TREIN
ÏÏLaAie Antoinette
Een inktlap
OP BEZOEK BIJ
IN VERSAILLES
Bidstond te Genève
KERKELIJK LEVEN
De Zondagviering
in Finland
In drie episoden
Niet op de kast, de stoelen?
Niet achter het gordijn?
Op tafel? Bij de planten?
Waar kan die Zom toch zijn?
Zoem heeft Zom al gevonden.
Zoemzoem, ze is betrapt
net nu ze onze suiker
met grote happen hapt.
Daar, bij de blauwe kopjes
op 't zilvren koffieblad
- ik kan me niet vergissen -
daar hoor ik aldoor wat.
Van een stuiver en een cent
»xry»xcn«xx>xxmxxxxxixaixmYYrrroc
„Vooruit", zoemt Zoem, „naar buiten!"
Dag Zoem, dag stoute Zom.
'k Zal je dit keer niet straffen,
maar denk er voortaan om!
MIES BOUHUYS.
■Y-yvYrTYTfryYYYrrrrrrvyrYYyiriYTrrrrrriyYYiYYYYYrfrtt/rti
verder gaan dan Amsterdam of Haar
lem.
De bestuurder werd wit. „Die trein is
betoverd", riep hij, „Wat moet ik begin
nen? Wat zullen mijn bazen zéggen als
ze horen dat ik zo maar een andere
kant ben opgegaan? Niemand zal me
geloven als ik zeg dat de trein het deed."
De meneren binnen in de coupés had
den hun kranten al dichtgevouwen, hun
hoeden opgezet en hun tas uit het net
gepakt. Ze hadden de reis al zo vaak ge
maakt, dat ze precies wisten hoe veel
minuten ze daarvoor nodig hadden. Met
hun hoed op en hun tas op hun knieën
wachtten ze tot de trein zou stoppen. Ze
keken strak voor zich uit.
„Zijn we er nog niet?" bromde een
dikke meneer, die al dertig jaar met die
trein reisde en nog nooit iets vriende
lijks had gezegd. Alle meneren keken
op. Allemaal tegelijk werden ze bleek
en alsof ze het afgesproken hadden zei
den ze in koor: „Waér zijn we?"
Met open monden keken ze naar de
bossen waar ze door schoten en die ze
nog nooit eerder hadden gezien. „Con
ducteur!" riepen ze uit één mond en de
dikke meneer had de noodrem al beet.
Met een wit gezicht holde de conducteur
door de trein. „Ik kan het ook niet hel
pen", riep hij, „en de bestuurder ook
niet. De trein is betoverd!"
„Praatjes, praatjes", riepen de mene
ren en inplaats van wit werden ze nu
helemaal rood van boosheid. „En ons
werk dan, onze bazen! Wat moeten we
beginnen?"
„Dikkeding, dikkeding", lachten de
wielen en de trein gleed door een sein
heen dat net op veilig stond. De mene
ren raasden en tierden en schreeuwden
boven het gelach van de wielen uit.
Maar opeens keerden ze zich om, want
iemand had heel blij en heel hoog
„Oooogeroepen. Het was een klein
jongetje dat in een hoekje van een
coupé zat. Hij zou uit logeren gaan en
had het jammer gevonden dat hij maar
zóó kort in de trein kon zitten. En nu
opeens was een prachtige reis begonnen.
De meneren keken ook, maar zij
straalden niet van plezier zoals dat
jongetje.
En net op dat ogenblik stopte de trein,
heel keurig, omdat hij een rood licht
zag aankomen: ongelukken maken wil
de de trein niet. Het was opeens heel
stil. Door de open ramen kwam een
heerlijke boslucht naar binnen en je
kon de vogels horen fluiten.
„Wat prachtig", zei het jongetje en
hij sprong naar buiten om van die
blauwe bloemen te plukken, die langs
de spoorbaan groeiden. De meneren
werden er ook stil van.
Ze moesten er allemaal opeens aan
denken hoe lang het geleden was, dat
ze in zo'n bos waren en blauwe bloemen
plukten.
Toen kwam de bestuurder met tra
nen in zijn ogen. „Heren", zei hij, „he
ren alsjeblieft, ik kan het niet helpen."
„Wat helpen?" riepen de heren en ze
gooiden hun hoeden en tassen met een
grote zwaai in het net en wipten één
voor één de treeplank af.
En toen een uurtje later een locomo
tief kwam om de verdwaalde trein op
te halen, moest hij heel lang fluiten
voor alle meneren terug waren op hun
plaats.
Met hun armen vol blauwe bloemen
cu hun handen vol bramensap kropen
ze uit de struiken tevoorschijn. Ze lach-
ten en ze fioten en de dikke meneer had
het kleine jongetje, dat uit logeren ging,
op zijn schouders getild. „Puf puf", zei
hij toen hij hem in de coupé op de bank
zette, maar dat puf klonk niets brom
merig of treurig meer.
„Puf puf", zuchtte de trein gelukkig.
„Dikkeding, dikkeding, uit geweest....
uitgeweest.... lachten de wielen.
Wie komt daar zo maar binnen?
Dag, dikke hommel Zoem!
Wat zit je nou te zoemen,
mijn neus is toch geen bloem?
O, zoek je naar je zusje,
je hommelzusje Zom.
Ging ze zonder te vragen
stiekem een eindje om?
Nee, heus niet Zoem, hierbinnen
heb ik haar niet gezien.
Maar ga gerust eens kijken,
dan vind je haar misschien.
„Puf, puf", zuchtte de trein, „puf
puf, was ik toch maar iets anders dan
een trein. Was ik maar een auto of een
fiets. Dan kon ik gaan waar ik wilde.
Maar nee, elke dag, langs dezelfde
rechte rails, ga ik dezelfde weg van
Haarlem naar Amsterdam en van Am
sterdam naar Haarlem en weer terug.
Van de morgen tot de avond. Puf,
puf
„Puf, puf", zeiden de meneren met
hun tassen en hun kranten, die in die
trein zaten. „Puf, puf, elke dag het
zelfde: dezelfde trein van Haarlem naar
5 Amsterdam en van Amsterdam naar
Haarlem. En nooit eens iets anders,
j Puf, puf.
„Dikkeding, dikkeding", lachten de
wielen, „daar gaan we weer. Voor ons
i is het niet erg. Wij zien toch niets. We
J draaien veel te hard. Maar als je
wilt
„Als ik wat wil?" vroeg de trein.
„Als je eens iets anders wilt. Zie je
dan niet dat er wel duizend rails de
wereld ingaan, veel verder dan Haar
lem of Amsterdam? Als je wilt
„Puf, puf", zuchtte de trein, „dat
kan toch niet. Wat moet ik dan met ai
die mensen die naar hun werk gaan in
Haarlem en in Amsterdam?"
„Dikkeding", lachten de wielen,
„misschien vinden ze het wel leuk".
„Puf, puf", zeiden de meneren en ze
keken knorrig over hun kranten heen.
„Kijk toch eens", zei een stemmetje
binnen in al die meneren, „zie je dan
niet dat er wel duizend rails de wereld
ingaan, veel verder dan Haarlem en
Amsterdam?"
„Dat kan toch niet", zeiden de me
neren tegen dat stemmetje. „En ons
werk dan?"
„Dikkeding", lachten de wielen.
De huizen, de bomen, de weilanden en
de sloten, allemaal dezelfde van elke
dag schoten voorbij. Ze waren er bijna.
Op de minuut. Net als altijd. De be
stuurder remde al. Hij maakte in elk
geval een beweging van remmen, maar
er gebeurde niets. „Wat is dat?" riep de
bestuurder. „De rem is kapot!"
Maar voor hij verder naar die rem
kon kijken, gebeurde er nog iets ergers.
Zonder dat hij iets deed sloeg de trein
een heel andere weg in dan de bestuur
der wilde. Ze lieten het station, waar al
die meneren moesten uitstappen, ge
woon links liggen. De trein ging door,
één van die duizend paar rails op, die
Je hebt op school natuurlijk een inkt
lap nodig. Je maakt deze van kurken,
een paar lapjes, wat kralen met spelden
en een rond stukje karton. Op de teke
ning zie je hoe het moet worden. De
kurken, karton en lapjes lijm je op el
kaar. De kralen zet je met spelden in
de kurken.
Geleerden en vertegenwoordigers van
regeringen, diplomaten en vooraanstaande
mannen uit kerken van vele landen namen
deel aan de bidstond, die onlangs in de St.
Pierre-kathedraai te Genève gehouden
werd voor de internationale atoomconfe
rentie. De preek werd gehouden door de
erepresident van de Wereldraad van Ker
ken, de bisschop van Chichester, dr. G. K.
A. Bell.
Dr. Bell heeft onder meer gezegd: „De
mogelijkheden om de nieuwe macht in de
toekomst ten goede of ten kwade te gebrui
ken zijn groot en toch is het dwaas aan te
nemen, dat de atoomenergie het genees
middel is voor alle kwaad, waarmee onze
eigen traagheid en fantasieloosheid niet
klaar komt. De principiële beslissing, die
wij thans hebben te nemen, betreft de rich
ting, die wij willen inslaan en met „wij"
bedoel ik de geleerden en het grote pu
bliek, want die allen gaat het aan.
Het eerste, wat ik daarom van gelovige
mensen mag verwachten is, dat zij de con
ferentie en allen die er aan deelnemen met
hun gebed zullen dragen. Degenen, die het
meeste weten moeten zich ook het meest in
moreel opzicht verantwoordelijk gevoelen.
Wij en zij zijn in gelijke mate verantwoor
ding schuldig aan God.
De hel op aarde loslaten, vóór een ander
dat kan doen, of anderen met vernietiging
te bezoeken om het verlies dat men moge
lijk zelf zou kunnen lijden uit de weg te
gaan, betekent Gods geboden breken. Maar
de aanwending van de atoomenergie voor
vreedzame doeleinden en deze niet te ge
bruiken voor zichzelf maar voor hen, die in
grote nood zijn, betekent mede-arbeiders
van God zijn.
Bij het ontwerpen van plannen voor het
vreedzaam gebruik van de atoomkracht
moeten de regeringen zich bovenal bezig
houden met de noden van de onderontwik
kelde landen. Vaak zijn landen slechts
daarom onderontwikkeld, omdat zij niet
beschikken over eigen energiebronnen.
Hier ligt voor de volkeren van de wereld
en voor de UNO de grote en schone gele
genheid om „door het brengen van offers"
veel goed te maken van het onrecht, dat
in de laatste twintig jaar mensen is aange
daan."
Bisschop Bell zei tenslotte, dat de geeste
lijken de bijzondere taak hebben te beden
ken welke ontzaglijke verwikkelingen de
ontdekking van de atoomenergie voor de
uitoefening van hun geestelijke taak met
zich brengt. Men kan niet eenvoudig zeg
gen, dat er vóór ons, als wij dat willen,
„voortdurende vooruitgang in geluk, ken
nis en wijsheid ligt". Wij moeten inderdaad
het leven kiezen en niet de dood. Maar wij
moeten evengoed de zwakte als de sterkte
van onze menselijkheid zien. Wij zijn in
Gods hand. Niet wij, maar Hij is de Heer
van het Heelal.
De oorlogstijd bracht het economische
leven in Finland in grote moeilijkheden
doordat vijfhonderdduizend mannen, onge
veer dertien percent van de totale bevol
king, in militaire dienst waren. Ten elnae
in die jaren de voedselvoorziening lopende
te houden, was het nodig dat er ook op
Zondag gewerkt werd. De stadsbewoners
gingen op Zondagen en andere feestdagen
naar buiten om daar als vrijwilligers te
helpen in de landbouwbedrijven.
Deze uitzonderlijke gewoonte, die toen
tertijd noodzakelijk was, heeft evenwel een
ongunstige invloed gehad op de gewoonten
van het Finse volk na de oorlog. In som
mige delen van het land is sindsdien het
werken op Zondag normaal geworden.
In de vergadering van Bisschoppen van
de Finse (Lutherse) kerk is over dit na
oorlogse verschijnsel verontrusting uitge
sproken. Er is door de gezamenlijke bis
schoppen een verklaring opgesteld, die en
kele weken geleden van de kansels is voor
gelezen. In deze verklaring wordt gezegd,
dat een van de bedroevendste verschijnse
len van de na-oorlogse tijd de verminder
de eerbied voor de Christelijke feestdagen
is: „De Zondagen en de andere feestdagen
zijn voor vele mensen gewone werkdagen
geworden. De tijden waarop de kerkdien
sten gehouden worden, eerbiedigt men in
vele gevallen niet meer. Te midden van de
haast, de onrust en het lawaai van deze
geïndustrialiseerde wereld, hebben wij
meer dan ooit behoefte aan de Zondag, die
gewijd is aan rust, stilte, gebed en lofprij
zing en aan Gods woord. Dan zal de Zon
dag worden tot een gave, een bron van
vreugde en verfrissing".
De bisschoppen willen in grote ernst de
aandacht van het Finse volk weer bepalen
bij de heiligheid en de onschendbaarheid
van Gods geboden. O
2 7 AUGUSTUS 1 9 5 o
(Van onze correspondent in Parijs)
MONSIEUR Gerald van der Kamp, die
ondanks zijn Nederlandse naam, conser
vator is van een der rijkste schatkamers
van Frankrijks geschiedenis: het kasteel
van Versailles, heeft al lang voor de laat
ste oorlog met voornemens rondgelopen
voor een grootse expositie ter ere van
Marie Antoinette, de onfortuinlijke ge
malin van Lodewijk de Zestiende. Hij
moest dat plan toen echter wegens gebrek
aan officiële medewerking al vrij gauw in
zijn portefeuille opbergen. De regering had
geen belangstelling voor zijn onderneming,
zoals de autoriteiten zich trouwens ook
maar weinig aan het paleis in Versailles
gelegen lieten liggen, dat tot voor kort dan
ook bijna tot een ruïne dreigde te ver
vallen. Maar de conservator is een vast
houdend man. En toen, enkele jaren ge
leden, een met succes bekroonde actie ten
bate van de restauratie van des Zonne-
konings voormalige residentie werd onder
nomen, haalde hij ook het dossier Marie
Antoinette maar weer eens voor de dag.
De regering wenste zich opnieuw op de
vlakte te houden. Maar de belangstelling
in en buiten Frankrijk in particuliere
kringen voor de onthoofde koningin en
haar bestaan vol dramatische gebeurte
nissen, bleek nu zó groot en zo algemeen
te zijn, dat monsieur Van der Kamp
nauwelijks op alle aanbiedingen voor ac
tieve medewerking kon ingaan. Nog dage
lijks, ook na de opening van de tentoon
stelling ter herdenking van haar geboorte,
nu tweehonderd jaar geleden, komen er
berichten binnen om de conservator op
merkzaam te maken op een schilderij, een
brief of een persoonlijk object, dat Marie
Antoinette heeft toebehoord, zodat deze
expositie vermoedelijk in niet onbelang
rijke mate ook nog ertoe zal kunnen bij
dragen om het historisch beeld van deze
veelbesproken en omstreden figuur, voor
zover dat in tastbare voorwerpen tot uiting
kan komen, te vervolmaken. Men zal er
zich misschien over verwonderen, dat zo'n
historische expositie van Frankrijks laatste
koningin niet eenvoudig uit de bezittingen
van nationale musea was samen te stellen.
Maar dan vergeet men, dat de leiders der
Franse revolutie zich als erfgenamen van
de bezittingen der voormalige machts
bekleders weinig accurate boedelbcv.-aar-
ders hebben getoond.
Versailles werd in die dagen onttakeld en
alle schatten van het hof werden op pu
blieke verkopingen geveild. Zo kon een
groot deel dier bezittingen zich over de
hele wereld verspreiden. De helft mis
schien wel van de schilderijen en andere
attributen, die op Marie Antoinette be
trekking hebben en die nu in Versailles
worden geëxposeerd, zijn uit het buiten
land afkomstig, voornamelijk uit Engeland
en Oostenrijk, waar de directies der offi
ciële musea zich van een bijzonder royale
kant hebben getoond. Onder de vele parti
culieren, die met eigen bijdragen aan deze
herdenking hebben meegewerkt, bevindt
zich Charles Chaplin, die een fraai portret
van Marie Antoinette van de hand van
Gautier-Dagoty heeft uitgeleend en dat
op een ereplaats nu voor het eerst onder
de ogen van het publiek wordt gebracht.
IN DRIE GROTE afdelingen is de ten
toonstelling verdeeld, drie afdelingen die
een beeld geven van de evenzovele hoofd
episoden van 't leven van Marie Antoinette,
zodat de bezoeker die door de zalen wandelt,
de indruk krijgt van een soort film, waarin
de décors met zeer bijzondere zorg zijn
opgesteld en waarin alleen de hoofdfiguur
ontbreekt. Is men toegerust met wat fan
tasie en wat kennis van de historie (waar
aan het de Franse bezoekers meestal niet
ontbreekt) dan wordt die lacune echter
ongemerkt aangevuld. Bij het vertrek be
houdt men dan ook de impressie als in
een droom twee eeuwen geleden een be
zoek te hebben gebracht aan Marie An
toinette, die u met vrijmoedigheid een blik
in haar dagboek en achter de wanden van
haar persoonlijke intimiteit heeft gegund.
De eerste zaal verplaatst de bezoeker
naar het keizerlijke Oostenrijk, waar Ma
rie Antoinette, toen nog Antonia geheten,
als aartshertogin in de schaduw van het
slot Schönbrunn de eerste vijftien jaren
van haar korte leven sleet. De voornaam
ste figuren uit Oostenrijks grote tijd, de
keizerlijke familie, de graven en gravinnen
van het hof, zijn hier met wat stijve doch
naar men verzekert goedgelijkende por
tretten aanwezig. De verbinding met de
„Franse" zaal wordt gevormd door een
aantal enorme gobelins, die indertijd
Straatsburg hebben versierd, toen Marie
Antoinette als toekomstige koningin haar
grandioze entree in Frankrijk maakte. De
zeven gigantische tapijten roepen beelden
op uit de Griekse legende van Medea,
wier ervaringen men een vijftienjarig
meisje nu niet bepaald als voorbeeld zou.,
willen stellen, zodat Goethe, toen hij deze
tapisserieën in Straatsburg aanschouwde,
terecht van een „aller ongelukkigste keuze
van onderwerp" kon spreken.
Intussen zijn we dus in het achttiende-
eeuwse Versailles beland: we ontmoeten
er de leden van de koninklijke familie en
de voornaamste hovelingen, waaronder de
graven de Kaunitz en de Choiseul, die het
huwelijk van de jonge Lodewijk en de
Oostenrijkse aartshertogin hadden voor
bereid en bewerkstelligd. Rond het be
roemde portret van Marie Antoinette als
fris en aardig vijftienjarig meisje (van
Ducreux?) ziet men de beeltenissen van de
kunstenaars, die haar voorkeur en pro
tectie genoten: de hofschilders Boze en
madame Vigée-Lebrun en de componisten
Gluck, Grétry en Piccini. Dat Marie An
toinette de traditionele Oostenrijkse liefde
voor de muziek ook in Frankrijk trouw is
gebleven, daaraan worden wij even ver
derop herinnerd door een rijke collectie
harpen, waarop de koningin niet onver
dienstelijk moet hebben gespeeld.
Maar de tentoonstelling omvat meer dan
enkel een galerij van goede en minder
voortreffelijke portretten en schilderijen.
Het boeiendste deel wordt zelfs gevormd
door de vele voorwerpen, meubels, reli-
quieën en andere persoonlijke souvenirs,
die eens Marie Antoinette hebben toe
behoord, zoals haar boudoir, in rose fon-
danttinten, de reisnécessaires en de cata-
Marie-Antoinette, toen ze als vijftienjarig
meisje aan de „dikke koning" werd
uitgehuwelijkt.
Aan de groene boorden van de ljsel treft men heel wat plekjes waar hel goed j
toeven is, zoals in het nog - betrekkelijk - stille stedeke Zutphen. Onder de
talrijke cultuurschatten uit een trots verleden, welke tussen zijn wallen be- j
waard zijn gebleven, vindt men ook de ranke groen-omlijste Drogenapstoren
uit het midden van de zestiende eeuw.
logus van haar garderobe, waaruit zij, des
morgens de keus voor haar toiletten placht
te maken!
In een speciale vitrine is een deel van
het beroemde „Collier de la reine" ten
toongesteld. Men ziet voorts het gouden
sleuteltje, dat Lodewijk de Zestiende, die
graag wat knutselde, als dilettant-edel
smid, persoonlijk voor haar vervaardigde.
OVER HET innerlijk leven van de
koningin, die als kind aan een vreemde
vorst werd uitgehuwelijkt, komt men wel
iets meer te weten uit de vele brieven, die
hier achter glas liggen uitgestald. Brieven
die in een tamelijk zuiver Frans zijn ge
steld Marie Antoinette maakte althans
heel wat minder fouten dan in Napoleons
correspondentie zijn aan te treffen en
die ze in de betrekkelijke eenzaamheid van
haar Petit Trianon aan haar Oostenrijkse
familie richtte om tussen de regels door
haar hart eens wat te kunnen luchten.
Haar huwelijksleven met de gezette Lode
wijk is zeker geen idylle van louter rozen
geur en maneschijn geweest en de ver
houding met haar schoonzusters, die haar
vaak als nauwelijks meer dan een vreem
de indringster behandelden, was uiterst
gespannen en vaak ronduit slecht. In haar
brieven zijn zo hier en daar nog wel de
sporen te vinden van de opgedofte vreug
deloosheid van het wat melancholieke be
staan van een jonge koningin, die terug
verlangde naar haar jeugd in het verre
vaderland. De correspondentie is overigens
verre van compleet. Uit overwegingen van
„pudeur" werden klaarblijkelijk de tal
rijke en hartstochtelijke liefdesbrieven aan
de knappe Zweedse edelman graaf Von
Fersen achterwege gelaten.
De meest bewogen periode uit haar
leven, de maanden voor haar terechtstel
ling, die in de Conciergerie en de Temple-
gevangenis werden doorgebracht, wordt
tenslotte in de zaal opgeroepen. Uit de Con
ciergerie werden de eenvoudige houten
meubels overgebracht, wat stoelen en een
tafel. Er hangt hier ook het voorlaatste
portret, waarvoor Marie Antoinette po
seerde en dat door de Poolse schilder Ku-
charski in het Parijse Palais des Tuileries
net niet meer kon worden afgemaakt, om
dat op 10 Augustus van het jaar 1792 de
revolutie zou uitbreken.
De onvoltooide pastel werd bij de over
rompeling van het paleis door de opstande
lingen met een spies doorstoken en het lit
teken van die wonde kon door de restau
rateurs nooit helemaal worden geheeld.
Doch van alle beeltenissen, die men in
Versailles van Marie Antoinette te aan
schouwen krijgt, blijft de schets die David
aan een venster in een Parijse woning van
haar maakte de bezoeker toch nog wel het
langste bij: de onttroonde koningin in haar
ruwlinnen gevangenisplunje met de bon
net op het hoofd, die als „Femme Capet"
op een platte kar naar het schavot op de
Place Concorde wordt gebracht: een oude
vrouw van achtendertig jaar, de armen
op de rug gebonden, op wier gezicht men
meer nog dan verbittering fierheid (of
misschien alleen maar verwondering?)
meent te kunnen lezen. Een strakke mond,
waaruit haar beul even later, wanneer ze
hem op het schavot op de tenen zou trap
pen de „historische" woorden zou hebben
vernomen: „Pardon monsieur, ik deed het
niet expres
ZOU MEN Marie Antoinette een sterke
persoonlijkheid of een grote geest mogen
noemen? Van deze herdenkingsexpositie
neemt men die indruk niet direct mee naar
huis. Wel voelt men hier duidelijk de
menselijke tragiek, die haar lot is geweest
en welke ze met majesteit heeft gedragen.
Een vrouw, die meer dan haar echtgenoot,
een menselijke en symbolische gestalte zou
geven aan een der aangrijpendste gebeur
tenissen uit de geschiedenis van Frankrijk.