Hedendaaës bouwen I Jonge mannen STEENTJES VAN HET PUBLIEK Elke Zaterdag acht pagina s bij alle edities van Haarlems DagbladOprechte Haarlemsche Courant KERKELIJK LEVEN Jeugd en Film Er groeit een nieuw ruimtelijk bewustzijn ENGELE WEKEN geleden is in Parijs het honderdjarig bestaan van de Wereld bond voor Christelijke Jonge Mannen Verenigingen (de Y.M.C.A.) gevierd. Het gebeurde in de grootste internationale reünie uit de geschiedenis van deze bond. De hoofdthema's van het congres waren: 1. De wereld waarin wij leven. 2. Wij hebben een meester. 3. Wij willen dienen. De eigenlijke eeuwfeestviering had plaats op Maandag 22 Augustus in het Palais des Sports, dat aan twaalfduizend mensen plaats biedt. Bij die gelegenheid is de oude Parijzer Basis opnieuw door de ver tegenwoordigers der aangesloten landen plechtig aanvaard. Deze Parijzer Basis is de verklaring, die op het oprichtingscongres (22 Augus tus 1855 te Parijs) door de deelnemende landen getekend werd. De belangrijkste passage eruit luidt: „De Y.M.C.A. streeft er naar jonge mensen samen te brengen, die Jezus Christus aanvaarden als hun Heer en Zaligmaker volgens de Heilige Schrift, die verlangen zijn discipelen te zijn en die hun krachten willen vereni gen om Zijn Koninkrijk uit te breiden onder jonge mannen". De stoot, die leidde tot de oprichting van deze wereldorganisatie, is eigenlijk van de Engelsman George Williams uit- gegaan. Hij werkte in de textielindustrie en zocht met enkele medestanders naar wegen om de jonge mensen te helpen, die door de toen snel voortgaande industria lisatie en de daarmee verbonden (on)- sociale toestanden geestelijk dreigden ten onder te gaan. Zij begonnen met het verenigingswerk. Ook de C.J.M.V. Excelsior in Amsterdam stamt uit dit jaar 1851. Williams heeft al les in het werk gesteld om het vereni gingswerk ook wortel te doen schieten op het continent. En men kan niet anders zeggen, dat zijn idee een enorme uitwer king heeft gehad. In een eeuw tijd is de Y.M.C.A. uitgegroeid tot een indrukwek kende organisatie, waarbij tachtig landen zijn aangesloten, van Liberia tot IJsland, van China tot Turkije, van Irak tot Cey lon. Er zijn in het geheel negentigduizend afdelingen met samen vier millioen leden. Amerika, met drie millioen leden, neemt het leeuwenaandeel, Kenya met zijn veer tig leden zal wel de kleinste zijn. De ruim veertigduizend leden tellende Nederlandse C.J.M.V. viert dit jaar zijn 102-jarig bestaan en is dus al ouder dan de wereldbond, waar zij bij aangesloten is. Worden kinderen door religieuze films beter „geïnformeerd"? Kinderen, die in de Zondagsscholen religieuze films zien, zijn „beter geïnformeerd" dan kinderen, die hun kennis „slechts" van onderwij zers of door het gedrukte woord ontvan gen. Dit meent men te hebben kunnen vaststellen in het eerste omvangrijke on derzoek over het gebruik van films in Amerikaanse kerken. Het onderzoek werd onder leiding van de theologische faculteit der Yale-Universiteit in Chicago gehouden. Tien jaar lang is men er mee bezig geweest. Medewerking werd ver leend door honderd Protestantse kerken. Men wil uit dit onderzoek afleiden, dat films een bepaald voordeel boven de an dere vormen van religieuze opvoeding hebben. Zij verschaffen de kinderen be langrijk gemakkelijker toegang tot de Christelijke godsdienst en maken hen er ontvankelijker voor. Toch zal de kerk verder het persoonlijk contact moeten gebruiken om in het kind een gevoel van Christelijke overgave en dienst te ontwikkelen. Het onderzoek zou verder hebben aangetoond, dat kinderen door de film een levendiger voorstelling van Christus en andere Bijbelse figuren krijgen, dan door de illustraties in de Zondagsschoolboekjes. In deze samenhang stelde de leider van het onderzoek, Re- verend C. C. Parker, in ieder geval vast, dat de kunstzinnige kwaliteit van de re ligieuze film nog veel te wensen laat. In vele gevallen werden de Bijbelse geschiedenissen verdraaid. Te dikwijls werden de profeten en apostelen als oude mannen met baarden voorgesteld in plaats van hen te laten zien zoals ze werkelijk geweest zijn: krachtige, actieve mensen. Ook Christus werd vaak als een wat weke en onnatuurlijke gestalte vertoond. Daar door werkten zijn woorden op de kinde ren van nu dikwijls niet erg overtuigend. In het onderzoek wordt er op gewezen, dat films in de Zondagsscholen heden nog niet als een wezenlijk bestanddeel van de Christelijke opvoeding getoond worden, maar meer als onderhouding. Alle hon derd kerken waren echter de overtuiging toegedaan, dat films systematisch in het religieuze onderwijs moeten worden op genomen en dat ze ook bij de vorming van Zondagsschoolleiders en andere kerke lijke mede-arbeiders gebruikt moeten - worden. mus. „Aan een verhaal in de krant, een verhaal voor zijn broertje. En weet je wat Maarten nu denkt?" „Nou?" vroeg de mus en hij keek vol bewondering naar die knappe vlinder. „Maarten denkt: waarom staat er nooit een verhaal voor mij in de krant!" „Denkt hij dat echt?" „Ja zeker! En ik ga er iets aan doen ook!" „Wat wil je daar nou aan doen, vlin dertje?" „Wacht maar, ga maar eens mee, als je wilt. Ik weet waar de krant woont". Samen gingen de mus en de vlinder weg. „Dag Maarten", riepen ze nog, maar Maarten hoorde het niet, want hij dacht over zijn verhaal na. Ze vlogen weg van de Parklaan, naar het huis waar de krant woont. De mene ren die de krant maken en de juffrou wen die de verhalen schrijven waren allemaal aan het werk. Tikketik, tikke- tik, deden de schrijfmachines en de gro te machines die de krant moeten druk ken ratelden zó hard, dat de mus en de Hiernaast: een nieuwe kleurplaat. ooooooooooxxxxxicvDocooocoocooooooofxxxooooooooooooocioooocxvxv- ooo-jocoooocooooooootoooot) *>-*roooor)r>driof>doo(>roo^ooc>cx>ooc>30oooooooc>oc>ooax)OODOoa>ooxoooocxx)OC>oooooooooooocx»cico vertelde. Dat werd het verhaal van Maarten dat hij nu vast wel zit te lezen in zijn mooie tuin. Hoog in de bloemenstruiken kijken de vlinder en de mus naar Maarten en knipogen tegen elkaar. Er vloog een vlindertje over de Park- laan. Net als alle andere vlindertjes was het op zoek naar mooie grote bloemen. - Eerst kon het nergens iets vinden, maar i toen het nog hoger ging en boven de huizen vloog, zag het opeens de tuin van j Maarten. En in die tuin staan misschien i wel de mooiste bloemen van heel Haar- j lem. Hele grote hoge bloemen, j „Hier is het fijn", riep het vlindertje, Nieuwsgierig fladderde het rond. „Wie zou er in dat huis bij die mooie tuin wo- nen?" vroeg het vlindertje. „Wil je het weten?" zei een musje dat rondhupte tussen het gras. „Kijk maar eens goed, Dan zie je wie hier woont". Het vlindertje zag een jongen aan ko- j men. „Wie is dat?" vroeg hij nieuwsgie- I rig. „Dat is Maarten", piepte het musje. „Wat dom dat je dat niet weet! Iedereen in de tuin kent Maarten: de bloemen, de vogels, de zon en de wolken, die hier overkomen. Maarten is er altijd. Wij weten alles van hem af". .Vertel me eens wat over Maarten", vroeg het vlindertje dat graag alles al tijd weten wilde „Vraag zelf maar", riep de mus eigen wijs en het wipte tot de hoogste tak bo ven Maartens tuin Het nieuwsgierige vlindertje fladder de om Maarten heen. Maarten merkte het niet. Het vlindertje kwam nog dich terbij en ging op de neus van Maarten zitten. ,Hu", zei Maarten en hij greep naar zijn neus. Maar het vlindertje was al weg. Het schommelde tussen de blaadjes en bleef maar kijken. Maar Maarten had geen tijd om met vlindertjes te spe len. Maarten dacht na. ,Weet je al iets over Maarten?" vroeg het musje aan de vlinder. „Ssst", fluisterde die, „Maarten denkt na. En ik wil weten waarover". „Kun jij dan zien wat Maarten denkt?" piepte de mus. „Ik geloof er niets van". „Jawel", zei de vlinder, „ik kan zien wat de mensen denken en ik zie nu dat Maarten aan een verhaal denkt". „Aan wat voor verhaal?" vroeg de vlinder elkaar niet eens meer konden verstaan. „Weet je bij wie je moet zijn?" schreeuwde het musje boven het lawaai uit. „Bij de allerhoogste baas natuurlijk", riep de vlinder terug. Door het hoogste raam dat open stond, vlogen ze binnen en het was nog goed ook. „Wij willen de allerhoogste baas spre ken", riepen ze tegen de juffrouw, die daar zat. „Maar van wie komt u?" vroeg de juffrouw en ze wou ze al wegjagen. „Wij komen van Maarten", riepen ze, „Maarten wil een verhaal!" „O", zei de juffrouw, „dat is wat an ders, komt u maar gauw binnen". Ze bracht ze naar de allerhoogste baas van de krant. Ze mochten samen op zijn bureau zitten en om beurten ver telden ze over Maarten. Ze waren nog niet uitverteld of de directeur sprong al overeind en drukte op een bel. Alle ma chines stonden stil en alle meneren en juffrouwen renden naar boven om te horen wat de allerhoogste baas wilde. „Een verhaal", riep hij, „een verhaal voor Maarten!" „Voor Maarten?" riepen ze allemaal en ze trokken meteen hun potloden en hun vulpennen voor de dag. Maar wat moeten we schrijven?" riepen ze toen ze opgeschreven hadden: „een verhaal voor Maarten". „Tja", zei de allerhoogste baas, „dat weet ik ook niet. Vraag dat maar aan de mus en de vlinder". „Laten we beginnen met te vertellen hoe we hier zijn gekomen", zei de vlin der heel verstandig en hij begon. Iedereen schreef op wat de vlinder Trek een lijn van 1 naar 2, enz. verder naar 45. „Wat!", riep mevrouw Van Beverborst, „Weg is mijn mooie leverworst, die net nog op de aanrecht lag! Hoe kan dat op klaarlichte dag! Een leverworst van wel een pond, dat is me nou toch al te bont! Zo'n ding heeft toch geen beentjes, geen voetjes en geen teentjes, waarop hij er vandoor kan gaan?" Daar kwamen al agenten aan. Die maakten van het worstverhaal meteen een groot proces verbaal. En toen maar zoeken, zoeken in gaten en in hoeken. Met auto's en met honden, met microfoons en met de fiets. Al zochten ze ook wat ze konden, ze vonden niets! Maar ik kan je vertellen van Hansje Poesnelle, die in een donker hoekje zat en aten aten at. Van wat?Van wat?Van wat? Natuurlijk van die leverworst van die mevrouw Van Beverborst. MIES BOUHUYS. 1 U S E P i ii :.i b it 1 y-jó IN DE LANDEN, waaraan het verwoes tend, oorlogsgeweld niet is voorbijgegaan, heerst in de tien laatste jaren een onge kende bouw-activiteit. Deze activiteit is mede noodzakelijk, omdat gedurende de oorlogsjaren het bouwen voor een belang rijk deel werd stopgezet. De vijf oorlogs jaren betekenden ook voor de architecten een periode van stilstand in hun werk en het ontbreken van onderling contact, zeker in internationaal verband. Na de oorlog hervonden de architecten elkander en vormden zij nieuwe contacten op interna tionale congressen. Zij wisselden van ge dachten over wat zij al of niet deden en bespraken onderling hun plannen. Woorden spreken vaak een moeilijke taal. Vandaar dat het vrijwel onvermijde lijk is, om bij internationale bijeenkomsten te grijpen naar een aanschouwelijke vorm om het eigene aan anderen duidelijk te maken. Het is derhalve begrijpelijk, dat op elke internationale samenkomst van architecten een tentoonstelling een wezenlijk en be langrijk element vormt. Zo ook op het deze zomer in Scheveningen gehouden congres van de Internationale architecten-organi satie, de zogenaamde U.I.A. Het belang rijkste onderwerp op dit congres was de woningbouw. Het Nederlandse organisatie comité verzocht de deelnemende landen om de inhoud van de inzendingen voor de ten toonstelling, ingeleid door 'n korte impres sie van het land en de architectuur in het algemeen, alleen te wijden aan de woning bouw. Met slechts enkele ondergeschikte uitzonderingen heeft ieder land zich aan het verzoek gehouden. Daardoor vertoont deze internationale architectuur-tentoon stelling, die van Maandag af in de Haar lemse Vleeshal te zien is, ondanks het indi vidueel karakter van elk der ruim twintig deelnemende landen een merkwaardige eenheid, die de onderlinge verstaanbaar heid vergemakkelijkt. In zijn kwaliteit van voorzitter van de Kring Haarlem van de B.N.A. schrijft de heer K. Jonkheid: Met het organiseren van goede architec tuurtentoonstellingen trachten de architec ten een belangrijke zijde van hun roeping te verwezenlijken. Immers, de B.N.A. is niet alleen „Bond van Nederlandse Architecten" maar ook en zelfs in de eerste plaats „Maat schappij tot bevordering der bouwkunst". De bevordering der bouwkunst wordt bij de B.N.A. intern gestimuleerd door lezin gen, excursies, studiechibs, internationale congressen enzovoorts. Doch terecht wordt ingezien, dat al deze activiteiten een groot deel van hun waarde verliezen, indien zij niet gedragen worden door de publieke opinie. De architectuur wordt niet bepaald door de architecten alleen. Het publiek speelt er een grote rol in. Als de gemeen schap terecht van de architecten eist, dat de bouwwerken schoon en doelmatig zullen zijn, dan vragen de architecten belangstel ling en steun bij het uitvoeren van deze moeilijke opdracht. De architectenhebben immers slechts een dienende taak. Zij zijn de dienaren van de gemeenschap. Met een kleine variatie op het bekende gezegde zou men kunnen vaststellen, dat elk volk de architectuur heeft die het verdient. In dit verband moge eraan herinnerd worden, dat de grote bouwmeester en filosoof dr. H. P. Berlage als devies gekozen had: „Ik dien". Ter bevordering der bouwkunst bieden het vooruitstrevende bestuur van de ge meente Haarlem en de plaatselijke kring van de B.N.A. u daarom thans twee expo sities van architectuur aan van uitzonder lijk schoon en belangwekkend gehalte. In dien ge uw steentje wilt bijdragen en mee bouwen aan de schoonheid van stad en land, dus aan het levensgeluk van uzelf en uw nageslacht, doe dan mee aan de bevor dering der bouwkunst en bekijk en bestu deer de tentoongestelde architectuur in de Haarlemse Vleeshal. Ons land nam aan deze internationale tentoonstelling deel met een eigen inzen ding en hield zich uiteraard aan de zelfge stelde voorschriften. Daarnaast organiseer de Nederland een tentoonstelling van het beste, dat in de afgelopen tien jaren in de verschillende sectoren van het bouwen: fabrieken, scholen, kerken, ziekenhuizen, hotels, woningen enzovoorts werd gereali seerd. De kern van de tentoonstelling is een greep uit het werk van een vijftal vooraanstaande architecten, te weten Du- dok, Oud, Granpré Molière, Rietveld en Bijvoet. DEZE BEIDE tentoonstellingen geven alle aanleiding te overwegen waardoor de architectonische opvattingen in de afge lopen tien jaren werden gekenmerkt en welke verwachtingen men omtrent de ont wikkeling van deze opvattingen in de toe komst mag koesteren. Als er een algemeen kenmerk genoemd moet worden, die de architectuur van vrij wel alle landen beheerst, dan zou het wel zijn de afkeer van het monumentale, zo sterk naar voren tredend, dat gesproken kan worden van een a-monumentale ge richtheid in de bouwkunst. Het imiteren van stijlvormen uit het verleden heeft vrij wel afgedaan. De behoefte om bij openbare gebouwen indruk te maken door frap perende gevel-architectuur is over de ge hele linie vrijwel verdwenen Waar men tracht aan de oude vormen vast te houden (ik denk hier met name aan landen als Rusland en Polen) is een sterk dualisme waarneembaar. Bij de voorbeelden van montagebouw (het bouwen met vooraf ge fabriceerde elementen) is de moeizaamheid te observeren om pilasters, consoles en gootlijsten te verwerken. Het zijn elemen ten, die wezenlijk niet meer passen in het bouwproces, die niet liggen in de bouw techniek van het heden. Het is net of er in de architectuur van de laatste tien jaren een verfrissende wind waait. Een sterke drang naar het elemen taire, het klare, het eenvoudige. De archi tectuur heeft gewonnen aan grootheid van strak gehouden vormen, aan rhythme van zich repeterende ruimtelijke elementen of de begrenzingen daarvan. Deze tendenz staat natuurlijk niet alleen in de cultuuruitingen van deze tijd, be perkt zich niet alleen tot het bouwen. In de andere kunstgebieden, in het gehele maatschappelijke leven, bewegen zich ge lijke stromingen. Deze ontwikkeling da teert cok niet van nè de oorlog. Reeds lang daarvoor wezen bepaalde tekenen erop. HET HEDENDAAGSE bouwen werd de eerste jaren nè de oorlog sterk aan banden -gelegd door het materiaaltekort. Het enorm te realiseren bouwvolume om aan.de be hoeften te voorzien wordt geremd door tekort aan bouwvakarbeiders en de be schikbare geldmiddelen. Dwingen beper kingen op gebied van de materiaalvoorzie ning en financiën tot uiterste soberheid, het tekort aan arbeiders doet zoeken naar arbeidbesparende methoden. Materiaalge brek en smalle beurs werken de eenvoud m de vormgeving van de architect in d« hand, als hij het wezen van die eenvoud verstaat. Het zoeken naar arbeidbesparen de methoden, de opvoering van de produc tiviteit, die beoogt meer prestatie bij min der arbeidsuren, doet zoeken naar het machinaal vervaardigd massaproduct en montagemethoden, die het uitvoerings tempo doen versnellen en de inschakeling van ongeschoolde arbeiders mogelijk maakt. Deze factoren zijn ongetwijfeld van in vloed geweest op de vormgeving in de na oorlogse jaren, maar overheersend is, dat de mens een andere instelling heeft ge kregen ten aanzien van het gebouw. Er is een sterker bewustzijn omtrent de functie, het doel, de gebruikswaarde van het ge bouw. Een bezinning op de bestemming, de behoefte om te analyseren, waarvoor het gebouw eigenlijk dient in hoeverre een efficiënt gebruik van het gebouw gemaakt kan worden voor wonen of werken. De waarde van het woonhuis wordt niet meer bepaald door het aantal kubieke meters inhoud, doch of de afmetingen, de indeling van de vertrekken, de ligging daarvan ten opzichte van elkaar, de bestemming van de kamers, de oriëntatie naar de hemel- Maandagavond wordt de architec tuurtentoonstelling geopend, welke in de Haarlemse Vleeshal onder auspi ciën van de Kring Haarlem van de B.N.A. wordt gehouden. Deze expositie geeft een overzicht van de stand van zaken op het gebied van de internationale woningbouw en van de na-oorlogse bouwkunst in ons land. Het internationale deel is tot 2 October te zien, het nationale tot 26 September. Op de pagina's 4 en 5 van dit num mer van „Erbij" publiceren wij enige artikelen en een keur van foto's, die op deze unieke expositie (welke in Haarlem voor het laatst in deze com- lete vorm te zien is) betrekking heb- en. De tentoonstelling verdient de publieke belangstelling ten volle, om dat men door haar nader gebracht zal worden tot het wezen van de'bouw kunst, zoals dat ook spreekt uit Du- doks kantoorgebouw der Hoogovens, waarvan men hier de hoofdingang ziet afgebeeld. streken juist zijn voor een goed wonen. De architectuur van nü wordt wel eens verweten, dat zij internationaal is: alles zou toch maar één-pot-nat zijn. De verkor ting van de afstanden door de snellere ver keersmiddelen geeft directer contact tussen de mensen. Deze ontwikkeling is gegaan van het dorpse en steedse naar het provin ciale, het landelijke tot het internationale toe. De uitwisseling van opvattingen en ideeën gaat sneller en intensiever. Maakt deze uitwisseling, het kennisnemen van eikaars typerende eigenschappen, de eigen geest niet rijper en rijker? Een eigen per soonlijk karakter zal steeds behouden voor blindelings overnemen en na-apen. Dat zien we ook in de architectuur. De aan dachtige beschouwer zal in de verschillen de specimina van woningbouw in Zwitser land, Noorwegen, Spanje, Joegoslavië, Nederland op de tentoonstelling typische eigen kenmerken ontdekken als gevolg van persoonlijke trekken, geaardheid van het land en de klimatologische gesteldheid. Groeiend is een nieuw ruimtelijk be wustzijn. Het onderkennen van de waarde van het opene en beslotene. Kortgeleden las ik ergens, dat we het gevoel van „thuis- zijn" kwijt raken, omdat de wereld klein geworden is en het „verre" ons niet meer vreemd. Het toenemend aantal autobezit ters doet het aantal thuiszitters verminde ren, het brengt het verre, door de gemak kelijker bereikbaarheid, naderbij. Men kent minder de durende beslotenheid van de eigen woning. Men zoekt ook in de woning iets van de openheid, de blijheid, die men door de wijdere horizon heeft leren kennen. Ons kleine land ondergaat mede de in vloed van het veranderde geestelijk kli maat, ook in de architectuur. Zoals alle landen, die gehavend uit de oorlog te voorschijn kwamen, ondervonden wij sterk de gebondenheid aan de beperkte economische middelen. Het kunnen van onze beste architecten werd vaak geremd door helaas noodzakelijke bepalingen en voorschriften, maar ook door gebrek aan durf en fantasie bij de opdrachtgevers. Het buitenland heeft diepe eerbied voor de omvang van ons herstel en onze we deropbouw, heeft bewondering voor de klare, bijkans nuchtere geest, die uit het werk van onze beste architecten spreekt. Het algemeen niveau van de Nederlandse bouwkunst wordt zeer geprezen. Men on derkent een aantal Nederlandse architec ten, die grote mogelijkheden in zich ber gen om ons land een vooraanstaande plaats te doen innemen in de international architectuur. W. VAN GELDEREN.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 15