Cyclus van Hendrik de Vries FRANSE PARAGRAAF a» 9 tp 9 Ti Ti In Augustus Mens en dier I Gitaarfantasieën koht b&iAeJlc Litteraire Kanttekeningen Voor de zomernacht Veertig jaar jager op grof wild 'JBSSSügêiS in Afrika s groene wouden ÊJSHHSï „Nana" zonder relief ten stadsdrukte grotendeels van de straat A (f* ~lf "Tl weggedrongen worden. Alle Parijzenaars ook zij die elf maanden lang iedere klei- BEROEPSTAGERS op <*rof wild beein- dagen zagen zij hun eerste rhino. Galli EEN ANDERE KEER was Lake op reis met ne uit^aye. in studie hebben moeten ne- npn cp&aarc wnrdpn °Tn Afrika 7\vpr vuurde in het wilde weg, raakte het beest een Mexicaanse zoöloog, genaamd Angel men; Het .Is natuurlijk niet precies waar, scnaars re women, jn mriKa zwer- _n dg flank gn hoMe gr tQen luid schreeu_ Galinda, die iets omtrent het geslacht van want er zijn nog steeds winkels, cafe's en ven er nog een paar honderd rond, maar wen(j achteraan, het kreupelhout in, on- nijlpaarden aan de weet wil komen. Lake's kantoren open, maar het lijkt er op, want de meesten van hen hebben moeite de danks de waarschuwingen van Lake en zijn beschrijving van dit avontuur is te schoon ziJn meer winkels dicht dan open en in eindjes aan elkaar te knopen. Alleen de Zoeloe-drager. „Het kostte me een paar om ze u te onthouden: teder geval is het gebruikelijk om het zo meest vermaarde <rerennmmeerde minuten om hem op te sporen. Hij was „Het geslacht van een nijlpaard moet °P vatten: in Augustus is Parijs leeg liicesi-veiniddrue uerciiunuueerue dQod Nigt de horens genomen, maar to- naar mijn mening alleen van betekenis zijn en is er dus mets te doen. Kranten en scherpschutters en Atrikakenners heb- taal vertrapt door de woedende rhinoce- voor een ander nijlpaard. Maar voor Galin- weekbladen publiceren stukjes van hun ben regelmatig emplooi, nu eens als be- ros. We wilden Galli begraven, maar de da was dit buitengeivoon belangrijk. Hij enkele in Parijs achtergebleven mede geleiders van film-expedities dan weer mieren hadden hem reeds opgeëist mil- sprak geen Engels en ik geen Spaans. Alles werkers, die de kalmte van de Place de la als (rids en sehntsenael van'een n-e-rel boenen. Pas de volgende morgen hadden wat ik ervan begreep, was dat hij in de in- Concorde beschrijven. Vaak treden daar- o j r öczei- de mjeren hun feestmaal voltooid en kon- wendige organen van de dieren wilde del- bij buitenlandse bezoekers of nog liever schap rijkaards, wier enige verlangen het den wij zijn totaal kaalgevreten beenderen ven. Zo vertrokken wij, uitgerust met een bezoeksters op, die alle namen verkeerd is hun weelderige huizen te kunnen op- begraven". prachtige sortering messen, scharen, zagen, uitspreken, aanmerkingen maken op de sieren met een aantal zelfgeschoten leeu wenkoppen, luipaardhuiden en antilo- pengeweien. Soms ook jagen zij olifanten voor een biljartballenfabriek, een andere keer krijgen zij opdrachten van musea, circussen of dierentuinen en in het laatste geval moeten de dieren natuur lijk in fevende lijve geleverd worden. Een avontuurlijk en rijk-gevarieerd handwerk dus, dat echter meer ontbe ringen dan baten oplevert. Broodjagers worden niet rijk, maar hun bestaan is zo opwindend dat zij het voor geen ander zouden willen ruilen. LEES MAAR EENS, wat Alexander Lake een van de oude rotten in het vak erover vertelt in zijn boek „Killers in Afri ca" (dat thans ook, onder de titel „Mens tegen Dier" in een uitstekende Nederland se vertaling verschenen is). Lake, wiens vader een Engelse zendeling was, kwam reeds als kind naar het zwarte werelddeel en was er meteen aan verslingerd. Toen hij vijftien was, maakte hij samen met een Zoeloe-jongen al clandestiene zwerftochten door de jungle, waar hij de gewoonten der nripW^re,?oi8^?e kr.a? weinigen. laKE HEEFT sindsdien nog tal van klan- s eed ra pin cp n wan h acht verhalen _°ver de ten gehad, die even onvoorzichtig en dom onzin zo zegt hii G Buffel-Tin ppS J6 waren als Galli en dikwijls heeft hij hen zjjn hier besproken boek als volgt: zün biivoorbeeld zo letterlijk uit de klaUWen Van allerlei r00Ï' 1 .Anderhalve ton voorhistorische zij er tussenuit trekked hii de ÏSfnTT'aTf dieren moeten redden. Hij beschrijft al die dynamiet, op u aanstormend met wijzing da? er een mens in de ^frmrf ic~ avonturen met 6611 verve- die de wildste 1 een snelheid van tien meter per t7p mfp'n ii!„ T f de buurt 1S' beeldroman-fantasieën doen verbleken, tenzii ze fpnmm J"ri n0 een mens aan Want behalve een goed jager is hij ook een in 7iin eewnne h worden. De rhino is boeiend verteller. Pagina's vol jachtavon- streeü- ^naar dofn bang en gauw van turen, wijze wenken over de gewoonten Mpestal valt v,;; 5azend nieuwsgierig, der dieren en de te gebruiken schietijzers het ernst wacht dan tnfgh"P maar 1S (voor het §eval u zelf. in uw volgende va- de ctrint 'laat ,airb™ iJYOOT. cantie, leeuwen of olifanten wilt gaan Een rhinoceros in a olie Alexander Lake beschrijft aanval, hem in seconde. Wacht rustig tot hij vlakbij is cn stap dan op zij, want de neus hoorn is kippig cn oliedom. Dom en rhino zijn synoniem. Ik vermoed dat de neushoorn, na de mens, het minst-geciviliseerde dier is." vuile kleur van de gebouwen en tenslotte verklaren, dat zij hun eigen woonsteden verkiezen. De toerist is altijd veroordeeld tot een onnozele rol: aan de bezoeksters wordt op deze wijze bij implicatie verwe ten dat zij ongevoelig zijn voor het karak ter van de stad. Anderzijds betogen de gastheren dat Parijs zichzelf niet is in de zomer, zodat de bezoeksters dus ook van gebrek aan begrip beschuldigd zouden kunnen worden als zij er wel mee ingeno men waren. De Duitsers zijn eigenlijk het verstandigst, tenminste de vele die in autobussen komen het is verbazend zo veel Duitse autobussen als er door Parijs rijden, vaak zeer fraai in zachtgeel en donkerblauw met zilverkleurige wielen en toch uit heel kleine onbekende plaatsjes afkomstig, waar de telefoonnummers van drie cijfers zijn. Maar de inzittende Duitsers kijken zo te zien op noch om, geen sprake van nieuwsgierige ogen die ook het kleinste détail niet willen mis sen. Misschien is dat omdat zij zich be hoorlijk op de hoogte hebben gesteld van te voren en al weten dat Parijs toch Pa rijs niet is in Augustus. De vacantiesluiting van al de kleine winkeltjes is, behalve het lastigst, ook het merkwaardigst. Waar gaan die vacanlie- houders heen? Naar hun familie ergens in de provincie, gewoonlijk. Het is niet zel den ver weg, als zij er een beschrijving van geven willen zij weten hoever het naar Amsterdam is: vijfhonderd kilometer, dan is het naar hun „thuis" in Bretagnc, Dordogne of de Pyreneeën verder. Het is des te begrijpelijker dat zij voor zo'n va- cantie de uitgaven en de gederfde inkom sten over hebben, als men in aanmerking neemt dat zij vaak drie straten door moe ten lopen om een grasspriet te vinden. Maar het zou lang niet zo makkelijk uit voerbaar zijn als zij niet in de Parijse Ho rtnM „„1,1.t7 cauue, leeuwen uj. uuj.ain.eii win. eaau ehirepprt hii hr j ü-^a^t °ëenblik a* schieten) wisselt hij af met verhalen die ij, J 7, mJ ziet nog slechts de tintelen van humor in de eeest van het vol- omstandigheden verkeerden, waarin dui- grond vlak vóór zich. Iedereen, die niet gende citaat* naalden en kokers naar de Cubango-rivierzenden winkeltjes onafhankelijk van verlamd is van schrik, kan opzij springen driehonderd kilometer ten Oosten van Ben- elkaar zaken doen zonder concurrentie en de grote vleesklomp laten passeren. In- ,Jn 1937 jaagde ik met een natuurkun- (/uela. Nijlpaarden krioelden er rond in van fiiiaaibedrijven. Geen van hen ver dien er een bosje in zijn aanvalslijn ligt, di9e op rhinocerossen in Tanganyika. De kalm water en toen Galinda's werktent jjest ^ier klanten mee, want na de vacan- scheurt hij er zich somtijds in, proestend' geleerde was een zekere dr. Watrous uit was opgezet en zijn instrumenten glinster- tie" keren die allen toch weer terug naar als een voorwereldlijk Fordje. Vervolgens Memphis. Hij bestudeerde de inwendige den op een met wit zeil bedekte tafel, gaf het winkeltje van hun eigen buurt, waar trekt hij zich, in de veronderstelling dat organen van dieren. Hij placht in een kar- hij te kennen, dat hij gereed was voor de precies dezelfde artikelen tegen dezelfde hij zijn vijand buiten gevecht gesteld heeft, kfls te duiken, de lever, de nieren en bijna ontvangst van een nijlpaard. Hij legde zijn prijzen verkocht worden als in de winkel terug, waarbij iedere beweging van zijn dlles wat hij los kon peuteren, eruit te hal- arm om mijn middel en zei iets wat geleek t;es een straat verder. Reclame en andere corpus spreekt van dwaze zelfgenoegzaam- ten, ze te meten, te wegen en ze daarna in op „lembra". Ilc knikte en stapte naar de vormen van concurrentie zijn bij de krui- oeid potten met alcohol te doen. Als hij zijn rivieroever. Ik raakte een mannetje snijl- werk in het open veld deed, was het nog paard precies achter het oor en de inlan- deniers, de slagers, de bakkers en de was serijen onbekend. Het lijkt op een paradijs maar het LAKE PFWFFRT If wenc in nel open veia aeea, was nel nog puu'u preatss uawer net uur en uk vruun- jaar ervaring als" bSoep Jager kan mmS T* te ho!iden' ™ar soms zwierven zijn ders sleepten hem naar het kamp. Galinda VQOr de klejne middenstand, welen - dat vrijwelgeenlnLlvpTohPu S e"longen door het gehele kamp. Op keek een ogenblik opgewekt rende dan toont natuurlijk een lelijker gezicht als rend dier attaqueert warmeermefhet f "ashy neuriend achter zijn naar het dode beest, bekeek diens buik en men het arbeidstijden bekijkt. Dat er kalm benadert en bnvel mÏÏ tent aan het werkIneens dook er mn de be9°n.}e dansen en te vloeken. Hij rukte 7irh nioltpmin 7p1fc ^Ja)ip nit GevaarliiU- wïv^w. ven de bllJft- voorkant een snuivende rhino op. Hij aan zijn haar, trok aan zijn oren en ge- ken PPtirorH H K J, p,as S.2H 6escbrok- kwam zo dichtbij dat zijn neus bijna het droeg zich in het algemeen als iemand die *en, getergd of bijna dol van de honger zijn A of als ze jongen hebben. Krokodillen uit- (J f\y\ rl J U .'1 f i gezonderd, die hij „de walgelijkste, wreed- sle en wanstaltigste moordenaars van Afri- ka noemt", heeft hij meer achting en liefde voor de beesten dan voor de meeste toeris- vea"nbdTe°= g zich niettemin zelfs geen coöperatie uit de kleine winkeliers heeft gevormd, die zichzelf op allerlei manieren voordeel zou kunnen doen, laat wel zien hoe reëel de individualistische kant van het Franse door een tarantula gestoken is. Ik vroeg Behita, mijn eerste knecht, die een paar woorden Spaans verstond, wat hem toch mankeerde en kreeg ten ant- karakter moet worden opgevat. woord: „Hij wil een mama. U schoot een papa!" Ik ging naar Galinda's tent. Hij wou niet tegen me spreken. Overigens lijkt de gewoonte van de Fransen om allen in dezelfde maand met vacantie te gaan weer veel minder indivi dualistisch. Vacantiespreiding is hier een onbekend begrip, voor een groot deel waarschijnlijk omdat het land toch groot genoeg is om iedereen tegelijk voldoende ruimte in de openlucht aan te bieden. Zo ziin allppn mao- V" f"1CUK11 Hie middag schoot ik een vrouwtje en allesvpi-iprpriH saölsten bezield door een canvas raakte. Plotseling speelde de wind de Mexicaan wierp zich op haar met vlijm- innt»ip nnno t Jn00rdzucb*> d'e zij in de onder de opening. De tent bolde zich met scherpe messen. Hij werkte als een gek ge- oen een ifrht, kunnen uitleven. Zij ko- een klappend geluid. Verschrikt krabbelde durende twee dagen, inhakkend op de in- Deertrnrir HiJtu "^"1 Gn dure kam** de rhino terug, zette zich schrap en ging gewanden van het dier en notities makend -- 7 A l h V0PadeP met jenever en als een stoomwals op de tent aan. In zijn in een klein bruin boekje. Tegen de avond zlJn het dan alI®en d® winkeltjes, die qphinipn 3 Z1u D1 stomdronken zijn, vaart stootte hij de staander uit de grond krijste hij iets in het Spaans en wierp kus- rotsvast afgesloten zijn met luiken waarop i P 8 •1es w,at hun voor de lo°P en het bolde zich op hem neer. Het handen naar de boomtoppen. een klein Papiertje de datum van herope- aiitnri-X af veihge beschutting van het kamp leek plotseling een gekkenhuis. Kaf- De volgende morgen vertrok hij, verge- nin£ aangeeft, maar ook veel van de de rnamiSJ '™e??og\ door dG ^eopen- fers brulden en dr. Watrous sprong jamme- zeld door vijf Kaffers, met iets witachtigs restaurants, de theaters en een heel aantal dien prharmiri eestal schieten zij boven- rend heen en weer. De tent verhief zich, in een glazen pot, naar Benguela, mij en cafe's. De kantoren zijn half leeg. Als het zii dP pT? Vf eV°k overj'gens stapelen sprong en rolde als bezield met duizend de rest van de expeditie achterlatend om eenmaal zover gekomen is dat ook de er iff-; mie i (?rPn?lteit °P de andere. Als duivels. De rhino, vreemd genoeg, liet geen het kamp op te breken. In Benguela ver- hotelhouders in Augustus met vacantie tiid nn? h k gaan' 1S er immers al- geluid horen. Het scheen dat hij op zijn zij nam ik dat hij per boot naar Zuid-Ameri- eaan> zal iedereen moeten toegeven dat purée te halen r°ePSJager °m he" Uit de vje\?0en1hyjweer^0P de been kwam, knal- ka vertrokken was, nog steeds verheugd het^ woord toeristenland op Frankrijk Dikwijls géat er iets mis, zoals Qlfll im» 7\ ni-, de hij recht door het canvas heen, omhan- zijn pot knuffelend niet van toepassing is. geval van M,1 r m iP"S' zoa,s.in bet gen met levers en nieren en besuikerd met BLADZIJDEN als dezen zijn er legio in dit vooreen ?rnfu,iM u ,ze was inkoper glassplinters. Hij draafde weg, bij iedere boek, want Lake kan het niet laten, met Lake een nni0. d_1cverancier en hij bracht twee of drie stappen van richting veran- milde zelfspot steeds weer vergelijkingen maie spannend ook onweerstaanbaar kod- Plantes tw arijfe .jardin des dercndHii was 20 van streek dat hii alle te treffen tussen de gedragingen van de dl^* En wat zou "f1} ™er kun"en verten- rhinoceros te ,.„1 Z.tfii°0 Yezin..had een f7euoel voor oriëntatie kwijt was. Maar ook wilde dieren en hun hoog-beschaafde men- vaP Soed jachtverhaal. Wij al- jager naar Kom t c,ialke"- ifok hij met de dr. Watous leek van zijn zinnen beroofd, selijke belagers, vergelijkingen die, zoals tbans hebben dit kostelijke boek in éen deksel on wh,'J nog geen Pot" Uii stond daar in zi3n witte slagersjas, kij- u uit het voorgaande wel begrepen hebt, adem uitgelezen en het zou ons met ver was toen zelf n P?e er k°n raken.. „Ik kend naar zijn geramde tent en dan naar meestal ten voordele van het dier uitval- bazen aTs be* u ne^ 20 veiging. H. C. anders had iir gr0GPvertelt Lake, de verdwijnende rhino. Dan greep hij een len. Daarom vooral zijn de verhalen over Maar goed Galli g'™ II ^meegenomen", vouwstoel, ging erop zitten en keek me ontmoetingen met leeuwen, luipaarden, en na een paar aan. Ellendelingsiste hij". buffels en ander grof wild, behalve uiter- van stockum zoon, Den Haag). Alexander Lake: „Mens tegen dier". Ver taling H. Uyterwijk. (N.V. Uitgeverij W. P. J ALS TE ENIGER TIJD wie zal er zich aan wagen? het bevlogen dichterschap van Hendrik de Vries, onvergelijkelijk in zijn unieke samengesteldheid en zeer eigen taalmagie, het onderwerp gaat uitmaken van een studie die hem ten volle recht doet wedervaren, zal het de onlangs verschenen bundel Gitaarfantasieën blijken te zijn, die directer, onverhulder dan enig vroeger werk uitsluitsel geeft omtrent de „onder grondse" aderen, waaruit deze gehanteerde, visionnaire poëzie is voortgekomen. In geen van zijn oudere bundels heeft, naar het mij lijkt, Hendrik de Vries zich zo tref zeker, zo roekeloos haast uitgesproken, uitgezongen, uitgestameld in hevig-geladen woordaccoorden als in deze jongste verzencyclus. Deze óver- en óvergedestilleerde gewaarwordingsessentie daarom autobiografisch te noemen zou zo goed als een ge ringschatting betekenen van het onpersoonlijke, het buiten- en algemeen-menselijke, dat in deze hyper-persoonlijke gemoedservaringen tot poëzie is geworden. EVENMIN ZOU IK de drie onderdelen van deze overrompelende cyclus Idyl lisch, Reflectief en Balladesk getiteld als opeenvolgende stadia, als ontplooiïngs- phasen van zijn innerlijk levensgevoel en wereldbeeld, van zijn zielslandschap wil len beschouwen. Van meet af was Hendrik de Vries' zijnservaring (en daarmee zijn poëzie) wat zij nü, zij het in ettelijke ma len verpuurde, versoberde en daardoor ver hevigde vorm, nog is: een purgatorische bezwering van de naar binnen geslagen erotische vlam. Men verstaat zijn vers óf in het geheel niet, óf men wordt meege- dreven door deze nameloze passie, deze levenspassie, deze toomloze drift, die het naakte bestaan in zijn ongeschonden aan- vankelijkheid, in zijn elementaire natuur lijkheid, wil omvademen en zich, waar deze geobsedeerde ook gaat, de weg daartoe door de menselijke onvolkomenheid ver sperd zieL Jong al ik denk aan de jeugdbundels, die aan „Nergal" voorafgaan heeft deze dichter ervaren, dat zijn uitzinnige levens wellust ten dode voert, dat het uur der volstrekte bezegeling tevens een stervens uur is cn uit het oogpunt van „leven" een smet, een geweldpleging, een zonde. Uit de tweespalt tussen begeerte en schuld, tus sen zinnelijke verrukking en ongereptheid, tussen verraad aan het leven en heiliging van het leven, tussen roes en ascese, is als een genadeloze zelfbeschuldiging uit puur ste reinheidsverlangen het innerlijke land schap, dat Hendrik de Vries zich geschapen heeft en waarvan zijn vers woordbeeld en woordkleur is geworden, voortgekomen. Ik kan me I-Iendrik de Vries, die ik zon der voorbehoud voor welhaast de grootste dichter van zijn generatie houd, niet an ders voorstellen dan tastend en struikelend zijn weg zoekend door een betoverd, mens- verlaten domein, door demonen bezocht, door gedrochten bevolkt, door donker-drei- gend geboomte bebost en een gulzige oer- vegetatie begroeid. In spelonken drupt het van traag water en rond poelen krioelt het van koudbloedig kruipend gedierte een behekste wereld, die men zich niet als sym bool of als metafoor moet voorstellen, maar als uit een zeer reële aanschouwing er varen en tot dichterlijke taal bezworen. Bezworen ik bedoel het letterlijk. Elke versregel is een bezweringsformule, een sacrale toverspreuk, een totem en taboe, zo goed als elke dooltocht door dit land schap een worstelend zich baanbreken door een oerwoud van voluptueuze verlokking is, naar ijler hoogten, onbezwangerder lucht naar heldere vergezichten, zuiver heid, opperste gemoedsstilte en klaarte. Die daar gaat is een kind, het kind in de mens, het kind dat Hendrik de Vries in Idyllisch, het eerste fragment van onze cyclus, zijn droom nog eens laat dromen droom van welgeborgen-zijn nog, van menselijke nabijheid, van argeloze lieflijk heid, waarin aarzelend al iets doorklinkt van later bewustzijn: „de aloude vloek op de Schepping". Een blijmoedig-lichte gang gaan de rhythmen in deze strophen, vredig, bucolisch, maar toch hier en daar in hun onderstroom aangeraakt door een lichte schrik, beving voor het angstaanjagende. In Reflectief is de kinderdroom uit: de door het volwassen, zich van smaad en schande bewuste leven verraden knaap zoekt heul bij het oergebeuren in zijn wel lustig geweld, dat hij onschadelijk tracht te maken door zich als het ware aan deze boze schoonheid te huwen en haar in de bruidsnacht om hals te brengen. Het lied van de dichter wordt een gebroken lied, een wraak- en klaagzang, gespeeld op een geschonden gemoed, een éénsnarige gitaar, sinds de andere snaren gesprongen zijn. Fel wordt het rhythme. En wat er in tot woord wordt is vervuld van wroeging en opstan digheid, zegening en vervloeking, bede en afschuw, waarin de klanken beurtelings wild kolken en mompelen, onstuimig vla gen en fluisteren, om zich te reinigen tot de serene stilte van „het mild geluk" ener vervullende liefde, die de pijn van onheel bare wonden verzacht. Onheelbaar ook in het balladeske blijft deze zielsvreugde niet onbedreigd. Het eeuwig ondier: „het onzichtbaar knaagziek Beest" schrik- beeld van het verleden drijft het geluks- paar uit hun woon op de vlucht. De poëzie van Hendrik de Vries, deze woordkristallisatie van een gedurige twee kamp met de demon der passie roman tisch noch surrealistisch, maar krachtens haar volstrekt eigen aard in hoge mate eigenaardig geeft zich bij het eerste con tact prijs of ze blijft „wartaal", al naar gelang men haar zonder voorbehoud dan wel gepredisponeerd voor „gangbaarder dichtvormen" tegemoettreedt. Maar wie eenmaal als bij een flits toegang heeft ver kregen tot haar bezweringsformules, raakt onweerstaanbaar in de toverban van deze visioenen, die als zich exotisch ontplooien de wonderbloemen met een menselijk ge laat uit het onbewuste oprijzen helse en hemelse visioenen van een Danteske ver beeldingskracht. Ik heb in deze tekst niet willen citeren. Elk citaat komt mij voor als een vivisectie. Ten hoogste laat zich, ter typering van dit uitzonderlijke dichterschap, volgende stro phe zonder schade uit haar verband los maken: „Gevangene, zing verwoed Bij één snaar, nog niet gesprongen, Dat lied, aan de diepte ontwrongen: In puinval verstikte gloed. Ontnuchtring, na dwaas gedweep. Nog sidderen mee, bedwongen Door meer dan uw meestergreep, De snaren van 't krank gemoed". C. J. E. DINAUX Verschenen bij Van Loghum Slaterus. DE ZOMER doet de aandacht voor wat de omroep hetzij in beeld, hetzij in ge luid biedt, verslappen. De open ramen en deuren zijn even zovele beletsels voor een geconcentreerd luisteren en op z'n hoogst mag er dan wat achtergrondmuziek gegeven worden. Wij kunnen niet zeggen, dat de Nederlandse omroepverenigingen aan de begrijpelijke zomerverlangens van haar luisteraars tegemoet komen. Welis waar herhaalt men veel uitzendingen, maar dat zijn dan programma's uit het winter seizoen., dus juist werk dat wel een meer of minder ingespannen aandacht verlangt. Wie wil horen op welke wijze de zomer uit zijn luidspreker kan komen, moet maar eens op Maandagavond op het Parijse pro gramma van de Fran se omroep afstem men. Hij zal dan ge troffen worden door de prachtige vacan- tie-uitzendingen wel ke André Castelot VS wijdt aan de Franse kastelen. In veertig minuten herleeft de geschiedenis van Rambouillet, van Fontai- nebleau of Chenonceaux, van de middel eeuwen af tot de Régence toe, of nog ver der in onze richting als daar aanleiding toe is. Die historie de officiële en de offi cieuze prettig door elkaar wordt niet alleen verteld door belezen gidsen, door de bewoners of bewoonsters der adellijke be huizingen, maar ook door hun personeel. En de elkaar bij ieder régime opvolgende concierges geven nog een amusant roddel praatje ten beste over hun heren en mees ters, waardoor de uitzending een menselijk relief krijgt. De toon van de conference is even luch tig als de kledij der touristische schare, maar toch nog uitnodigend genoeg om er meer dan een half oor aan te lenen. Wie daarna nog een kwartiertje Sidney Béchet of Claude Luter verdraagt de blues doet het goed in de zomernacht en het nieuws van 10 uur, zal om kwart over tien nog wat kunnen mijmeren bij de plaat jes van chansons uit alle tijden, welke on der een wisselend motto op een tekst van Jacques Borel aan elkaar worden gepraat. „Escales en transparence" heet dat pro gramma en wij kunnen u verzekeren, dat deze ankerplaatsen even aangenaam als amoureus-doorzichtig zijn. Tenslotte: wie na middernacht zijn wig wam niet kan vinden, was tot voor kort aan gewezen op slechts een enkel, weinig ge varieerd programma van lichte muziek. De Franse omroep heeft in die lacune voorzien door de „Routes de nuit," welke elke nacht tot 2 uur via de krachtzender Allouis (1829 meter) hun weg door de aether vin den. Zij zijn omzoomd door een bloeiende wingerd van chansons en vlotte melodieën, die de nachtwake tot een genoegen maken. J. H. B. Voor de microfoon IN DE smakelijke reeks „Gastmaal der eeuwen - Taferelen uit de cultuurge schiedenis van Europa"(Van Loghum Slaterus te Arn hem) is „Het Europese so cialisme van de negentiende eeuw: Friedrich Engels" door dr. A. Meilink ver schenen. Op de inhoud van dit prettig samenvattende deel tje, waarin de auteur inzon derheid de gedegen biograaf Gustav Mayer volgde, valt niets aan te merken. Het was er de schrijver vooral om te doen de eigen plaats van Friedrich Engels naast die van Karl Marx in het licht te stellen. Te vaak im mers wordt de industrieel uit Wuppertal en Manches ter als een ietwat slaafse volgeling beschouwd van de grote profeet van het we tenschappelijke socialisme. Dr. Meilink heeft in de wei nige bladzijden, welke hem ter beschikking stonden, duidelijk gemaakt, dat de marxistische leer zeer we zenlijke elementen bevat welke door de op de achter grond gebleven Engels daarin werden gebracht. Dat men na lezing van dit opstel nauwelijks door de figuur van Engels geboeid kan zijn, mag men de auteur niet verwijten. Daar blijft de mede-onderteke naar van het Communis tisch Manifest te droog voor, te veel theoreticus en één die bijvoorbeeld oor log als middel om een doel te bereiken niet uitsluit en te weinig emotioneel. Misschien hebben wij daarom wel enig bezwaar tegen de verheffing van En gels tot vertegenwoordiger van het negentiende-eeuw- se Europese socialisme. Want ook in het licht van de huidige socialistische op vattingen mag men de in vloed van de zoveel warme re gedachtenwereld van een Fourier, een Proundhon, een Louis Blanc, een Saint-Si- mon niet verwaarlozen. Hebben Marx en Engels het socialisme een wetenschap pelijke basis gegeven, de zojuist genoemde denkers inspireerden mede tot het indrukwekkendste volks verzet dat de negentiende eeuw heeft gekend: de Pa rijse Commune van 1871. De daar gebrachte offers zijn naar onze mening van een hogere orde voor het socia lisme geweest dan alle we tenschappen bij elkaar. Maar dat is wellicht een kwestie van temperament. I. H. B. EMILE ZOLA'S ROMAN „Nana" heeft tot basis gediend van een film, welke onder de gelijknamige titel binnenkort in ons land wordt uitgebracht. Wie de film ziet, zal geplaagd worden met verschillende as sociaties aan betere producten van de Franse filmmakers, deels door overeen komst van sfeer, deels door de overeen komst der medespelenden. Zo zal men wel niet ontkomen aan een vergelijking met de film „Madame dedie nog niet zo lang geleden werd vertoond, een schilde ring van het decadente leven der aristo cratie aan het eind der vorige eeuw, waar in Charles Boyer een hoofdrol speelde. Dezelfde acteur treft men in „Nana" aan, waarin hij ditmaal de rol vervult die Vit- torio de Sica in „Madame devoor zijn rekening nam, de rol namelijk van een hopeloos verliefd man, die aaq die liefde ten gronde gaat. Men zal ook Martine Carol zien optreden en weer is haar, zoals in „Lucretia Borgia" (geregisseerd door Christian Jaque) en in „Le lit" om maar enkele harer films te noemen de figuur toebedeeld van een lichtzinnige maitresse, die de mannen om haar vinger windt en wier schoonheid men voor geld kan kopen. Het wordt, eerlijk gezegd, een beetje vervelend Martine Ca rol steeds maar in deze rollen te zien. Eenzelfde smet kleeft de film „Nana" aan, die als zedenschildering ten hoogste in het begin uw aandacht opwekt, maar er niet in slaagt u blijvend te boeien, want daarvoor zijn de dramatische figuren net niet dramatisch genoeg, gaan ze verloren in hun eigen oppervlakkigheid en gelooft ge het wel: ze betekenen zo weinig, ze betekenen niet eens de mens. De algemeen menselijke gelijkenis, die ze herkenbaar maakt, raakt zoek. Hun breed uitgespon nen relaties en altijd weer dezelfde ge woontes en zwakheden missen de aanslui ting met de tragiek en het di*amatisch slot, dat hun is voorbehouden. DE OORZAKEN van deze kwalijke gang van zaken zijn gemakkelijk aan te wijzen. In de eerste plaats is Christian Jaque een aanzienlijk stuk minder op dreef dan in „Lucretia Borgia". In de tweede plaats heeft hij van „Nana" niet kunnen maken wat Max Ophüls van „Madame de maakte: hij heeft de tijd, de époque, waar- Charles Boyer en Martine Carol in de nieuwe Franse film „Nana". in zich de geschiedenis afspeelt, niet kun nen opvangen in het beeld. Daarmee ver liest het verhaaltje zijn achtergrond en krijgt het dus in de ware zin des woords geen reliëf. Hoezeer de film dat gemis parten speelt! Er kunnen wel fraaie koet sen in voorrijden, toiletten en décors mo gen nog zo kleurig en verantwoord zijn, de derde dimensie, de diepte, die de karak ters verklaart, is weg. Wat er dan over blijft is de amoureuze geschiedenis van een operette-diva, die haar avonturen aan eenrijgt, tot ze door haar minnaar wordt vermoord, wanneer ze hem voor een ander wil verlaten. Die avonturen worden met overbodige duidelijkheid gesuggereerd. Zo vaak en zo talrijk, dat men er schoon ge noeg van krijgt. De diva interesseert ons niet meer, ook al probeert men haar een innerlijk leven mee te geven, dat wij graag als te bestaan aanvaarden, maar dat wij niet krijgen te zien en daar gaat het toch om. Wij zijn zo langzamerhand wel zo ver dat wij een wezentje als Nana niet altijd en overal met de vinger nawijzen. Haar frivoliteit is tegelijk haar tragiek. Die tragiek voelbaar maken zou een dank baar stuk werk kunnen zijn, maar het is niet ondernomen. En zo daartoe al een poging is gewaagd, dan is zij mislukt. Men kan zich ten hoogste zo nu en dan met Nana amuseren in de ironische operette fragmenten, die Christian Jaque met veel gevoel voor humor vastlegt en men kan bewondering hebben voor de wijze, waar op Martine Carol heel de scala van vrou welijke- geraffineerdheid, trots, verleide lijkheid en gevatheid uitspeelt. Maar dan bewondert men niet de filmprestatie van Christian Jaque. En eigenlijk is dat vreemd voor een man, die toch in „Lucre tia Borgia" een onderwerp van gelijke strekking zo voortreffelijk uitwerkte en daarin vooral met de kleur zulke verras sende effecten bereikte. De historische en tourage van het Frankrijk onder Napoleon de Derde kan het niet halen bij het pers pectief, dat Christian Jaque tekende van het luisterrijk tijdperk der Renaissance- edelingen. De spijt daarover komen wij niet meer te boven. P. W. FRANSE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 10