zijn personen niet meer periment vinden wij hier terug in de pas
zin had dan hun persoonlijkheid er aan sage, waar Rivers zijn liefde voor de „go-
oplegde, soms bijgestaan door intelligentie din" onderzoekt: „Mensen, huizen, T-
of arbeid, maar alleen aan de buitenkant. Fords, honden aan lantaarnpalen alles
Vervolgens ziet men dat dat toch ook nog had meer betekenis. En wat betekende het
te goed geordend is als er geen duur- dan, kun je vragen? Het antwoord is: zich-
zame waarden zijn en de onbestendige zelf. Dit waren realiteiten, geen symbolen,
niet tellen, is het aanvaarden van het le- Goethe had het helemaal mis. Alles ver
ven nog slechts een kwestie van het over- gangliche is niet een GleichnisWaar-
winnen van de teleurstelling, zoals Huxley om houd je van de vrouw waar je van
zelf in „Brave New Woi-ld" bevestigde. houdt? Omdat zij is. En dat is tenslotte
In „The Genius and the Goddess" is de ook Gods definitie van Zichzelf: „Ik ben
duistere zaak.
En dat gebeurde
dan ook, maar op
Ettelijke jaren later schreef Nietzsche in
„Also sprach Zarathustra" (Band VI van
Oen andere manier dan onze collega ver- Nietzsche's Werke): „In de tijd nu, dat Za-
wachtte. De kennis hoorde hem rustig aan, rathustra op het gelukzalige eiland ver
glim achte eens en zei toen, met een be- wijlde gebeurde het, dat een schip het
schuldigende vinger op de journalist wij- anker uitwierp v00r het eiland waarop de
zend. Deze zaak is zo duidelijk als glas: rokende berg stond, en zijn bemanning ging
"JfrTÏÏ ZGif aar?-e?v,S J3" aa" >and om konijntjes te schieten. Tegen
ïf'S J°urnallst> heb .u het middaguur echter, toen de kapitein en
Af. m' H H H- a +e^ der er^rbjk" zijn mensen tezamen waren, zagen zij plot
en Jlln wet kenV de diefstal seling door de lucht een man op hen toeko_
mil a"dermans geestelVke eigendonV °f men, en een stem zei duidelijk: „Het is tijd!
ZZ fv 016 PfSSa^ Ult UY Het de hoogste tijd!» Toen de gestalte
ordinaire plagiator'" doodgev'one' snel als een schaduw voorbij in de richting
wïïEï P ata;°J waarin de vuurberg lag ontdekten zij
J a journalist, die met grote verbijstering dat het Zarathus-
hoof An hii vl\« G>?r aS Y°® de.en blJ stra was, want zij hadden hem allen al ge-
nimmer één letter van een'ander gestS behalve de kapileIn zelf' "Zi6t miJ
vroegere Huxley nog zonder moeite her
kenbaar, met zijn cyni
sche grapjes en zijn in
telligente discussies,
waarvan de alledaagse
toon zelden voldoende is
om een zekere studenti
koze grootspraak uit te
bannen, bovendien met
een onverbeterlijk talent
om over een leeggelo
pen wereld een onder
houdende roman te
schrijven. Daarin is nu
de „nonsense" doorge
drongen in de gedaante
van de liefde van John
die Ik ben'
Naar aanleiding van „The Ge
nius and the Goddess" door
Aldous Huxley en „My life in
the bush of ghosts" door Amos
Tutuola, respectievelijk bij
Chatto Windus en by Faber
Faber te Londen ver
schenen.
De laatste zin herinnert aan
een uitvoerige studie,
die onder meer die
moeilijk verteerbare
bloemlezing uit 's we
relds boeken van wijs
heid geeft opgeleverd:
„The Perennial philiso-
phy". Het gaat dan ook
niet aan om Huxley's
nieuwe stijl als het pro
duct van het peyotl-ex-
tract te zien: wat er
vergeleken bij vroeger
eenvoudiger is, ontleent
zijn waarde juist aan
had."
aan", zei de stuurman, „daar vaart Zara-
de vrouw van zijn vriend en leermees-
ster in de wetenschap. De pointe is
juist, dat deze liefde, haar onbestendig
heid en haar morele verwerpelijkheid ten
spijt, een opperste levenswaarde voor
Rivers voor de oude complicaties. „The Genius and
the Goddess" is er de uitkomst van en als
zodang is het des te meer „zinnig".
ALS HET ER werkelijk om gegaan was
een leven zonder zin in een roman onder
Rivers vertegenwoordigt. Dat een dergelij- te brengen, zou Huxley ruimschoots ach-
ke tegenstrijdigheid mogelijk is, hoefde tergebleven zijn bij de Nigeriaanse auteur
Huxley ons niet te vertellen, tenminste Amos Tutuola, wiens eerste boek „The
niet in een roman. Niettemin is dit boek Palm-wine Drinkard" van drie jaar gele
iets geheel nieuws. Huxley, die de loop den nu gevolgd is door de beschrijving
van zijn verhaal stoort om twee pagina's van zijn leven in het geestenbos. Door een
„Niet met opzet misschien," antwoordde thu'nol hu im1'aM,,. nfnf Tor,
de ander. „Maar er bestaat ook nog zo- J„ Moncke> aldV.® prof' Jen-
iets als onbewust plagiaat. Stel, u hebt haeff' ..^effen w« een dergelijk voorbeeld
een boek gelezen, dat u bijzonder getrof- Tva" °"bewus plagiaat aan: "°nlanSs zei
fen heeft. Bepaalde passages uit dat boek oRöfin een oude^eschreven ^onielc'^ets van zlJn vernaai sioort om twee pagina s van zijn leven in net geestenpos. uoor een
blijven u „bij u bergt ze op in uw ge- eevonden te hebbpn dat hii hem het ver- lan® met alle toewijding te beschrijven hoe verkeerd pad in het bos in te slaan is hij
heugen. Daaruit kunt u ze korter of langer gev0"aen le hebben, dat bij nem netver-
tijd weer naar believen „oproepen", waar- tmo,ed?n had doe.n riJZGn dat lk be"
bij u zich dan tevens herinnert, wie de treS'ng tot <mi>n veYbaal over) beJ°n-
schrijver was, wanneer u het boek in zlchtbaar makende middel een oude Blau-
kwestie gelezen hebt en meer van derge- baurer-sage gebruikt en voor mijn doel-
lijke bijzonderheden. Langzamerhand ech- emde.n gebigd zou hebben. Ik was niet
ter vervagen zulke herinneringen. De bil- wemig ver.baasd <>ver deze coïncidentie van
behorende détails verdwijnen uit het ge- mijn grap]e met die oude vertelling. daar
heugen. Tenslotte kan het zelfs voorkomen ,zelfs in de donkerste kamertjes van mijn ge-
dat men zelf het (nu zeer onvolledig ge- beuSen met het geringste spoor van een
worden) „herinneringsbeeld" niet meer als herinnering aan die overlevering terug te
zodanig „herkent". Met die slotzin van uw vinden 1S-
artikel nu moet het precies zo gegaan zijn: VERDER CITEERT prof Tenhaeff in zijn
e, pr<r®,' e u mspireerde, moet u waar- nog niet uitgegeven boek onder meer een
schijn lijk al eens eerder gehoord of gelezen artikel van Max Tak in de Radiobode van
24 Juli 1931, waarin deze erop wijst, dat
zijn verteller een wakker geschrokken in hun wereld terecht gekomen: bij de
kind sust! Een van de susmiddelen is om „ghosts" en niet bij de „spirits" want
de kast te openen, waar de kleren van de deze wezens, soms demonen en soms do
moeder hangen, en het kind er de ver- den, zijn wel onsterfelijk maar geenszins
trouwde lucht van te laten opsnuiven, los van de materie. De twintig „steden",
„Ruikt dat niet heerlijk?" zegt Rivers te- waarover zij verdeeld zijn in het land der
gen het kind. En dan terzijde tegen de geesten tonen geheel verschillende levens
vriend, waarmee hij in gesprek is: „Le wijzen, maar in alle wordt geleefd: wij ho-
Shocking van Schiaparelli. Of is het Fem- ren zelfs van huwelijken en pasgeboren
me? Het doet er ook niet toe for it is kinderen. Het principiële onderscheid tus-
sex, sex, sex that makes the world go sen de mensen en de geestenwereld is
round
voornamelijk, dat in de tweede alle ge-
het onbewuste plagiaat ook in de muziek
verre van onbekend is: „Ik kan (aldus
Tak) de mening van dr. Elsa Bienenfeld
(een Oostenrijkse musicologe, die veel aan
dacht aan plagiaatproblemen wijdde), vol
gens wie „geen kunstrichting zo door
spekt is met bewuste en onbewuste ont-
1952 voor grafiek, heeft in opdracht van iilJ IUC' "Cl-
de Stoomvaartmaatschappij Nederland een 1S' a ongewilde plagiaatjes
Hij voegt daaraan toe, dat het onbegonnen
in
impressies dragen van een aantal havens Wat viel er hierna nog in het midden te
van binnenvaart en visserij van typisch- brengen door onze bevriende journalist?
Hollands karakter. Zij zullen binnenkort Overtuigd en gerustgesteld is hij huis
de tafels in de eetsalons van het motor- waarts getogen, maar toch ook wat ont-
schip „Oranje" opfleuren. De Maatschappij nuchterd en een dierbare illusie armer.
Nederland is voornemens te zijner tijd een De illusie dat hij een belangwekkend
aantal andere jonge kunstenaars in de ge- paranormaal „geval" zou zijn. Maar die
legenheid te stellen, een bijdrage te leveren slotzin van zijn artikel heeft hij toch nog
aan de samenstelling van de nieuwe menu- veranderd. Uit zelfrespect en vanwege de
kaarten. - integriteit.... H.C.
Zo worden wij beveiligd tegen de weke bruikelijke proporties verstoord zijn en dat
omhelzing van de sentimentaliteit. De ma- er voortdurend de meest angstaanjagende
nier waarop hier de ontroeringen worden wonderen gebeuren.
overgebracht is veel meer gereserveerd De oorsprong van het verhaal in de vrees
dan die, waarop vanouds de droge vruch- voor monsters en demonen is bij dit boek
teloosheid van alles wordt gesuggereerd, duidelijker dan bij het vorige, waar het
Aan de echtheid van dit reserve dankt de motief van de dronkenschap een zekere
roman zijn kwaliteit van een klein mees- vrolijkheid aan verleende. Verder zijn de
terwerk, nog meer dan aan zijn gegeven kwaliteiten dezelfde: de wilde fantasie die
of zijn dramatische vorm. Rivers vertelt alle personen, de verteller niet uitgezon-
zijn verhaal jaren nadat het gebeurd is derd, bij herhaling doet veranderen van ge-
aan de schrijver, die behalve zijn aandacht daanten, die om te beginnen al wonderlijk
alleen enige traditioneel-Huxleyaanse aar- zijn: bedekt met vieze beesten, op dwerg-
digheden bijdraagt; onder andere omstan- formaat, met brandende ogen, in de „Na-
digheden had men wel kunnen wensen dat meloze"-stad alle vrouwen als geiten „met
die weggelaten waren, maar als een boek snorren onder de onderkaak". Door het
het karakter heeft van „The Genius and
the Goddess" moet men veronderstellen,
primitieve Engels lijken de wonderlijkhe
den gemakkelijk grappiger dan ze bedoeld
dat de gebreken zo niet schijnbaar, dan zijn. In werkelijkheid is dit, zoals een des-
toch onmisbaar zijn. Dat de schrijver er kundige inleider meedeelt, het soort ver
een beetje te „spits" uitziet en niet ruim haal dat alle Nigeriaanse kinderen op moe-
genoeg van hart om een menselijke ge- ders schoot horen. Als zodanig is het een
schiedenis te bevatten, is een soort eer- onderwerp voor cultuurstudie. Maar het is
lijkheid bij Huxley, wiens sceptisme altijd als een uniek voortbrengsel van de onge-
bescheiden genoeg is geweest (anders wa- temde verbeelding ook al merkwaardig
ren er ook geen romans van gekomen). genoeg.
S. M.
EEN WEKENLANGE
regen heeft ook Bali be
zocht. De lemen muren, die
de dorpen schutten, vielen
hier en daar in een flauwte.
Er waren grote gaten te
zien in de wallen. Zelfs
stenen poorten werden het
slachtoffer. Het materiaal
is niet bestand tegen zo'n
bezoeking, die overigens,
naar men zegt, geluk aan
brengt, maar dan op hoger
plan kennelijk. Bali bergt
een eigenlijk anti-Egypti
sche cultuur, want in tegen
stelling tot pyramiden voor
de eeuwigheid bouwt men
hier in zeer broze en ver
gankelijke trant. Onver
gelijkelijk wijs lijkt dat: de
eeuwigheid zetelt toch al in
de geest en behoeft geen
stenen bewijsstuk, dat óók
maar betrekkelijk stand
houdt. Laat, zo lijkt men te
zeggen, de cultuur zich
maar spiegelen aan de na
tuur, samen met deze val
len en opstaan.
In Batuan zijn onlangs
wel de meeste muren ge
vallen. Het inwendige ligt
ongebruikelijk te kijk. Nu
wij het over Batuan heb
ben: het is een dorp vol
kunstenaars. Daaronder
treft men musici, schilders,
dansers en beeldhouwers,
ja, wat niet al. Nee, het
enige kunstenaarsdorp op
Bali is het niet. Maar wel
woont hier Pak Rudju, die
een van 's werelds groten is
onder de dansmeesters.
Kunst wordt gemaakt
door. mensen met namen.
Als die er niet waren, dan
was er geen dans, geen mu
ziek en geen litteratuur.
De cultuur vermag even
tueel lange tijd nog kunste
naarloos door te sudderen,
maar het criterium voor
levende kunst is toch de
kunstenaar. Dat is niet
iemand die de kunst schept
in expansie creativiteit. Dat
scheppen is een niet onbe
langrijke taak, aan de be
schouwing waarvan wij ons
niet zullen wagen. De kun
stenaar, dat is vooral en.in
eerste instantie de man die
de kunst perfect onder
houdt naar hoge normen en
eventueel in alle eenvoud.
Voor slechts enkele percen
ten in de kunstzinnige acti
viteit is het scheppen van
belang, hoewel van onmis-
num met als onderschrift
„een typisch Europese or
kestdirigent"? En het vreet
voort: overal vindt men de
foto's van toporkesten als
de gamelan gong van Bela-
luan, waarbij als een koude
douche het bijschrift ver
meldt: „een typisch Balisch
orkest van slaginstrumen
ten." Daar zit men dan met
zijn goede gedrag, nog niet
eens een nummer is men in
deze wereld. Genoemd boek
is een mooi en goed boek,
maar in dit opzicht doet het
mee in het koor van toeris-
tenlectuur. Dat is lectuur
die het uiterlijk wèl, maar
de mens niet ziet, in hau
taine vermaaksdrang.
Waar een regenbui zoveel
weg spoelt, ook symbolisch
in de kunst, daar vooral is
het goed te zoeken naar de
bouwers en onderhouders
van het musische. Wij
noemden al een hunner, de
maskerdanser Pak Rudju,
vooral leraar en hoeder,
geliefd bij de zijnen. Enkele
zijner kinderen gaan in
zijn voetsporen. Pak Rudju
trad in Amerika en Europa
op. Helaas teveel in tweede
linie. Hij maakte deel uit
van de groep dansers en
musici van het dorp Plia-
tan, onder de grote orkest
leider Anak Agung Gde
Mandere.
Deze musicus blinkt uit
door zijn naar innerlijk en
uiterlijk zeer suggestieve
orkestdirectie achter de
trom. Gde Manik is een van
de grootste hedendaagse
tromvirtuozen. Hij steekt
iedereen naar de kroon.
Naast hem vindt men de
musicus en dansleraar I
Lotring, reeds vermeld in
het boek „A House in Bali"
van Collin MacPhee (om
een on-touristisch boek in
bovengenoemde zin te noe
men, dat tezamen met
„Bali" van Covarrubias en
„Dance and Drama in Bali"
van Walter Spie en Beryl de
Zoete een lichtend trio
vormt onder de publicaties
Toen stonden (voor het
eerst) Balische artisten-
namen heerlijk-groot op
affiches en viel er iets weg
van de al te grote anonie-
miteit, die de Amerikaanse
toerist óp Bali zo natuurlijk
aanvaardt.
Nog een grote naam op
danskunstig gebied is die
van de heer RindiIk
moet mij beperken tot men
sen, die ik ontmoet heb.
Juist bij een zo wijd ver
breide anoniemiteit loopt
men gevaar de namen van
zeer belangrijke kunste
naars niet op te merken. Ik
herinner mij de volledige
naam van I Gusti Njoman
Zus-en-zo van de steeds
meer bekend rakende game
lan gong van Bedahulu
zelfs niet. Maar dat is ook
zijn eigen schuld. Toen ik
naar de orkestleider vroeg,
zei hij zelf: „is er niet, we
doen alles gemeenschappe
lijk"
I Mario gold in zijn tijd
als de Nijinski van Bali
en nog steeds geeft hij les.
Een eertijds groot vertol
ker van Mario's schepping
de Kebjar-dans is daaren
tegen terrasbediende van
het Bali-hótel. En de ster
ren, die de „oleg" in Ame
rika zo voortreffelijk dans
ten, verkopen thans koffie
langs de weg in hun dorpje
Sajan.
Hoe vertederd was de
wereld niet door Ni Gusti
Raka, de topartiste van de
Europa/Amerika-groep in
1952-1953. Zij zit nu in de
zesde klas lagere school en
nog steeds triomfeert zij in
de dans van de vogel, ook
voor de buitenlanders op
Bali, eiland der kunste
naars. Maar laat ons toch
oppassen voor de eenzijdige
bewondering voor goed-ge-
trainde kinderen. Laat men
toch, bij alle respect voor
hun kunstenaarschap, hun
leermeesters niet uit het
oog verliezen. Het is een
goed-Balische gewoonte
naar hen te vragen.
Het lot van Balische
dans en muziek is immers
in handen gelegd van hen
en zij zijn slechts met be
trekkelijk weinigen. Onder
leiding en hoede van Ba
lische deskundige kunst
bevorderaars en critici
bouwen zij aan het goede
Ook in Frankrijk vindt men een kunstenaarsdorp: Cagnes. Cagnes aan de Rivièra.
Ni Gusti Raka, die twee jaar geleden in Brussel optrad.
baar belang en slechts
voor enkelen weggelegd.
De eenvoud, die de kunste
naar siert, kan liggen in
verstandige beperking of
bescheidenheid. In het laat
ste nu blinkt Azië uit. Nee,
het overdrijft. En daaraan
is de buitenlandse toerist
niet geheel onschuldig.
Men sla eens in een boek
als „Tanah Air Kita" de
foto op van „een Javaanse
rebabspeler." Wie is de
man op de afbeelding? Dat
is de heer Tjokrowasito
nota bene. Wie denkt er
aan een foto van Van Bei
van buitenstaanders. I Lot
ring is vooral ook een groot
„gender-wajang"-speler en
dat zegt wat!
Vele Balische kunstenaars
leven betrekkelijk eenvou
dig, ieder naar zijn stand.
Zij lachen bij de vergelij
king van hun leven met dat
van Amerikaanse sterren,
niet in de laatste plaats om
het verschil van honora
rium. Zoiets als Goliath en
David, terwijl toch „David"
in het Amerikaanse seizoen
19521953 de hoogste gunst
van het publiek in de Ver
enigde Staten verwierf.
evenwicht tussen een grote
traditie (aesthetisch en
theoretisch) en de wissel
valligheden van de indivi
duele scheppingen. Met de
kuntenaarsnaam verschilt
de inhoud en het gewicht
van de bijdrage die de ar-
tist-mens aan de samenle
ving geeft. Hij is géén cu
riosum als individu: hij wil
wél graag - persoonlijk -
gekend worden. Gaat u
eens bij hem langs, in ge
dachte, of in feite. 't Is
maar veertienduizend kilo
meter ver!
BERNARD IJZERDRAAT
DE STAD HAARLEM heeft de laatste
jaren haar kostelijk bezit aan mooie orgels
zo productief weten te maken en hiervoor
zoveel belangstelling gewekt, dat ik de
verleiding niet kan weerstaan enige her
inneringen en gedachten aan het vorstelijk
instrument en enkele bespelers daarvan te
wijden. Mijn oudste
herinneringen gaan
eigenlijk niet naar
het orgel van de
Grote Kerk en ook
niet naar het instru
ment van Cavaillé-
Coll, dat betrekkelijk
kort geleden Haar
lems bezit is gewor
den.
Als jongmaatje in
de kunst bracht mijn
vader mij op de or-
gelbank in de Sint Josephskerk in de Jans
straat. Ik moest assisteren op Zondagoch
tenden en dikwijls op weekdagen als ver
vanger optreden. Als jongen vond ik daar
rijkelijk gelegenheid mij te oefenen in het
improviseren. Het indertijd door Adema
gebouwde en later gemoderniseerde in
strument was toen nog ouderwets-zwaar
van toucher, de kerk had nog geen verwar
ming en ik denk nog terug aan mijn koude
handen, als op winterse vroege ochtenden,
bij het spelen van een Requiem, tussen de
toetsen voortdurend ijskoude lucht kwam
aanstromen. Het werkte niet erg inspire
rend en mijn orgeltechniek was bovendien
beperkt. Ze is dat gebleven, want mijn
hart ging nu eenmaal meer uit naar de
piano dan naar het koninklijk instrument
uit de kerk.
Maar toch stond ik anders, ik zou bijna
zeggen, vertrouwelijker, tegenover dit or
gel, dan ooit tegenover het grootse instru
ment uit de oude Sint Bavo. Dit laatste zag
cn hoorde ik als kind op de wekelijkse or
gelbespelingen. En nog ben ik de eerste in
drukken niet vergeten, die het geweldige
crgelfront en de machtige klank op mij
maakten. En wonderlijk: het meest trof mij
altijd het feit, dat tengevolge van de acous-
tiek in het enorme kerkgebouw, alles door
elkaar klonk. Dat wil zeggen: voor mijn
ongeoefend oor waren de passages, de om
trekken van de melodische lijnen en daar
bij de harmonieën niet of bijna niet herken
baar. Alles balde zich samen tot imponeren
de geluidmassa's. Maar dat vond ik juist
mooi, zo mooi, dat ik het thuis op de piano
trachtte na te doen, door het pedaal neer
te drukken en dit onder het spelen van
natuurlijk primitieve improvisaties
voortdurend omlaag te houden. „Wat doe
je daar in vredesnaam?" vroeg vader. „Ik
speel Grote Kerk!" Hij lachte, maar zei dat
het naar niets leek.
In latere jaren echter heeft juist het
luisteren naar ditzelfde instrument mij
doen begrijpen, waarom de orgelwerken
van Bach zo heel anders van factuur en
van behandeling der gegevens zijn dan zijn
klaviercomposities. Het notenbeeld, het vi
suele beeld der muziek dus, toont, afgezien
nu van de notatie op drie notenbalken, al
het enorme verschil aan. Bach's grote or
gelwerken zijn ontworpen door een man,
die met onfeilbaar inzicht de macht van
het instrument en de ruimtewerking van
het kerkgebouw mede betrok in de struc
tuur. De Thomaskerk te Leipzig was wel
iswaar veel kleiner dan de Haarlemse Ba
vo, maar juist grote ruimten bewijzen de
artistieke waarde van
Bach's ruimte-archi
tectuur en brede ro
mantiek.
Eens speelde op dit
orgel een kleine jon
gen, die ongetwijfeld
de grootste componist
zou worden, wiens
handen de toetsen
van St. Bavo's monu
ment hebben beroerd.
Ik behoef het niet
te zeggen: het was
de tienjarige Wolfgang Amadeus Mozart.
Hij had een grote kunstreis gemaakt en
kwam met zijn vader en zijn zusje Nannerl
uit Engeland, waar hij aan het hof had ge
speeld. In Scheurleers „Het Muziekleven in
Nederland in de achttiende eeuw" zijn uit
voerige mededelingen te vinden over het
bezoek dat Leopold Mozart en zijn kinde
ren aan ons land brachten. De organist van
de Bavo, Henricus Radeker, had de Mozarts
in Den Haag ontmoet en nodigde Wolfgang
uit het Haarlemse orgel te komen bespe
len, welke invitatie werd aangenomen.
Men logeerde in „Het gulden Vlies" op de
Grote Markt. Vader Mozart schrijft in een
brief van 16 Mei 1766, dat de organist
„onze Wolfgang uitnodigde, het zo beroem
de orgel in Haarlem te bespelen, hetgeen
ook de volgende morgen van 10 tot 11 ge
schiedde. Het is een voortreffelijk, mooi
instrument met 68 registers."
Het orgel van het Gemeentelijk Concert
gebouw stond vroeger, naar men weet, in
het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam.
Aristide Cavaillé-Coll te Parijs, de schep
per van onder meer het orgel in de Ste
Clotilde, waar César Franek vele van zijn
beste inspiraties aan dankte, was er de bou
wer van. Een ander klankideaal spreekt er
uit. Heeft César Franek zijn orgel niet zijn
„orkest" genoemd? Toen het Paleis voor
Volksvlijt een organist zocht, vond het die
in een jonge Belg, Jean Baptiste de Pauw,
een kunstenaar, die tussen 1884 en 1924
buitengewoon veel invloed heeft gehad op
het orgelspel in ons land. De Wolf, Anthon
van der Horst, Jacob Bijster, de beide Ro
berts, Evert Cornells en ook mijn broer
Hendrik behoorden tot zijn leerlingen. De
Pauw, mede-oprichter van het Conserva
torium te Amsterdam, was een kunstenaar
van ongemene gaven, een volkomen op het
innerlijk gerichte natuur, teruggetrokken
als mens, maar door zijn gehele levenshou
ding een voorbeeld voor de velen die hij
heeft gevormd. Toen ik zijn leerling
voor piano werd, was de tijd waarin hij
zijn Paleisconcerten gaf voorbij, maar
dankbaar herdenk ik hem als een der mu
sici, die mij het dichtst tot het wezen der
muziek hebben goebracht.
WILLEM ANDRIESSF-N