Technicolor-eilanden in Stille Zuidzee
Twee keer Picasso in Parijs
Operatie Aloha
„IBERIA" VAN ALBENIZ
EEN EXPOSITIE VAN ZIJN LEVENSWERK
EN EEN FILM VAN LUCIANO EMMER
Tahiti's glimlach: EEN
Amerika, land van het
„volkskapitalisme"
NIEUWE BOEKEN
in zakformaat
LEEG EN ZWART GAT
Eenmaal de vruchtbare voedingsbodem
van de passiebloem der romantiek
Een bewogen karakter
door contrasten
Het landschap
De mensen
Film over Omar Khayam
HAWAII, TAHITI, Bora-Bora, Polynesië, namen waarvan
de klank alleen al visioenen oproepen van wuivende palmen
en zonnige stranden, bevolkt met verleidelijk deinende hula-
hula-meisjes en glimlachende, koffiekleurige ukelele-spelers.
Hoe vaak hebben wij in onze romantische jaren en soms
nog lang daarna! gedagdroomd van dit Zuidzee-paradijs,
waar de gebraden hanen en de sappige ananassen de mens
bij wijze van spreken in de mond vliegen en hoe vurig
hebben wij verlangd, eenmaal het zorgeloze bestaan dier
gelukzalige natuurkinderen te mogen delen! Zuidzee-para
dijs, gelukkige eilanden, onbedorven natuurkinderen? De
Zweedse journalist Olie Strandberg, die er jaren heeft rond
gezworven, doet een ander verhaal. „Wil men de Stille Zuid
zee leren liefhebben, ga er dan nooit aan wal. Men doet
het beste tussen de eilanden door te blijven laveren, verzen
te declameren en het roer zo stevig te omklemmen, dat de
knokkels er wit van worden. Het leven aan land is er een
en al vuilheid en bigotterie, zendelingen-tyrannie en drink
gelagen, ruw gelach en hoofdpijn".
(Van onze correspondent in Washington)
OP EEN RONDREIS, zoals ik zojuist
gemaakt heb door Maryland, Pennsylvania,
Ohio, Michigan, New York State, New
Jersey en Delaware komt men onder de in
druk van de grote tegenstellingen in sfeer,
die Amerika biedt. De grote steden hier
zijn vaak wel heel radicaal „stad": steen
en staal, die de natuur volkomen overwoe
kerd hebben. Maar aan de andere kant is
men wanneer men onderweg ook maar1
even van de grote autostrada afgaat in
eens in een volkomen wilde natuur, waar
het bos niet is gecultiveerd, waar men
herten en zelfs beren kan aantreffen, waar
een picnic ietwat riskant is door de
slangen.
Hoela-danseressen. Rokjes van stroken gekleurd plastic.
DE HARDNEKKIGSTE mythe omtrent
Polynesië, zo zegt Strandberg in zijn boek
„In het jaar van de tijger"*) is die van
de beeldschone, temperamentrijke inboor-
linge, die gulweg aan elke man haar
gunsten wegschenkt. Op het vliegveld van
Bora-Bora was het een dikke en zeer
waardige Polynesiër, die ons verwelkomde,
aan de boot in Tahiti waren het twee da
mes van concurrerende vreemdelingenbu-
reaux, bijna vechtend in haar ijver om het
eerst de loopplank te bestormen. Maar de
begroeting is altijd en overal dezelfde: een
vettige glimlach, een bloemenslinger die
om uw schouders wordt gelegd en dan, als
apotheose, de magnetische formule: „Many,
many women waiting for you, gentlemen!"
of woorden van gelijke strekking.
Dat typeert de sfeer op deze technicolor-
eilanden in de Zuid-Pacific en zo is het
eigenlijk van oudsher geweest. „Reeds de
oude ontdekkingsreizigers als Wallis, Sieur
de Bougainville en Cook zagen Polynesië
als gehuld in een erotisch waas. Zelfs de
barse Cook trok, toen hij Tahiti bezocht
om er het passeren van Venus langs de
zon te observeren, zijn uniformjasje en
zijn deugdzaamheid uit, overigens tegelijk
met Sir Joseph Banks, de deftige presi
dent van de Royal Society. Deze laatste
beleefde er zelfs het pikante ongelukje dat
koningin Obera met wie hij een nacht
in de lagune „een kano gedeeld had" er
in de morgenschemering met al zijn kle
ren vandoor ging, hem alleen haar korte
pareu (sarong) achterlatend
Op Tahiti was het ook, dat de zeelui
ontdekten, hoe vrouwengunst voor spij
kers gekocht kon worden. Het gevolg daar
van was, dat hun schepen uit elkaar dreig
den te vallen, toen de liefdedronken ma
trozen met tangen en koevoeten aan het
werk togen. Hier vond de passiebloem der
romantiek een vruchtbare voedingsbodem
en zij die thuisblijven moesten, hieven het
verre gelukseiland in pathetische lofrede
nen ten hemel: „Tahiti, hoe schoon zijn uw
dochters en hoe zachtmoedig uw zonen.
Uw ontdekking zal niet zonder uitwerking
blijven op het geluk der mensheid".
„Helaas", zo merkt Strandberg cynisch
op, „bleek dit sentimentele optimisme al
leszins ongegrond. De ontdekking van Ta
hiti droeg bitter weinig bij tot het geluk
van de mensheid en betekende in elk ge
val het ongeluk der inheemse bevolking.
De Fransen, die zich met instinctieve
smaak de mooiste eilanden toeëigenden,
begonnen zich al heel gauw af te vragen,
wat ze daar in hemelsnaam te maken
hadden. Tahiti had er inmiddels een soort
Polynesisch Montparnasse bijgekregen,
waar het leven der edele wilden ontaardde
tot eeuwige leegloperij en het reine Polyne
sische bloed verdund werd met de en
thousiaste medewerking van blanke en
gele vreemdelingen. Frankrijk was nog niet
volwassen genoeg om een paradijs te be
heren. Na de tweede wereldoorlog, kwam
de schatrijke, met geld smijtende Uncle
Sam, die zonder Frankrijk toestemming te
vragen bases vestigde waar het hem van
pas kwam. Zijn Yankees namen de eilan
den onderhanden, voerden cola en gratis
filmvoorstellingen in en betaalden een
kleine vermogen voor een enkele liefdes
nacht. Zelfs de zendelingen uit de Ver
enigde Staten deden de Tahitianen gapen
van verbazing: midden in het bouwvallige
Papeete bouwden de Mormonen een ver
blindend wit paleis met spiegelende vij
vers, blaasorkesten en icecream soda-
fountains.
TOEN UNCLE SAM na de capitulatie
JaPar) goodbye zei, nam de kleine,
jtige „Tinito" de Chinees zijn
kans waar en heden beheerst hij het ge
hele zakenleven en een groot deel der na
tuurlijke rijkdommen van het eiland, dat
bezig is te veranderen in een typische
Chinese samenleving vol vuile, vervallen
houten hutten en opiumkitten. De in
heemse bevolking staat tot over de bloem
achter het oor in de schuld bij de Tini-
to's, die zij haten als de pest. De Fran
sen worden beschouwd als gierige slappe
en incompetente bureaucraten, wier enige
bestaansrecht is, dat zij rode wijn impor
teren. Uit de verte kan men de illusie, dat
hier het aardse paradijs is, gemakkelijk
bewaren, maar als de schoener de haven
inglijdt, wordt het al duidelijk, dat hier
iets mis is. Tegen de steven tinkelen de tal
loze lege wijnflessen en de lucht begint
zwaar te worden van ten zoete, scherpe
stank van copra, gemengd met de zure
lucht van verschaalde wijn en bier. De
lagune weergalmt van dronken kreten en
van alle kanten komt het gejammer van
guitaren en het zachte gemauw van vrou
wen stemmen. Een paradijs? „Het hoofd
van Tahiti's „Syndicat d'Initiative" de
locale VVV is tevens eigenares van een
der beroemdste établissementen, dat be
kend staat als Quinn's. Quinn's is een
mengeling van bar, bordeel, zwarte markt
centrum en society-trefpunt, onderge
bracht in een grote loods. Bij mijn binnen
treden wordt ik bestormd door een horde
lelijke meisjes met uitstaande haren, die
de limiet van hun wijncrediet bereikt heb
ben. Aanvankelijk verwondert het mij, dat
zij met saamgeknepen lippen en een my
sterieuze Mona Lisa-glimlach rondlopen,
maar dan ontdek ik waarom. Het meren
deel der jonge meisjes heeft geen tanden
meer. Tahiti's glimlach is een groot, leeg
zwart gat".
DIT IS DUS het leven, waarvan klei
ne kantoorbedienden in Londen, New York
en Parijs 's winters dromen, hun idéé van
de hoogste gelukzaligheid: de dagen ver
doen met wijn, vrouwen en gezang al
is de wijn dan zuur, al zijn de vrouwen
dik en lelijk en hun liedjes welluidend
noch fatsoenlijk. Men sluit de ogen en
poogt de situatie te genieten, maar het lukt
niet en plotseling beseft men wat Ta
hiti mist. Het heeft geen ziel, geen ka
rakter. De Tahitianen zijn allen even on
interessant als de idioot-vriendelijke hond
die aan uw voeten rondkruipt en kwispelt
bij ieder hapje dat men hem toesteekt. Hij
heeft geen ras en geen trots, hij slijt zijn
leven als een doodgoeie bedelaar en para
siet".
IETWAT GECIVILISEERDER, maar in
wezen nauwelijks minder onecht en per
vers is volgens Strandberg het leven
op de andere Zuidzee-eilanden, ja zelfs op
het idyllische Hawaii, vacantieoord der
millionnairs. Honoloeloe verwelkomt zijn
toeristen met de „Operatie Aloha" vijf
mollige dames in rokjes van spinaziegroen
plasticgras, zwalpend in het rhythme van
de hoela, terwijl hun kaken kauwgom ma
len. Men krijgt een geurige „lei" van or
chideeën of gemberbloesem om de hals,
een kus op de wang en een vlugge blik op
zijn binnenzak. Puilt deze voldoende uit
vanwege een dikke portefeuille, dan krijgt
men ook nog een kus op de andere wang.
Honoloeloe is paraat om u alles te leveren
wat u hier komt zoeken: romantiek, vrien
delijkheid, kleine paradijsjes compleet met
badnymphen, maneschijn en gelukkige
dansende inboorlingen. Maar de gelukkige,
dansende inboorling uit de folders der reis-
bureaux is zakenman geworden hij
treedt met vrouw en kinderen op in het
toeristencircus dat Hawaii heet. En zo in
gewikkeld gaat de beschaving tewerk, dat
het de toerist niet eens opvalt, dat de ro
mantiek en het primitivisme waarvoor hij
zijn dierbare geld uitgeeft, door hemzelf
zijn geschapen. De „inboorlingenmuziek"
waarnaar hij luistert, is ontleend aan de
gezangboeken der eerste zendelingen en
de ukelele is niets anders dan een onvol
groeide Portugese guitaar. De keurige sa
rongs, die de inheemsen om hun heupen
wikkelen zijn in Hollywood gecreëerd voor
Dorothy Lamour en haar collega-Jungle
godinnen". De ananas, die bij geen enkele
maaltijd ontbreekt werd door de blanke
geïntroduceerd en zelfs Waikiki Beach, het
meest bezongen en beschreven Zuidzee
strand, is door blanke hóteleigenaars aan
gelegd en zal binnenkort met behulp
van geïmporteerd zand nog worden uit
gebreid. Het enige dat helemaal echt is,
is de kobaltblauwe zee, maar zelfs die
maakt de indruk van een getemd circus-
dier.
IN HETZELFDE hoofdstuk van zijn
boek beschrijft de Zweedse journalist met
bijtend sarcasme een „luau" of primi
tieve feestdis op Hawaii, aangericht
door een als strandschuimer poserende
blanke in een kunstmatig Zuidzeedorpje
propvol authentieke „atmosfeer" zelfs
namaaak-vrouwelijke zendelingen maken
deel uit van zijn bedienend personeel.
„Terwijl het speenvarken, dat als voor-
namaak-vrouwelijke zendelingen maken
een grondoven gaar smoort, drinken de
dames en heren toeristen, gehuld in kleu
rige sarongs en de onafscheidelijke bloem
achter het oor, gehurkt rum uit bamboe
stengels. Wanneer de „zendelinge" het ge
bed heeft uitgesproken en het varken is
opgegraven, grijpt ieder snel een vette
kluif en sluipt ermee naar de grote hut,
waar bij het schijnsel van brandende fak
kels nog andere inheemse lekkernijen zijn
klaargezet: poi (gemalen wortel met het
uiterlijk en de smaak van behangsej^lak-
sel) en lomi lomi zalm die zo lang met
uien doorkneed is, tot hij eruit ziet als
grauwe boter. Over het algemeen wekt het
voedsel de indruk, dat het al eens eerder
gebruikt is. De rumconsumptie stijgt, ter
wijl men zich deze hapjes door de on
willige keel probeert te werken. Al spoedig
bloeit ook de echte en ware kinderlijk
heid, gestimuleerd door het alcoholgebruik,
op onder het strodak. De heren buitelen
over de vloer en spelen baseball met ana
nassen, de dames proberen haar heupspie
ren te verwringen in een voorzichtige en
wankele hoela. Intussen hebben de in
heemsen die met de bediening belast zijn,
zich achter het buffet teruggetrokken, van
waar ze met een lichtelijk verachtelijke
glimlach neerzien op de wilde blanke
mannen en de dronken, gulzige vrouwen
in hun vreemde aankleding vertegen
woordigers van het ras, dat de beschaving
naar Hawaii gebracht heeft...."
MEN ZIET: Strandberg laat niet veel
heel van de mythe der gelukkige eilanden,
zo ijverig gepropageerd door de reis-
bureaux en passagekantoren. Maar hij be
schrijft ook verheffender ervaringen in
deze wereld van schijn en „hallyhoo", zo
als zijn bezoek aan de leprozenkolonle op
Molokai, eens de vuilnisbelt van de Stille
Zuidzee voor besmettelijk menselijk afval,
thans een goed-geoutilleerd herstellings-
Die tegenstellingen geven een bewogen
karakter aan dit land. Het leven is er aller,
minst mat of saai, het is fel en kleurig, men
voelt dat men er leeft. Wanneer men in
de Ford-fabriek te Detroit het staal ziet
smeden, wanneer men daar staat temidden
van het geratel en geklop in een gloeiende
hitte, dan kan men zich nauwelijks voor
stellen, dat er nog dennebossen zijn op de
wereld, koele meren en diepblauwe luch
ten. En toch zijn die niet ver af.
Hier en daar heeft de civilisatie getracht
om stad of wilde natuur wat te temperen.
Omdat men daarbij tegen zulke oerkrachten
moest ingaan hebben ook die pogingen
een bijna dramatisch effect. Ik denk bij
voorbeeld terug aan het museum te Cleve
land waar men na een tocht door een
afgrijselijk grauwe stad de weldadige
schoonheid ondergaat van een Renoir of
van oud Byzantijns ivoor. Ik denk, „wat
tempering van de natuur betreft", aan de
Niagara-watervallen. Men benijdt Cha
teaubriand de ervaring in 1791 die water
vallen gezien te hebben, voordat zij een
eersterangs-attractie voor toeristen waren
geworden. Wanneer men alleen staat in de
wildernis tegenover de majesteit van dit
neerstortende water, dan moet de indruk
nog veel grootser zijn. Het is echter on
vermijdelijk dat in Noord-Amerika
waar millioenen mensen zich zo gemakke
lijk verplaatsen een fenomeen als de
Niagara-watervallen op de Grand Canyon
tot een centrum van toerisme wordt. Hul
de, vooral aan de Canadezen voor wat men
hier ten behoeve van die duizenden en dui
zenden toeristen heeft gedaan: het park
terras, vanwaar men het beste uitzicht
heeft op de watervallen, is met veel smaak
aangelegd. Een kermis-attractie is dit stuk
geciviliseerde natuur gelukkig niet ge
worden.
DE TEGENSTELLING in de Verenigde
Staten mag dan al geweldig zijn, de con
trasten en de standsverschillen tussen de
mensen, met name tussen de blanke men
sen, zijn opvallend gering. De Europeaan"
van goede huize zal hier soms het respect
missen van „laag" tegenover „hoog", hij
zal soms een zeker heimwee voelen naar
de schakeringen van een standenmaat
schappij. Maar wie een sociale inslag bezit,
zal toch moeten toegeven, dat het wel
dadig is voor de zogenaamd lagere groe
pen, dat zij niet, zoals in vele andere lan
den, een gevoel van minderwaardigheid
hebben ten aanzien van hen, die in geld of
ontwikkeling boven hen staan.
Om een voorbeeld te noemen: een uiter
aard wat vuil geworden chauffeur van een
der enorme vrachtauto's die in een restau
rant langs de weg aan dezelfde toonbank
zit te eten als een Amerikaanse professor,
die met vacante is, zal zich daar volkomen
op zijn plaats voelen. Hij behoeft niet naar
een of ander vies kroegje te gaan: dezelfde
zindelijke en goedkope eetgelegenheid be
staat voor iedereen. Meer en meer wordt
Amerika het land van het „volkskapita
lisme".
oord, waar bekwaam en vriendelijk me
disch personeel er inderdaad in slaagt,
menige melaatse te genezen. Ook zijn be
levenissen in India, China, Siam en Indo
china, getuigen van een scherp observatie
vermogen, een levendig gevoel voor hu
mor en een sterke geneigdheid tot zelf-
critiek, waar het de stellingneming van de
„superieure" blanke tegenover andere ras
sen betreft. Om al deze redenen is „In het
jaar van de tijger" een begerenswaardig
boek, welks betekenis ver uitgaat boven
die van het gros der populaire reisverha
len. h. c.
Dr. Olie Strandberg: „In het jaar van de
tijger". Vertaling: Greta Baarsma—Jelgersma en
N. G. Visser. Uitgeverij C. de Boer Jr. te Am- O
sterdam.
HEEL PARIJS gonst van Picasso. Een
grote tentoonstelling in een onderafdeling
van het Louvre is begin Juni geopend en
wordt pas eind October gesloten. Alle
kranten, ook de geïllustreerde bladen,
raken niet over hem uitgepraat. Heel bont
maakte het wel een damesblad, dat op een
speciale manier een overzicht gaf van de
vrouwen waar Picasso zich in de afgelopen
vijftig jaar voor geïnteresseerd heeft. Dat
begint dan met Fernande in 1904 tijdens de
blauwe en roze periode in Picasso's werk,
dan volgt in 1912 Eva, die het cubisme als
model heeft mogen dienen. In 1918 is daar
Olga, in 1937 Dora, in 1945 Frangoise, tot
dat we tenslotte belanden bij Sylvette, het
model van 1954 en Jacquelline het modei
van 1955.
Het damesblad geeft onbeschroomd zijn
mening weer over het karakter van Picasso
en wel speciaal zijn gedrag tegenover de
vrouw. Grote koppen vertellen ons, dat de
schilder brutaal, jaloers en verschrikkelijk
driftig is. Bovendien heeft hij de neiging
degenen die hij bemint een opgesloten leven
te doen leiden, zodat ze met niemand
anders dan met hem in aanraking komen.
De dagbladen wijden humoristische ver
slagen aan de grote scharen bezoekers, die
de Picasso-tentoonstellingen bezoeken. Het
zijn er zesduizend per dag meent de Pa-
ris-Soir, maar een andere krant noemt er
nog meer. Weer een ander dagblad be
klaagt de arme Eifeltoren, die zijn klanten
aan Picasso kwijt raakt.
In de tweede helft van Augustus ver
scheen bovendien de nieuwe Picasso-film
in de bioscooptheaters. Daarvoor was deze
nog slechts te zien in de theaters met de
hoge prijzen, waar de premières worden
vertoond. Men betaalt 3.50 voor een
plaatsje in de bioscoop, onverschillig of
men vooraan of achteraan wilt zitten. De
film duurt vijftig minuten en kan dus geen
heel programma vullen.
Voordat we aan Picasso toekwamen,
van de vrouw van de dichter Paul Eluard
is er een voorbeeld van. Duidelijk zien wij
afgetekend de perioden van oorlogsgeweld.
Daar is het grote werk „Guernica" in
zwart en wit. Deze naam slaat op een dorp
je in het Noorden van Spanje, dat in de
Burgeroorlog van 1936 door de Duitsers
mondhoeken komt en gaat. Maar op een
gegeven moment komt hij erin, vergeet
alles om zich heen en werkt op de heerlijke
manier van een geïnspireerde.
Na een groot overzicht van Picasso's
voornaamste werk, dat we nooit ineens te
zien krijgen, maar waarbij de schilder ons
als hét ware bij de hand neemt om gezamen
lijk de geheimen van zijn composities op te
sporen, zien wij hem nog enige keren aan
het werk. Eenmaal staat hij voor een hoop
oud roest, waaruit hij een lange gasbuis,
een paar ijzeren flenzen en nog wat rom
mel haalt. Tenslotte komt er nog een
groene tak uit zijn tuin bij. Als de schilder
dan een paar stappen achteruit gaat, zien
wij het model voor een echte moderne
Picasso voor ons op de grond liggen. „Ik
zoek nergens in het bijzonder naar," zegt
de kunstenaar, „maar ik vind al doende
van alles."
Aan het einde van de film herhaalt
Picasso op een blanke wand, die enigszins
hol gebogen is, de wandtekening die hij
voor een kapel in Vallauris heeft gemaakt.
Het onderwerp is „Oorlog en vrede." Met
grote halen ziet men het bekende werk
ontstaan. De vredesduif met het takje in de
bek, de oorlogstrompetter, die teruggedre
ven wordt. Picasso moet hierbij trapje-op-
trapje-af klimmen en dan zien we toch wel,
dat hij geen jongeman meer is. Hij wordt
dan ook binnenkort vijfenzeventig jaar. De
schilder werkt met bruin, ontbloot boven
lijf aan dit fresco. Al werkend zakt zijn
broekje enkele centimeters af en verschijnt
een klein strookje blank vlees, dat zonder
ling contrasteert met het bruin. Het deed
komiek aan en leidde mij wel wat af, maar
aan het slot kon ik toch van harte instem-
dicht hierop geschreven, dat men onder het
enorme doek op de tentoonstelling ziet af
gedrukt.
Hoewel ik een grote bewondering voor
kregen we dus nog een andere film te ver- het werk van Picasso heb en ik bij mijn
onverwacht volkomen tegen de grond werd men met het krachtige applaus dat in het
gebombardeerd. Paul Eluard heeft een ge- theater opsteeg
PAUL CHR. VAN WESTERING
HOEWEL ER ditmaal slechts weinig litteraire
kopstukken acte de présence geven, komt men
in practisch elke rubriek toch wel een boek
tegen, dat de luttele dubbeltjes, die men er
voor neertelt, waard is. Dit is zeer zeker het
geval met Le diable au corps van Raymond
Radiguet, een der dadaïsten, rond het tija
schrift „Sic" van Birot gegroepeerd. De ver
bazing over het feit dat een knaap van nog
geen twintig jaar oud een dergelijk perfect
werkstuk af wist te leveren, is nog weer eens
aangewakkerd door de uitstekende verfilming
van deze liefdesaffaire tussen een nog school
gaande jongen en een pasgehuwd kindvrouwtje
Bij het uitkomen van de film hebben zich na
tuurlijk diverse lieden beijverd aan te tonen,
dat het hun geval geweest was. waarvan Radi
guet verslag had uitgebracht. In diverse Franse
bladen kon men dan ook de epistels en con-
terfeitsels dezer pretendenten aantreffen, he
laas weinig vertrouwen inboezemend in hun
capaciteiten om in een dergelijk huwelijks
drama een zo knappe rol te spelen als Radiguet
zijn hoofdpersoon laat doen! Door de naargees
tige plaatjes, waarmee The Fascinator van
Theodora Keogh door haar man verlucht werd,
moet men zich beslist niet laten afschr kken.
wanneer men de avontuurtjes op de voet w:l
volgen van een keurig gehuwde en charmante
jonge vrouw, die hoe het ook anders ver
liefd raakt op een beeldhouwer, die weliswaar
beroemd maar ook buitengewoon lelijk is.
Of een oorlogsroman belangrijk genoeg is
om er een paar uur lezen aan te besteden, wordt
nu eenmaal niet altijd bepaald door de totale
hoeveelheid munitie, die verschoten wordt, het
aantal doden en gewonden en de frequentie van
de daden van huwelijksontrouw aan het thuis
front of in de vuurlinie. Het vrijwel geheel
ontbreken van dit alles in The far shore van
Gordon Webber zal dan ook heus niet beletten,
dat dit boek de erkenning zal vinden die het
verdient. Het is een van grote humaniteit en
scherp psychologisch inzicht getuigende ont
leding van de slopende spanning, die een hand
vol mannen van de Amerikaanse marine en
koopvaardij gevangen houdt gedurende de
laatste dagen van wachten en voorbereiden op
de invasie van de Normandische kust in 1944.
BEFAAMDE en minder bekende namen ont
moet men onder de schrijvers van een twintig
tal „science-fiction"-stories door Groff Conklin
onder de titel Operation Future samengebracht.
Een angstaanjagende schildering van de wereld
van morgen, evenals Gladiator-at-law van Fre-
derik Pohl en C. M. Kornbluth, waarin temid
den van een volkomen aan de moloch techniek
overgeleverde maatschappij een jonge jurist de
strijd aanbindt tegen de gigantische machten,
die dit monsterlijk geheel beheersen.
A.M.
werken: „De verloren Patrouille" genaamd.
Het is een Italiaanse film, prachtig van
fotografie, maar van een heel ander kali
ber dan wij hier in Holland uit de Italiaan
studie van het moderne Franse lied de ge
dichten van Paul Eluard goed heb leren
kennen, toch weet ik geen verband tussen
gedicht en schilderij te vinden. In de film,
se hoek gewend zijn. Het verhaal gaat over waarin alle bekende stukken van Picasso
de lens passeren en op een voortreffelijke
„Guernica" aan de beurt. Het hoofdmotief,
„Guarnica" aan de beurt. Het hoodmotief,
waar alles op steunt, blijkt door de beide
omhoog geheven handen van een knielen
de vrouw gevormd te worden. Zoals een
symphonie zich uit enkele motieven ont
wikkelt, zo toont de film ook aan, hoe dit
oorlogswerk is opgebouwd.
Het werk van 1941 tot 1945 is meer dan
verschrikkelijk. Dat van de laatste jaren
heb ik met grote bewondering bekeken. In
1954 had Picasso een jeugdig meisje als
model. Hij tekende haar eenmaal naturalis
tisch, daarna schilderde hij ruim een dozijn
variaties op dit thema. Hetzelfde deed hij
in 1955, maar toen gebruikte hij als thema
een schilderij van Delacroix, vrouwen in
een harem in Algiers voorstellende.
In gesprekken met grote componisten
van deze tijd, komt het onderwerp „defor
meren" al spoedig ter sprake. Niemand
vindt het gek, wanneer Max Reger op een
bekend thema variaties maakt voor orkest,
waarbij het thema steeds meer zijn oor
spronkelijke vorm verliest en ten slotte
geheel nieuwe vormen aanneemt. Henk
Badings wees mij eens op het nauwe ver
band tussen de deformaties in de schilder
kunst (zie de lange halsen van de moderne
Italianen) en de deformaties in de muziek.
Zij ontlopen elkaar niet zoveel. Misschien
is het voor een hedendaagse schilder wel
interessant kennis te nemen van de wijze,
waarop een moderne componist zijn thema's
een patrouille van zeven militairen, die in
de oorlog tussen Italië en Oostenrijk in het
jaar 1849 verloren raken achter de Oos
tenrijkse linies. De film is bar oorlogszuch
tig, in geen jaren heb ik zoiets gezien. Ze
staat wel in scherp contrast tot films als
„Brood, Liefde en Fantasie" of „Fietsen
dieven." Ook het slot van de film, die op
een overdreven manier de Oostenrijkers in
een slecht daglicht zet, wordt gekenmerkt
door een fel nationalisme, waar wij als
Hollanders maar vreemd tegenaan kijken.
DE ALLERBESTE methode om de Pi-
casso-expositie met vrucht te gaan zien, is
eerst een bezoek te brengen aan de ten
toonstelling: Salon des Réalités, die gehou
den werd in het museum van moderne
kunst. Het werk, dat hier hing, was der
mate kras, dat Picasso daarna een verade
ming was. Bij deze „Salon des Réalités"
waren stellig geen zesduizend bezoekers
per dag, misschien waren het er geen zestig.
Gedurende een uur hadden mijn vrouw en
ik de tentoonstelling voor ons alleen. Toen
we daarna naar Picasso gingen, hoewel
alles nog groen en geel voor onze ogen
schitterde, kwamen we in een mensen
stroom terecht, die kennelijk niet geprepa
reerd was op hetgeen ze te zien zou
krijgen.
In het eerste zaaltje van deze grote ten
toonstelling, waar Picasso's werk van vijf
tig jaar geleden hing, ging het nog wel.
Maar in de tweede zaal was het al mis.
Familieleden, die al vooruit gelopen waren,
kwamen teruggesneld om de achterblijvers
sensatiebelust te vertellen, dat er zulke
vreselijke gekke dingen verderop te zien
waren. Toch vormden de rustige aandach
tige bezoekers de meerderheid.
Op het hierbij afgedrukte aanplakbiljet
dat voor vijfhonderd francs aan de ingang
te koop is, ziet u een zoontje van de schil
der, Paultje, afgebeeld. Van dit soort
schilderijen zijn er veel. Ze zijn voor ieder
een te begrijpen. Uit de film over Picasso
leren wij, dat de schilder zijn verschillende
periodes afwisselt met het maken van
naturalistisch werk. Het prachtige portret
De Iraanse regering heeft bij de film
maatschappij Paramount het plan geop
perd een film te laten vervaardigen over
Omar Khayam de grote Perzische dichter
en wiskundige die in 1123 overleed. Door
de vertaling van zijn „Rubaiyat" in het
Engels, van Edward Fitzgerald in 1859,
heeft deze in het Westen een grote bekend
heid verworven.
ISAaC ALBENIZ, die op 29 Mei 1860 te in een leven van successen? In ieder geval
Campredon in Catalonië geboren werd, was zal zijn naam nog lang als de schepper van
eigenlijk een wonderlijke sinjeur. Op zijn althans één belangrijke compositie: „Ibe
ria" blijven voortleven. Deze grote suite
voor piano, ontstaan in de laatste jaren
van zijn leven, is daar tevens de artistieke
bekroning van. In „Iberia" vinden wij de
gerijpte mens, die na
tal valn oppervlakkig
heden en uiterlijkheid
zich zó op der dingen
kern heeft weten toe
te spitsen en die zich
na lang zwoegen de
compositietechniek zó
heeft weten eigen te
maken, dat het wer
kelijk werd, wat hij
in het ene woord
„Iberia" samenvatte.
En dat was, om het
met andere en meer woorden te zeg
gen: Spanje in klank, Spanje in twaalf
auditieve beelden gebracht door de fanta
sie van een bewogen en temperamentrijke
artist. Het is een rijke en veelkleurige we-
vierde jaar trad hij al te Barcelona als pia
nist op, daarbij zoveel vaardigheid tonend,
dat er toehoorders waren, die het niet ver
trouwden en geloofden, dat een ander ach
ter de coulissen uit
voerde, wat de kleine
scheen te spelen. Als
negenjarige jongen
loopt hij uit het
ouderlijke huis weg
en probeert hij door
het geven van con
certen in de Spaanse
provincies zijn kostje
op te halen. Weer
thuis leest hij Jules
Verne, onder invloed
van wiens fantasti
sche romans hij in Cadiz als verstekeling
aan boord van een schip naar Porto Rico
weet te komen. Als hij ontdekt wordt,
komt iedereen onder de charme van zijn
persoonlijkheid: men ontscheept hem op
Cuba, voorzien van wat hij aan geld nodig reld, die hij oproept in het eerste stuk: zin-
zou kunnen hebben. Zijn vader bezwijkt rijk: Evocatie genoemd. En dan tovert hij
voor zijn smeekbeden: hij mag zijn reizen
voortzetten en gaat naar de Verenigde Sta
ten, waar hij met afwisselend succes op
treedt. Hij komt op zijn veertiende jaar
naar Europa terug en wordt leerling van
het Conservatorium te Leipzig, maar kort,
want het geld is weer gauw op. Doch geen
nood, een jaar later, in 1875, stelt Koning
Alfonso XII hem in staat in Brussel te gaan
ons de feestelijkheden van een Sacraments
dag in Sevilla voor, hij voert ons naar de
volkswijken van Madrid en Triana, hij no
digt ons in Eritana, een herberg buiten Se
villa, om daar de dansende paren te zien
en de landwijn te drinken. Al de karakte
ristieke elementen van Spanje's volksmu
ziek worden in „Iberia" levend: de guitaar
met haar vermogen een geheimzinnige ach
tergrond te zijn, maar ook om met haar ge
tokkelde klanken het geheel te doordrin
gen, de opwindende slag van tamboerijn
en castagnetten, met het ondefinieerbare,
studeren. In België geeft hij ook concerten,
omvormt. Als componist staat men met De opbrengst daarvan maakt het hem mo-
open ogen te leren van de deformaties in gelijk Franz Liszt te bezoeken, die hem ge-
de hedendaagse schilderkunst. durende twee jaar onder zijn artistieke
Tenslotte nog het een en ander over de hoede neemt. Dit was de man, die hij zocht, dat men het Moorse bezinksel in_de Spaan-
Picasso-film. Het is een Italiaanse film, met Albeniz' ideaal als virtuoos, maar tege-
mooie kleuren en door Luciano Emmer ge- lijkertijd een mens van grote allure, een
maakt. Wanneer deze film naar Nederland warmvoelend hart, dat met zulk een bohé-
mien-natuur nog altijd grote Innerlijke ver
wantschap bezat.
Verrijkt met de raadgevingen van de er
varen meester hervat Albinez zijn concert
reizen. Hij doet dit met stijgend succes,
mocht komen, wat ik vurig hoop, moet u
deze vooral gaan zien.
In het begin ziet men Picasso in zijn
atelier. Na enig rondgescharrel, waarbij de
schilder zich voor de camera nog kennelijk
onwennig en verlegen voelt, zet hij zich
se cultuur zou kunnen noemen. En dit alles
op één instrument weergegeven, op zijn
geliefde piano.
De Spaanse folklore zegeviert in het
melos natuurlijk heel uitbundig, de rhyth-
men kloppen en bonzen even intensief als
de harten der dansende paren, de kleurige
harmonieën toveren ons de rode rozen en
totdat op den duur de virtuozenloopbaan de mantillas der Carmencitas voor de geest.
achter een ezel en begint met houtskool hem niet meer bevredigen kan. Hij wil ho- Maar er zijn ook beperkingen. Er is nog
een landschap te maken. Het is een haven- gere idealen dienen en zich meer aan com-
gezicht, dat Spaans aandoet, niet al te kras,
dat feilloos en zonder enige hapering op
het doek gesmeten wordt. Natuurlijk zal
de Hollandse recensent niet uitblijven om
positorische arbeid wijden. Om daarbij
financieel sterker te staan neemt hij een
zeer gevaarlijk middel te baat: hij gaat
speculeren op de beurs. Gevolg: zo gauw
mettertijd een vergelijking met de snel- mogelijk maar weer geld verdienen met
tekenaar op de Dam te maken. Doch deze concertreizenOp zijn 33ste jaar echter
film doet mijns inziens dermate eerlijk aan,
dat ik iets dergelijks bepaald minderwaar
dig zou vinden. Wij worden hier geconfron
teerd met een groot mens. Dat leidt geen
twijfel. Zolang Picasso de camera bewust
op zich gericht voelt, heeft hij een iets ge
amuseerde houding. Een spotlachje om de
neemt hij het definitieve besluit het con
certeren op te geven. Hij vestigt zich in
Parijs en gaat componeren. In 1909 sterft
hij, teruggekeerd in zijn vaderland.
Heeft Albeniz juist gezien door te doen
wat zijn mentor Franz Liszt eveneens had
gedaan: van koers te veranderen midden
altijd één en ander overgebleven van het
tekort aan beheersing en concentratie uit
zijn jeugd. De strenge zelftucht, die De
Falla zich oplegde, heeft Albeniz nooit in
die mate verworven. Anders had hij onge
twijfeld met minder noten nog méér weten
uit te drukken en had hij meer geschift en
geschrapt. Maar zonder zijn representatie
ve, groot opgezette „Iberia" zou Albeniz
voor ons van zo goed als geen betekenis
zijn. Pas in dit werk heeft hij wat in hem
leefde volledig weten te realiseren.
WILLEM ANDRIESSEN