„Schrik-kuren" als remedie tegen wegpiraterie Prijsbewaking kan in regerings politiek niet worden gemist DE VLUCHT VAN JAN KLAASSEN Clbr.ïïleijev De gele kamer Veilig Verkeer voelt niets voor paardenmiddelen Boerderij voor te hoge prijs verkocht De prijzen zijn thans even hoog als in October van het vorig jaar Wat Kan kan kan Kan alleen I. KAN FEUILLETON 4 Elke 5 minuten een verkeersongeluk Gedood in het verkeer Nov. '55 GROTE HOUTSTRAAT16 VESTEN PULLOVERS Tegen verkoper f 45.000.- boete geëist Minister Zijlstra in Tweede Kamer: Horloges - Keltum - Klokken Goud - Zilver door Mary Roberts Rinehart V R IJ D A G 2 DECEMBER 1955 (Van een verslaggever) IEDERE VIJF MINUTEN van de dag of de nacht gebeurt er in ons land een verkeersongeluk. Elk etmaal moeten er minstens drie doden en 78 gewonden van zulke ongevallen geborgen worden. Probeer u eens even voor ogen te stel len, wat dit betekent! In het eerste halfjaar van 1955 registreerde men, volgens de thans verschenen cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, 51.922 wegongevallen met in totaal 630 doden, 8178 ernstig- en 6079 licht gekwetsten - cijfers, die alweer vele percenten hoger liggen dan vorig jaarIedereen is het erover eens, dat aan deze onhoudbare toestand zo snel mogelijk paal en perk gesteld moet worden. Maar hoe? EEN DEEL van het publiek dat blijkt uit de vele brieven van verontruste lezers ziet in de huidige verkeerswetgeving niet veel heil meer. „Weliswaar krijgen de ergste wegpiraten soms strenge straffen", zo schrijven zij, „maar dan is het leed al geschied." Liever dan zulke correcties ach teraf (waarvan ook de preventieve werking twijfelachtig is) zouden zij een radicalere veilig-verkeerspolitiek zien, waarbij men zo nodig zijn toevlucht zou kunnen nemen tot „Amerikaanse methodes". In de Verenigde Staten plaatst men langs de grote verkeerswegen soms wrakken van verongelukte auto's bij wijze van afschrik wekkend voorbeeld voor de andere auto mobilisten. „Zulke directe methodes", zo geloven de voorstanders, „zouden ook in ons land meer effect sorteren dan de zoet sappige drukwerkjes en ethische slagzin nen, waarmee Veilig Verkeer nu ten strijde trekt" „Druk de mensen en speciaal de ver- keerszondaars met hun neus op de fei ten; laat ze zien hoeveel leed, ellende en materiële schade er aangericht wordt door roekeloos rijden," zo redeneren zij. ONLANGS TOONDE een politiefotograaf uit een der grote steden ons een serie kleu renfoto's van recente verkeersongevallen, waarop geen afschuwelijk détail de be schouwer bespaard bleef. Wij hebben één blik gewaagd aan die afbeeldingen van verminkte lichamen en verwrongen staal en toen het stapeltje haastig terugge geven. „Juist", zei de politieman, blijkbaar zeer voldaan over onze reactie. „Maar stel je nu voor, dat iedereen, die een verkeersongeluk veroorzaakt heeft, ge dwongen wordt desnoods bij rechterlijk vonnis een aantal foto's als deze te bekijken. Ik ben ervan overtuigd, dat de mensen in kwestie na zo'n „kuur" voor de rest van hun leven model-weggebruikers zouden zijn!" NATUURLIJK wekken dergelijke metho des in een beschaafd land weerstanden, maar men kan zich voorstellen dat mensen, die uit hoofde van hun beroep dagelijks geconfronteerd worden met de ellende der verkeersongelukken, af en toe spelen met de idee van een dergelijke „shock-thera pie". In het onlangs verschenen boek „Zo zag ik de chirurgie" doet de Zwitserse auteur Hans Schürmann het volgende re laas van zijn ervaringen in de ongevallen afdeling van een ziekenhuis: „Zaterdagavond Het gebruikelijke verkeersongeval wordt binnengebracht. Ditmaal is het een ernstig geval: een motorrijder die zijn machine niet beheerste. Hij heeft ernstige kwetsuren in de buik en moet direct geopereerd worden. De narcose wordt zeer snel ingeleid. Spoedig is de patiënt in slaap. Nu wordt hij door curare verlamd waardoor de spanning van de buikspieren opgeheven wordt en de ope rateur rustig kan werken. Hij opent de buikholte en er komt al een golf bloed naar buiten. Het zuigapparaat wordt in werking gesteld, de bloedende plaatsen worden afgebonden, de scheuren in de spieren en de darmperforaties met zeer fijne hechtingen verzorgd. Tegelijk krijgt de patiënt vier liter vers bloed, en niet druppel voor druppel, zoals dat anders bij operaties gebeurt, maar onder dezelfde druk waaronder anders het circulerende bloed staat. Hij doorstaat de operatie goed, maar zal nog meer dan een dag tussen leven en dood zweven. De operatiekamer moet met de waterslang van het bloed ge zuiverd worden. Het zou als waarschuwing ADVERTENTIE om voorzichtig te rijden, voldoende ge weest zijn, als onze verkeerszondaars het schoonmaken van de operatiekamer had den gezien." WAT DENKT HET VERBOND voor Vei lig Verkeer van dergelijke ideeën en sug gesties? Kolonel b.d. K. J. Schummelketel, directeur van dat verbond, vertelde ons dat ook hij vele brieven krijgt, waarin wordt aangedrongen op een fellere propaganda, maar persoonlijk heeft hij geen vertrouwen in verkeersopvoeding door middel van „schrik-kuren". Hij herinnert zich maar al te goed, wat er verleden jaar in Hamburg gebeurde, toen een aantal veilig verkeers- mensen daar een optocht hield van symbo lische verkeersslachtoffers, voorafgegaan door de Dood te paard. Deze „Totenmarsch" (de stoet bestond uit evenveel spookachtig- uitgedoste deelnemers als er dat jaar ver keersdoden gevallen waren)heeft een storm van protesten uitgelokt, die zelfs in de Duitse sensatiebladen werd ondersteund en de organisatoren van de optocht volledig in discrediet bracht. Ook in ons land zijn bij verkeersacties een enkele maal autowrakken als „argu menten" gebruikt, maar de reacties van het publiek waren zo heftig, dat men het ex periment niet herhaald heeft. De psycho logen van Veilig Verkeer zijn er trouwens van overtuigd, dat zulke methodes voor Nederland volstrekt ongeschikt zijn en om deze reden heeft men van alle initiatie ven in die richting afgezien. Met dat al beseft ook het verbond, dat er in de verkeersvoorlichting van het Neder landse volk nog heel wat lacunes zó*"» al begint speciaal het verkeersonderwys voor de lagere schooljeugd nu vruchten af te werpen. In grote gemeenten, waar de kin deren al zes a zeven jaar gewend zyn, on der de hoede van „verkeersbrigadiertjes" over te steken, lopen zy óók na hun schooljaren in het algemeen niet meer roekeloos van het trottoir de rijweg op. Het „eerst kyken, dan oversteken" is hun als het ware een tweede gewoonte geworden een gewoonte die zy later wellicht aan hun eigen kinderen zullen overdragen en die daardoor op den duur in brede lagen van de bevolking kan doorwerken. IETWAT OPTIMISTISCH is deze voor stelling van zaken wel, want natuurlijk zijn er ook kinderen, die na hun schooljaren alle wijze verkeerslessen prompt in de wind slaan en aldus een bedreiging voor eigen leven en dat van anderen worden. Het verbond beziet op het ogenblik, in samenwerking met diverse organisaties van leraren, de mogelijkheden om de verkeers opvoeding ook op de scholen voor middel baar en voorbereidend hoger onderwijs voort te kunnen zetten. Men denkt in dit verband aan verkeersfilms, -studieclubs en dergelijken, waaruit zich eventueel een soort van verkeers-disputen tussen leerlin gen en deskundigen of tussen de leerlin- De verkeersdoden in November zijn hier weergegeven in figuurtjes, gete kend bij de plaats waar zij sneuvel den. Het is een be klemmende statis tiek, die nog niet eens volledig is, aangezien niet al le opgaven van ge wonden, die later overleden, konden worden verwerkt. gen onderling zouden kunnen ontwikke len. Ideaal zou het zijn, wanneer wij het systeem van de Amerikaanse „high schools" die hun pupillen verkeersonderwijs, gecom bineerd met auto-rijlessen geven), zouden kunnen overnemen, maar daartoe ontbre ken helaas de middelen. De verkeerslessen op de lagere scholen de heer Schummelketel betoogt het met veel nadruk moeten in de toekomst niet meer door politiemensen, maar uitsluitend door de eigen onderwijzers gegeven wor den. Zij alleen kunnen dit onderricht in vlechten in hun eigen systeem van lesgeven en paedagogie; de politieman blijft altijd een vreemd element hij kent de sfeer van een school niet en kan de jeugd op zijn best de letter van de (verkeers)wet, maar nooit de geest van die wet bijbrengen. Daarom heeft het verbond in overleg met de minister van Verkeer en Water staat thans een cursus samengesteld, die de aanstaande onderwijzers moet voorbereiden op hun nieuwe taak als verkeersvoorlichters van de jeugd. In Februari 1956 wordt deze cursus op alle kweekscholen in Nederland ingevoerd en verplicht gesteld. HARD WORDT er ook gewerkt aan de verkeersopvoeding van de ouderen, hoewel men op hen natuurlijk niet zo'n vaste greep heeft als op de schoolgaande jeugd. Het verwijt, dat de propaganda van Veilig Ver keer zoetsappig en fantasieloos zou zyn, houdt geen steek; dat hebben de recente acties als de kijk-, lees- en luisterwedstrijd, de jaarlijkse wedstrijden „veilig rijden" voor beroepschauffeurs en vele andere originele initiatieven van het verbond wel afdoende bewezen. Voorts is onlangs een serie korte filmpjes gereed gekomen, die op pakkende wijze allerlei verkeersovertredin gen en hun mogelijke gevolgen uitbeelden, terwijl men sinds kort ook de beschikking heeft over een zeer suggestieve Ameri kaanse speelfilm, die te zijner tijd ook in Haarlem vertoond zal worden. Het verbond is dus actief genoeg. Het zal ook in de toekomst blijven streven naar groter verkeersveiligheid met alle midde len die het oirbaar acht. Paardenmiddelen als hierboven omschreven wenst het echter niet te gebruiken. Hans Schürmann: Zo zag ik de chirurgie. Nederlandse bewerking door J. H. J. van de Kamp. Uitgeverij J. F. Duwaer en Zonen, Am sterdam. en Toen ze daar allebei naast de kist stonden, nam Jan Klaassen Katrijn bij de hand. „Kom", zei hij zachtjes. „Nou moeten we maken, dat we zo gauw mogelijk het huis uit komen!" In het donker liepen ze, op hun tenen de kamer door; en daarna moesten ze een hoge trap af. Dat ging niet zo gemakkelijk, want Jan en Katrijn waren maar klein. Maar het ging toch. Ze waren het twee bergbeklimmers, die van een hoge berg daalden. „Hèhè!", zuchtte Katrijn, toen ze beneden stonden. „Ik ben blij, dat we er zijn is me dat 'n hoogte!" 11-12 Tegen de 49-jarige vroegere eigenaar van een boerenhoeve bij Woerden, A. P. uit Maasland, heeft de procureur-generaal bij het gerechtshof te Amsterdam een boete van 45.000 geëist, omdat deze verdachte zijns inziens zijn boerderij met het land, de inventaris en de veestapel voor een te hoge prijs verkocht had aan de landbouwer E. H. C., wiens eigen boerderij te zijner tijd wordt afgebroken ten behoeve van de in dustriële uitbreiding van Rotterdam. Op de zitting van het gerechtshof werd opgemerkt, dat het voor jonge boeren tegenwoordig vrijwel onmogelijk is eigen grond met eigen boerderijen te krijgen, omdat de grond schaars is. Daarom moeten bij verkooptransacties van boerderijen en landerijen de overeengekomen prijzen wor den goedgekeurd door de Grondkamers. „Maar voor taxatieprijzen is er geen boer derij te krijgen", aldus de mening van vele boeren. Dit zou er toe hebben geleid, dat dikwijls toch „zwarte" prijzen worden be dongen en betaald. De landbouwer uit de buurt van Rotter dam, een man van 61 jaar, was op zoek gegaan naar een bedrijf voor een van zijn vier zoons. Zijn eigen boerderij mag hij nog tot zijn dood toe bewonen, maar daarna mogen de zoons er niet meer in, omdat de grond voor de industrie nodig zal zijn. De eigenaar van de boerderij bij Woerden wil de zijn bedrijf voor 220.000 verkopen en C. had er wel oren naar. Hij maakte met P. een contract op, waarbij het onroerend deel 120.000 zou kosten en de inventaris en de veestapel 50.000. Ook werd in het con tract bepaald, dat de eigenaar na de ver koop acht jaar lang een adviserende taak in het. bedrijf zou krijgen en wel als be drijfsleider. Per jaar zou hem daarvoor 6250 door de nieuwe bewoner, de zoon van de koper, worden uitbetaald. Acht maal 6250 is 50.000, zo redeneer de economische controledienst en zag in deze clausule een ontduiking van de prijs- beperkende bepalingen. Ter zitting gaf de verdachte toe, dat hij ten hoogste één keer per week op zijn vroegere hoeve was geweest. „Maar," zo zei hij, „de jonge boer kon over mij be schikken wanneer hij wilde". Totaal zou de verkoper dus inderdaad 220.000 voor de hoeve ontvangen, zij het dat hij de laatste 50.000 in acht termijnen van een jaar zou ontvangen. Het ging er nu maar om of die prijs te hoog was. De des kundigen meenden dat dit inderdaad het geval was. In eerste aanleg kwam de economische politierechter te Utrecht tot de slotsom, dat de hoeve verkocht had mogen worden voor 170.000. Hij legde de verkoper daarom een boete op van 50.000. Voor het hof vertelde de 61-jarige koper als getuige, dat hij zich aan het contract zou houden en dus de verdachte ieder jaar 6250 zou uitbetalen. Andere getuigen, onder wie deskundigen, meenden, dat het onroerende deel van het bedrijf zeker 133.000 waard zou zijn, dus 13.000 meer dan waarvoor het in het con tract was opgenomen. Tenslotte kwam de procureur-generaal tot een eis van 45.000 boete. De raadsman achtte dit bedrag veel te hoog. Op 14 December zal het gerechtshof uit spraak doen. Vliegtuigramp in Brazilië Een DC-3 van de Braziliaanse maat schappij Cruzeira do Sul is bij de start van het vliegveld Belem verongelukt en vol gens de eerste berichten zijn alle inzitten den om het leven gekomen. Het toestel was op weg naar Rio de Janeiro. Belem ligt 1500 mijl ten Noordwesten van de Braziliaanse hoofdstad. (Van onze parlementaire redacteur) Zestien afgevaardigden hebben het woord gevoerd bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken. Donder dagmiddag drongen zowel de heer Cor- n e 1 i s s e n (VVD) als de heer H o o y (KVP) op spoedige beëindiging van de be schikking inzake de handelsmarges aan. Laatstgenoemde zou er de voorkeur aan gegeven hebben, als de minister zich tot een „schot voor de boeg" bepaald had bij wijze van een waarschuwing voor bepaalde bedrijfstakken. De heer Hooy noemde het voorts inconsequent, dat er na de brood oorlog in Breda weer een minimumprijs regeling getroffen was. De heer Reuter (CPN) klaagde over voortgaande prijsstij ging. De leuze van prijsstabilisatie was volgens hem slechts een rookgordijn: de regering veroorzaakt zelf de prijsstijging. De heer Van Eysden (AR) hield zich bezig met het vraagstuk van de bouw van middenstandspanden. De heer Cornelissen maakte nog de tot vrolijkheid aanleiding gevende opmer king „dat men de Publiekrechtelijke Be drijfsorganisatie over zich laat komen zo als een vrouw de mode". Hij voelde in dit opzicht slechts voor vrijwillige samenwer king en was in elk geval een heel wat minder geestdriftige kampioen voor de PBO dan de heer VanderPloeg (KVP). Diens fractiegenoot Koersen drong op een vlot verloop van het onderzoek naar de productiviteit aan. Niet te veel in détais treden, was zijn advies, want daardoor komen de gegevens te laat bijeen en zal de toestand na hun verwerking al weer ver anderd zijn. Ir. V a n D i s (Staatsk. Geref.) drong op interne versterking van de positie van onze industrie aan, teneinde bij om slag van de conjunctuur beter het hoofd te kunnen bieden aan de buitenlandse con currentie. Tenslotte kwam de heer Kikkert (CH) met een tegen de instelling van een af zonderlijk departement voor de PBO ge richt betoog. Minister Z ij 1 s t r a begon zijn antwoord- rede met de opmerking, dat wij nog altijd met het structuurprobleem zitten en voor lopig ook zullen blijven zitten. En tussen de niet opgeloste structuurproblemen ligt het vraagstuk van de conjunctuurpolitiek. Deze moet de structuurpolitiek zo min mo gelijk schaden en zoveel mogelijk steunen. Wanneer het tot verdere conjuncturele maatregelen moet komen, zal de Kamer tijdig gelegenheid krijgen voor een gedach- tenwisseling daarover. Moderne conjunc tuurpolitiek, zei de minister, moet zich met twee vraagstukken bezig houden, te weten: hoe te voorkomen dat een permanent gun stige conjunctuur tot permanente inflatie leidt en dat van tijd tot tijd noodzakelijke terugslagen in een spiraal naar beneden ontaarden, die stagnatie veroorzaakt. Over de loonpolitiek zweeg de minister van Economische Zaken. Daarvoor ver wees hij naar de pas verschenen Memorie van Antwoord van zijn ambtgenoot van Sociale Zaken. Algemene prijspolitiek achtte hij als conjunctuurpolitiek element onmisbaar. In een zeer gunstige conjunc tuur moet de overheid het recht hebben om bij de prijsvorming in te grijpen. Minister Zijlstra stelde vervolgens dat het huidige loon- en prijsbeleid zowel de tegenwoordige conjunctuur als de struc tuur dient. Hij ontkende, dat er in Neder land in het algemeen inflatoire overbeste- ding waarneembaar zou zijn en dat men zou kunnen klagen over een buiten ver houding zijnde ontwikkeling der inves teringen. Sinds 1945 is een werkelijk ern stige depressie uitgebleven. Hierna trad hij in discussie met de heren Nederhorst (PvdA) en diens fractiegenoot Roemers en verdedigde het regeringsbeleid van stabili satie van lonen en prijzen, van flexibiliteit en expansie van particuliere investeringen. Dit is inderdaad regeringsbeleid, want de loon- en prijspolitiek wordt niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats door de minis ter van Economische Zaken, maar ook door minister Suurhoff (geestverwant van de zoëven genoemde afgevaardigden) en eigenlijk door het gehele kabinet gevoerd. Krachtige politiek op dit gebied was zeker niet in de laatste plaats door sociale over wegingen ingegeven. Reeds van de wel- vaartsloonronde af, van October 1954, wa ren de prijzen scherp in het oog gehouden. En, zo durfde minister Zijlstra stellen, met een niet onbelangrijk resultaat, gezien de vrijwel gelijk gebleven prijzenindex. Met dit alles was de Nederlandse volks huishouding zowel economisch als sociaal beter gebaat dan met wat er gebeurd zou zijn als de regering niet zo voet bij stuk had gehouden. Als de heren Nederhorst en Roemers met 1 Juli of met 1 October een loonronde had den gewild, dan zouden zij de prijsontwik keling, die daarvan het gevolg zou zijn geweest, op de koop toe hebben moeten nemen. Na er op gewezen te hebben, dat het sociale probleem veel meer het pro bleem van de vergeten groepen en van de kleine zelfstandigen is dan van de krach tig georganiseerde arbeiders, merkte de minister nog op, dat ons land ongetwijfeld op een aantal gebieden geenszins meer het goedkoopte-eiland van weleer is. Na dit algemene gedeelte van zijn ver dediging van zijn beleid, besprak minister Zijlstra enige belangrijke detailpunten. In de Europese economische integratie valt op dit ogenblik aanmerkelijk meer schot te bespeuren dan men een jaar geleden had durven hopen. Wat de vraag aangaat, of een supra-nationaal gezag hierbij de voor keur moet hebben, luidde het antwoord bevestigend ingeval zonder dat de zaak mislukt. Voor een werkelijk gemeenschap pelijke markt achtte de minister een supra nationaal gezag nodig; hij was geneigd dit ook zo te zien met betrekking tot integratie inzake kernenergie. In het algemeen hangt het van de materie af of een dergelijk ge zag al dan niet nodig is. Maar wanneer dat in wezen het geval is, moet men er niet voor terugdeinzen. Economische Unie vordert Met grote kracht dient inzake Benelux naar opruiming van de zich nog voordoen de belemmeringen te worden gestreefd. Men is thans zover met de voorbereiding van de Economische Unie gevorderd, dat over de vormgeving van het te maken ver drag gesproken kan worden. Na deze ver klaring volgde de mededeling, dat de in diening van het wetsontwerp betreffende een parlementaire Benelux-raad vóór het eind van dit jaar zal geschieden. Naar aanleiding van zijn in Luxemburg in de Kolen- en Staal Gemeenschap ten opzichte van het vraagstuk van de vijf daagse werkweek aangenomen houding zei de minister, zich tegen bestudering daar van geenszins te hebben verzet. Maar wel heeft hij, wat zijn recht was, willen ver mijden, dat het onderzoek op een dus danige formulering zou komen te berusten, dat het in feite zou neerkomen op een uitnodiging, in de landen der Kolen- en Staal-Gemeenschap tot invoering van een vijfdaagse werkweek in de steenkolen mijnen over te gaan. Nergens staat in het desbetreffende verdrag dat het streven ge richt moet zijn op harmonisatie van ar beidsduur, nominale lonen en dergelijke. Een dergelijk streven viel echter in Luxemburg wel waar te nemen. Dat achtte minister Zijlstra niet overeenkomstig het verdrag en bovendien ongewenst. Daarom had hij zich daartegen verzet. Naar aan leiding van de critiek, dat hij niet naar de zittingen van de Gemeenschappelijke Ver gadering der KSG in Straatsburg gaat, verklaarde minister Zijlstra, dat het voor hem niet meer doenlijk is al dergelijke vergaderingen bij te wonen. Bovendien is het niet noodzakelijk. Sprekende over vestiging van buitenlandse ondernemingen in verband met de indus trialisatie gaf hij te verstaan, dat stelregel dient te zijn, dat de lagere organen bij ver lening van faciliteiten er op te letten heb ben, dat deze de kosten dekken. Overigens kon men hier niet selectief te werk gaan vanwege onze open deur-politiek. Tenslotte zij nog vermeld, dat de be windsman omtrent zijn voornemen inzake de handelsmargebeschikking r' een kon en wilde mededelen, dat hij het tijdstip van intrekking nog even wil overwegen na overleg met het georganiseerde bedrijfs leven. Minister De B r u ij n betoogde hierna dat de publiekrechtelijke bedrijfsorgani satie in weerwil van de critiek erop in ons volk leeft, ook in de kring van de onder nemers. Bedrijfsschappen moeten in de eerste plaats vrijwillig tot stand komen, maar als het algemeen belang het vordert zal de invoering gedwongen moeten ge schieden door middel van een wet. Staatssecretaris Veldkamp consta teerde tenslotte dat de middenstand ge lukkig in het algemeen in de welvaart deelt. Hij sprak tegen dat te weinig aan dacht is besteed aan de middenstand. ADVERTENTIE St. Ni co laas Geschenken JUWELIER - HORLOGER Barteljorisstraat 2 - Telefoon 13004 4) Dat is belachelijk, zei Carol vinnig. Als ik ooit een ma-> heb gezien, die hals over kop verliefd is geworden dan is Greg het wel. En natuurlijk zijn z'n brieven anders geworden. Ze worden nu door de censor gelezen. Dat weet je zelf toch ook wel? Maar Virginia was niet overtuigd. Er zijn daar meisjes, antwoordde ze. Verpleegsters, Wacs, en wat al niet meer. Misschien heeft hij wel iemand an ders gevonden. Hij is geen kind meer. Hij is vier en dertig en hij weet zijn weetje wel. Je kent hem. Ja, Carol kende hem, dat moest ze wel toegeven. Ze had altijd bewondering voor hem gehad. Zijn aantrekkelijk uiterlijk, zijn joviale houding en zelfs het gemak, waarmede hij zijn misstappen trachtte te rechtvaardigen, hadden haar altijd aange trokken. Zij was het jaren geleden steeds geweest, die hem hoofdpijntabletten had toegestopt of zelfs een goed glas whisky, zodat hij op de ochtend na een feest zich weer met goed fatsoen kon tonen in de familiekring. Zij had hem beter begrepen dan Elinor. Je moet maar gauw volwassen wor den, had ze hem eens op een goede morgen gezegd, toen ze gapend bij zijn bed stond. Hij had haar toen grinnikend aangekeken. Waarom?, had hij gevraagd. Ik vermaak me best! Het is prettig om jong te zijn, Carol. Toen de trein Boston naderde, stond Carol moeizaam op. Ze slaagde er in, een taxi te pakken te krijgen, die haar naar het Noord Station bracht, maar ze stond doodsangsten uit dat de wagen op een gegeven moment in elkaar zou storten. Op het perron trof ze de drie meisjes. Ze waren vermoeid en ontmoedigd daar ze nog niet gegeten hadden en hun zware koffers zelf hadden moeten dragen. Alleen Maggie, de kokkin, glimlachte flauwtjes. Tot nu toe hebben we het nog wel vol gehouden, juffrouw Carol, zei ze, maar als u ons kunt zeggen waar we een kop koffie kunnen drinken. Carol bestelde wat eten voor hen en zittend aan een wrak tafeltje in de over volle restauratie kauwde ze zelf met lange tanden op een uitgedroogd broodje kaas. De meisjes voelden zich na deze hartver sterkingen gelukkig weer veel fitter. In velden noch wegen was een witkiel te ontdekken. Ze sleepten dus zelf maar met de loodzware koffers over de perrons. Voor de jongste twee meisjes begon de reis een soort avontuur te worden, vooral nu Carol met hen meereisde. Toen ze haar ge reserveerde coupé binnen wilde gaan, bleek dat er reeds mensen in zaten. De conduc teur zei dat hij er niets aan kon doen. Het was nutteloos om tegen wie dan ook te protesteren. Als dezelfde coupé tweemaal gereserveerd was, kon je desnoods de oor log daarvoor aansprakelijk stellen, maar iedereen, die onder die omstandigheden protest zou aantekenen, zou van onvader landslievendheid beticht worden. Carol rookte in het dames-toilet een sigaret en ging toen maar ergens anders zitten. Ze veronderstelde dat alles thuis wel weer in orde zou zijn. Elinor zou ver moedelijk weer terug zijn en Virginia zou ongetwijfeld Gregory reeds ontmoet heb ben. Maar haar gedeprimeerde stemming was nog niet verdwenen. Deels kwam dat natuurlijk omdat overal ter wereld jonge mannen vochten en stierven, deels ook om dat zij thans behoorde tot de „nieuwe armen", zoals haar vrienden het uitdrukten en omdat zij een moeder had, die pertinent weigerde, haar levensstandaard te ver lagen. Deels ook werd haar sombere hu meur veroorzaakt door het feit, dat ze er diep in haar hart weinig voor voelde, weer naar Crestview te gaan, waar voor de oorlog Don Richardson haar op zulk een vrolijke en charmante wijze het hof had gemaakt. Om aan deze herinneringen te ontsnappen begon ze na te gaan wat er op Crestview nog moest gebeuren. Lucy was op te korte termijn gewaarschuwd, dan dat ze al veel had kunnen verzetten, maar ze zou er tenminste zijn en dat was al een hele steun. Met deze geruststellende ge dachte viel ze tenslotte, ongemakkelijk hangend, in slaap. Om zes uur de volgende morgen stapten de vier vrouwen uit op een kaal, klein stationnetje. Carol keek direct uit naar de taxi, die Lucy sturen zou. Er was echter.in velden noch wegen een wagen te bespeu ren. Ze ontwaarde alleen een agent, die de zomergasten kennelijk beschouwde als een soort noodzakelijk kwaad. Hij ver dween namelijk uit het gezichtsveld, toen de eerste passagiers het stationsgebouwtje verlieten. Niet ver weg lag gelukkig een klein restaurant en nadat ze geruime tijd hadden gewacht, werd hun een kopje koffie gebracht. De taxi liet zich echter nog steeds niet zien. Tenslotte slaagde Carol er in, een wagen op te duikelen voor het tochtje van een kilometer of twintig. Het was vrij koud. De meisjes huiverden in hun zomer jassen en Carol voelde zich teleurgesteld. Ze deed echter haar uiterste best de stemming er enigszins in te houden en toen ze het dorp achter zich hadden ge laten, wees Carol naar de bottende bomen en even later naar de zee. Kijk, zei ze, Een zeemeeuw. Meestal zijn ze om deze tijd van het jaar al weg. Maar nu zijn er geen motorboten, misschien heeft dat ook wel invloed op hun trekken. Het is hier afschuwelijk eenzaam, zei Frieda het vrij jonge en nogal ver legen tweede meisje. Ik voel me hier van iedereen en alles verlaten. En het is bar koud. Ze huiverde. Ik zal blij zijn als ik dadelijk in een lekker verwarmd huis kom. Waar zijn we hier eigenlijk? Op de Noord pool? Nora, het linnenmeisje en tevens dien stertje, had nog geen woord gezegd. Ze was wel nooit erg spraakzaam, maar ze had blauwe lippen en Carol vond dat hele maal niet geruststellend. Stel je voor dat de meisjes eens weggingen Mevrouw Norton zal het ontbijt wel klaar hebben, zei ze. En in huis zal het lekker warm zijn. De seringen staan vast en zeker nog in bloei. Ze komen hier nogal vrij laat uit. Niemand zei meer een woord. De taxi was zojuist het huisje van kolonel Richard son voorbij gereden en draaide nu het hek van Crestview binnen, de lange, slinge rende oprijlaan op. Carol begon zich weer thuis te voelen. Ze passeerden de garage en de oude stal, die al jarenlang niet meer gebruikt werd, niet meer sedert Gregory hier nog een rijpaard had gehouden en zij een ponnie. Ze zette haar hoed vast af. Kijk, daar zien jullie de seringen! zei ze in de hoop een opgewekt antwoord terug te krijgen. Maar niemand zei iets -terug. De taxi ging de laatste bocht door en vlak1 voor hun verrees statig, massief en groot, het wit gepleisterde landhuis. Van dit punt af had men een prachtig uitzicht over de zee, doch de hoofdingang lag aan de andere zijde. Aan de linker kant strekte zich de vleugel van het personeel uit, aan de rech terzijde lag het ruime studeervertrek, waar haar vader zich meestentijds terug ge trokken had als hij hier zijn intrek had genomen. De twee jonge meisjes keken enigszins geschrokken naar Crestview. Het ziet er nogal groot uit, zei Nora aarzelend. Dat valt wel mee, antwoordde Carol. Het is gebouwd rond een ruime binnen plaats. Ik vraag me overigens af wat er met Lucy aan de hand is! Het huis zag er onbewoond uit, alhoewel de luiken geopend waren. De voordeur bleef gesloten en er kwam geen levendig, klein vrouwtje ter verwelkoming op hen toelopen. Ze stapten uit de taxi en Carol betaalde de chauffeur, maar nog steeds viel er geen levend wezen in het huis te ont waren. Tot haar grote verbazing ontdekte ze even later dat de voordeur op slot was en terwijl de drie meisjes met troosteloze gezichten bij hun koffers bleven staan, zocht Carol naar de sleutel. De taxi vertrok inmiddels luid knerpend over h it grint. Ze deed de deur open, ging naar binnen en werd begroet door een ijzige koude en een moeilijk thuis te brengen, vrij onaange name geur. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 6