DIE KILE!NIE TWEE
„DE HELDEN ZIJN VERMOEID"
KOFFIEPLANTER INGERMAN
SCHREEF EEN SOBER BOEK
OVER NEGERVRAAGSTUK
Slecht voorbeeld
Een gemiste kans
van regisseur Ciampi
- tot in het diepst van zijn ziel geschokt
door heersende rassendiscriminatie -
Optreden van Marie Bell
„Revolver Henkie" uit de
aether boven Raalte
er dorpen of nederzettingen op voorkwa
men".
„Als ik de betreffende ordonnanties niet
zelf gelezen had" zo zegt de schrijver
van „Een slavenketen" „zou ik niet heb
ben willen geloven, wat hier gebeurd is.
Enkele jaren voordat ik in Kenya's hoofd
stad Nairobi van deze dingen vernam,
moest daar voor de Europese industrie een
electrische centrale gebouwd worden. Het
was natuurlijk geweest hiervoor grond van
de blanken te bestemmen, omdat zij alleen
van de centrale zouden profiteren. Inplaats
daarvan onteigende men tweeduizend acres
van een Kikuju-reservaat. De zich daarop
bevindende tweehonderdzeventig negerhut
ten, meer dan driehonderd voorraadschu
ren en tweehonderd veestallen werden op
last van het gouvernement verbrand. Aan
de bewoners werd noch in geld, noch in
goederen enige schadeloosstelling uitbe
taald!"
„Om de twee a drie jaar kwamen er
nieuwe, steeds drastischer beperkingen
voor de negers. Thans is van alle vrucht
bare gronden in Kenya de helft in bezit
van drieduizend Europeanen. Op de andere
helft „mogen" de vijf millioen negers leven.
Op de Europese plantages werken vierhon
derdduizend negers als slaven, verstoken
van alle menselijke rechten, voor een
„loon" van ongeveer tien shilling (vijf gul
den) per méónd. De drieduizend Euro
peanen maakten bijvoorbeeld in 1951 een
gezamenlijke winst van twintig millioen
pond sterling. Velen van hen verdienden
dat jaar driehonderd- tot vierhonderd
duizend gulden
Leterlijk zegt de schrijver voorts: „Er
zijn de laatste jaren (en ook daarvoor)
heel wat Kikuju's in Kenya door Europese
heren en zelfs dames in aanwezigheid of
met hulp van hun bedienden doodgeran
seld. De straf, die de blanken daarvoor
kregen, was een jaar gevangenisstraf, die
in verscheidene gevallen na zes maanden
werd gewijzigd, waarbij de tweede helft
van de straftijd thuis mocht worden uit
gezeten. De Engelse wet eist voor moord
de doodstraf, maar in Kenya geldt dit
blijkbaar niet voor deze blanken. En hoe
wel men dit alles in Londen heel goed
weet, durft men daar te vergaderen en te
spreken over de rechten van de mens!"
JUNIUS INGERMAN het zal na deze
citaten nauwelijks commentaar behoeven
De gemiddeld twee meter lange, trotse
Watutsi-negers gelden als de aristocraten
onder de stammen van Centraal Afrika.
Sinds eeuwen staan zij bekend als vaar
dige dansers en vermetele krijgslieden,
die alle arbeid ver beneden hun waardig
heid achtten. Deze groep treedt op als
hofballet van Rudahhigwa Mutara III,
koning van Ruanda.
is geen groot schrijver of brillante ver
teller. Hij is alleen maar een eerlijk, warm
voelend mens, die tot in het diepst van zijn
ziel geschokt werd door de rassendiscrimi
natie waarmee hij zich in Afrika gecon
fronteerd zag en die daarvan getuigen
moest in woord en in daad. In daad, door
dat hijzelf voor zijn eigen negerarbeiders
in de Congo een beter en menswaardiger
bestaan hielp scheppen. In woord door het
schrijven van dit boek, waarin hij al zijn
verontwaardiging tegen de dwaze aan
matiging van zijn mede-Europeanen uit
schreeuwt. Dat dit gebeurt in een sobere,
bijna huiselijke verteltrant, doet geen scha
de aan de kracht van zijn betoog. Integen
deel, want iedere poging tot een meer
„litteraire" taal zou hier waarschijnlijk als
een onwaarachtigheid ervaren zijn. Koffie
planter Ingerman denkt en schrijft zoals
hij is: eenvoudig, rechtuit en ongekunsteld.
Eenvoudig en rechtuit zijn ook de oplos
singen die hij voor het negerprobleem
suggereert: „goede" blanken moeten de ge
kleurde rassen helpen en voorliphten bij
hun geleidelijke emancipatie, op basis van
zuiver-menselijk verantwoordelijkheidsbe
sef en onbaatzuchtige vriendschap. Dezelf
de idealen dus, die dr. Albert Schweitzer
(met wie de schrijver in Lambarene een
belangwekkend gesprek over deze dingen
had) voorstaat.
VELE „deskundigen" zullen waarschijn
lijk aanvoeren, dat eenvoudige lieden als
de planter Ingerman de zaken te simplis
tisch voorstellen en dat het uitermate naïef
is om te geloven, dat het reiken van de
broederhand voldoende zou zijn om het
hele gecompliceerde negervraa<gstuk op te
lossen. Maar wat, zo kan men daar tegen
over stellen, hebben dan alle gecompli
ceerde oplossingen en plannen „op hoog
niveau" tot nog toe uitgewerkt? Wat heb
ben de UNO, de UNESCO en alle andere
internationale organisaties bereikt voor de
gelijkstelling der kleurlingen in het Zuiden
van de Verenigde Staten bijvoorbeeld, of
voor de resterende Britse bezittingen in het
Zwarte Werelddeel en hoe staat het met
de „naturellen" in de Unie van Zuid-
Af rika?
Misschien is het toch eens te proberen of
het „simpele idealisme" a la dr. Albert
Schweitzer, op grote schaal toegepast, niet
meer effect sorteren zou. H. C.
„7/i de Achterhoek ontmoette ik on
langs een frisse, jonggetrouwde boeren
dochter. Zij was gehuwd met een man
uit een oud Gelders geslacht. Samen
hadden zij enkele jaren in Engels Afrika
gewoond. Zij was nu hier, in verwach
ting van haar eerste baby. Daarna zou
zij onmiddellijk naar haar man terug
reizen. Op mijn vraag waarom ze die
grote gebeurtenis niet bij haar echtge
noot had afgewacht, kreeg ik het ont
stellende antwoord dat dit onmogelijk
was, daar de Engelse maatschappij
waarbij haar man werkt, geëist had, dat
hun kind op Europese bodem geboren
zou worden. Zo niet dan zou de vol
bloed-Nederlandse baby als een ver
achtelijke Jialf-caste" beschouwd wor
den
DEZE TRIESTE onthulling kan men in
de inleiding van het boek „Een slaven
keten als ereteken" lezen. De ex-Haarlem
mer Junius Ingerman, die jarenlang als
koffieplanter voor een Belgische maat
schappij in de Congo werkte, beschrijft
daarin zijn ervaringen met negers en blan
ken in Afrika ervaringen die meestal
niet ten gunste van de laatsten uitvallen.
Ingerman leerde het Zwarte Werelddeel en
zijn bewoners kennen in de vooroorlogse
jaren, toen overal het koloniale stelsel
en daarmee de zelfverheerlijking van de
Europeaan nog in volle bloei waren.
Maar sindsdien is er het een en ander ge
beurd: vele koloniale volken kregen of ver
overden het zelfbeschikkingsrecht en de
blanke die zelf vier jaar lang een strijd
op leven en dood moest voeren tegen
Hitiers waanzinnige rassentheorieën
moest overal ter wereld terugwijken. Maar
waar hij nog een vinger in de pap heeft
in Afrika bijvoorbeeld is hij zijn
oude standpunt, dat de neger geen mens
is, maar ten hoogste een soort huisdier,
trouw gebleven. Heeft hij dan nog steeds
niets geleerd?
GELUKKIG is er wel iets veranderd, in
de Belgische Congo bijvoorbeeld. Toen
Ingerman daar zo'n twintig jaar geleden
aankwam, vond hij er een schandalige uit-
Het Nederlands Theatercentrum heeft
in samenwerking met de Alliance Franpai-
se, het Genootschap NederlandFrankrijk
en „Les Amitiés Catholiques Franpalses"
de tragédiënne Marie Bell uitgenodigd om
20 December in de Koninklijke Schouw
burg in Den Haag te komen optreden. Op
gevoerd wordt „Bérénice" van Jean Raci
ne, onder de regie van Jean-Louis Ba/Ta uit,
gevolgd door de éénacter „Cécile of de
school voor vaders" van Jean Anouilh.
buiting van de negers, geen enkele vorm
van sociale zorg en onbeschrijfelijke hy
giënische misstanden. Slaapziekte en an
dere tropische kwalen richtten ware slach
tingen aan onder de inheemse arbeiders en
hun gezinnen, zonder dat de plantage
eigenaars of het gouvernement er veel
tegen deden. Alles was toegespitst op het
maken van exhorbitante winsten.
„Een neger", zo vertelt de schrijver
onder meer, „verdiende in die jaren één
franc zeven centen per dag. Ver
ontwaardigd probeerde ik aan dit mens
onterende systeem een einde te maken
door taakloon in te voeren. De andere
planters stemden er na veel heen en weer
gepraat mee in. Op de eerstvolgende be
taaldag echter wachtte ons een vreemde
verrassing. Vele negers hadden nu in een
week veertig tot vijftig francs verdiend,
maar toen wij hun het geld toeschoven,
namen zij er slechts zeven af. De rest
schoven zij terug over de tafed en hoe wij
ook pleitten en aandrongen, ze weigerden
domweg het meerdere te aanvaarden. Op
de andere plantages ging het trouwens net
zo en het heeft ons heel wat overredings
kracht gekost voor zij met tegenzin het
nieuwe loon accepteerden. Hun gedachten-
gang was trouwens van hun eigen
standpunt bezien volkomen logisch,
want niet alleen waren zij van jongsaf ge
wend aan een franc per dag, maar boven
dien hadden zij immers geen kleren of
bergplaatsen om geld te bewaren. Waar
dering voor het nieuwe stelsel kwam er
pas, toen wij toko's hadden ingericht waar
de arbeiders spiegeltjes, kammen, voetbal
broekjes en meer van dergelijke zege
ningen der Westerse beschaving konden
kopen."
„Op het ogenblik echter wordt de Congo
goed en rechtvaardig beheerd", zegt de
schrijver. „Men is een andere koers gaan
sturen en ontdekte toen, dat wat vroeger
niet mogelijk leek, nü wel gerealiseerd kan
worden: betere arbeidsprestaties en een
vreedzame samenleving van blank en
zwart. Het bestuur toont nu eerbied voor
het leven en de menselijke waardigheid
der inheemsen, het bevordert hun eigen
cultuur en dringt hun geen Westerse wa
renhuisbeschaving op. Het Belgische volk
heeft zijn taak begrepen!"
HOE ANDERS is het echter nog in Zuid-
Afrika, in Kenya en elders in het Zwarte
Werelddeel. Kenya werd in 1905 een Engel
se kolonie. De Britse planters kochten de
landbouwgronden van de negers voor een
appel en een ei. Het gouvernement ver
klaarde het gebied tot „Kroonland" en van
dat ogenblik af werd naar willekeur over
de grond beschikt. Pas na een bloedige
Kikuju-opstand werd er een nieuwe wet
uitgevaardigd, waarbij dertig millioen
acres (één acre is ruim vierduizend vier
kante meter) als „reservaten" voor de
negers afgezonderd werden. Maar al spoe
dig bleek, dat de gouverneur vrij was ook
over dit land te beschikken „ongeacht of
„STILLE GLANS DER GOUDEN EEUW"
In het Stedelijk Museum te Schiedam
zal van 9 December tot 16 Januari een ten
toonstelling van stillevens en voorwerpen
uit de zeventiende eeuw worden gehouden
onder de titel „De stille glans der gouden
eeuw".
Tegenstellingen in beeld. De foto links toont de koning van Urundi in zijn moderne
woning. Zijn voorgangers hadden hun hofhouding nog in een „paleis" van leem
en palmbladeren. Maar het overgrote deel van de inheemsen in Afrika heeft nog
gebrekkige behuizingen. De foto rechts toont als voorbeeld daarvan enige hutten
van een Ethiopische negerstam. De illustraties op deze pagina zijn overgenomen
uit het hierboven besproken bock: „Een slavenketen als ereteken" door Junius
Ingerman, een uitgave van Scheltens Giltay te Amsterdam.
HET IS VOOR de heer Bregtjens en mij
in dit tijdsgewricht steeds moeilijker om
ons eenvoudig te richten naar de bewegin
gen van de grote wereldpolitiek, hetgeen
wij tot voor kort gewoon waren. De heer
Bregtjens heeft sinds mijn heugenis be-
behoord tot diegenen, die een krachtige
bolsjewistische aanpak van zaken voor
staan. Zijn gelaat heeft de grove trekken
van een dialecticus en ik heb hem vaak in
stilte verweten, dat hij in diezelfde grove
trekken placht te denken. Als hij een pijp
opstak, deed hij mij vaak denken aan die
foto van een bekende Russische leider van
weleer, naar aanleiding waarvan alle vrou
wen zeiden: „Toch heeft'ie iets vaderlijks".
Ik heb tegenover hem altijd de zeer subjec
tieve drang gevoeld om bij onze ontmoe
tingen (meestal ter gelegenheid van iets)
de Westelijke Grote Drie tegelijkertijd te
representeren. Tegenover zijn vastberaden
heid, waarin ik uiteraard gaarne iets
krampachtigs zag, demonstreerde ik bij
voorkeur de innerlijke verdeeldheid, die,
naar ik meende, behoorde voort te vloeien
uit de vrijheid van geweten. Ik verwachtte,
dat hij daarin de ziektekiemen van het ka
pitalistische stelsel zou ontwaren en vond
het heimelijk interessant, dat hij een der
gelijk verschijnsel met zijn persoonlijke
houding zou vereenzelvigen. Maar tevens
trachtte ik hem te doen blijken, dat het een
intellectueel begrip was voor de ingewik
keldheid van de maatschappij.
Het gesprek kon vaak hoog lopen en dan
meenden wij elkander slechts te kunnen
bereiken door „een taal, waar macht achter
staat". Hij sprak dan in korte spottende
zinnetjes, waarbij ik aannam, dat zijn lach
je iets fanatieks had en ik zocht dan naar
de meer of minder slungelachtige doch
zelfverzekerde houding van een Amerikaan
met een hele „big business" vol technisch
raffinement achter zich.
TOEN BRAK langzamerhand die „geest
van Genève" baan, die zich in het bijzon
der manifesteerde op vrolijke recepties. Het
kwam dus omstreeks die tijd wel aardig
uit, dat ik de heer Bregtjens ook op een
receptie ontmoette. Wij gingen glimlachend
op elkaar af en staken elkaar de hand toe.
De heer Bregtjens verklaarde verheugd te
zijn mij weer te zien, waarop ik mij in
hartelijke bewoordingen tot hem richtte en
informeerde naar de gezondheidstoestand
Dienstplichtig soldaat bediende
geheime zender tijdens verlof
De rijkspolitie en de opsporingsdienst
van PTT hebben in Raalte een goede slag
geslagen door de ontdekking van een ge
heime zender. Deze instanties deden een
overval ten huize van J. B. op het ogen
blik, dat daar de geheime zender „Revol
ver Henkie" in werking was. De zoon van
B., de dienstplichtige soldaat E. B., be
diende de zender steeds wanneer hij met
verlof thuis was. Even voor de inval had
hij de luisteraars juist medegedeeld, tij
delijk uit de aether te moeten verdwijnen
wegens gevaar voor ontdekking. Tegen de
vader is proces verbaal wegens medeplich
tigheid opgemaakt. De gehele apparatuur
is in beslag genomen.
van hem en zijn gezin. (Ik vernam daarbij
voor het eerst, dat hij drie zoontjes en een
dochtertje had). De heer Bregtjens liet mij
een foto van zijn oudste zoontje zien en ik
veronderstelde lachend, dat het wel een
bengel zou zijn, waarop de heer Bregtjens
tot ons beider uitbundig plezier vertelde,
hoe het betreffende ventje gisteren het
halve kolenhok had leeggehaald en in het
schuurtje had rondgestrooid. „Hij moet
later maar bij de Kolen- en Staalgemeen
schap", zo zei de heer Bregtjens en ik was
verrukt over de goedmoedige wijze, waarop
hij een voor hem verwerpelijk instituut in
een grapje betrok.
Wij dronken verscheidene glazen sherry
en gingen daarna genoegelijk op een brede
bank zitten om enige hangende politieke
problemen te besproken. Het verloop van
die gedachtenwisseling kan ik r.iet in fi
nesses mededelen. Zij namen geruime tijd
in beslag en wij gingen uiteen in het vaste
vertrouwen, dat een vreedzaam naast el
kaar bestaan, óók van de heer Bregtjens en
mij, mogelijk is. Wij hebben elkander dan
ook spontaan voor wederzijdse bezoeken
uitgenodigd.
INMIDDELS is echter blijkens velerlei
berichten de geestdrift van Genève weer
bekoeld en wordt de goedlachse hartelijk
heid van Oostelijke zijde, die onverminderd
voortduurt, in welingelichte kringen als
een pose beschouwd. Gisteren zag ik de
heer Bregtjens door de stad fietsen en hij
zwaaide mij van verre toe met een brede
lacht op zijn gezicht. Ik heb een beetje
overrompeld teruggezwaaid. Is dit een pose
van de heer Bregtjens?
KO BRUGBIER
OP HET IDEE GEBRACHT door de
schrijfster Christine Garnier, die hem had
verteld over de negerrepubliek Liberia aan
Afrika's Westkust, heeff de Franse filmer
Yves Ciampi zijn film „De helden zijn ver
moeid" gemaakt. Hij is daarvoor met de
scenarioschrijver Jacques Laurent-Bost'
naar Liberia gevlogen. Hij maakte er ken
nis met een wereld waarin blanken slechts
een beperkte zeggenschap hebben, waar de
Westerse cultuur ten hoogste merkbaar is
in de producten der techniek, maar waar
in de straten negers en negerinnen hun al
oud ritueel hoog houden in feesten en dan
sen. Hij zag die wereld en de mensen, die
haar bevolken. Hij vormde ze om in zijn
fantasie en liet er een aantal figuren in
samenkomen, allen door de oorlog en
de naoorlogse tijd uit de koers geslagen, op
zoek gingen naar avontuur en een nieuw
vaderland. Hij verzon een intrige, waarin
hij die mensen doet optornen tegen hun lot
en vooral vandaar de titel in voort
durend conflict brengt met hun verleden,
waarin zij tenminste konden tonen wat zij
waard waren. Dat kunnen zij nu niet meer.
Ze missen er de moed voor, de kracht
en ook de kans. De helden van vroeger
zijn vermoeid. De toekomst, die zij nog
zouden willen veroveren, is maar een
fiauw flakkerend hoopje vuur. Straks zal
het uitdoven.
HET IS EEN internationale bezetting, die
Ciampi in zijn film heeft samengebracht.
Yves Montand speelt er de rol in van een
ex-oorlogsvlieger, die in het bezit is van
een schat aan ongeslepen diamanten, wel
ke hij uit een verongelukt vliegtuig redde.
Hij hoopt ze in de hoofdstad van de neger
republiek van de hand te doen. Dat moet
natuurlijk allemaal in het verborgene en
er komen heel wat mensen aan te pas. Te
veel mensen! Te veel en te toevallig met
een politiek verleden. De hotelier bij wie
do ex-vlieger zijn intrek neemt, is bijvoor
beeld een collaborateur uit de tijd van de
Vichy-regering, waaraan hij het nodige
verdiende. Een Duitser, die in dat hótel een
kamer heeft, zat in een concentratiekamp
en is communist. Een andere Duitser, die
de ex-vlieger van zijn diamanten moet af
helpen, blijkt eveneens piloot, maar dan
van de Luftwaffe te zijn geweest. Ze spelen
allen een rol in de diamanten-affaire, doch
slechts eenmaal krijgt de tendenz van de
film zin. Dat is op het moment, dat de
Franse vlieger zijn Duitse collega probeert
over te halen er samen met hem (en de
diamanten) vandoor te gaan en hun kame
raadschap - door - gemeenzame-herinnering
perspectief te geven in de realiteit van een
vliegtuigonderneming. Zij bepraten dat bij
een draaiende ventilator. De hotelier maakt
de situatie navrant door een oude Duitse
oorlogsplaat op te zetten. De ventilator
wordt een draaiende propeller waartussen
door de kogels flitsen van de boordwapens.
Het verleden, de oorlog herleeftDat is
een moment, dat dramatisch sterk en zui
ver is. Maar in tegenstelling tot wat de
hótelier verwacht, vinden de beide piloten
elkaar, in stede dat zij oude haatgevoelens
oproepen. Het verleden met zijn vijand
schap heeft voorgoed voor deze twee man
nen afgedaan. Jammer genoeg moeten we
het met dit ene ogenblik doen. Al wat er
verder gebeurt is niet meer waard dan wat
men kan lezen in een driestuiversromanne-
tje. De hotelier gaat er namelijk met de
diamanten vandoor. De beide piloten zetten
hem met de vrouw van de hotelier na. De
hotelier schiet zijn vrouw neer (Zij had een
verhouding met de Franse vlieger). Hij
strooit de diamanten in zee. Zijn achtervol
gers bezorgen hem de verdrinkingsdood. De
Duitse piloot raakt daarbij gewond, maar
zijn collega helpt hem naar het strand. En
met het beeld van de twee mannen, steu
nend op elkander, eindigt de film.
TEGEN DE OPZET van Ciampi's eigen
lijke gegeven: de mensen te laten zien zo-
De afgelopen week heeft weer eens de
kwade kanten getoond van een direct door
de staat gecontroleerde omroep.
Nu in Frankrijk het parlement naar huis
is gestuurd kan de directie van de Franse
omroep zich bezwaarlijk verweren tegen
de directieven welke door de regering-
Faure worden uitgevaardigd. Zo heeft de
staatssecretaris van de ministerraad aan de
leiding van de Franse televisie reeds „ge
vraagd" een serie documentaires te maken
over de bereikte resultaten van deze re
gering. Evenzeer bestaat er bij de Franse
omroepnieuwsdienst
een op zijn zachtst als
„voorzichtigheid" te
omschrijven beleid
ten aanzien van het
citeren van uitspra
ken van de leiders
van de oppositie. Ze
ker is, dat zowel de algemene directeur van
de Franse omroep als de directeuren van
de nieuwsdiensten voor geluids- en beeld-
omroep tegen de inmenging van de rege
ring in het beleid van de omroep hebben
geprotesteerd, zoals er trouwens ook in de
boezem van het kabinet onenigheid hier
over is ontstaan tussen de minister onder
wie de omroep ressorteert en de staats
secretaris van de ministerraad, zo heeft
„L'Express" onthuld.
Een lid van de Senaat heeft reeds in een
brief aan de minister-president geschreven
„dat deze gang van zaken herinnert aan de
officiële candidaturen uit het Tweede Kei
zerrijk", een toespeling welke de heer
Faure vooral daarom zo onaangenaam zal
vinden, omdat zijn besluit tot Kameront
binding op 2 December werd gepubliceerd,
dezelfde datum waarop Napoléon III in
1851 zijn staatsgreep deed. Deze overeen
komst wordt door de tegenstanders van de
huidige regeringsleider maar al te graag
uitgebuit. Als bijzondere toevalligheid
komt daar nog bij, dat op Vrijdagavond 2
December de Franse televisie een op deze
historische gebeurtenis geïnspireerde docu
mentaire uitzond, welke het onheil van de
dictatuur, zoals zich dat sindsdien herhaal
delijk heeft gemanifesteerd, tot uitgangs
punt had. Deze film bevatte een groot aan
tal gedurfde beelden, die nog meer relief
kregen door een zeer scherp commentaar.
De heer Faure had twee ambtenaren opge
dragen de film voor de uitzending te zien.
Hun mening was, dat de vertoning „weinig
opportuun" leek, maar dat de uitzending al
zolang van tevoren was vastgesteld, dat zij
moeilijk meer kon worden verboden.
„L'Express", het blad van Mendès-France,
heeft een paar aangrijpende beelden uit
deze documentaire gereproduceerd, teza
men met de tekst van het commentaar.
Intussen blijkt uit deze ervaringen eens
te meer, dat het beheer van een nationale
omroep los gemaakt moet zijn van de di
recte regeringsinvloed.Het goede voorbeeld
levert Engeland, waar de B.B.C. in zekere
zin een staat in de staat genoemd kan wor
den, zodat zij niet de speelbal Is van de
heersende partij. J. H. B.
als zij door en na de oorlog zijn geworden
in een omgeving, waarin zij een enclave
vormen en dus in feite op elkaar zijn aan
gewezen tegen die opzet valt het vol
strekt onbelangrijke verhaaltje in het riet.
Er wordt een wanverhouding geschapen,
die het feitelijke motief van Ciampi baga
telliseert. Het helpt niet of hij diverse
straatscènes met dansende negergroepen in
het beeld brengt, die dan dramatische span
ningen en sfeer moeten verwekken, want
hun relatie met het thema van de film is
maar ondergeschikt. Ze blijven op zichzelf
slaan. Het gevolg: de film is fragmentarisch
en vervalt in herhalingen. Zelfs associa
tieve elementen zijn met deze scènes af
wezig. Wat wel doorwerkt is de vermoeid
heid der helden, die echter veel meer
lichamelijk dan geestelijk is. De blanken in
deze film lijden van de hitte. Hun bewe
gingen zijn traag. Actie is een kwaad ding
voor hen. Helaas gaat dat ook ten koste van
de dramatische actie. De liefdesscènes kun
nen dat niet goedmaken, zelfs al verzuimt
Ciampi niet ze zo realistisch en naakt
mogelijk weer te geven. De naakte waar
heid is echter, dat zij alleen maar over
bodige détailleringen geven. Het slot Is een
vierkant melodrama.
Dat ware niet erg, wanneer er maar een
zelfde spanning en geladenheid in de film
ware geweest als bijvoorbeeld in „Le
salaire de la peur" van Clouzot. Ook die
film speelt zich af op een nederzetting,
waar blanken de minderheid vormen en
een toekomst voor hen niet is weggelegd.
En ook dat verhaal is nauw aan de melo-
dramatiek verwant. Hoe grandioos werkte
Clouzot echter zijn thema uit en hoe steekt
die uitwerking af tegen de gemiste kansen
van Ciampi.
De acteurs kunnen dat niet verhelpen, al
kan men van Yves Montand, Maria Felix
en Curd Jurgens zeker geen kwaad ver
tellen. De man die faalde was Ciampi. Hoe
meer ik er over nadenk, hoe spijtiger ik
het vind. Er zat toch zoveel in
P. W. FRANSE
Voor de
microfooa
Jean Servais als de ver
lopen hótelier uit de film
„De helden zijn vermoeid".