r Op speurtocht naar Nederlandse kerkorgels in Spanje ONZE NIEUWE LOGEE De aandacht van de luisteraar Nieuwe uitgaven NEP-NOZEMS Léve Kaps 1 iRANSE PARAGRAAF De natuur XI® WE HEBBEN toch weer een gevleugelde logee. Toch weer! Ons vogelhok stond namelijk al een maand onbewoond. Leeg en verlaten. De laatste bewoner, een ekster, had kans gezien na een verblijf van drie jaren, de benen en de vleugels te nemen, tot onze onsteltenis, omdat we niet veel vertrou wen hebben in de kansen, die een aan de mensen gewende vogel heeft bij zijn rondzwer vingen in een dichtbevolkte buurt. Maar blijkbaar hebben we het toch wat te somber in gezien. Telkens krijgen we uit de een of andere hoek van on ze stadswijk een „terugmel ding", waaruit blijkt, dat de zwart-witte vogel zich weet te redden. Ik vermoed, dat hij zich door zijn overrompelende aanhankelijkheid en zijn hu moristisch voorkomen overal toegang weet te verschaffen. Als hij nu maar geen misbruik maakt van zijn positie en geen lepeltjes of andere glinsteren de voorwerpen gaat pikken of in slaapkamers overnachten, dan geef ik hem nog een rede lijke kans. Intussen stond het hok, het toevlucht voor onbehuisden, leeg en was ons erf ook leeg en doods. Want als er iets is, dat je als vogelliefhebber mist, dan is het wel de dagelijkse zorg voor je pleegkinderen en hun voortdurende aanwezig heid, die uit duizend en een kleinigheden blijkt. Tot goed begrip bij de vele nieuwe lezers en lezeressen onder wie er misschien zijn, die deze regels met een diepe rimpel in hun voorhoofd le zen geef ik hier de verzeke ring dat wij nooit een vogel vangen, uit een nest halen of wat dan ook, terwijl we sinds jaar en dag toch nooit zonder gevleugelde logees zijn, ja zelfs vaak te kampen hebben met woningnood op ons klei ne terrein. Het zijn echter al tijd „passanten", doortrekken de reizigers, die na kortere of langere tijd in de natuur wor den herplaatst. Dat we daarbij de controleur-vogelwet in on ze woonplaats op de hoogte houden, behoeft geen betoog. NU HEBBEN we een nieuwe pleegzoon. Het is een vlaamse gaai. De voorgeschiedenis is te lang om te vertellen. Bo vendien is die al niet anders dan andere geschiedenissen, die elke zomer in iedere stad of ieder dorp kunnen worden opgetekend. Want in iedere plaats worden nesten uitge haald, sjouwen kinderen met jonge vogels rond, knippen ze de vlerken half af, krijgen genoeg van hun speelgoed, enzde rest is ook al be kend. Dan zijn er altijd mensen, die zich over zo'n hongerende rondfladderende stakker ont fermen en dan moet er een te huis worden gezocht. Zo kwam Gijsje, de jonge vlaamse gaai bij ons. Met ver prutste, afgeknipte vleugels en krijsend van de honger. Want zelf eten deed hij nog niet. Daar had hij z'n bediening voor, in dit geval dus zijn nieuwbakken ouders. Nu is het met alle jonge kraaiachtige vogels zo, dat als je ze te zeer aan je went, ze op den duur ondraaglijk aan hankelijk worden, hetgeen zich voornamelijk uit in een bijna onafgebroken gekrijs of geschreeuw, zodra ze maar een glimp van hun verzorger te zien krijgen. Bij jonge toren valken, haviken en buizerds is het al evenzo. Met Gijs liepen we dus het zelfde risico. Zijn doordringen de stem vervolgde me overal, zodat ik ten einde raad zijn hok met een zeil zo hermetisch afsloot, dat hij me niet meer kon zien. Eigenlijk was de si tuatie hoogst komiek. Als een dief sloop ik door mijn huis, vermijdende zelfs het kraken van een kamer deur, en 's morgens heel in de vroegte was het een sport om ongezien, maar vooral „onge hoord" alle bezigheden te ver richten, die nodig zijn om be hoorlijk gewassen en gekleed te voorschijn te komen, zon der dat de buurt daarvan op de hoogte wordt gebracht door middel van een vérdragend vogelorgaan. Eerste vereiste was intussen, de jonge vogel zelf aan het eten te krijgen. Dit is gelukt, dank zij wat vasthoudendheid en zelfbeheersing van onze kant en een „eieren kiezen voor z'n geld" van zijn kant. We hebben het pleit gewon nen, hoewel onze vrind altijd nog met sidderende vleugels en wijdopen snavel eerst eens afwacht of de baas zo gek is zich te laten lijmen hem te voeren. Want het is een rak ker, deze prachtig gekleurde vogel. U kent hem toch wel? Hoofdkleur bruinachtig beige, de vleugels zwart en wit met schitterende blauw-wit ge blokte „spiegel"veertjes", een witte stuit en gevlekte sche delveren. WAT ZIJN voedsel is? Ja, dat was in het begin een zoeken en proberen. Volstoppen met brood, zoals zo vaak wcrdt gedaan, was natuurlijk uitge sloten. Een gaai is in hoofd zaak vleeseter. Dus ben ik begonnen met in melk geweekt wit brood, vermengd met stukjes ge knipt mager rauw vlees (on- «cwi ctoivwêe gezouten!). Voor het brood bedankte .hij hardnekkig, het vlees ging erin als.nee, niet als koek, want ook koek is geen kost voor een gaai. Het bleek, dat hij stijve haver mout met vlees bijzonder waardeerde, terwijl vruchten als morellen en bessen zeer in de smaak vielen. Toen liep de voeding op rolletjes en kon ik zijn menu uitbreiden met al lerlei kleinigheden ter afwis seling. Rauwe doperwten zijn bijvoorbeeld een lekkernij en het levende voedsel mag als onmisbaar bestanddeel zeker niet ontbreken. Wat dat is? Vliegenmaden en meelwor- men: „eigen kweek"? Water is natuurlijk dagelijks fris aanwezig. En verder? Verder is Gijs, onze vlaamse gaai, een aardi ge, gezellige erfgenoot, die ons, z'n verzorgers, veel genoegen geeft. SJOUKE VAN DER ZEE ALS EERSTE van de Nederlandse om roepverenigingen heeft de VARA deze week haar winterplannen bekend gemaakt. Daarover hebben wij reeds uitvoerig ge schreven, doch er is één aspect aan het programmaschema dat nadere aandacht verdient. Volksontwikkeling is uit de aard der zaak voornaamste karaktertrek van het VARA-programma. Het uitzonderlijke per centage van het gesproken woord veer tig bewijst het en de toeneming van het gesproken woord is trouwens vooral ten koste gegaan van het aandeel der lichte muziek. Om een enkel voorbeeld te geven: Het aantal instructieve muziekprogram ma s dat in de komende maanden wordt gegeven is tot tien uitgegroeid de meeste per veertien dagen en daarbij is nog niet eens het symphonie- concert op de Maan- Voor de dagavonden gerekend, waarvan de duur ver- microfoon lengd is van zestig tot zeventig minuten. Maar die tien minuten meer zullen ge bruikt worden voor een toelichting. Intussen is het logisch, dat al die van de luisteraar meer dan vluchtige aandacht vergende programma's niet al te dicht op elkaar geprojecteerd mogen worden, om dat men anders één brok onverteerbare kost krijgt, hoe prettig de sprekers ook mogen zijn en hoe boeiend de klankbeelden zijn samengesteld. Wij zijn er niet gerust op vooral niet voor wat de Vrijdagavond betreft. De VPRO immers levert dan al an derhalf uur gesproken woord, de VARA doet daar nog een half uur aetherforum, een kwartier buitenlands overzicht, een kwartier nieuwsberichten en vijf minuten Esperanto bij: dat is in totaal meer dan wee-en-een-half uur gesproken woord tussen half acht en middernacht. Wanneer men de vooravond tussen zes en acht uur t J^ekt' met nieuws en commen- Tnrru\ <V~r^ iek en Mn kinderverhaal, It tl befld waarschijnlijk nog ongun stiger. Vervolgens moet men er rekening mee houden, dat op de andere zender de Vrijdagavond als regel ook nogal overvloe dig voor gesproken woord wordt gebruikt. Het is duidelijk, dat de opbouw van een harmonisch programma wordt belemmerd door het vierendelen van de zendtijd. „Wanneer de VPRO onder de nieuwe om roepwet straks in aanmerking komt voor meer zendtijd, zal hij ook een gehele avond moeten vullen en wij menen, dat dat dan een volledig programma moet zijn, dus met andere elementen dan alleen maar ge sproken woord", aldus de Vara-omroep- secretaris. Het is echter het kenmerk van ons omroepbestel, dat daarover geen enkele zeggenschap bestaat. De coördinatiecom missie werkt immers overwegend passief en volgt bovendien zo'n grove indeling van de programmagenres, dat zij een sympho- nieconcert tegenover een recital van liede ren van Schubert reeds spreiding vindt. Dat is jammer voor al die met zoveel zorg en smaak samengestelde programma's, die nu veel minder tot hun recht komen. Het is eigenlijk verbazingwekkend, dat de VARA met zoveel hardnekkigheid de hui dige structuur van het omroepbestel ver dedigt. In een nationaal omroep zou het programma zoals zij dat voorstaat veel be tere kansen krijgen. En het gaat tenslotte om de aandacht van de luisteraar. Daarin heeft de heer Broeksz volkomen gelijk. J.H.B. Van de hand van onze medewerker H. P t i 11 o n verzorger van de rubriek „Toch is het zo" in deze krant is bij J. H. de Bussy in Amsterdam een nieuw boek verschenen, welks titel, „Wonderlijke we tenswaardigheden", al verraadt, dat Pétil- lon ook hier weer uit het oude en gerenom meerde vaatje van zijn veelzijdige kennis tapt. Goede wijn behoeft geen krans en wij kunnen dus volstaan met een vermelding der afzonderlijke hoofdstukken: „Achter haalde waarheden", „Invloed van de maan op het leven", „De 100 verdwenen Inca priesteressen", „Een wonderlijke getallen reeks", „Herleefde monsters", „Heksenzal ven en liefdesdranken", „Osirisgraan en Pharaotarwe", „Merkwaardige instincten" en „Gedachten beïnvloeden de materie". Van Franse oorsprong is een nieuw en buitengewoon fraai uitgevoerd reisver haal van Pierre-Dominique Gais- s e a u, getiteld „Heilig Woud Magie en mysterie in Donker Afrika". Gaisseau koos als doelwit voor zijn avonturenlust het hartje van Frans Guinea, waar hij en zijn metgezellen ondanks bedreigingen met moord en marteling, in de heili ge bossen der fetichisten van het To- ma-volk doordringen en er hun zeden, gewoonten en griezelige erediensten letter lijk aan den lijve leren kennen. Sybren Polet verzorgde er een uitstekende Neder landse vertaling van, die bij de Uitgevers- Maatschappij Holland het licht zag. SAINT-SéROTIN, September. Er wor den nu in Parijs proeven genomen in par fumering van wagons van de métro: met rozen en jasmijnen zijn die ongunstig uit gevallen, maar met eau-de-cologne en den nengeur worden zij voortgezet. Het is meer dan een aanval van spilzieke nuffigheid bij het plaatselijk vervoersbedrijf, zoals ieder een zal begrijpen die wel eens op het spits uur in de métro gesnoven heeft, zodat men kan verwachten dat een van tweeën of bei de tenslotte definitief in gebruik zullen worden genomen. Daarna zal het een vraag stuk zijn, dat opinie-onderzoek waard is, of de behoefte aan vacantie in bosgebied door de parfumering bevorderd wordt of verzwakt, een dergelijke kwestie als die van de granaofoonplaten eii de concerten, van de bioscopen en het toneel. Niets kan immers in de kale stenen winter zo sterk de nostal gie naar het buitenleven opwekken aTs de herinnering aan een vleug dennenlucht. Hoe zal die gewaarwording beïnvloed wor den dooi de gelegenheid om voor twintig francs onbeperkt en beschut tegen weer en wind de neus te troosten? Cultuuroptimisten kunnen betogen, dat de liefde tot het buitenleven verdiept zal worden door de invoering van de geparfu meerde métro, als de stedeling niet meer met zo'n enkelvoudige weemoed kan vol staan. Intussen is het moeilijk te voorspel len wat de voornaamste bekoringen zullen zijn, die hem toch opnieuw naar het land zullen lokken. De stroeve grijze dorpjes misschien, zoals die hier over het departe ment van de Yonne gestrooid zijn: om een driesprong of kruispunt twintig huisjes, een kruidenierswinkeltje gekoppeld aan een café met houten banken en reclames voor bier en aperitieven als wandversiering een gemeentehuisje dat niet veel meer is dan een enkel lokaal, met altijd een monu ment ter herinnering aan wel twintig of dertig gesneuvelden in de eerste wereld oorlog, wier namen er gebeiteld op staan niets maakt zo goed duidelijk wat die oor log met Frankrijk heeft gedaan als de nooit ontbrekende miniatuur-obelisken in dorpjes, waar misschien driehonderd men sen wonen op de zijkant zijn er cjan twee of drie namen van gesneuvelden in de tweede wereldoorlog bijgeschreven. Er zijn zelden mensen te zien in die dorpjes, alleen tegen etenstijd staan er soms twee vrouwen te praten op een hoek, verder is alles verlaten wanneer er niet een auto op doortocht voorbij komt, eens in het half uur. De luiken zijn bijna overal voor de ramen, als het avond wordt verandert al leen de belichting. Er is meer leven in de gehuchten, sa mengesteld uit een paar boerderijen: een knecht komt over het weggetje met een sjokkende reus van een paard aan een touw, kwieke bleekrode varkens duwen hun neus in de distels en op het erf staat de boer zelf, onderweg van de stal naar het huis tot stilstand gekomen in een loop houding, om over zijn schouder de onbe kende wandelaars na te zien, met zulke oplettende donkere ogen, dat men onzeker is of hij een groet bedoelt of niet. Eerder zal men misschien de nostalgie besteden aan de wandelingen, dwars over de stoppelvelden, die zachter onder de voe ten zijn dan de ongeplaveide landwegen, waar de kantige stukken kiezel en baksteen uit de harde grond steken; de hoge stappen door het gras en de varens, waar de slinger planten schuilen, die de blote kuiten rafe len; de obscure insecten, die er de builen en knobbels op steken waar men 's avonds bij liet haarvuur in een boogje omheen krabt totdat de jeuk bedaart; de vermoeid heid achteraf, de slaperigheid die uit het lichaam komt inplaats van uit de klok. Die vermoeidheid is misschien het beste lok middel, die het recht geeft op hard en zwijgend eten en dan stug gaan slapen. Of het moest de volmaakte stilte van de avond zijn, als er ook geen wind is, die de eerste herfstbladeren heen en weer veegt. Of, als het om opsnuiven blijft gaan, de lucht van de gulle hopen paardevijgen. Vroeger karakteriseerden die hopen eerder de stad dan het land, waar zij veel verder uiteen lagen. Zo morrelt de techniek voor en achter aan de gewoontes van onze nasale verbeelding, zodat men zich in Nederland zelfs al een tijd kan voorstellen, wanneer dennenlucht in openbare vervoermiddelen de enige resterende zal zijn. DE UITSPRAAK van de president der Amsterdamse rechtbank in het kort geding tussen twee Kattenburgse jongens en het weekblad „Vrij Nederland" heeft duidelijk aangetoond, dat het niet allen nozems zijn, die korte pijpen dragen. Het blad had twee jongens door de bekende fotograaf van navrante plaatjes, Ed. van der Elsken, laten fotograferen in de begrijpelijke overtuiging, dat dit nu wel typische ver tegenwoordigers waren van dat slenteren de slag jongelieden op de Nieuwendijk, dat nozems wordt geheten: pompeuze sluip- schoenen, ringen aan de vingers, tochtlat ten voor de oren en verder kort, klef haar, zwarte dassen en een broekspijpvernau wing, die symbolisch zou kunnen heten voor hun bewustzijnsvernauwing. Ter zitting is echter komen vast te staan, dat deze beide jongens alleen maar willen doen, alsof zij ertoe behoorden. Toen zij daarin uitstekend geslaagd bleken te zijn zózeer, dat de buurt hen uitjouwde hebben zij inder haast een kort geding aanhangig gemaakt en daarin tegenover de president der Am sterdamse rechtbank erkend dat zij fatsoen lijke lieden zijn met vast werk en een nette levenswandel. Het laat zich denken welk een strijd het deze jongens moet hebben gekost om toe te geven, dat zij fatsoendelijk zijn. Eerst hebben zij de Nieuwendijk op en neer gelopen op een manier, die anderen nauwelijks nog illusies gaf over hun al- gehele levenswandel en hun goede inborst met ongemakkelijke pakken omhuld. En thans zijn zij ineens ontmaskerd als nette jongens. Daarmee is hun loopbaan op de Nieuwendijk voorbij. ANDERE JONGELIEDEN kunnen onbe kommerd de schijn van voosheid en slecht heid blijven handhaven: zij worden niet door de camera tot de bekentenis gedwon gen dat zij de beroerdste niet zijn. Zij kun nen voor de café's blijven hangen en hese vrouwenstemmen imiteren, voorbijgangers ■y~ naroepen en zich ongemakkelijk blijven voortbewegen als mensen in wie vervaar lijke krachten schuilgaan. Allemaal om te voorkomen, dat iemand in een verloren ogenblik zou denken, dat zij beste jongens zijn. Nu het op de Nieuwendijk sinds dat civiel proces duidelijk is gebleken dat er beunhazerij is onder de nozems, dat er dus nep-nozems zijn, ziet men op deze dijk nieuwe middelen toepassen om, vooral tegenover de argeloze burgerij, die sinds dien ook eens komt rondkijken, de indruk van voosheid te staven. Dit gebeurt bij voorbeeld door jongens, die met rode hoof den beeldromans lezen op de randen der trottoirs. En toch, indien wij onze Fiep juist hen hadden doen tekenen en erbij geschreven hadden, dat dit nu de nozems waren, dan zouden ook zij zich ongetwijfeld in een geding op onze kosten zijn gaan ont poppen als nette jongens, die pas nog een hond uit het water hebben gehaald, als vlijtige ambachtsscholieren, die zo aardig zijn voor hun kleine zusje of anderszins. Trouwens, de artikelenreeks in Vrij Ne derland is ook besloten met de conclusie, dat de meeste nozems later toch wel goed terechtkomen. Wellicht hebben zij uitste kende vooruitzichten bij de Nederlandse Omroep Zender Maatschappij, kortweg NOZEMA geheten. KO BRUGBIER AMSTERDAM, September. Een van mijn vroegste herinneringen uit dit leven is het moment, waarop een goochelaar mij het zal wel op een kinderpartijtje zijn geweest, ik weet het echt niet meer op een emmer zette en me vervolgens bijzon der overtuigend de indruk gaf dat de vo rige maaltijd zich geheel in zilveren gul dens had omgezet. Hoewel ik er helaas la ter nimmer meer in geslaagd ben deze voorstelling te eigen nutte te herhalen, heeft zij een blijvende en grote indruk op mij gemaakt. In de vliegensvlug geregis seerde film van mijn herinnering heeft deze gebeurtenis een plaats gekregen vóór het fnoment, dat ik met mijn Zaterdagse uit gangspakje aan in het water achter het ouderlijk huis viel. Het is waarschijnlijk aan die voorname plaats te danken, dat ik vorige week ge heel uit persoonlijke belangstelling een be zoek heb gebracht aan de lelijkste zaal van Amsterdam dat is die, welke bekend staat als de Grote Zaal van Krasnapolsky. Drie dagen lang hebben daar de gooche laars uit alle windhoeken gecongresseerd. Dat wil zeggen, dat ze een soort concours hebben gehouden, waarbij de praktijk v^n het goochelen het enige punt was op de agenda. Middag aan middag hebben de goochelaars de grote zaal gevuld met hun enthousiaste, nooit door jalouzie bedorven applaus voor hun collega's, 's Ochtends werd er niet „vergaderd", 's Avonds was er als regel een officieel aangerichte cocktail partij bezocht, die een bezoeking moet zijn geweest voor iedereen die niet van gooche len houdt. Want goochelaars houden nooit op met goochelen. Zij lopen zonder uitzondering met een pak kaarten, een paar balletjes en munten rond, waarmee zij alleen of in ge zelschap iedere vrije minuut van de dag goochelen. Ook op cocktail-parties, 's we relds afschuwelijkste vorm van gastvrij- heidsbetoon. Zij zonderen zich af in kleine groepjes en laten elkaar de nieuwste snufjes zien zonder uit te leggen, hoe ze het doen, want dat hoort niet bij de vriendelijke atmosfeer tussen alle gooche laars, amateurs zowel als professionals, ter wereld. Iedereen, die wèl van gooche len hield, had groot plezier. Er was slechts één Amsterdamse journalist, die ook een beetje aan goochelen doet en overal een VORIG JAAR HEEFT de 7 \\t nj vr i i i r, kribbige stemming veroorzaakte door zich ,a.w.U. de Nederlandse organisatie voor Zuiver band zijn gebouwd. Deze verwaarlozing bij een bepaald groepje goochelaars aan te Wetenschappelijk Onderzoek aan dr. M. A Vente een subsidie verleend om dr- Vente toe aan een achteruit- sluiten, even te kijken naar de prestaties .Maar de zeer bijzondere amateur-deskundige op het gebied van de orgelbouw. Reeds als meestal nog in zeer góede staat. In de be- hfk^had1 hijgelijk! dat^kan^k^niet beoor- kind voelde hij zich sterk tot de muziek in het algemeen en tot het kerkorgel in faamde kathedraal van Toledo bleken delen, maar in elk geval maakte hij zich het bijzonder aangetrokken. Vandaar dat hij als student als niet-verplicht leer- overtuiSend gehaat. v^Klpmnc-ml^ U™ 1. iJr1- r« tJ A- \e.,zlJn en het derde moeilijk. Meestal komt Daar heb ik ook Fred Kaps weer gezien. een euvel kende hem nog uit Utrecht, waar ik vroeger woonde en waar wij ons in het zelfde café plachten te laven. Hij begon toen nog pas aan de goochelarij, maar in middels is hij beroepsman geworden en zijn vak de musicologie koos. Hij promoveerde later op een proefschrift „Bouwstoffen dit omdat de balgen stuk zijn, tot de geschiedenis van het Nederlandse orgel in de zestiende eeuw". Nadat hij dat niet moeilijk te verhelpen is. gedurende de oorlogsjaren een diepgaande studie had gemaakt van de Neder- DE IBERISCHE ORGELS hebben veel- ianclse orgels, richtte hij m 1945 toen de grenzen weer open gingen zijn al behalve de gewone verticale, ook hori- belangstelling op de Franse, Deense en Duitse orgels en op hun geschiedenis. zontale pijpen en wel voor de trompetten. rln nAlifinlm _11.1 i t I DGZG lGVGroil GOïl onpinHif aantal variatioo en Spanje waren geweest achtte dr. Vente het zeer aannemelijk dat er ook muzi- de verwaarlozing zijn zij nog van een zo kale relaties tussen deze landen hadden bestaan. Deze opvattingen werden be- bijzondere schoonheid dat men er zich vestigd door diverse historische gegevens. tt.i. Zo bleken Karei V en Phipls II behalve een Spaanse ook een Vlaamse kapel te hebben gehad. Voorts toonden geschied1- kundige documenten aan, dat in de zes tiende eeuw verschillende Nederlandse or gelbouwers op het Iberisch schiereiland hadden gewerkt. In Spanje zelf zijn hierover weinig pu blicaties verschenen, totdat het in 1945 te Barcelona opgerichte „Instituto Espanol de Musicologia" een jaarboek begon uit te ge ven, het zogenaamde „Anuario Musical", waarin onder de zestiende eeuwse orgel bouwers ook Nederlanders worden ver meld. Op zijn reis werd dr. Vente vergezeld door dr. W. Kok, conservator van het la boratorium voor technische physica van de Technische Hogeschool te Delft. Op hun reis door Spanje en Portugal, die vier we ken heeft geduurd, hebben zij vele oude Iberische orgels aan een onderzoek onder worpen. Hun bevindingen worden thans gepubliceerd in het Engelse tijdschrift „The Organ". Bij hun studie is onze landgenoten on der meer gebleken, dat het volstrekt zeker is dat de Nederlandse orgelbouwers een zeer belangrijke rol in Spanje hebben ge speeld. Zo bouwde bijvoorbeeld Pedro Fla menco (Pieter de Vlaming) in 1540 het orgel in de kathedraal van Barcelona, welk instrument verschillende malen als voor beeld voor andere kerken wordt genoemd. Bij de bouw van het Escurial gaf Philips II de Antwerpse meester Gilles Brebos op dracht om in dit kloosterpaleis vier orgels te bouwen (1580). Helaas zijn deze instru menten verdwenen, maar de kasten be staan nog. Verder vond men in een van de voormalige woonvertrekken van Philips II de tweede in het Escurial een portatief (draagbaar orgeltje), dat alle kenmerken van Vlaamse herkomst vertoont en war- schijnlijk omstreeks 1595 door de Vlaamse meester Matthijs Langhedul uit Yper is gebouwd. OOK DIT JAAR zijn dr. Vente en dr. Kok, thans op eigen kosten, naar Spanje geweest om hun studie voort te zetten. Zij thans in West-Europa bezint, dit systeem op beperkte schaal opnieuw toe te passen. Op zijn tweede reis was dr. Vente ook door een aantal deskundigen vergezeld, on der wie een orgelbouwer en een pijpenma ker. Ook is contact opgenomen met een Spaanse orgelbouwer, met wie men het eens werd over een uitwisseling van pij- penmateriaal. Dr. Vente en dr. Kok houden uitgeschoten. Fred Kaps werd voor de tweede keer wereldkampioen. Van ken ners hoorde ik, dat de meeste wereldkam pioenen zich nooit meer op een congres vertonen zij menen zo hun titel moreel te kunnen behouden. Vriend Kaps heeft de traditie gebroken en is op het eerstvol gende congres (drie jaar) na zijn eerste wereldkampioenschap onverstoord versche nen. Hij was weer de beste, dat was al dui delijk toen ik die middag in Kras het ge- hebben van vele orgels de klank op de regelmatig lezingen over hun bevindingen, juich van zijn collega's had gehoord na af- band vastgelegd en een grote fotografische documentatie aangelegd.. Zij ontdekten, dat de Iberische orgels over het algemeen in een déplorabele toestand verkeren, hetgeen zeer jammer is, daar zij door een meester- die geïllustreerd worden met bandopnamen en fotomateriaal. In December zullen zij een dergelijk re feraat houden voor de Koninklijke Akade- mie voor Wetenschappen te Amsterdam, El Escorial, het kloosterpaleis van Filips de tweede. loop van zijn twaalf minuten durende op treden. Fred Kaps is een klasse apart. Het is een vriendelijke jongen met een inne mend, wat verlegen glimlachend gezicht. In ons café in Utrecht dronk hij vroegei- al vruchtensap om de snelheid van zijn vin gers niet nadelig te beïnvloeden. Nu heeft hij mijn sympathie gewonnen met een truc, die eigenlijk met goochelen niets te maken heeft. Tijdens zijn optreden in Kras begon namelijk de microfoon op het toneel bijzonder hinderlijk te piepen. U kent zonder twijfel wel dat storende ge gil, dat een luidsprekersysteem in een be sloten ruimte kan voortbrengen. Het pu bliek werd wat onrustig, Kaps maakte tus sen zijn nummers door wanhopige geba ren naar technici terzijde van het toneel maar het piepen werd steeds erger. Ten slotte gooide hij zijn kaarten neer, stapte woedend naar de microfoon, maakte die open en haalde er een kanarie uit. Goed, die microfoon wés geen microfoon, de kanarie was er een van plastic en bo vendien vooraf al „ingebouwd", maar het idee verdient een even enthousiast ge lach als Kaps van zijn collega's kreeg. Léve Kaps, ook al laat hij mij dan geen zilveren guldens in een emmer produceren. A.S.H. LEIDSE EXPOSITIE In het Prentenkabinet van de Rijksuni versiteit te Leiden wordt van 9 Septem ber tot 1 October een tentoonstelling ge houden van Italiaanse en Nederlandse houtsneden uit eigen bezit.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 16