Technicolor-eilanden in Stille Zuidzee Twee keer Picasso in Parijs Operatie Aloha „IBERIA" VAN ALBENIZ EEN EXPOSITIE VAN ZIJN LEVENSWERK EN EEN FILM VAN LUCIANO EMMER Tahiti's glimlach: EEN Amerika, land van het „volkskapitalisme" NIEUWE BOEKEN in zakformaat LEEG EN ZWART GAT Eenmaal de vruchtbare voedingsbodem van de passiebloem der romantiek Een bewogen karakter door contrasten Het landschap De mensen Film over Omar Khayam HAWAII, TAHITI, Bora-Bora, Polynesië, namen waarvan de klank alleen al visioenen oproepen van wuivende palmen en zonnige stranden, bevolkt met verleidelijk deinende hula- hula-meisjes en glimlachende, koffiekleurige ukelele-spelers. Hoe vaak hebben wij in onze romantische jaren en soms nog lang daarna! gedagdroomd van dit Zuidzee-paradijs, waar de gebraden hanen en de sappige ananassen de mens bij wijze van spreken in de mond vliegen en hoe vurig hebben wij verlangd, eenmaal het zorgeloze bestaan dier gelukzalige natuurkinderen te mogen delen! Zuidzee-para dijs, gelukkige eilanden, onbedorven natuurkinderen? De Zweedse journalist Olie Strandberg, die er jaren heeft rond gezworven, doet een ander verhaal. „Wil men de Stille Zuid zee leren liefhebben, ga er dan nooit aan wal. Men doet het beste tussen de eilanden door te blijven laveren, verzen te declameren en het roer zo stevig te omklemmen, dat de knokkels er wit van worden. Het leven aan land is er een en al vuilheid en bigotterie, zendelingen-tyrannie en drink gelagen, ruw gelach en hoofdpijn". (Van onze correspondent in Washington) OP EEN RONDREIS, zoals ik zojuist gemaakt heb door Maryland, Pennsylvania, Ohio, Michigan, New York State, New Jersey en Delaware komt men onder de in druk van de grote tegenstellingen in sfeer, die Amerika biedt. De grote steden hier zijn vaak wel heel radicaal „stad": steen en staal, die de natuur volkomen overwoe kerd hebben. Maar aan de andere kant is men wanneer men onderweg ook maar1 even van de grote autostrada afgaat in eens in een volkomen wilde natuur, waar het bos niet is gecultiveerd, waar men herten en zelfs beren kan aantreffen, waar een picnic ietwat riskant is door de slangen. Hoela-danseressen. Rokjes van stroken gekleurd plastic. DE HARDNEKKIGSTE mythe omtrent Polynesië, zo zegt Strandberg in zijn boek „In het jaar van de tijger"*) is die van de beeldschone, temperamentrijke inboor- linge, die gulweg aan elke man haar gunsten wegschenkt. Op het vliegveld van Bora-Bora was het een dikke en zeer waardige Polynesiër, die ons verwelkomde, aan de boot in Tahiti waren het twee da mes van concurrerende vreemdelingenbu- reaux, bijna vechtend in haar ijver om het eerst de loopplank te bestormen. Maar de begroeting is altijd en overal dezelfde: een vettige glimlach, een bloemenslinger die om uw schouders wordt gelegd en dan, als apotheose, de magnetische formule: „Many, many women waiting for you, gentlemen!" of woorden van gelijke strekking. Dat typeert de sfeer op deze technicolor- eilanden in de Zuid-Pacific en zo is het eigenlijk van oudsher geweest. „Reeds de oude ontdekkingsreizigers als Wallis, Sieur de Bougainville en Cook zagen Polynesië als gehuld in een erotisch waas. Zelfs de barse Cook trok, toen hij Tahiti bezocht om er het passeren van Venus langs de zon te observeren, zijn uniformjasje en zijn deugdzaamheid uit, overigens tegelijk met Sir Joseph Banks, de deftige presi dent van de Royal Society. Deze laatste beleefde er zelfs het pikante ongelukje dat koningin Obera met wie hij een nacht in de lagune „een kano gedeeld had" er in de morgenschemering met al zijn kle ren vandoor ging, hem alleen haar korte pareu (sarong) achterlatend Op Tahiti was het ook, dat de zeelui ontdekten, hoe vrouwengunst voor spij kers gekocht kon worden. Het gevolg daar van was, dat hun schepen uit elkaar dreig den te vallen, toen de liefdedronken ma trozen met tangen en koevoeten aan het werk togen. Hier vond de passiebloem der romantiek een vruchtbare voedingsbodem en zij die thuisblijven moesten, hieven het verre gelukseiland in pathetische lofrede nen ten hemel: „Tahiti, hoe schoon zijn uw dochters en hoe zachtmoedig uw zonen. Uw ontdekking zal niet zonder uitwerking blijven op het geluk der mensheid". „Helaas", zo merkt Strandberg cynisch op, „bleek dit sentimentele optimisme al leszins ongegrond. De ontdekking van Ta hiti droeg bitter weinig bij tot het geluk van de mensheid en betekende in elk ge val het ongeluk der inheemse bevolking. De Fransen, die zich met instinctieve smaak de mooiste eilanden toeëigenden, begonnen zich al heel gauw af te vragen, wat ze daar in hemelsnaam te maken hadden. Tahiti had er inmiddels een soort Polynesisch Montparnasse bijgekregen, waar het leven der edele wilden ontaardde tot eeuwige leegloperij en het reine Polyne sische bloed verdund werd met de en thousiaste medewerking van blanke en gele vreemdelingen. Frankrijk was nog niet volwassen genoeg om een paradijs te be heren. Na de tweede wereldoorlog, kwam de schatrijke, met geld smijtende Uncle Sam, die zonder Frankrijk toestemming te vragen bases vestigde waar het hem van pas kwam. Zijn Yankees namen de eilan den onderhanden, voerden cola en gratis filmvoorstellingen in en betaalden een kleine vermogen voor een enkele liefdes nacht. Zelfs de zendelingen uit de Ver enigde Staten deden de Tahitianen gapen van verbazing: midden in het bouwvallige Papeete bouwden de Mormonen een ver blindend wit paleis met spiegelende vij vers, blaasorkesten en icecream soda- fountains. TOEN UNCLE SAM na de capitulatie JaPar) goodbye zei, nam de kleine, jtige „Tinito" de Chinees zijn kans waar en heden beheerst hij het ge hele zakenleven en een groot deel der na tuurlijke rijkdommen van het eiland, dat bezig is te veranderen in een typische Chinese samenleving vol vuile, vervallen houten hutten en opiumkitten. De in heemse bevolking staat tot over de bloem achter het oor in de schuld bij de Tini- to's, die zij haten als de pest. De Fran sen worden beschouwd als gierige slappe en incompetente bureaucraten, wier enige bestaansrecht is, dat zij rode wijn impor teren. Uit de verte kan men de illusie, dat hier het aardse paradijs is, gemakkelijk bewaren, maar als de schoener de haven inglijdt, wordt het al duidelijk, dat hier iets mis is. Tegen de steven tinkelen de tal loze lege wijnflessen en de lucht begint zwaar te worden van ten zoete, scherpe stank van copra, gemengd met de zure lucht van verschaalde wijn en bier. De lagune weergalmt van dronken kreten en van alle kanten komt het gejammer van guitaren en het zachte gemauw van vrou wen stemmen. Een paradijs? „Het hoofd van Tahiti's „Syndicat d'Initiative" de locale VVV is tevens eigenares van een der beroemdste établissementen, dat be kend staat als Quinn's. Quinn's is een mengeling van bar, bordeel, zwarte markt centrum en society-trefpunt, onderge bracht in een grote loods. Bij mijn binnen treden wordt ik bestormd door een horde lelijke meisjes met uitstaande haren, die de limiet van hun wijncrediet bereikt heb ben. Aanvankelijk verwondert het mij, dat zij met saamgeknepen lippen en een my sterieuze Mona Lisa-glimlach rondlopen, maar dan ontdek ik waarom. Het meren deel der jonge meisjes heeft geen tanden meer. Tahiti's glimlach is een groot, leeg zwart gat". DIT IS DUS het leven, waarvan klei ne kantoorbedienden in Londen, New York en Parijs 's winters dromen, hun idéé van de hoogste gelukzaligheid: de dagen ver doen met wijn, vrouwen en gezang al is de wijn dan zuur, al zijn de vrouwen dik en lelijk en hun liedjes welluidend noch fatsoenlijk. Men sluit de ogen en poogt de situatie te genieten, maar het lukt niet en plotseling beseft men wat Ta hiti mist. Het heeft geen ziel, geen ka rakter. De Tahitianen zijn allen even on interessant als de idioot-vriendelijke hond die aan uw voeten rondkruipt en kwispelt bij ieder hapje dat men hem toesteekt. Hij heeft geen ras en geen trots, hij slijt zijn leven als een doodgoeie bedelaar en para siet". IETWAT GECIVILISEERDER, maar in wezen nauwelijks minder onecht en per vers is volgens Strandberg het leven op de andere Zuidzee-eilanden, ja zelfs op het idyllische Hawaii, vacantieoord der millionnairs. Honoloeloe verwelkomt zijn toeristen met de „Operatie Aloha" vijf mollige dames in rokjes van spinaziegroen plasticgras, zwalpend in het rhythme van de hoela, terwijl hun kaken kauwgom ma len. Men krijgt een geurige „lei" van or chideeën of gemberbloesem om de hals, een kus op de wang en een vlugge blik op zijn binnenzak. Puilt deze voldoende uit vanwege een dikke portefeuille, dan krijgt men ook nog een kus op de andere wang. Honoloeloe is paraat om u alles te leveren wat u hier komt zoeken: romantiek, vrien delijkheid, kleine paradijsjes compleet met badnymphen, maneschijn en gelukkige dansende inboorlingen. Maar de gelukkige, dansende inboorling uit de folders der reis- bureaux is zakenman geworden hij treedt met vrouw en kinderen op in het toeristencircus dat Hawaii heet. En zo in gewikkeld gaat de beschaving tewerk, dat het de toerist niet eens opvalt, dat de ro mantiek en het primitivisme waarvoor hij zijn dierbare geld uitgeeft, door hemzelf zijn geschapen. De „inboorlingenmuziek" waarnaar hij luistert, is ontleend aan de gezangboeken der eerste zendelingen en de ukelele is niets anders dan een onvol groeide Portugese guitaar. De keurige sa rongs, die de inheemsen om hun heupen wikkelen zijn in Hollywood gecreëerd voor Dorothy Lamour en haar collega-Jungle godinnen". De ananas, die bij geen enkele maaltijd ontbreekt werd door de blanke geïntroduceerd en zelfs Waikiki Beach, het meest bezongen en beschreven Zuidzee strand, is door blanke hóteleigenaars aan gelegd en zal binnenkort met behulp van geïmporteerd zand nog worden uit gebreid. Het enige dat helemaal echt is, is de kobaltblauwe zee, maar zelfs die maakt de indruk van een getemd circus- dier. IN HETZELFDE hoofdstuk van zijn boek beschrijft de Zweedse journalist met bijtend sarcasme een „luau" of primi tieve feestdis op Hawaii, aangericht door een als strandschuimer poserende blanke in een kunstmatig Zuidzeedorpje propvol authentieke „atmosfeer" zelfs namaaak-vrouwelijke zendelingen maken deel uit van zijn bedienend personeel. „Terwijl het speenvarken, dat als voor- namaak-vrouwelijke zendelingen maken een grondoven gaar smoort, drinken de dames en heren toeristen, gehuld in kleu rige sarongs en de onafscheidelijke bloem achter het oor, gehurkt rum uit bamboe stengels. Wanneer de „zendelinge" het ge bed heeft uitgesproken en het varken is opgegraven, grijpt ieder snel een vette kluif en sluipt ermee naar de grote hut, waar bij het schijnsel van brandende fak kels nog andere inheemse lekkernijen zijn klaargezet: poi (gemalen wortel met het uiterlijk en de smaak van behangsej^lak- sel) en lomi lomi zalm die zo lang met uien doorkneed is, tot hij eruit ziet als grauwe boter. Over het algemeen wekt het voedsel de indruk, dat het al eens eerder gebruikt is. De rumconsumptie stijgt, ter wijl men zich deze hapjes door de on willige keel probeert te werken. Al spoedig bloeit ook de echte en ware kinderlijk heid, gestimuleerd door het alcoholgebruik, op onder het strodak. De heren buitelen over de vloer en spelen baseball met ana nassen, de dames proberen haar heupspie ren te verwringen in een voorzichtige en wankele hoela. Intussen hebben de in heemsen die met de bediening belast zijn, zich achter het buffet teruggetrokken, van waar ze met een lichtelijk verachtelijke glimlach neerzien op de wilde blanke mannen en de dronken, gulzige vrouwen in hun vreemde aankleding vertegen woordigers van het ras, dat de beschaving naar Hawaii gebracht heeft...." MEN ZIET: Strandberg laat niet veel heel van de mythe der gelukkige eilanden, zo ijverig gepropageerd door de reis- bureaux en passagekantoren. Maar hij be schrijft ook verheffender ervaringen in deze wereld van schijn en „hallyhoo", zo als zijn bezoek aan de leprozenkolonle op Molokai, eens de vuilnisbelt van de Stille Zuidzee voor besmettelijk menselijk afval, thans een goed-geoutilleerd herstellings- Die tegenstellingen geven een bewogen karakter aan dit land. Het leven is er aller, minst mat of saai, het is fel en kleurig, men voelt dat men er leeft. Wanneer men in de Ford-fabriek te Detroit het staal ziet smeden, wanneer men daar staat temidden van het geratel en geklop in een gloeiende hitte, dan kan men zich nauwelijks voor stellen, dat er nog dennebossen zijn op de wereld, koele meren en diepblauwe luch ten. En toch zijn die niet ver af. Hier en daar heeft de civilisatie getracht om stad of wilde natuur wat te temperen. Omdat men daarbij tegen zulke oerkrachten moest ingaan hebben ook die pogingen een bijna dramatisch effect. Ik denk bij voorbeeld terug aan het museum te Cleve land waar men na een tocht door een afgrijselijk grauwe stad de weldadige schoonheid ondergaat van een Renoir of van oud Byzantijns ivoor. Ik denk, „wat tempering van de natuur betreft", aan de Niagara-watervallen. Men benijdt Cha teaubriand de ervaring in 1791 die water vallen gezien te hebben, voordat zij een eersterangs-attractie voor toeristen waren geworden. Wanneer men alleen staat in de wildernis tegenover de majesteit van dit neerstortende water, dan moet de indruk nog veel grootser zijn. Het is echter on vermijdelijk dat in Noord-Amerika waar millioenen mensen zich zo gemakke lijk verplaatsen een fenomeen als de Niagara-watervallen op de Grand Canyon tot een centrum van toerisme wordt. Hul de, vooral aan de Canadezen voor wat men hier ten behoeve van die duizenden en dui zenden toeristen heeft gedaan: het park terras, vanwaar men het beste uitzicht heeft op de watervallen, is met veel smaak aangelegd. Een kermis-attractie is dit stuk geciviliseerde natuur gelukkig niet ge worden. DE TEGENSTELLING in de Verenigde Staten mag dan al geweldig zijn, de con trasten en de standsverschillen tussen de mensen, met name tussen de blanke men sen, zijn opvallend gering. De Europeaan" van goede huize zal hier soms het respect missen van „laag" tegenover „hoog", hij zal soms een zeker heimwee voelen naar de schakeringen van een standenmaat schappij. Maar wie een sociale inslag bezit, zal toch moeten toegeven, dat het wel dadig is voor de zogenaamd lagere groe pen, dat zij niet, zoals in vele andere lan den, een gevoel van minderwaardigheid hebben ten aanzien van hen, die in geld of ontwikkeling boven hen staan. Om een voorbeeld te noemen: een uiter aard wat vuil geworden chauffeur van een der enorme vrachtauto's die in een restau rant langs de weg aan dezelfde toonbank zit te eten als een Amerikaanse professor, die met vacante is, zal zich daar volkomen op zijn plaats voelen. Hij behoeft niet naar een of ander vies kroegje te gaan: dezelfde zindelijke en goedkope eetgelegenheid be staat voor iedereen. Meer en meer wordt Amerika het land van het „volkskapita lisme". oord, waar bekwaam en vriendelijk me disch personeel er inderdaad in slaagt, menige melaatse te genezen. Ook zijn be levenissen in India, China, Siam en Indo china, getuigen van een scherp observatie vermogen, een levendig gevoel voor hu mor en een sterke geneigdheid tot zelf- critiek, waar het de stellingneming van de „superieure" blanke tegenover andere ras sen betreft. Om al deze redenen is „In het jaar van de tijger" een begerenswaardig boek, welks betekenis ver uitgaat boven die van het gros der populaire reisverha len. h. c. Dr. Olie Strandberg: „In het jaar van de tijger". Vertaling: Greta Baarsma—Jelgersma en N. G. Visser. Uitgeverij C. de Boer Jr. te Am- O sterdam. HEEL PARIJS gonst van Picasso. Een grote tentoonstelling in een onderafdeling van het Louvre is begin Juni geopend en wordt pas eind October gesloten. Alle kranten, ook de geïllustreerde bladen, raken niet over hem uitgepraat. Heel bont maakte het wel een damesblad, dat op een speciale manier een overzicht gaf van de vrouwen waar Picasso zich in de afgelopen vijftig jaar voor geïnteresseerd heeft. Dat begint dan met Fernande in 1904 tijdens de blauwe en roze periode in Picasso's werk, dan volgt in 1912 Eva, die het cubisme als model heeft mogen dienen. In 1918 is daar Olga, in 1937 Dora, in 1945 Frangoise, tot dat we tenslotte belanden bij Sylvette, het model van 1954 en Jacquelline het modei van 1955. Het damesblad geeft onbeschroomd zijn mening weer over het karakter van Picasso en wel speciaal zijn gedrag tegenover de vrouw. Grote koppen vertellen ons, dat de schilder brutaal, jaloers en verschrikkelijk driftig is. Bovendien heeft hij de neiging degenen die hij bemint een opgesloten leven te doen leiden, zodat ze met niemand anders dan met hem in aanraking komen. De dagbladen wijden humoristische ver slagen aan de grote scharen bezoekers, die de Picasso-tentoonstellingen bezoeken. Het zijn er zesduizend per dag meent de Pa- ris-Soir, maar een andere krant noemt er nog meer. Weer een ander dagblad be klaagt de arme Eifeltoren, die zijn klanten aan Picasso kwijt raakt. In de tweede helft van Augustus ver scheen bovendien de nieuwe Picasso-film in de bioscooptheaters. Daarvoor was deze nog slechts te zien in de theaters met de hoge prijzen, waar de premières worden vertoond. Men betaalt 3.50 voor een plaatsje in de bioscoop, onverschillig of men vooraan of achteraan wilt zitten. De film duurt vijftig minuten en kan dus geen heel programma vullen. Voordat we aan Picasso toekwamen, van de vrouw van de dichter Paul Eluard is er een voorbeeld van. Duidelijk zien wij afgetekend de perioden van oorlogsgeweld. Daar is het grote werk „Guernica" in zwart en wit. Deze naam slaat op een dorp je in het Noorden van Spanje, dat in de Burgeroorlog van 1936 door de Duitsers mondhoeken komt en gaat. Maar op een gegeven moment komt hij erin, vergeet alles om zich heen en werkt op de heerlijke manier van een geïnspireerde. Na een groot overzicht van Picasso's voornaamste werk, dat we nooit ineens te zien krijgen, maar waarbij de schilder ons als hét ware bij de hand neemt om gezamen lijk de geheimen van zijn composities op te sporen, zien wij hem nog enige keren aan het werk. Eenmaal staat hij voor een hoop oud roest, waaruit hij een lange gasbuis, een paar ijzeren flenzen en nog wat rom mel haalt. Tenslotte komt er nog een groene tak uit zijn tuin bij. Als de schilder dan een paar stappen achteruit gaat, zien wij het model voor een echte moderne Picasso voor ons op de grond liggen. „Ik zoek nergens in het bijzonder naar," zegt de kunstenaar, „maar ik vind al doende van alles." Aan het einde van de film herhaalt Picasso op een blanke wand, die enigszins hol gebogen is, de wandtekening die hij voor een kapel in Vallauris heeft gemaakt. Het onderwerp is „Oorlog en vrede." Met grote halen ziet men het bekende werk ontstaan. De vredesduif met het takje in de bek, de oorlogstrompetter, die teruggedre ven wordt. Picasso moet hierbij trapje-op- trapje-af klimmen en dan zien we toch wel, dat hij geen jongeman meer is. Hij wordt dan ook binnenkort vijfenzeventig jaar. De schilder werkt met bruin, ontbloot boven lijf aan dit fresco. Al werkend zakt zijn broekje enkele centimeters af en verschijnt een klein strookje blank vlees, dat zonder ling contrasteert met het bruin. Het deed komiek aan en leidde mij wel wat af, maar aan het slot kon ik toch van harte instem- dicht hierop geschreven, dat men onder het enorme doek op de tentoonstelling ziet af gedrukt. Hoewel ik een grote bewondering voor kregen we dus nog een andere film te ver- het werk van Picasso heb en ik bij mijn onverwacht volkomen tegen de grond werd men met het krachtige applaus dat in het gebombardeerd. Paul Eluard heeft een ge- theater opsteeg PAUL CHR. VAN WESTERING HOEWEL ER ditmaal slechts weinig litteraire kopstukken acte de présence geven, komt men in practisch elke rubriek toch wel een boek tegen, dat de luttele dubbeltjes, die men er voor neertelt, waard is. Dit is zeer zeker het geval met Le diable au corps van Raymond Radiguet, een der dadaïsten, rond het tija schrift „Sic" van Birot gegroepeerd. De ver bazing over het feit dat een knaap van nog geen twintig jaar oud een dergelijk perfect werkstuk af wist te leveren, is nog weer eens aangewakkerd door de uitstekende verfilming van deze liefdesaffaire tussen een nog school gaande jongen en een pasgehuwd kindvrouwtje Bij het uitkomen van de film hebben zich na tuurlijk diverse lieden beijverd aan te tonen, dat het hun geval geweest was. waarvan Radi guet verslag had uitgebracht. In diverse Franse bladen kon men dan ook de epistels en con- terfeitsels dezer pretendenten aantreffen, he laas weinig vertrouwen inboezemend in hun capaciteiten om in een dergelijk huwelijks drama een zo knappe rol te spelen als Radiguet zijn hoofdpersoon laat doen! Door de naargees tige plaatjes, waarmee The Fascinator van Theodora Keogh door haar man verlucht werd, moet men zich beslist niet laten afschr kken. wanneer men de avontuurtjes op de voet w:l volgen van een keurig gehuwde en charmante jonge vrouw, die hoe het ook anders ver liefd raakt op een beeldhouwer, die weliswaar beroemd maar ook buitengewoon lelijk is. Of een oorlogsroman belangrijk genoeg is om er een paar uur lezen aan te besteden, wordt nu eenmaal niet altijd bepaald door de totale hoeveelheid munitie, die verschoten wordt, het aantal doden en gewonden en de frequentie van de daden van huwelijksontrouw aan het thuis front of in de vuurlinie. Het vrijwel geheel ontbreken van dit alles in The far shore van Gordon Webber zal dan ook heus niet beletten, dat dit boek de erkenning zal vinden die het verdient. Het is een van grote humaniteit en scherp psychologisch inzicht getuigende ont leding van de slopende spanning, die een hand vol mannen van de Amerikaanse marine en koopvaardij gevangen houdt gedurende de laatste dagen van wachten en voorbereiden op de invasie van de Normandische kust in 1944. BEFAAMDE en minder bekende namen ont moet men onder de schrijvers van een twintig tal „science-fiction"-stories door Groff Conklin onder de titel Operation Future samengebracht. Een angstaanjagende schildering van de wereld van morgen, evenals Gladiator-at-law van Fre- derik Pohl en C. M. Kornbluth, waarin temid den van een volkomen aan de moloch techniek overgeleverde maatschappij een jonge jurist de strijd aanbindt tegen de gigantische machten, die dit monsterlijk geheel beheersen. A.M. werken: „De verloren Patrouille" genaamd. Het is een Italiaanse film, prachtig van fotografie, maar van een heel ander kali ber dan wij hier in Holland uit de Italiaan studie van het moderne Franse lied de ge dichten van Paul Eluard goed heb leren kennen, toch weet ik geen verband tussen gedicht en schilderij te vinden. In de film, se hoek gewend zijn. Het verhaal gaat over waarin alle bekende stukken van Picasso de lens passeren en op een voortreffelijke „Guernica" aan de beurt. Het hoofdmotief, „Guarnica" aan de beurt. Het hoodmotief, waar alles op steunt, blijkt door de beide omhoog geheven handen van een knielen de vrouw gevormd te worden. Zoals een symphonie zich uit enkele motieven ont wikkelt, zo toont de film ook aan, hoe dit oorlogswerk is opgebouwd. Het werk van 1941 tot 1945 is meer dan verschrikkelijk. Dat van de laatste jaren heb ik met grote bewondering bekeken. In 1954 had Picasso een jeugdig meisje als model. Hij tekende haar eenmaal naturalis tisch, daarna schilderde hij ruim een dozijn variaties op dit thema. Hetzelfde deed hij in 1955, maar toen gebruikte hij als thema een schilderij van Delacroix, vrouwen in een harem in Algiers voorstellende. In gesprekken met grote componisten van deze tijd, komt het onderwerp „defor meren" al spoedig ter sprake. Niemand vindt het gek, wanneer Max Reger op een bekend thema variaties maakt voor orkest, waarbij het thema steeds meer zijn oor spronkelijke vorm verliest en ten slotte geheel nieuwe vormen aanneemt. Henk Badings wees mij eens op het nauwe ver band tussen de deformaties in de schilder kunst (zie de lange halsen van de moderne Italianen) en de deformaties in de muziek. Zij ontlopen elkaar niet zoveel. Misschien is het voor een hedendaagse schilder wel interessant kennis te nemen van de wijze, waarop een moderne componist zijn thema's een patrouille van zeven militairen, die in de oorlog tussen Italië en Oostenrijk in het jaar 1849 verloren raken achter de Oos tenrijkse linies. De film is bar oorlogszuch tig, in geen jaren heb ik zoiets gezien. Ze staat wel in scherp contrast tot films als „Brood, Liefde en Fantasie" of „Fietsen dieven." Ook het slot van de film, die op een overdreven manier de Oostenrijkers in een slecht daglicht zet, wordt gekenmerkt door een fel nationalisme, waar wij als Hollanders maar vreemd tegenaan kijken. DE ALLERBESTE methode om de Pi- casso-expositie met vrucht te gaan zien, is eerst een bezoek te brengen aan de ten toonstelling: Salon des Réalités, die gehou den werd in het museum van moderne kunst. Het werk, dat hier hing, was der mate kras, dat Picasso daarna een verade ming was. Bij deze „Salon des Réalités" waren stellig geen zesduizend bezoekers per dag, misschien waren het er geen zestig. Gedurende een uur hadden mijn vrouw en ik de tentoonstelling voor ons alleen. Toen we daarna naar Picasso gingen, hoewel alles nog groen en geel voor onze ogen schitterde, kwamen we in een mensen stroom terecht, die kennelijk niet geprepa reerd was op hetgeen ze te zien zou krijgen. In het eerste zaaltje van deze grote ten toonstelling, waar Picasso's werk van vijf tig jaar geleden hing, ging het nog wel. Maar in de tweede zaal was het al mis. Familieleden, die al vooruit gelopen waren, kwamen teruggesneld om de achterblijvers sensatiebelust te vertellen, dat er zulke vreselijke gekke dingen verderop te zien waren. Toch vormden de rustige aandach tige bezoekers de meerderheid. Op het hierbij afgedrukte aanplakbiljet dat voor vijfhonderd francs aan de ingang te koop is, ziet u een zoontje van de schil der, Paultje, afgebeeld. Van dit soort schilderijen zijn er veel. Ze zijn voor ieder een te begrijpen. Uit de film over Picasso leren wij, dat de schilder zijn verschillende periodes afwisselt met het maken van naturalistisch werk. Het prachtige portret De Iraanse regering heeft bij de film maatschappij Paramount het plan geop perd een film te laten vervaardigen over Omar Khayam de grote Perzische dichter en wiskundige die in 1123 overleed. Door de vertaling van zijn „Rubaiyat" in het Engels, van Edward Fitzgerald in 1859, heeft deze in het Westen een grote bekend heid verworven. ISAaC ALBENIZ, die op 29 Mei 1860 te in een leven van successen? In ieder geval Campredon in Catalonië geboren werd, was zal zijn naam nog lang als de schepper van eigenlijk een wonderlijke sinjeur. Op zijn althans één belangrijke compositie: „Ibe ria" blijven voortleven. Deze grote suite voor piano, ontstaan in de laatste jaren van zijn leven, is daar tevens de artistieke bekroning van. In „Iberia" vinden wij de gerijpte mens, die na tal valn oppervlakkig heden en uiterlijkheid zich zó op der dingen kern heeft weten toe te spitsen en die zich na lang zwoegen de compositietechniek zó heeft weten eigen te maken, dat het wer kelijk werd, wat hij in het ene woord „Iberia" samenvatte. En dat was, om het met andere en meer woorden te zeg gen: Spanje in klank, Spanje in twaalf auditieve beelden gebracht door de fanta sie van een bewogen en temperamentrijke artist. Het is een rijke en veelkleurige we- vierde jaar trad hij al te Barcelona als pia nist op, daarbij zoveel vaardigheid tonend, dat er toehoorders waren, die het niet ver trouwden en geloofden, dat een ander ach ter de coulissen uit voerde, wat de kleine scheen te spelen. Als negenjarige jongen loopt hij uit het ouderlijke huis weg en probeert hij door het geven van con certen in de Spaanse provincies zijn kostje op te halen. Weer thuis leest hij Jules Verne, onder invloed van wiens fantasti sche romans hij in Cadiz als verstekeling aan boord van een schip naar Porto Rico weet te komen. Als hij ontdekt wordt, komt iedereen onder de charme van zijn persoonlijkheid: men ontscheept hem op Cuba, voorzien van wat hij aan geld nodig reld, die hij oproept in het eerste stuk: zin- zou kunnen hebben. Zijn vader bezwijkt rijk: Evocatie genoemd. En dan tovert hij voor zijn smeekbeden: hij mag zijn reizen voortzetten en gaat naar de Verenigde Sta ten, waar hij met afwisselend succes op treedt. Hij komt op zijn veertiende jaar naar Europa terug en wordt leerling van het Conservatorium te Leipzig, maar kort, want het geld is weer gauw op. Doch geen nood, een jaar later, in 1875, stelt Koning Alfonso XII hem in staat in Brussel te gaan ons de feestelijkheden van een Sacraments dag in Sevilla voor, hij voert ons naar de volkswijken van Madrid en Triana, hij no digt ons in Eritana, een herberg buiten Se villa, om daar de dansende paren te zien en de landwijn te drinken. Al de karakte ristieke elementen van Spanje's volksmu ziek worden in „Iberia" levend: de guitaar met haar vermogen een geheimzinnige ach tergrond te zijn, maar ook om met haar ge tokkelde klanken het geheel te doordrin gen, de opwindende slag van tamboerijn en castagnetten, met het ondefinieerbare, studeren. In België geeft hij ook concerten, omvormt. Als componist staat men met De opbrengst daarvan maakt het hem mo- open ogen te leren van de deformaties in gelijk Franz Liszt te bezoeken, die hem ge- de hedendaagse schilderkunst. durende twee jaar onder zijn artistieke Tenslotte nog het een en ander over de hoede neemt. Dit was de man, die hij zocht, dat men het Moorse bezinksel in_de Spaan- Picasso-film. Het is een Italiaanse film, met Albeniz' ideaal als virtuoos, maar tege- mooie kleuren en door Luciano Emmer ge- lijkertijd een mens van grote allure, een maakt. Wanneer deze film naar Nederland warmvoelend hart, dat met zulk een bohé- mien-natuur nog altijd grote Innerlijke ver wantschap bezat. Verrijkt met de raadgevingen van de er varen meester hervat Albinez zijn concert reizen. Hij doet dit met stijgend succes, mocht komen, wat ik vurig hoop, moet u deze vooral gaan zien. In het begin ziet men Picasso in zijn atelier. Na enig rondgescharrel, waarbij de schilder zich voor de camera nog kennelijk onwennig en verlegen voelt, zet hij zich se cultuur zou kunnen noemen. En dit alles op één instrument weergegeven, op zijn geliefde piano. De Spaanse folklore zegeviert in het melos natuurlijk heel uitbundig, de rhyth- men kloppen en bonzen even intensief als de harten der dansende paren, de kleurige harmonieën toveren ons de rode rozen en totdat op den duur de virtuozenloopbaan de mantillas der Carmencitas voor de geest. achter een ezel en begint met houtskool hem niet meer bevredigen kan. Hij wil ho- Maar er zijn ook beperkingen. Er is nog een landschap te maken. Het is een haven- gere idealen dienen en zich meer aan com- gezicht, dat Spaans aandoet, niet al te kras, dat feilloos en zonder enige hapering op het doek gesmeten wordt. Natuurlijk zal de Hollandse recensent niet uitblijven om positorische arbeid wijden. Om daarbij financieel sterker te staan neemt hij een zeer gevaarlijk middel te baat: hij gaat speculeren op de beurs. Gevolg: zo gauw mettertijd een vergelijking met de snel- mogelijk maar weer geld verdienen met tekenaar op de Dam te maken. Doch deze concertreizenOp zijn 33ste jaar echter film doet mijns inziens dermate eerlijk aan, dat ik iets dergelijks bepaald minderwaar dig zou vinden. Wij worden hier geconfron teerd met een groot mens. Dat leidt geen twijfel. Zolang Picasso de camera bewust op zich gericht voelt, heeft hij een iets ge amuseerde houding. Een spotlachje om de neemt hij het definitieve besluit het con certeren op te geven. Hij vestigt zich in Parijs en gaat componeren. In 1909 sterft hij, teruggekeerd in zijn vaderland. Heeft Albeniz juist gezien door te doen wat zijn mentor Franz Liszt eveneens had gedaan: van koers te veranderen midden altijd één en ander overgebleven van het tekort aan beheersing en concentratie uit zijn jeugd. De strenge zelftucht, die De Falla zich oplegde, heeft Albeniz nooit in die mate verworven. Anders had hij onge twijfeld met minder noten nog méér weten uit te drukken en had hij meer geschift en geschrapt. Maar zonder zijn representatie ve, groot opgezette „Iberia" zou Albeniz voor ons van zo goed als geen betekenis zijn. Pas in dit werk heeft hij wat in hem leefde volledig weten te realiseren. WILLEM ANDRIESSEN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 14