„Schrik-kuren" als remedie
tegen wegpiraterie
Prijsbewaking kan in regerings
politiek niet worden gemist
DE VLUCHT VAN JAN KLAASSEN
Clbr.ïïleijev
De gele kamer
Veilig Verkeer voelt niets
voor paardenmiddelen
Boerderij voor te
hoge prijs verkocht
De prijzen zijn thans even hoog als
in October van het vorig jaar
Wat Kan kan
kan Kan alleen
I. KAN
FEUILLETON
4
Elke 5 minuten een verkeersongeluk
Gedood in
het verkeer
Nov. '55
GROTE HOUTSTRAAT16
VESTEN
PULLOVERS
Tegen verkoper f 45.000.-
boete geëist
Minister Zijlstra in Tweede Kamer:
Horloges - Keltum - Klokken
Goud - Zilver
door Mary Roberts Rinehart
V R IJ D A G 2 DECEMBER 1955
(Van een verslaggever)
IEDERE VIJF MINUTEN van de dag of de nacht gebeurt er in ons land een
verkeersongeluk. Elk etmaal moeten er minstens drie doden en 78 gewonden
van zulke ongevallen geborgen worden. Probeer u eens even voor ogen te stel
len, wat dit betekent! In het eerste halfjaar van 1955 registreerde men, volgens
de thans verschenen cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, 51.922
wegongevallen met in totaal 630 doden, 8178 ernstig- en 6079 licht gekwetsten
- cijfers, die alweer vele percenten hoger liggen dan vorig jaarIedereen is
het erover eens, dat aan deze onhoudbare toestand zo snel mogelijk paal en
perk gesteld moet worden. Maar hoe?
EEN DEEL van het publiek dat blijkt
uit de vele brieven van verontruste lezers
ziet in de huidige verkeerswetgeving
niet veel heil meer. „Weliswaar krijgen de
ergste wegpiraten soms strenge straffen",
zo schrijven zij, „maar dan is het leed al
geschied." Liever dan zulke correcties ach
teraf (waarvan ook de preventieve werking
twijfelachtig is) zouden zij een radicalere
veilig-verkeerspolitiek zien, waarbij men
zo nodig zijn toevlucht zou kunnen nemen
tot „Amerikaanse methodes".
In de Verenigde Staten plaatst men langs
de grote verkeerswegen soms wrakken van
verongelukte auto's bij wijze van afschrik
wekkend voorbeeld voor de andere auto
mobilisten. „Zulke directe methodes", zo
geloven de voorstanders, „zouden ook in
ons land meer effect sorteren dan de zoet
sappige drukwerkjes en ethische slagzin
nen, waarmee Veilig Verkeer nu ten strijde
trekt"
„Druk de mensen en speciaal de ver-
keerszondaars met hun neus op de fei
ten; laat ze zien hoeveel leed, ellende en
materiële schade er aangericht wordt door
roekeloos rijden," zo redeneren zij.
ONLANGS TOONDE een politiefotograaf
uit een der grote steden ons een serie kleu
renfoto's van recente verkeersongevallen,
waarop geen afschuwelijk détail de be
schouwer bespaard bleef. Wij hebben één
blik gewaagd aan die afbeeldingen van
verminkte lichamen en verwrongen staal
en toen het stapeltje haastig terugge
geven.
„Juist", zei de politieman, blijkbaar zeer
voldaan over onze reactie.
„Maar stel je nu voor, dat iedereen, die
een verkeersongeluk veroorzaakt heeft, ge
dwongen wordt desnoods bij rechterlijk
vonnis een aantal foto's als deze te
bekijken. Ik ben ervan overtuigd, dat de
mensen in kwestie na zo'n „kuur" voor de
rest van hun leven model-weggebruikers
zouden zijn!"
NATUURLIJK wekken dergelijke metho
des in een beschaafd land weerstanden,
maar men kan zich voorstellen dat mensen,
die uit hoofde van hun beroep dagelijks
geconfronteerd worden met de ellende der
verkeersongelukken, af en toe spelen met
de idee van een dergelijke „shock-thera
pie". In het onlangs verschenen boek „Zo
zag ik de chirurgie" doet de Zwitserse
auteur Hans Schürmann het volgende re
laas van zijn ervaringen in de ongevallen
afdeling van een ziekenhuis:
„Zaterdagavond Het gebruikelijke
verkeersongeval wordt binnengebracht.
Ditmaal is het een ernstig geval: een
motorrijder die zijn machine niet beheerste.
Hij heeft ernstige kwetsuren in de buik en
moet direct geopereerd worden. De narcose
wordt zeer snel ingeleid. Spoedig is de
patiënt in slaap. Nu wordt hij door curare
verlamd waardoor de spanning van de
buikspieren opgeheven wordt en de ope
rateur rustig kan werken. Hij opent de
buikholte en er komt al een golf bloed
naar buiten. Het zuigapparaat wordt in
werking gesteld, de bloedende plaatsen
worden afgebonden, de scheuren in de
spieren en de darmperforaties met zeer
fijne hechtingen verzorgd. Tegelijk krijgt
de patiënt vier liter vers bloed, en niet
druppel voor druppel, zoals dat anders bij
operaties gebeurt, maar onder dezelfde
druk waaronder anders het circulerende
bloed staat. Hij doorstaat de operatie goed,
maar zal nog meer dan een dag tussen
leven en dood zweven. De operatiekamer
moet met de waterslang van het bloed ge
zuiverd worden. Het zou als waarschuwing
ADVERTENTIE
om voorzichtig te rijden, voldoende ge
weest zijn, als onze verkeerszondaars het
schoonmaken van de operatiekamer had
den gezien."
WAT DENKT HET VERBOND voor Vei
lig Verkeer van dergelijke ideeën en sug
gesties? Kolonel b.d. K. J. Schummelketel,
directeur van dat verbond, vertelde ons dat
ook hij vele brieven krijgt, waarin wordt
aangedrongen op een fellere propaganda,
maar persoonlijk heeft hij geen vertrouwen
in verkeersopvoeding door middel van
„schrik-kuren". Hij herinnert zich maar al
te goed, wat er verleden jaar in Hamburg
gebeurde, toen een aantal veilig verkeers-
mensen daar een optocht hield van symbo
lische verkeersslachtoffers, voorafgegaan
door de Dood te paard. Deze „Totenmarsch"
(de stoet bestond uit evenveel spookachtig-
uitgedoste deelnemers als er dat jaar ver
keersdoden gevallen waren)heeft een storm
van protesten uitgelokt, die zelfs in de
Duitse sensatiebladen werd ondersteund en
de organisatoren van de optocht volledig in
discrediet bracht.
Ook in ons land zijn bij verkeersacties
een enkele maal autowrakken als „argu
menten" gebruikt, maar de reacties van het
publiek waren zo heftig, dat men het ex
periment niet herhaald heeft. De psycho
logen van Veilig Verkeer zijn er trouwens
van overtuigd, dat zulke methodes voor
Nederland volstrekt ongeschikt zijn en
om deze reden heeft men van alle initiatie
ven in die richting afgezien.
Met dat al beseft ook het verbond, dat er
in de verkeersvoorlichting van het Neder
landse volk nog heel wat lacunes zó*"» al
begint speciaal het verkeersonderwys voor
de lagere schooljeugd nu vruchten af te
werpen. In grote gemeenten, waar de kin
deren al zes a zeven jaar gewend zyn, on
der de hoede van „verkeersbrigadiertjes"
over te steken, lopen zy óók na hun
schooljaren in het algemeen niet meer
roekeloos van het trottoir de rijweg op. Het
„eerst kyken, dan oversteken" is hun als
het ware een tweede gewoonte geworden
een gewoonte die zy later wellicht aan
hun eigen kinderen zullen overdragen en
die daardoor op den duur in brede lagen
van de bevolking kan doorwerken.
IETWAT OPTIMISTISCH is deze voor
stelling van zaken wel, want natuurlijk zijn
er ook kinderen, die na hun schooljaren
alle wijze verkeerslessen prompt in de
wind slaan en aldus een bedreiging voor
eigen leven en dat van anderen worden.
Het verbond beziet op het ogenblik, in
samenwerking met diverse organisaties van
leraren, de mogelijkheden om de verkeers
opvoeding ook op de scholen voor middel
baar en voorbereidend hoger onderwijs
voort te kunnen zetten. Men denkt in dit
verband aan verkeersfilms, -studieclubs en
dergelijken, waaruit zich eventueel een
soort van verkeers-disputen tussen leerlin
gen en deskundigen of tussen de leerlin-
De verkeersdoden
in November zijn
hier weergegeven
in figuurtjes, gete
kend bij de plaats
waar zij sneuvel
den. Het is een be
klemmende statis
tiek, die nog niet
eens volledig is,
aangezien niet al
le opgaven van ge
wonden, die later
overleden, konden
worden verwerkt.
gen onderling zouden kunnen ontwikke
len.
Ideaal zou het zijn, wanneer wij het
systeem van de Amerikaanse „high schools"
die hun pupillen verkeersonderwijs, gecom
bineerd met auto-rijlessen geven), zouden
kunnen overnemen, maar daartoe ontbre
ken helaas de middelen.
De verkeerslessen op de lagere scholen
de heer Schummelketel betoogt het met
veel nadruk moeten in de toekomst niet
meer door politiemensen, maar uitsluitend
door de eigen onderwijzers gegeven wor
den. Zij alleen kunnen dit onderricht in
vlechten in hun eigen systeem van lesgeven
en paedagogie; de politieman blijft altijd
een vreemd element hij kent de sfeer van
een school niet en kan de jeugd op zijn
best de letter van de (verkeers)wet, maar
nooit de geest van die wet bijbrengen.
Daarom heeft het verbond in overleg
met de minister van Verkeer en Water
staat thans een cursus samengesteld,
die de aanstaande onderwijzers moet
voorbereiden op hun nieuwe taak als
verkeersvoorlichters van de jeugd. In
Februari 1956 wordt deze cursus op alle
kweekscholen in Nederland ingevoerd
en verplicht gesteld.
HARD WORDT er ook gewerkt aan de
verkeersopvoeding van de ouderen, hoewel
men op hen natuurlijk niet zo'n vaste greep
heeft als op de schoolgaande jeugd. Het
verwijt, dat de propaganda van Veilig Ver
keer zoetsappig en fantasieloos zou zyn,
houdt geen steek; dat hebben de recente
acties als de kijk-, lees- en luisterwedstrijd,
de jaarlijkse wedstrijden „veilig rijden"
voor beroepschauffeurs en vele andere
originele initiatieven van het verbond wel
afdoende bewezen. Voorts is onlangs een
serie korte filmpjes gereed gekomen, die op
pakkende wijze allerlei verkeersovertredin
gen en hun mogelijke gevolgen uitbeelden,
terwijl men sinds kort ook de beschikking
heeft over een zeer suggestieve Ameri
kaanse speelfilm, die te zijner tijd ook in
Haarlem vertoond zal worden.
Het verbond is dus actief genoeg. Het zal
ook in de toekomst blijven streven naar
groter verkeersveiligheid met alle midde
len die het oirbaar acht. Paardenmiddelen
als hierboven omschreven wenst het echter
niet te gebruiken.
Hans Schürmann: Zo zag ik de chirurgie.
Nederlandse bewerking door J. H. J. van de
Kamp. Uitgeverij J. F. Duwaer en Zonen, Am
sterdam.
en
Toen ze daar allebei naast de kist stonden, nam Jan Klaassen Katrijn bij de hand.
„Kom", zei hij zachtjes. „Nou moeten we maken, dat we zo gauw mogelijk het huis
uit komen!"
In het donker liepen ze, op hun tenen de kamer door; en daarna moesten ze een
hoge trap af. Dat ging niet zo gemakkelijk, want Jan en Katrijn waren maar klein.
Maar het ging toch. Ze waren het twee bergbeklimmers, die van een hoge berg
daalden.
„Hèhè!", zuchtte Katrijn, toen ze beneden stonden. „Ik ben blij, dat we er zijn
is me dat 'n hoogte!" 11-12
Tegen de 49-jarige vroegere eigenaar van
een boerenhoeve bij Woerden, A. P. uit
Maasland, heeft de procureur-generaal bij
het gerechtshof te Amsterdam een boete
van 45.000 geëist, omdat deze verdachte
zijns inziens zijn boerderij met het land, de
inventaris en de veestapel voor een te hoge
prijs verkocht had aan de landbouwer E.
H. C., wiens eigen boerderij te zijner tijd
wordt afgebroken ten behoeve van de in
dustriële uitbreiding van Rotterdam.
Op de zitting van het gerechtshof werd
opgemerkt, dat het voor jonge boeren
tegenwoordig vrijwel onmogelijk is eigen
grond met eigen boerderijen te krijgen,
omdat de grond schaars is. Daarom moeten
bij verkooptransacties van boerderijen en
landerijen de overeengekomen prijzen wor
den goedgekeurd door de Grondkamers.
„Maar voor taxatieprijzen is er geen boer
derij te krijgen", aldus de mening van vele
boeren. Dit zou er toe hebben geleid, dat
dikwijls toch „zwarte" prijzen worden be
dongen en betaald.
De landbouwer uit de buurt van Rotter
dam, een man van 61 jaar, was op zoek
gegaan naar een bedrijf voor een van zijn
vier zoons. Zijn eigen boerderij mag hij
nog tot zijn dood toe bewonen, maar daarna
mogen de zoons er niet meer in, omdat de
grond voor de industrie nodig zal zijn. De
eigenaar van de boerderij bij Woerden wil
de zijn bedrijf voor 220.000 verkopen en
C. had er wel oren naar. Hij maakte met P.
een contract op, waarbij het onroerend deel
120.000 zou kosten en de inventaris en de
veestapel 50.000. Ook werd in het con
tract bepaald, dat de eigenaar na de ver
koop acht jaar lang een adviserende taak
in het. bedrijf zou krijgen en wel als be
drijfsleider. Per jaar zou hem daarvoor
6250 door de nieuwe bewoner, de zoon
van de koper, worden uitbetaald.
Acht maal 6250 is 50.000, zo redeneer
de economische controledienst en zag in
deze clausule een ontduiking van de prijs-
beperkende bepalingen.
Ter zitting gaf de verdachte toe, dat hij
ten hoogste één keer per week op zijn
vroegere hoeve was geweest. „Maar," zo
zei hij, „de jonge boer kon over mij be
schikken wanneer hij wilde".
Totaal zou de verkoper dus inderdaad
220.000 voor de hoeve ontvangen, zij het
dat hij de laatste 50.000 in acht termijnen
van een jaar zou ontvangen. Het ging er nu
maar om of die prijs te hoog was. De des
kundigen meenden dat dit inderdaad het
geval was.
In eerste aanleg kwam de economische
politierechter te Utrecht tot de slotsom, dat
de hoeve verkocht had mogen worden voor
170.000. Hij legde de verkoper daarom een
boete op van 50.000.
Voor het hof vertelde de 61-jarige koper
als getuige, dat hij zich aan het contract
zou houden en dus de verdachte ieder jaar
6250 zou uitbetalen.
Andere getuigen, onder wie deskundigen,
meenden, dat het onroerende deel van het
bedrijf zeker 133.000 waard zou zijn, dus
13.000 meer dan waarvoor het in het con
tract was opgenomen. Tenslotte kwam de
procureur-generaal tot een eis van 45.000
boete. De raadsman achtte dit bedrag veel
te hoog.
Op 14 December zal het gerechtshof uit
spraak doen.
Vliegtuigramp in Brazilië
Een DC-3 van de Braziliaanse maat
schappij Cruzeira do Sul is bij de start van
het vliegveld Belem verongelukt en vol
gens de eerste berichten zijn alle inzitten
den om het leven gekomen. Het toestel was
op weg naar Rio de Janeiro.
Belem ligt 1500 mijl ten Noordwesten
van de Braziliaanse hoofdstad.
(Van onze parlementaire redacteur)
Zestien afgevaardigden hebben het
woord gevoerd bij de behandeling van de
begroting van Economische Zaken. Donder
dagmiddag drongen zowel de heer Cor-
n e 1 i s s e n (VVD) als de heer H o o y
(KVP) op spoedige beëindiging van de be
schikking inzake de handelsmarges aan.
Laatstgenoemde zou er de voorkeur aan
gegeven hebben, als de minister zich tot
een „schot voor de boeg" bepaald had bij
wijze van een waarschuwing voor bepaalde
bedrijfstakken. De heer Hooy noemde het
voorts inconsequent, dat er na de brood
oorlog in Breda weer een minimumprijs
regeling getroffen was. De heer Reuter
(CPN) klaagde over voortgaande prijsstij
ging. De leuze van prijsstabilisatie was
volgens hem slechts een rookgordijn: de
regering veroorzaakt zelf de prijsstijging.
De heer Van Eysden (AR) hield zich
bezig met het vraagstuk van de bouw van
middenstandspanden.
De heer Cornelissen maakte nog de
tot vrolijkheid aanleiding gevende opmer
king „dat men de Publiekrechtelijke Be
drijfsorganisatie over zich laat komen zo
als een vrouw de mode". Hij voelde in dit
opzicht slechts voor vrijwillige samenwer
king en was in elk geval een heel wat
minder geestdriftige kampioen voor de
PBO dan de heer VanderPloeg (KVP).
Diens fractiegenoot Koersen drong op
een vlot verloop van het onderzoek naar
de productiviteit aan. Niet te veel in détais
treden, was zijn advies, want daardoor
komen de gegevens te laat bijeen en zal de
toestand na hun verwerking al weer ver
anderd zijn. Ir. V a n D i s (Staatsk. Geref.)
drong op interne versterking van de positie
van onze industrie aan, teneinde bij om
slag van de conjunctuur beter het hoofd
te kunnen bieden aan de buitenlandse con
currentie.
Tenslotte kwam de heer Kikkert (CH)
met een tegen de instelling van een af
zonderlijk departement voor de PBO ge
richt betoog.
Minister Z ij 1 s t r a begon zijn antwoord-
rede met de opmerking, dat wij nog altijd
met het structuurprobleem zitten en voor
lopig ook zullen blijven zitten. En tussen
de niet opgeloste structuurproblemen ligt
het vraagstuk van de conjunctuurpolitiek.
Deze moet de structuurpolitiek zo min mo
gelijk schaden en zoveel mogelijk steunen.
Wanneer het tot verdere conjuncturele
maatregelen moet komen, zal de Kamer
tijdig gelegenheid krijgen voor een gedach-
tenwisseling daarover. Moderne conjunc
tuurpolitiek, zei de minister, moet zich met
twee vraagstukken bezig houden, te weten:
hoe te voorkomen dat een permanent gun
stige conjunctuur tot permanente inflatie
leidt en dat van tijd tot tijd noodzakelijke
terugslagen in een spiraal naar beneden
ontaarden, die stagnatie veroorzaakt.
Over de loonpolitiek zweeg de minister
van Economische Zaken. Daarvoor ver
wees hij naar de pas verschenen Memorie
van Antwoord van zijn ambtgenoot van
Sociale Zaken. Algemene prijspolitiek
achtte hij als conjunctuurpolitiek element
onmisbaar. In een zeer gunstige conjunc
tuur moet de overheid het recht hebben
om bij de prijsvorming in te grijpen.
Minister Zijlstra stelde vervolgens dat
het huidige loon- en prijsbeleid zowel de
tegenwoordige conjunctuur als de struc
tuur dient. Hij ontkende, dat er in Neder
land in het algemeen inflatoire overbeste-
ding waarneembaar zou zijn en dat men
zou kunnen klagen over een buiten ver
houding zijnde ontwikkeling der inves
teringen. Sinds 1945 is een werkelijk ern
stige depressie uitgebleven. Hierna trad hij
in discussie met de heren Nederhorst
(PvdA) en diens fractiegenoot Roemers en
verdedigde het regeringsbeleid van stabili
satie van lonen en prijzen, van flexibiliteit
en expansie van particuliere investeringen.
Dit is inderdaad regeringsbeleid, want de
loon- en prijspolitiek wordt niet alleen en
zelfs niet in de eerste plaats door de minis
ter van Economische Zaken, maar ook door
minister Suurhoff (geestverwant van de
zoëven genoemde afgevaardigden) en
eigenlijk door het gehele kabinet gevoerd.
Krachtige politiek op dit gebied was zeker
niet in de laatste plaats door sociale over
wegingen ingegeven. Reeds van de wel-
vaartsloonronde af, van October 1954, wa
ren de prijzen scherp in het oog gehouden.
En, zo durfde minister Zijlstra stellen, met
een niet onbelangrijk resultaat, gezien de
vrijwel gelijk gebleven prijzenindex.
Met dit alles was de Nederlandse volks
huishouding zowel economisch als sociaal
beter gebaat dan met wat er gebeurd zou
zijn als de regering niet zo voet bij stuk
had gehouden.
Als de heren Nederhorst en Roemers met
1 Juli of met 1 October een loonronde had
den gewild, dan zouden zij de prijsontwik
keling, die daarvan het gevolg zou zijn
geweest, op de koop toe hebben moeten
nemen. Na er op gewezen te hebben, dat
het sociale probleem veel meer het pro
bleem van de vergeten groepen en van de
kleine zelfstandigen is dan van de krach
tig georganiseerde arbeiders, merkte de
minister nog op, dat ons land ongetwijfeld
op een aantal gebieden geenszins meer het
goedkoopte-eiland van weleer is.
Na dit algemene gedeelte van zijn ver
dediging van zijn beleid, besprak minister
Zijlstra enige belangrijke detailpunten. In
de Europese economische integratie valt op
dit ogenblik aanmerkelijk meer schot te
bespeuren dan men een jaar geleden had
durven hopen. Wat de vraag aangaat, of
een supra-nationaal gezag hierbij de voor
keur moet hebben, luidde het antwoord
bevestigend ingeval zonder dat de zaak
mislukt. Voor een werkelijk gemeenschap
pelijke markt achtte de minister een supra
nationaal gezag nodig; hij was geneigd dit
ook zo te zien met betrekking tot integratie
inzake kernenergie. In het algemeen hangt
het van de materie af of een dergelijk ge
zag al dan niet nodig is. Maar wanneer dat
in wezen het geval is, moet men er niet
voor terugdeinzen.
Economische Unie vordert
Met grote kracht dient inzake Benelux
naar opruiming van de zich nog voordoen
de belemmeringen te worden gestreefd.
Men is thans zover met de voorbereiding
van de Economische Unie gevorderd, dat
over de vormgeving van het te maken ver
drag gesproken kan worden. Na deze ver
klaring volgde de mededeling, dat de in
diening van het wetsontwerp betreffende
een parlementaire Benelux-raad vóór het
eind van dit jaar zal geschieden.
Naar aanleiding van zijn in Luxemburg
in de Kolen- en Staal Gemeenschap ten
opzichte van het vraagstuk van de vijf
daagse werkweek aangenomen houding zei
de minister, zich tegen bestudering daar
van geenszins te hebben verzet. Maar wel
heeft hij, wat zijn recht was, willen ver
mijden, dat het onderzoek op een dus
danige formulering zou komen te berusten,
dat het in feite zou neerkomen op een
uitnodiging, in de landen der Kolen- en
Staal-Gemeenschap tot invoering van een
vijfdaagse werkweek in de steenkolen
mijnen over te gaan. Nergens staat in het
desbetreffende verdrag dat het streven ge
richt moet zijn op harmonisatie van ar
beidsduur, nominale lonen en dergelijke.
Een dergelijk streven viel echter in
Luxemburg wel waar te nemen. Dat achtte
minister Zijlstra niet overeenkomstig het
verdrag en bovendien ongewenst. Daarom
had hij zich daartegen verzet. Naar aan
leiding van de critiek, dat hij niet naar de
zittingen van de Gemeenschappelijke Ver
gadering der KSG in Straatsburg gaat,
verklaarde minister Zijlstra, dat het voor
hem niet meer doenlijk is al dergelijke
vergaderingen bij te wonen. Bovendien is
het niet noodzakelijk.
Sprekende over vestiging van buitenlandse
ondernemingen in verband met de indus
trialisatie gaf hij te verstaan, dat stelregel
dient te zijn, dat de lagere organen bij ver
lening van faciliteiten er op te letten heb
ben, dat deze de kosten dekken. Overigens
kon men hier niet selectief te werk gaan
vanwege onze open deur-politiek.
Tenslotte zij nog vermeld, dat de be
windsman omtrent zijn voornemen inzake
de handelsmargebeschikking r' een kon en
wilde mededelen, dat hij het tijdstip van
intrekking nog even wil overwegen na
overleg met het georganiseerde bedrijfs
leven.
Minister De B r u ij n betoogde hierna
dat de publiekrechtelijke bedrijfsorgani
satie in weerwil van de critiek erop in ons
volk leeft, ook in de kring van de onder
nemers. Bedrijfsschappen moeten in de
eerste plaats vrijwillig tot stand komen,
maar als het algemeen belang het vordert
zal de invoering gedwongen moeten ge
schieden door middel van een wet.
Staatssecretaris Veldkamp consta
teerde tenslotte dat de middenstand ge
lukkig in het algemeen in de welvaart
deelt. Hij sprak tegen dat te weinig aan
dacht is besteed aan de middenstand.
ADVERTENTIE
St. Ni co laas Geschenken
JUWELIER - HORLOGER
Barteljorisstraat 2 - Telefoon 13004
4)
Dat is belachelijk, zei Carol vinnig.
Als ik ooit een ma-> heb gezien, die hals
over kop verliefd is geworden dan is Greg
het wel. En natuurlijk zijn z'n brieven
anders geworden. Ze worden nu door de
censor gelezen. Dat weet je zelf toch ook
wel?
Maar Virginia was niet overtuigd.
Er zijn daar meisjes, antwoordde ze.
Verpleegsters, Wacs, en wat al niet
meer. Misschien heeft hij wel iemand an
ders gevonden. Hij is geen kind meer. Hij
is vier en dertig en hij weet zijn weetje
wel. Je kent hem.
Ja, Carol kende hem, dat moest ze wel
toegeven. Ze had altijd bewondering voor
hem gehad. Zijn aantrekkelijk uiterlijk,
zijn joviale houding en zelfs het gemak,
waarmede hij zijn misstappen trachtte te
rechtvaardigen, hadden haar altijd aange
trokken. Zij was het jaren geleden steeds
geweest, die hem hoofdpijntabletten had
toegestopt of zelfs een goed glas whisky,
zodat hij op de ochtend na een feest zich
weer met goed fatsoen kon tonen in de
familiekring. Zij had hem beter begrepen
dan Elinor.
Je moet maar gauw volwassen wor
den, had ze hem eens op een goede morgen
gezegd, toen ze gapend bij zijn bed stond.
Hij had haar toen grinnikend aangekeken.
Waarom?, had hij gevraagd. Ik
vermaak me best! Het is prettig om jong
te zijn, Carol.
Toen de trein Boston naderde, stond
Carol moeizaam op. Ze slaagde er in, een
taxi te pakken te krijgen, die haar naar
het Noord Station bracht, maar ze stond
doodsangsten uit dat de wagen op een
gegeven moment in elkaar zou storten. Op
het perron trof ze de drie meisjes. Ze
waren vermoeid en ontmoedigd daar ze
nog niet gegeten hadden en hun zware
koffers zelf hadden moeten dragen. Alleen
Maggie, de kokkin, glimlachte flauwtjes.
Tot nu toe hebben we het nog wel vol
gehouden, juffrouw Carol, zei ze, maar
als u ons kunt zeggen waar we een kop
koffie kunnen drinken.
Carol bestelde wat eten voor hen en
zittend aan een wrak tafeltje in de over
volle restauratie kauwde ze zelf met lange
tanden op een uitgedroogd broodje kaas.
De meisjes voelden zich na deze hartver
sterkingen gelukkig weer veel fitter.
In velden noch wegen was een witkiel
te ontdekken. Ze sleepten dus zelf maar
met de loodzware koffers over de perrons.
Voor de jongste twee meisjes begon de reis
een soort avontuur te worden, vooral nu
Carol met hen meereisde. Toen ze haar ge
reserveerde coupé binnen wilde gaan, bleek
dat er reeds mensen in zaten. De conduc
teur zei dat hij er niets aan kon doen. Het
was nutteloos om tegen wie dan ook te
protesteren. Als dezelfde coupé tweemaal
gereserveerd was, kon je desnoods de oor
log daarvoor aansprakelijk stellen, maar
iedereen, die onder die omstandigheden
protest zou aantekenen, zou van onvader
landslievendheid beticht worden.
Carol rookte in het dames-toilet een
sigaret en ging toen maar ergens anders
zitten. Ze veronderstelde dat alles thuis
wel weer in orde zou zijn. Elinor zou ver
moedelijk weer terug zijn en Virginia zou
ongetwijfeld Gregory reeds ontmoet heb
ben. Maar haar gedeprimeerde stemming
was nog niet verdwenen. Deels kwam dat
natuurlijk omdat overal ter wereld jonge
mannen vochten en stierven, deels ook om
dat zij thans behoorde tot de „nieuwe
armen", zoals haar vrienden het uitdrukten
en omdat zij een moeder had, die pertinent
weigerde, haar levensstandaard te ver
lagen. Deels ook werd haar sombere hu
meur veroorzaakt door het feit, dat ze
er diep in haar hart weinig voor voelde,
weer naar Crestview te gaan, waar voor de
oorlog Don Richardson haar op zulk een
vrolijke en charmante wijze het hof had
gemaakt. Om aan deze herinneringen te
ontsnappen begon ze na te gaan wat er op
Crestview nog moest gebeuren. Lucy was
op te korte termijn gewaarschuwd, dan dat
ze al veel had kunnen verzetten, maar
ze zou er tenminste zijn en dat was al een
hele steun. Met deze geruststellende ge
dachte viel ze tenslotte, ongemakkelijk
hangend, in slaap.
Om zes uur de volgende morgen stapten
de vier vrouwen uit op een kaal, klein
stationnetje. Carol keek direct uit naar de
taxi, die Lucy sturen zou. Er was echter.in
velden noch wegen een wagen te bespeu
ren. Ze ontwaarde alleen een agent, die
de zomergasten kennelijk beschouwde als
een soort noodzakelijk kwaad. Hij ver
dween namelijk uit het gezichtsveld, toen
de eerste passagiers het stationsgebouwtje
verlieten. Niet ver weg lag gelukkig een
klein restaurant en nadat ze geruime tijd
hadden gewacht, werd hun een kopje
koffie gebracht. De taxi liet zich echter
nog steeds niet zien.
Tenslotte slaagde Carol er in, een wagen
op te duikelen voor het tochtje van een
kilometer of twintig.
Het was vrij koud. De meisjes huiverden
in hun zomer jassen en Carol voelde zich
teleurgesteld. Ze deed echter haar uiterste
best de stemming er enigszins in te houden
en toen ze het dorp achter zich hadden ge
laten, wees Carol naar de bottende bomen
en even later naar de zee. Kijk, zei ze,
Een zeemeeuw. Meestal zijn ze om deze
tijd van het jaar al weg. Maar nu zijn er
geen motorboten, misschien heeft dat ook
wel invloed op hun trekken.
Het is hier afschuwelijk eenzaam,
zei Frieda het vrij jonge en nogal ver
legen tweede meisje. Ik voel me hier
van iedereen en alles verlaten. En het is
bar koud.
Ze huiverde. Ik zal blij zijn als ik
dadelijk in een lekker verwarmd huis kom.
Waar zijn we hier eigenlijk? Op de Noord
pool?
Nora, het linnenmeisje en tevens dien
stertje, had nog geen woord gezegd. Ze
was wel nooit erg spraakzaam, maar ze
had blauwe lippen en Carol vond dat hele
maal niet geruststellend. Stel je voor dat
de meisjes eens weggingen
Mevrouw Norton zal het ontbijt wel
klaar hebben, zei ze. En in huis zal
het lekker warm zijn. De seringen staan
vast en zeker nog in bloei. Ze komen hier
nogal vrij laat uit.
Niemand zei meer een woord. De taxi
was zojuist het huisje van kolonel Richard
son voorbij gereden en draaide nu het hek
van Crestview binnen, de lange, slinge
rende oprijlaan op. Carol begon zich weer
thuis te voelen. Ze passeerden de garage
en de oude stal, die al jarenlang niet meer
gebruikt werd, niet meer sedert Gregory
hier nog een rijpaard had gehouden en zij
een ponnie. Ze zette haar hoed vast af.
Kijk, daar zien jullie de seringen! zei
ze in de hoop een opgewekt antwoord terug
te krijgen. Maar niemand zei iets -terug.
De taxi ging de laatste bocht door en vlak1
voor hun verrees statig, massief en groot,
het wit gepleisterde landhuis. Van dit punt
af had men een prachtig uitzicht over de
zee, doch de hoofdingang lag aan de andere
zijde. Aan de linker kant strekte zich de
vleugel van het personeel uit, aan de rech
terzijde lag het ruime studeervertrek, waar
haar vader zich meestentijds terug ge
trokken had als hij hier zijn intrek had
genomen. De twee jonge meisjes keken
enigszins geschrokken naar Crestview.
Het ziet er nogal groot uit, zei Nora
aarzelend.
Dat valt wel mee, antwoordde Carol.
Het is gebouwd rond een ruime binnen
plaats. Ik vraag me overigens af wat er
met Lucy aan de hand is!
Het huis zag er onbewoond uit, alhoewel
de luiken geopend waren. De voordeur
bleef gesloten en er kwam geen levendig,
klein vrouwtje ter verwelkoming op hen
toelopen. Ze stapten uit de taxi en Carol
betaalde de chauffeur, maar nog steeds viel
er geen levend wezen in het huis te ont
waren. Tot haar grote verbazing ontdekte
ze even later dat de voordeur op slot was
en terwijl de drie meisjes met troosteloze
gezichten bij hun koffers bleven staan,
zocht Carol naar de sleutel. De taxi vertrok
inmiddels luid knerpend over h it grint. Ze
deed de deur open, ging naar binnen en
werd begroet door een ijzige koude en een
moeilijk thuis te brengen, vrij onaange
name geur.
(Wordt vervolgd)