Onbewust plagiaat De ongeordende wereld ORGELS EN ORGANISTEN Ook op Bali zijn hot ménsen die de kunst maken Een nieuw tijdschrift voor de Antillen Grote onbekenden Dierbare vrienden Vreemde historie met voorbeelden uit een ongepubliceerd zverk van prof. Tenhaeff Chris to ff el ni TT1JLSgaPt f hu" echter het meest nabÜ Wa* Zij vloog Engelse Litteratuur Berserik maakte menu's voor m.s. „Oranje" de muziek zelfs bij benadertog op te geven- EEN BEVRIENDE journalist vertel- hebben, de passage in kwestie haakte zich de ons een vreemde ervaring. Op een vest in uw geheugen en drong zich weer ,7.77 7 7..t',7 aan u op, toen u die avond zat te schrijven Zatei dagavond had hij een artikel ge- echter zonder dat u haar als het eigen- schreven over een moeilijk onderwerp maar hij was er niet tevreden over. Vooral de slotpassage een lange, in gewikkelde constructie vol tussenzinnen en bijzinnen voldeed hem allerminst, doch hoe hij ook peinsde en zijn pot lood bekloof, hij slaagde er niet in de passage in kwestie duidelijker te formu leren. dom van een ander „terugkende". U meen- De volgende morgen woonde hij een de toen, dat u uw eigen gedachten formu- kerkdienst bij, waarin een bekend hoog- leerde, maar in werkelijkheid pleegde u on- leraar als gJs,predikant sprak. Het wis een boeiend en welsprekend sermoen, trapt" werd, is natuurlijk toeval, maar maar onze collega het zij tot zijn het verandert in wezen niets aan de zaak." schande bekend was er niet met zijn ..Peccavi!", zegt de journalist, maar hij gedachten bij. Piekerend over zijn Jr- taf» SS tikel (dat de volgende dag in de krant aan," zegt hij, „want u bent in goed gezel- moest) luisterde hij maar met een half schap. Massa's schrijvers en geleerden van oor naar de preek totdat hij plotseling wereldfaam om van de componisten een -in nnrintr die hem irnnderliik maar niet eens te sPreken hebben op een in opting, aie hem wonaerivjK dezelfde wijze leentjebuur gespeeld bij hun bekend voorkwam: een zin die naar confraters, zonder zich daar bewust van te woordkeus, bouw en volgorde van bij- zijn. Toevallig heb ik hier een deel van het zinnen vrijwel letterlijk gecopieerd manuscript van een nog onuitgegeven bode 7 7 j. 7 7 r van prof. dr. W. H. C. Tenhaeff uit Utrecht, leek van de slotzindie hem de vorige waarjn deze hoogleraar in de parapsycho- avond, bij het schrijven van zijn artikel, logie een paar markante gevallen van on- zoveel zorg gebaard had! bewust plagiaat behandelt: „Een daarvan De verbijsterde journalist geloofde is het Seval van de Phüosoof Nietzsche, die aanvankelijk zip Jren niet, fnaar de S."n jTS tekst van da preek, die hij later ter in- vorieten was de Duitse schrijver, dichter zage kreeg, bewees het onloochenbaar: en zielkundige Justinus Kerner, in wiens de hoogleraar had zich van precies de- ..Blatter aus Prevorst" (IV pagina 57) de zelfde bewoordingen bediend als de koopman, de journalist. Ja, zelfs de interpunctie - heer Bell, gingen aan wal op het eiland de keuze van komma's en andere lees- Stromboli om konijntjes te schieten. Om tekens, was in beide manuscripten na- drie uur riePen zii hun mensen tezamen om PenoeP nolknmpn identiek! aan boord van hun schip te gaan' toen zij' genoeg voiKomen taentieK! tot hun onuitsprekelijke verbazing, twee rn-T^...T mannen zagen verschijnen, die zeer snel TOEVAL, coïncidentie of telepathie? De door de lucht op hen toezw€efden. De ene journalist overwoog al deze en nog vele Was in het zwart gekleed, de ander had andere mogelijkheden, maar hij kon er niet grijze kleren aan, zij kwamen dicht aan uitkomen. Daar het geval hem geen rust hen voorbij in wilde haast en stortten zich, liet, wendde hij zich tenslotte tot een para- t0t hun grote verbijstering, midden in de psychologisch geschoolde kennis, hopende brandende vlammen in de krater van de dat die licht zou kunnen brengen in deze vreselijke vulkaan de Stromboli". „Kijk maar.Olifant is moe, Olifant wil naar bedje toe!" Onder de naam „Christoffel" is te Wil lemstad op Curagao dezer dagen het eerste nummer verschenen van een nieuw tijd schrift, dat in de ondertitel wordt aange kondigd als een „algemeen sociaal-cultu reel maandblad voor de Nederlandse An tillen." „Dit betekent vooreerst" aldus de in leiding „dat het zijn inhoud zal puren uit het geestelijk reservoir van onze eilan den zelf, uit het reservoir van schrijvers, dichters en intellectuele werkers, die blij vend of tijdelijk op deze eilanden vertoe ven, die door hun afstamming of hun vroe gere werkkring ermee verbonden zijn of die, werkend in de onmiddellijke omgeving, de wereld kennen, waartoe deze eilanden krachtens hun geografische positie be horen." In de tweede plaats, zegt de redactie, houdt het karakter van het blad in, dat het zich bezig houdt met vraagstukken, die voor de Nederlandse Antillen van belang zijn. Het eerste nummer van „Christoffel" bevat een keur van bijdragen van plaatse lijke auteurs. HET GEBREK van de romanlitteratuur Het voorlaatste boek van Huxley is „The zegt John Rivers aan het begin van Al- doors of perception" geweest, het essay, dous Huxley's nieuwe roman „is that it waarin van een experiment verteld wordt, makes too much sense. Reality never met extract van peyotl, een Mexicaanse makes sense". Dit is niet de grief, die men wortel die het vermogen van de matige in de eerste plaats tegen het vroegere werk gebruiker verhoogt om van het troebele van Huxley zelf zou willen inbrengen: onderzoek naar een zin van het leven ver- de zin daarvan was als regel voornamelijk, lost te worden. Het resultaat van dat ex- dat het leven van zijn personen niet meer periment vinden wij hier terug in de pas zin had dan hun persoonlijkheid er aan sage, waar Rivers zijn liefde voor de „go- oplegde, soms bijgestaan door intelligentie din" onderzoekt: „Mensen, huizen, T- of arbeid, maar alleen aan de buitenkant. Fords, honden aan lantaarnpalen alles Vervolgens ziet men dat dat toch ook nog had meer betekenis. En wat betekende het te goed geordend is als er geen duur- dan, kun je vragen? Het antwoord is: zich- zame waarden zijn en de onbestendige zelf. Dit waren realiteiten, geen symbolen, niet tellen, is het aanvaarden van het le- Goethe had het helemaal mis. Alles ver ven nog slechts een kwestie van het over- gangliche is niet een GleichnisWaar- winnen van de teleurstelling, zoals Huxley om houd je van de vrouw waar je van zelf in „Brave New Woi-ld" bevestigde. houdt? Omdat zij is. En dat is tenslotte In „The Genius and the Goddess" is de ook Gods definitie van Zichzelf: „Ik ben duistere zaak. En dat gebeurde dan ook, maar op Ettelijke jaren later schreef Nietzsche in „Also sprach Zarathustra" (Band VI van Oen andere manier dan onze collega ver- Nietzsche's Werke): „In de tijd nu, dat Za- wachtte. De kennis hoorde hem rustig aan, rathustra op het gelukzalige eiland ver glim achte eens en zei toen, met een be- wijlde gebeurde het, dat een schip het schuldigende vinger op de journalist wij- anker uitwierp v00r het eiland waarop de zend. Deze zaak is zo duidelijk als glas: rokende berg stond, en zijn bemanning ging "JfrTÏÏ ZGif aar?-e?v,S J3" aa" >and om konijntjes te schieten. Tegen ïf'S J°urnallst> heb .u het middaguur echter, toen de kapitein en Af. m' H H H- a +e^ der er^rbjk" zijn mensen tezamen waren, zagen zij plot en Jlln wet kenV de diefstal seling door de lucht een man op hen toeko_ mil a"dermans geestelVke eigendonV °f men, en een stem zei duidelijk: „Het is tijd! ZZ fv 016 PfSSa^ Ult UY Het de hoogste tijd!» Toen de gestalte ordinaire plagiator'" doodgev'one' snel als een schaduw voorbij in de richting wïïEï P ata;°J waarin de vuurberg lag ontdekten zij J a journalist, die met grote verbijstering dat het Zarathus- hoof An hii vl\« G>?r aS Y°® de.en blJ stra was, want zij hadden hem allen al ge- nimmer één letter van een'ander gestS behalve de kapileIn zelf' "Zi6t miJ vroegere Huxley nog zonder moeite her kenbaar, met zijn cyni sche grapjes en zijn in telligente discussies, waarvan de alledaagse toon zelden voldoende is om een zekere studenti koze grootspraak uit te bannen, bovendien met een onverbeterlijk talent om over een leeggelo pen wereld een onder houdende roman te schrijven. Daarin is nu de „nonsense" doorge drongen in de gedaante van de liefde van John die Ik ben' Naar aanleiding van „The Ge nius and the Goddess" door Aldous Huxley en „My life in the bush of ghosts" door Amos Tutuola, respectievelijk bij Chatto Windus en by Faber Faber te Londen ver schenen. De laatste zin herinnert aan een uitvoerige studie, die onder meer die moeilijk verteerbare bloemlezing uit 's we relds boeken van wijs heid geeft opgeleverd: „The Perennial philiso- phy". Het gaat dan ook niet aan om Huxley's nieuwe stijl als het pro duct van het peyotl-ex- tract te zien: wat er vergeleken bij vroeger eenvoudiger is, ontleent zijn waarde juist aan had." aan", zei de stuurman, „daar vaart Zara- de vrouw van zijn vriend en leermees- ster in de wetenschap. De pointe is juist, dat deze liefde, haar onbestendig heid en haar morele verwerpelijkheid ten spijt, een opperste levenswaarde voor Rivers voor de oude complicaties. „The Genius and the Goddess" is er de uitkomst van en als zodang is het des te meer „zinnig". ALS HET ER werkelijk om gegaan was een leven zonder zin in een roman onder Rivers vertegenwoordigt. Dat een dergelij- te brengen, zou Huxley ruimschoots ach- ke tegenstrijdigheid mogelijk is, hoefde tergebleven zijn bij de Nigeriaanse auteur Huxley ons niet te vertellen, tenminste Amos Tutuola, wiens eerste boek „The niet in een roman. Niettemin is dit boek Palm-wine Drinkard" van drie jaar gele iets geheel nieuws. Huxley, die de loop den nu gevolgd is door de beschrijving van zijn verhaal stoort om twee pagina's van zijn leven in het geestenbos. Door een „Niet met opzet misschien," antwoordde thu'nol hu im1'aM,,. nfnf Tor, de ander. „Maar er bestaat ook nog zo- J„ Moncke> aldV.® prof' Jen- iets als onbewust plagiaat. Stel, u hebt haeff' ..^effen w« een dergelijk voorbeeld een boek gelezen, dat u bijzonder getrof- Tva" °"bewus plagiaat aan: "°nlanSs zei fen heeft. Bepaalde passages uit dat boek oRöfin een oude^eschreven ^onielc'^ets van zlJn vernaai sioort om twee pagina s van zijn leven in net geestenpos. uoor een blijven u „bij u bergt ze op in uw ge- eevonden te hebbpn dat hii hem het ver- lan® met alle toewijding te beschrijven hoe verkeerd pad in het bos in te slaan is hij heugen. Daaruit kunt u ze korter of langer gev0"aen le hebben, dat bij nem netver- tijd weer naar believen „oproepen", waar- tmo,ed?n had doe.n riJZGn dat lk be" bij u zich dan tevens herinnert, wie de treS'ng tot <mi>n veYbaal over) beJ°n- schrijver was, wanneer u het boek in zlchtbaar makende middel een oude Blau- kwestie gelezen hebt en meer van derge- baurer-sage gebruikt en voor mijn doel- lijke bijzonderheden. Langzamerhand ech- emde.n gebigd zou hebben. Ik was niet ter vervagen zulke herinneringen. De bil- wemig ver.baasd <>ver deze coïncidentie van behorende détails verdwijnen uit het ge- mijn grap]e met die oude vertelling. daar heugen. Tenslotte kan het zelfs voorkomen ,zelfs in de donkerste kamertjes van mijn ge- dat men zelf het (nu zeer onvolledig ge- beuSen met het geringste spoor van een worden) „herinneringsbeeld" niet meer als herinnering aan die overlevering terug te zodanig „herkent". Met die slotzin van uw vinden 1S- artikel nu moet het precies zo gegaan zijn: VERDER CITEERT prof Tenhaeff in zijn e, pr<r®,' e u mspireerde, moet u waar- nog niet uitgegeven boek onder meer een schijn lijk al eens eerder gehoord of gelezen artikel van Max Tak in de Radiobode van 24 Juli 1931, waarin deze erop wijst, dat zijn verteller een wakker geschrokken in hun wereld terecht gekomen: bij de kind sust! Een van de susmiddelen is om „ghosts" en niet bij de „spirits" want de kast te openen, waar de kleren van de deze wezens, soms demonen en soms do moeder hangen, en het kind er de ver- den, zijn wel onsterfelijk maar geenszins trouwde lucht van te laten opsnuiven, los van de materie. De twintig „steden", „Ruikt dat niet heerlijk?" zegt Rivers te- waarover zij verdeeld zijn in het land der gen het kind. En dan terzijde tegen de geesten tonen geheel verschillende levens vriend, waarmee hij in gesprek is: „Le wijzen, maar in alle wordt geleefd: wij ho- Shocking van Schiaparelli. Of is het Fem- ren zelfs van huwelijken en pasgeboren me? Het doet er ook niet toe for it is kinderen. Het principiële onderscheid tus- sex, sex, sex that makes the world go sen de mensen en de geestenwereld is round voornamelijk, dat in de tweede alle ge- het onbewuste plagiaat ook in de muziek verre van onbekend is: „Ik kan (aldus Tak) de mening van dr. Elsa Bienenfeld (een Oostenrijkse musicologe, die veel aan dacht aan plagiaatproblemen wijdde), vol gens wie „geen kunstrichting zo door spekt is met bewuste en onbewuste ont- 1952 voor grafiek, heeft in opdracht van iilJ IUC' "Cl- de Stoomvaartmaatschappij Nederland een 1S' a ongewilde plagiaatjes Hij voegt daaraan toe, dat het onbegonnen in impressies dragen van een aantal havens Wat viel er hierna nog in het midden te van binnenvaart en visserij van typisch- brengen door onze bevriende journalist? Hollands karakter. Zij zullen binnenkort Overtuigd en gerustgesteld is hij huis de tafels in de eetsalons van het motor- waarts getogen, maar toch ook wat ont- schip „Oranje" opfleuren. De Maatschappij nuchterd en een dierbare illusie armer. Nederland is voornemens te zijner tijd een De illusie dat hij een belangwekkend aantal andere jonge kunstenaars in de ge- paranormaal „geval" zou zijn. Maar die legenheid te stellen, een bijdrage te leveren slotzin van zijn artikel heeft hij toch nog aan de samenstelling van de nieuwe menu- veranderd. Uit zelfrespect en vanwege de kaarten. - integriteit.... H.C. Zo worden wij beveiligd tegen de weke bruikelijke proporties verstoord zijn en dat omhelzing van de sentimentaliteit. De ma- er voortdurend de meest angstaanjagende nier waarop hier de ontroeringen worden wonderen gebeuren. overgebracht is veel meer gereserveerd De oorsprong van het verhaal in de vrees dan die, waarop vanouds de droge vruch- voor monsters en demonen is bij dit boek teloosheid van alles wordt gesuggereerd, duidelijker dan bij het vorige, waar het Aan de echtheid van dit reserve dankt de motief van de dronkenschap een zekere roman zijn kwaliteit van een klein mees- vrolijkheid aan verleende. Verder zijn de terwerk, nog meer dan aan zijn gegeven kwaliteiten dezelfde: de wilde fantasie die of zijn dramatische vorm. Rivers vertelt alle personen, de verteller niet uitgezon- zijn verhaal jaren nadat het gebeurd is derd, bij herhaling doet veranderen van ge- aan de schrijver, die behalve zijn aandacht daanten, die om te beginnen al wonderlijk alleen enige traditioneel-Huxleyaanse aar- zijn: bedekt met vieze beesten, op dwerg- digheden bijdraagt; onder andere omstan- formaat, met brandende ogen, in de „Na- digheden had men wel kunnen wensen dat meloze"-stad alle vrouwen als geiten „met die weggelaten waren, maar als een boek snorren onder de onderkaak". Door het het karakter heeft van „The Genius and the Goddess" moet men veronderstellen, primitieve Engels lijken de wonderlijkhe den gemakkelijk grappiger dan ze bedoeld dat de gebreken zo niet schijnbaar, dan zijn. In werkelijkheid is dit, zoals een des- toch onmisbaar zijn. Dat de schrijver er kundige inleider meedeelt, het soort ver een beetje te „spits" uitziet en niet ruim haal dat alle Nigeriaanse kinderen op moe- genoeg van hart om een menselijke ge- ders schoot horen. Als zodanig is het een schiedenis te bevatten, is een soort eer- onderwerp voor cultuurstudie. Maar het is lijkheid bij Huxley, wiens sceptisme altijd als een uniek voortbrengsel van de onge- bescheiden genoeg is geweest (anders wa- temde verbeelding ook al merkwaardig ren er ook geen romans van gekomen). genoeg. S. M. EEN WEKENLANGE regen heeft ook Bali be zocht. De lemen muren, die de dorpen schutten, vielen hier en daar in een flauwte. Er waren grote gaten te zien in de wallen. Zelfs stenen poorten werden het slachtoffer. Het materiaal is niet bestand tegen zo'n bezoeking, die overigens, naar men zegt, geluk aan brengt, maar dan op hoger plan kennelijk. Bali bergt een eigenlijk anti-Egypti sche cultuur, want in tegen stelling tot pyramiden voor de eeuwigheid bouwt men hier in zeer broze en ver gankelijke trant. Onver gelijkelijk wijs lijkt dat: de eeuwigheid zetelt toch al in de geest en behoeft geen stenen bewijsstuk, dat óók maar betrekkelijk stand houdt. Laat, zo lijkt men te zeggen, de cultuur zich maar spiegelen aan de na tuur, samen met deze val len en opstaan. In Batuan zijn onlangs wel de meeste muren ge vallen. Het inwendige ligt ongebruikelijk te kijk. Nu wij het over Batuan heb ben: het is een dorp vol kunstenaars. Daaronder treft men musici, schilders, dansers en beeldhouwers, ja, wat niet al. Nee, het enige kunstenaarsdorp op Bali is het niet. Maar wel woont hier Pak Rudju, die een van 's werelds groten is onder de dansmeesters. Kunst wordt gemaakt door. mensen met namen. Als die er niet waren, dan was er geen dans, geen mu ziek en geen litteratuur. De cultuur vermag even tueel lange tijd nog kunste naarloos door te sudderen, maar het criterium voor levende kunst is toch de kunstenaar. Dat is niet iemand die de kunst schept in expansie creativiteit. Dat scheppen is een niet onbe langrijke taak, aan de be schouwing waarvan wij ons niet zullen wagen. De kun stenaar, dat is vooral en.in eerste instantie de man die de kunst perfect onder houdt naar hoge normen en eventueel in alle eenvoud. Voor slechts enkele percen ten in de kunstzinnige acti viteit is het scheppen van belang, hoewel van onmis- num met als onderschrift „een typisch Europese or kestdirigent"? En het vreet voort: overal vindt men de foto's van toporkesten als de gamelan gong van Bela- luan, waarbij als een koude douche het bijschrift ver meldt: „een typisch Balisch orkest van slaginstrumen ten." Daar zit men dan met zijn goede gedrag, nog niet eens een nummer is men in deze wereld. Genoemd boek is een mooi en goed boek, maar in dit opzicht doet het mee in het koor van toeris- tenlectuur. Dat is lectuur die het uiterlijk wèl, maar de mens niet ziet, in hau taine vermaaksdrang. Waar een regenbui zoveel weg spoelt, ook symbolisch in de kunst, daar vooral is het goed te zoeken naar de bouwers en onderhouders van het musische. Wij noemden al een hunner, de maskerdanser Pak Rudju, vooral leraar en hoeder, geliefd bij de zijnen. Enkele zijner kinderen gaan in zijn voetsporen. Pak Rudju trad in Amerika en Europa op. Helaas teveel in tweede linie. Hij maakte deel uit van de groep dansers en musici van het dorp Plia- tan, onder de grote orkest leider Anak Agung Gde Mandere. Deze musicus blinkt uit door zijn naar innerlijk en uiterlijk zeer suggestieve orkestdirectie achter de trom. Gde Manik is een van de grootste hedendaagse tromvirtuozen. Hij steekt iedereen naar de kroon. Naast hem vindt men de musicus en dansleraar I Lotring, reeds vermeld in het boek „A House in Bali" van Collin MacPhee (om een on-touristisch boek in bovengenoemde zin te noe men, dat tezamen met „Bali" van Covarrubias en „Dance and Drama in Bali" van Walter Spie en Beryl de Zoete een lichtend trio vormt onder de publicaties Toen stonden (voor het eerst) Balische artisten- namen heerlijk-groot op affiches en viel er iets weg van de al te grote anonie- miteit, die de Amerikaanse toerist óp Bali zo natuurlijk aanvaardt. Nog een grote naam op danskunstig gebied is die van de heer RindiIk moet mij beperken tot men sen, die ik ontmoet heb. Juist bij een zo wijd ver breide anoniemiteit loopt men gevaar de namen van zeer belangrijke kunste naars niet op te merken. Ik herinner mij de volledige naam van I Gusti Njoman Zus-en-zo van de steeds meer bekend rakende game lan gong van Bedahulu zelfs niet. Maar dat is ook zijn eigen schuld. Toen ik naar de orkestleider vroeg, zei hij zelf: „is er niet, we doen alles gemeenschappe lijk" I Mario gold in zijn tijd als de Nijinski van Bali en nog steeds geeft hij les. Een eertijds groot vertol ker van Mario's schepping de Kebjar-dans is daaren tegen terrasbediende van het Bali-hótel. En de ster ren, die de „oleg" in Ame rika zo voortreffelijk dans ten, verkopen thans koffie langs de weg in hun dorpje Sajan. Hoe vertederd was de wereld niet door Ni Gusti Raka, de topartiste van de Europa/Amerika-groep in 1952-1953. Zij zit nu in de zesde klas lagere school en nog steeds triomfeert zij in de dans van de vogel, ook voor de buitenlanders op Bali, eiland der kunste naars. Maar laat ons toch oppassen voor de eenzijdige bewondering voor goed-ge- trainde kinderen. Laat men toch, bij alle respect voor hun kunstenaarschap, hun leermeesters niet uit het oog verliezen. Het is een goed-Balische gewoonte naar hen te vragen. Het lot van Balische dans en muziek is immers in handen gelegd van hen en zij zijn slechts met be trekkelijk weinigen. Onder leiding en hoede van Ba lische deskundige kunst bevorderaars en critici bouwen zij aan het goede Ook in Frankrijk vindt men een kunstenaarsdorp: Cagnes. Cagnes aan de Rivièra. Ni Gusti Raka, die twee jaar geleden in Brussel optrad. baar belang en slechts voor enkelen weggelegd. De eenvoud, die de kunste naar siert, kan liggen in verstandige beperking of bescheidenheid. In het laat ste nu blinkt Azië uit. Nee, het overdrijft. En daaraan is de buitenlandse toerist niet geheel onschuldig. Men sla eens in een boek als „Tanah Air Kita" de foto op van „een Javaanse rebabspeler." Wie is de man op de afbeelding? Dat is de heer Tjokrowasito nota bene. Wie denkt er aan een foto van Van Bei van buitenstaanders. I Lot ring is vooral ook een groot „gender-wajang"-speler en dat zegt wat! Vele Balische kunstenaars leven betrekkelijk eenvou dig, ieder naar zijn stand. Zij lachen bij de vergelij king van hun leven met dat van Amerikaanse sterren, niet in de laatste plaats om het verschil van honora rium. Zoiets als Goliath en David, terwijl toch „David" in het Amerikaanse seizoen 19521953 de hoogste gunst van het publiek in de Ver enigde Staten verwierf. evenwicht tussen een grote traditie (aesthetisch en theoretisch) en de wissel valligheden van de indivi duele scheppingen. Met de kuntenaarsnaam verschilt de inhoud en het gewicht van de bijdrage die de ar- tist-mens aan de samenle ving geeft. Hij is géén cu riosum als individu: hij wil wél graag - persoonlijk - gekend worden. Gaat u eens bij hem langs, in ge dachte, of in feite. 't Is maar veertienduizend kilo meter ver! BERNARD IJZERDRAAT DE STAD HAARLEM heeft de laatste jaren haar kostelijk bezit aan mooie orgels zo productief weten te maken en hiervoor zoveel belangstelling gewekt, dat ik de verleiding niet kan weerstaan enige her inneringen en gedachten aan het vorstelijk instrument en enkele bespelers daarvan te wijden. Mijn oudste herinneringen gaan eigenlijk niet naar het orgel van de Grote Kerk en ook niet naar het instru ment van Cavaillé- Coll, dat betrekkelijk kort geleden Haar lems bezit is gewor den. Als jongmaatje in de kunst bracht mijn vader mij op de or- gelbank in de Sint Josephskerk in de Jans straat. Ik moest assisteren op Zondagoch tenden en dikwijls op weekdagen als ver vanger optreden. Als jongen vond ik daar rijkelijk gelegenheid mij te oefenen in het improviseren. Het indertijd door Adema gebouwde en later gemoderniseerde in strument was toen nog ouderwets-zwaar van toucher, de kerk had nog geen verwar ming en ik denk nog terug aan mijn koude handen, als op winterse vroege ochtenden, bij het spelen van een Requiem, tussen de toetsen voortdurend ijskoude lucht kwam aanstromen. Het werkte niet erg inspire rend en mijn orgeltechniek was bovendien beperkt. Ze is dat gebleven, want mijn hart ging nu eenmaal meer uit naar de piano dan naar het koninklijk instrument uit de kerk. Maar toch stond ik anders, ik zou bijna zeggen, vertrouwelijker, tegenover dit or gel, dan ooit tegenover het grootse instru ment uit de oude Sint Bavo. Dit laatste zag cn hoorde ik als kind op de wekelijkse or gelbespelingen. En nog ben ik de eerste in drukken niet vergeten, die het geweldige crgelfront en de machtige klank op mij maakten. En wonderlijk: het meest trof mij altijd het feit, dat tengevolge van de acous- tiek in het enorme kerkgebouw, alles door elkaar klonk. Dat wil zeggen: voor mijn ongeoefend oor waren de passages, de om trekken van de melodische lijnen en daar bij de harmonieën niet of bijna niet herken baar. Alles balde zich samen tot imponeren de geluidmassa's. Maar dat vond ik juist mooi, zo mooi, dat ik het thuis op de piano trachtte na te doen, door het pedaal neer te drukken en dit onder het spelen van natuurlijk primitieve improvisaties voortdurend omlaag te houden. „Wat doe je daar in vredesnaam?" vroeg vader. „Ik speel Grote Kerk!" Hij lachte, maar zei dat het naar niets leek. In latere jaren echter heeft juist het luisteren naar ditzelfde instrument mij doen begrijpen, waarom de orgelwerken van Bach zo heel anders van factuur en van behandeling der gegevens zijn dan zijn klaviercomposities. Het notenbeeld, het vi suele beeld der muziek dus, toont, afgezien nu van de notatie op drie notenbalken, al het enorme verschil aan. Bach's grote or gelwerken zijn ontworpen door een man, die met onfeilbaar inzicht de macht van het instrument en de ruimtewerking van het kerkgebouw mede betrok in de struc tuur. De Thomaskerk te Leipzig was wel iswaar veel kleiner dan de Haarlemse Ba vo, maar juist grote ruimten bewijzen de artistieke waarde van Bach's ruimte-archi tectuur en brede ro mantiek. Eens speelde op dit orgel een kleine jon gen, die ongetwijfeld de grootste componist zou worden, wiens handen de toetsen van St. Bavo's monu ment hebben beroerd. Ik behoef het niet te zeggen: het was de tienjarige Wolfgang Amadeus Mozart. Hij had een grote kunstreis gemaakt en kwam met zijn vader en zijn zusje Nannerl uit Engeland, waar hij aan het hof had ge speeld. In Scheurleers „Het Muziekleven in Nederland in de achttiende eeuw" zijn uit voerige mededelingen te vinden over het bezoek dat Leopold Mozart en zijn kinde ren aan ons land brachten. De organist van de Bavo, Henricus Radeker, had de Mozarts in Den Haag ontmoet en nodigde Wolfgang uit het Haarlemse orgel te komen bespe len, welke invitatie werd aangenomen. Men logeerde in „Het gulden Vlies" op de Grote Markt. Vader Mozart schrijft in een brief van 16 Mei 1766, dat de organist „onze Wolfgang uitnodigde, het zo beroem de orgel in Haarlem te bespelen, hetgeen ook de volgende morgen van 10 tot 11 ge schiedde. Het is een voortreffelijk, mooi instrument met 68 registers." Het orgel van het Gemeentelijk Concert gebouw stond vroeger, naar men weet, in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam. Aristide Cavaillé-Coll te Parijs, de schep per van onder meer het orgel in de Ste Clotilde, waar César Franek vele van zijn beste inspiraties aan dankte, was er de bou wer van. Een ander klankideaal spreekt er uit. Heeft César Franek zijn orgel niet zijn „orkest" genoemd? Toen het Paleis voor Volksvlijt een organist zocht, vond het die in een jonge Belg, Jean Baptiste de Pauw, een kunstenaar, die tussen 1884 en 1924 buitengewoon veel invloed heeft gehad op het orgelspel in ons land. De Wolf, Anthon van der Horst, Jacob Bijster, de beide Ro berts, Evert Cornells en ook mijn broer Hendrik behoorden tot zijn leerlingen. De Pauw, mede-oprichter van het Conserva torium te Amsterdam, was een kunstenaar van ongemene gaven, een volkomen op het innerlijk gerichte natuur, teruggetrokken als mens, maar door zijn gehele levenshou ding een voorbeeld voor de velen die hij heeft gevormd. Toen ik zijn leerling voor piano werd, was de tijd waarin hij zijn Paleisconcerten gaf voorbij, maar dankbaar herdenk ik hem als een der mu sici, die mij het dichtst tot het wezen der muziek hebben goebracht. WILLEM ANDRIESSF-N

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 14