Een jaar letterkundig leven TWAALF DRUIVEN IN SPANJE LISZT IN WEIMAR Hartelijke, gastvrije Indio 's vormen de bevolking van het oerwoud-paradijs vol verleidingen en gevaren in Franse gees.. Litteraire curiositeiten 1955 Verbazing in Rusland om „Porgy and Bess" Litteraire Kanttekeningen S ON NE VEL D-SOU VEN IR S Wayenberg naar Amerika door Leo Tasseron GUATEMALA, zo zeggen cle mensen die het weten kunnen, is een paradijs op aarde. Een land van melk en honing met een gastvrije bevolking van Indio's, vrolijk als onbezorgde kinderen. Muziek zang en dans vormen hun eerste? levens behoeften: voor voedsel en dekking im mers zorgt de weelderige natuur. Groen en schemerig zijn de oerwouden, door trokken van de bedwelmende geuren wilde vanille, koffiebessen, cacaobonen en de verrukkelijkste vruchten zijn er voor het oprapen. Tussen de lianen ont vouwen steenrode, gifgroene en vlees kleurige orchideeën hun exotische vorm schoonheid. Fantastisch is ook de kleu renpracht van de quetzal of wapenvogel en de gouden kolibri's die voorbij schieten als bliksemschichten, waar de kleurige vonken afspringen. Sappig wild en gevogelte zijn er in overvloed en in ongekende variëteit. En wie van vis houdt, kan zijn avondmaal soms geheel toebereid uit de rio scheppen: de heer lijkste vissen, goudbruin gebakken in het door gloeiende lava lot koken ge brachte rivierwater! EEN VAN DE VURIGSTE minnaars van cit romantische land is de Duitse plant kundige en grottenonderzoeker dr. F. Morton, die vele jaren door de Guatema- laanse jungle en de Tierra Fria, het koele bergland heeft gezworven. In zijn nieuw ste boek: „Xelahuh" geheten, vertelt hij ervan met de geestdrift van een verliefde schooljongen. Hij vertelt van de bruisende fiestas en van de zwijgende, eeuwenoude Maya-ruïnes diep in het oerwoud, van de onbeschrijfelijke schoonheid van het woes te landschap en van de vreemde wezens die het bevolken: reuzenslangen, kroko dillen. giftige vogelspinnen en wrede bar racuda's, - snoekachtige roofmonsters, die een mens in enkele minuten tot op het geraamte ontvlezen kunnen. Hij vertelt ook van de poema's en tijgerkatten, de muskieten, de koortsverwekkende teken, de vraatzuchtige boommieren, aardbevin gen en vulkaanuitbarstingen, de vele revo luties, de bedwelmende zwaveldampen en tientallen andere gevaren, waaraan de be woners van deze hof van Eden bloot staan - om van de machinaties van allerlei vreemde avonturiers en gelukzoekers nog maar te zwijken. Zo erg idyllisch is het er dus ook weer niet! Dr. Mortons geschrift, verschenen in ver taling door H. Drijvers, bij de Uitgeverij C. de Boer Jr. te Amsterdam, is fascine rende lectuur: een technicölor-avonturen- film in boekvorm. Om u een voorproefje te geven (want dit boek zult ge stellig zelf willen bezitten) citeren wij een van zijn verbazingwekkende belevenissen: het dra ma van het Indio-meisje Xelahuh, aan wier nagedachtenis hij zijn boek opdroeg: „Niet ver van de Mexicaanse grens staat tussen verwilderde cacaostruiken een ver vallen huis, dat vroeger het kantoor van een plantage was, maar nu een smokke laarskroeg is. Daar maak ik kennis met een merkwaardig gokspel. Achter de tap kast staat op een plank een rij flessen die Oiftig gekleurde dranken bevatten, Tut- Anch- Aman-brandewijn, Cacauatl-likeur en Chocolata-Aguardiente. Op het tafel blad van de bar heeft een onvaste hand een krijtcirkel getrokken. Daarin liggen twee driekantige, nauwelijks één centime ter grote vruchten. Er beweegt zich niets. Alleen de zware ademhaling der verhitte spelers en het suizen van de Oceaanbries door de kokospalmen is te horen. Er verstrijkt een minuut. Een tweede, een derde. Er gonst een vlieg, die daarna loom op het besmeurde venster blijft kle ven. De spanning wordt ondragelijk. De spelers klemmen hun gore klauwen aan de tafelrand vast. Waar wachten ze eigenlijk op? Kijk, het is nauwelijks te geloven, maar er komt beweging in de ene vrucht! Een onzichtbare, onnaspeurlijke kracht doet haar zich op de andere zijde wente len. Maar daar blijft het niet bij. Ze springt plotseling bijna een centimeter omhoog, wentelt op de andere kant, maakt weer een luchtsprong en blijft tenslotte, niet ver van de krijtstreep liggen. Inmiddels is de tweede ook begonnen. Daar hetzelfde. Wentelen, blijven liggen, springen, wentelen, uitrusten, weer sprin gen. De onzichtbare motor vat deze blijkt echter sterker te zijn. De vrucht springt hoger op, rolt verder weg. Tenslotte komt zij buiten de cirkel terecht en haar eige naar heeft gewonnen! Vloekend staat de GUATEMALA Indiaanse vrouw met kind in het oerwoud van Guatemala verliezer op en bestelt voor zijn rekening twee dubbele „Manta-Special". Een uur verder, in de brakwaterlagune Madre Mia, klotst het water onder een paalwoning. Vier mannen hangen over een wrakke tafel en staren op het blad. Ook hier een krijtcirkel en twee hoekige spring- vruchtjes, ook hier hetzelfde enerverende spel. Het ene rondje whiskey volgt op het andere en het gezelschap wordt steeds opgewondener. De eigenaar van een klei ne, verafgelegen farm verliest onophou delijk. Hij verspeelt zijn horloge, zijn repe teergeweer, al zijn geld. Terwijl de lauwe Oceaanbries zware geuren aanvoert van over de lagune, zet Don Pedro het laatste in, dat hij nog bezit: Xelahuh, het prach tige Indianenmeisje met de gitzwarte ha ren en de rode ketting van corallinas. Een jaar lang heeft hij tevergeefs getracht de knappe Xelahuh tot zijn vrouw te maken. Pas nadat hij haar met gevaar voor eigen leven uit de klauwen van een dronkenlap gered had, werd het verbond voor het le ven gesloten. Over enkele dagen zou het meisje al de rancho van Don Pedro betrek ken. Dat hij zich juist nu in dit speelhol moest wagen! Zelfs door de ontoegankelijkste jungle van Guatemale verspreiden berichten zich met een griezelige snelheid. Don Pedro lag nog buiten kennis aan de rand van de lagune Madre Mia, toen Xelahuh al van het ontzettende nieuws op de hoogte was. De volgende dag vonden vissers onder de manschinellabomen aan de Stille Oceaan haar lijk. De vliegen zaten er in grote zwermen op, de gieren speurden in af wachting de omgeving af. De grond was bestrooid met ronde, kleine manschinella- appels: de „boom die bedwelmt". Zijn vruchten veroorzaken een snelle dood: uit hun melksap wordt gif voor de oorlogspij len gewonnen. De kleine, aan de ene kant half bolvor mige, aan de andere kant driehoekige voorwerpjes, die Xelahuh genoodzaakt hadden zelfmoord te plegen, zijn de vruch ten van een ter plaatse groeiende wolfs- melk-variant. Een onogelijk klein vlinder tje legt zijn eieren in de vruchtjes. De larve is buitengewoon sterk en haar spin sel holt de vrucht van binnen uit. Wan neer de zeven tot acht millimeter grote larve zich wil bewegen, klemt zij zich met de buikpoten aan het spinsel vast, laat de borstpoten los, schiet omhoog en stoot met de kop zo hard tegen de vruchtwand, dat het huisje omrolt of zelfs een sprongetje maakt. Spelers en drinkers zijn verzot op dit gokspel, verspelen hun hebben en hou den en storten zich zelf en anderen in het on geluk. Zo werd ook Xelahuh het slachtoffer van de „crincadores"de springende vruchtjes - en zij zal wel niet de laatste zijn". ONTELBAAR zijn de gevaren en ver lokkingen die het leven van de „gringo" - de blanke nieuwkomer - in deze geheim zinnige oerbossen bedreigen. Tegen vele daarvan kan hij zich wapenen. Tegen mus kieten en andere ziekten-verwekkers hel pen kinine en sulfa. Krokodillen, barracu da's en tijgerkatten kan men ontwijken of neerschieten - en zelfs de beet van een ratelslang is meestal niet dodelijk wanneer men, zoals de Indio's doen, de wond direct openkerft, er buskruit in strooit en dat aansteekt Het ergste gevaar echter doet de mens ook daar, zichzelf aan. Hij bezwijkt vooi de sirenenzang van zijn eigen hartstochten en wordt een roofbouwer of een broodja ger. Rijke toeristen en buitenlandse han delaars bieden grof geld voor relieken der oeroude Maya-cultuur, voor zeldzame vo gels en planten - en er zijn altijd wel lie den te vinden die hun deze verschaffen willen. Zij trekken, dikwijls slecht voor bereid, de wildernis in, waar hun c'orst naar rijkdom hen alle voorzichtigheid uit het oog doet verliezen. Juarros werd ver pletterd onder een enorme zuilencactus, die hij zojuist voor een klant had uitgegraven: duizenden dolkscherpe dorens doorboorden zijn lichaam en hij stierf een verschrikke lijke dood. Een ander ontdekte in het diepst van het woud een wand van lianen, begroeid met de zeldzaamste orchideeën, cie hem in één slag een rijk man gemaakt zouden hebben. Meegesleept door zijn heb zucht klom hij hoog tegen die wand op, maar de bedwelmende geur der duizenden bloemen maakte hem duizelig, zodat hij viel. Een lus van klimrnnken slingerde zich om zijn voet en werd door het ge wicht van zijn lichaam dichtgetrokken. Twee c'agen later vonden de Indio's zijn lijk, bungelend tussen de orchideeën en al half kaalgevreten door myriaden boom- mi Mortons boek bevat tientallen van zul ke verhalen, goed geschreven en dikwijls even huiveringwekkend als de fantastische vertellingen van Edgar Allan Poe. Ge kunt er in uw knusse leunstoel bij de haard, heerlijk bij griezelen en ge zult die ge lukkige Guatemalanen hun aardse paradijs stellig niet al te veel benijden! H. C. Op waarlijk vorstelijke wijze zijn „Les Services Officials Frangais du Touris me" voor de dag gekomen met een Nieuwjaarswens: zij hebben een album over Parijs het licht doen zien, dat niet alleen typografisch en fototechnisch een juweeltje is, doch vooral de sfeer der Franse hoofdstad benadert op een ma nier die onmiddellijk „aanslaat". De beelden, in alfabetische volgorde ge rangschikt, geven de bekende Parijse buurten en stadswijken weer, doch op een originele en boeiende wijze. De sfeer van Parijs waart door dit album, dat in zwart-wit en kleurrijke taferelen een stemmingswisseling suggereert, die de artistieke gave der samenstellers verraadt. Hierboven ziet men een van de bijzonder geslaagde illustraties uit het album: een typisch Parijs tafereeltje. OVER LISZT's betekenis als uitvoerend kunstenaar zijn 's meesters tijdgenoten het wel volkomen eens geweest. Zelfs de hem niet gezinde kunstbroeders en zusters er kenden in zijn pianospel een grootheid van visie, een meesterschap, waaruit het onbe twistbaar grandioze formaat van zijn per soonlijkheid ten dui delijkste sprak. Zijn composities, waarvan nu de meeste ail aan de grijparmen van de tijd zijn ten offer ge vallen, verouderd en vervreemd van ons muzikbesef als ze zijn, werden echter tijdens zijn leven door velen als revo- lutionnaire kunst be schouwd en veroor deeld. Overtuigd van zijn kunnen droeg hij deze teleurstellingen met dezelfde groot heid, die zijn gehele levensstijl kenmerkte. Hij voorzag een toekomst, die zijn tegen standers stellig zou bekeren. Deze verwach tingen zijn echter maar ten dele werkelijk heid geworden. Hoe dit alles te verklaren? Want met simplistische uitspraken als: Liszt's muziek bestaat uit holle frazen, uit uiterlijk ver toon, komt men er niet. Daarvoor vindt men in de overstelpende veelheid van zijn werken teveel terug van de fascinerende karaktereigenschappen, die het wezen van deze uitzonderlijke mens hebben bepaald. De innerlijke gespletenheid, die de mens Liszt tekende, de wonderlijke tegenstelling tussen de van het leven genietende man van-de-wereld en de vertwijfelde ziel die God zocht, herkent men in zijn werk in de uitersten van pralende uitbundigheid en meditatieve verstilling. Maar men mist er de krachten in, die deze contrasterende ge voelens tot hogere eenheid zouden moeten samenbinden. Pleeft men ooit bij een der koraalvoorspelen aan de oprechtheid van Bach's religieuze levensinzichten getwij feld, of ooit geen geloof kunnen schenken aan wat Mozart bezielde, toen hij. zijn Ave Verum schreef? Bij Liszt is het anders. Zijn muziek deed in zijn tijd en doet nóg de vraag opkomen: is dit alles echt? ilet werd de tragedie van zijn leven, want in wezen was het inderdaad echt. Ook zijn menselijke hulpvaardigheid en goedheid waren oprecht. Hij heeft dit be wezen, vooral ook in de jaren dat hij opera- dirigent was te Weimar en daar van 1848 tot 1861 verbleef. Het virtuozenleven kon hem niet meer bevredigen. Componeren en dirigeren trokken hem aan. Hij nam zich voor propaganda te maken voor onbekende werken, die naar zijn oordeel daarvoor in aanmerking kwamen. Veel dank heeft hij er niet voor ontvangen. Toen Wagner om politieke redenen uit Duitsland moest vluchten, zoch hij bij Liszt hulp en steun. Deze stelde hem in de eer ste plaats financieel in staat naar het bui tenland uit te wijken. In Wagners nood gedwongen afwezigheid kwam de aller eerste opvoering van „Lohengrin" onder Liszt's leiding tot stand. Ook naar Berlioz ging zijn belangstelling uit. Hij bedoot diens „Benvenuto Cellini" op het répertoire te nemen. De eerste opvoering werd ge geven in Maart 1852, in aanwezigheid van de componist. Liszt deed voor de in zijn vaderland miskende Franse musicus nog meer: tweemaal ar rangeerde hij een cy clus geheel aan zijn werken gewijd. On getwijfeld was Ber lioz een geniaal com ponist, maar zijn ope ra's missen voldoende dramatische kracht, ze zijn nooit echt levensvatbaar geweest. In de omgang met Liszt voelde de Franse meester, dat deze Wagners werken boven de zijne stelde en hij verbitterde. Nog minder vreugde heeft Liszt aan de opvoering een volkomen ondramatische „Genoveva" van Schumann beleefd. Het werk was te Leipzig al gevallen. De eerste opvoering te Weimar, in 1855, door Liszt gedirigeerd en door enkele herhalingen ge volgd, bracht geen wijziging in de waar dering voor Schumann's opus. De ongeluk kige componist werd als geesteszieke te En- denich verpleegd, maar de temperament- rijke vrouw, die Clara Schumann was, wende zich onredelijk af van Liszt, die voor zijn idealisme opnieuw teleurstel ling moest ondervinden. De première van „De Barbier von Bag dad" van Peter Cornelius in 1858, een werk, waarin Liszt vertrouwen had en dat ook inderdaad zeer geestige en boeiende mu ziek bevat, werd een fiasco. Cornelius zelf schreef over het verloop van de avond: „Een tot nu toe in de annalen van Wëimar ongehoorde oppositie stelde zich dadelijk na het begin met hardnekkig gefluit en ge sis tegenover het applaus. Zij was afge sproken, goed georganiseerd, doelmatig verdeeld. Zij remde de humor der mede werkers, maar kon de voortreffelijkheid der opvoering niet schaden. Aan het slot ontstond een strijd van tien minuten...." Het was een demonstratie van de groep reactionnairen, die meenden sterk genoeg te staan om openlijk hun afkeer tegen de door Liszt ingeslagen richting te kunnen tonen. Maar Liszt was innerlijk zo gekwetst door wat zijn talentrijke beschermeling Peter Cornelius was aangedaan, dat na dit schandaal zijn besluit vaststond: ik ga heen en dirigeer in dit theater geen enkele opera meer. Hij is niet meer te bewegen geweest, op zijn beslissing terug te komen. De jaren te Weimar waren afgesloten. Ze hadden meester Franz meer ontgoocheling en ondank dan vreugde gebracht. 0 WILLEM AJNDRIESSEN l WAS HET EEN vruchtbaar litterair jaar, dat vanavond afscheid van ons neemt? Ge ruchtmakend is het niet geweest, indien men tenminste de binnenskamerse onenig heid in „Podium" waarbij Lehmann zich tegen Bert Schierbeek, Hermans zich tegen Morriën, Mulisch zich (terecht) tegen Vinkenoog en Sybren Polet (wie is Sybren Polet?) zich tegen Hendrik de Vries keerde als een nauwelijks amusante vertoning wijselijk buiten beschouwing laat. Gekrakeel moet er nu eenmaal zijn: hoe zouden de kleinen zich anders groot kunnen voordoen? Wie niet prominent is moet, wil hij opvallen, wel malcontent zijn, reden waarom een figuur als Mulisch zich niet dan bij hoge noodzaak in het litteraire spiegelgevecht mengde. Niet dat opstandigheid een zonde zou zijn in de litteratuur. Verre en verre daarvan. Maar waar blijven de Van Deysels, de Ter Braaks en de Du Perrons van tegenwoordig? Het „zwavelzuur op mandarijnen" van Hermans inmiddels gelukkig verdampt was vergeleken bij het vroegere „Forum"-elixer maar een kwakzalverig reclameproduct. En wie (of wat) anders dan beneden de maat heeft baat bij surrogaat? GEEN „gebeurtenissen" dus, geen top pen, noch dieptepunten. Of ja, toch: het is in zekere zin een gebeurtenis, dat een de butant zo onmiskenbaar blijk geeft van be gaafdheid, van ernstig werken en sugges- tief-beeldend vermogen als Cees Noote- boom, die ons met de roman „Philip en de anderen" verraste dubbel verraste om dat hij de hoop wekte, dat zich in de jong ste generatie een verandei'ing aan het vol trekken is ten gunste van een constructieve litteratuur. Natuurlijk verscheen er meer dat het memoreren waard is en een uitvoe rige „littéraire kanttekening" verdient. Maria Dermoüt overtrof met „De tiendui zend dingen" haar beide vorige Indische proza-pastels. F. Bordewijk heeft, met vas ter hand nog dan in zijn vroegere werk, met zijn „Bloesemtak" de Nederlandse ro man ten volle doen delen in het evolutie proces, dat internationaal in de kunst der epiek (ik denk in dit verband aan Virginia Woolf) gaande is. Over een kwart of ten halve eeuw zal men hem er om prijzen! Dat de jongste romans van Jos. Panhuysen en Max Dendermonde beide in hun genre zonder twijfel verdienstelijk over schaduwd worden door een meesterwerk als „Zelfportret" van Teirlinck, mag geen reden zijn ze hier ongenoemd te laten. Wat verder? Ina Boudier-Bakker en Anna van Gogh-Kaulbach werden op hoge leeftijd gehuldigd eerbiedwaardige ver schijningen, rusteloze werksters beiden, re presentatief voor hun tijd, die door de loop van de jaren in een ontste"end temm steeds sneller, steeds roekelozer, wordt achterhaald. Ook Jeanne van Schaik-Wil- ling en Gerrit Achterberg jubileerden en de traditionele prijzen gaven op hun wijze reliëf aan ons letterkundig leven, dat zich temidden van de actualiteit der dagelijkse dingen (als de politiek en zo) moet verge noegen met een bijrol op het achtertoneel. Maar niettemin betékende het wat, dat een dichter als Jan Engelman werd onderschei den met de (wat verlate) Constantijn Huy- gensprijs-1954, die voor 1955 ten deel viel aan Simon Vestdijk voor het geheel van zijn omvangrijke oeuvre. Het betékende wat, dat de voor de eerste maal uitgeloofde Martinus Nijhoffprijs van het Prins Bern- hardfonds (de zogenaamde vertaalprijs) werd toegekend aan twee onzer eminente vertalers: aan Aleida G. Schot voor haar onvolprezen bewerkingen van Russische auteurs en aan Bertus van Lier voor zijn virtuoos-dichterlijke vertaling van Sopho- kles' Antigone: de litteraire sector van onze geestelijke cultuur genoot, al was het voor het oog van de wereld dan maar voor een ogenblik, door dit huldebetoon de „publie ke belangstelling" en kwaad kan het nooit als men er te gelegener tijd eens aan wordt herinnerd, dat er nog iets anders is dan het vertier van film, radio en televi sie. Merkte men op, dat ook de jongeren deelden in dit eerbewijs, enerzijds door re geringsopdrachten cn reisbeurzen, ander zijds door waarderende prijzen? Willem G. van Maanen, wiens persoonlijk accent een verrijking betekent van ons moderne pro za. werd voor „De onrustzaaier" terecht beloond met de Van der Hoogtprijs. Willem G. Klooster verwierf de ter aanmoediging dienende Reina Prinsen Geerligsprijs en de Haarlemmer Noud van den Eerenbeemt mocht zijn roman „September" met de ro manprijs van Hilvarenbeek bekroond zien. En dan waren er nog twee ouderen, die de belangrijkheid van hun litteraire werkzaamheid erkend zagen: Henriëtte van Eyk door de prijs der Stichting Kunste naarsverzet en Maurits Dekker door de Ma rianne Philipsprijs. Ach, het zijn maar prijzen, uiterlijke te kenen maar daar achter staat toch het werk, waaraan het slechts eens per jaar is vergund feestelijk naar voren te treden, opdat men niet vergete, dat en wat er ge werkt wordt in de binnenkamers van het schrijvende deel van ons volk: tijdens de Boekenweek, dit dit jaar in Haarlem met welsprekend feestvertoon werd gevierd. Maurice Roelants inmiddels een zestiger geworden was te gast, in de Vleeshal werd het woord met degenstoten gehan teerd en twee onzer professionele „humo risten" Annie Schmidt en Simon Car- miggelt bereden acrobatisch een gnui vende Pegasus. Feest was het ook, toen in Amsterdam de Nederlandse Vereniging van Letterkun digen als vijftigjarige jubileerde, in No vember van dit jaar. Een halve eeuw had ze in het wel en wee der woordkunst ge deeld, het „wel" bevorderd, het „wee" ver zoet en onverdiend was het stellig niet, dat haar tegenwoordige voorzitter Antho- nie Donker tijdens de niet-officiële napret zijn part kreeg van de lof voor de werk zaamheid van het schrijversgilde. Critischer was men daarvóór, in Octo ber, te Den Haag geweest ex officio: ruim vijftig Nederlandse en Vlaamse criti ci waren er te gast om zich ter conferentie van de Critiek te beraden over de functie, de stand en de mogelijkheden, de „gran deur en misère" van de litteraire critiek. Behartigenswaardige woorden werden er gesproken, door Pierre H. Dubois en door Jos. Panhuysen onder meer. En waar over woord en wederwoord werd nagepraat tij dens het door het Haagse gemeentebestuur rijkelijk geboden Lucullisch genot betrof het „the heart of the matter": de integri teit van de critiek, de onkreukbaarheid van het oordeel, van de mens tenslotte. Zou dat niet een zinrijke spreuk zijn voor het bla zoen van het nieuwe jaar: de integere mens? C. J. E. DINAUX LENINGRAD (United Press) De pre mière van Gershwin's opera „Porgy and Bess" heeft op het publiek in Leningrad een diepe, doch verbijsterende indruk ge maakt. De openhartige wijze, waarop in dit werk het erotische probleem wordt be handeld, is het Russische publiek namelijk volkomen vreemd. Het Russische theater is het meest puriteinse ter wereld. Zelfs een onschuldige kus wordt zelden of nooit op het toneel gegeven. Zo kon het gebeuren, dat het première- publiek tweeduizend toeschouwers de liefdesscènes „volkomen ongeloofwaardig" vonden. De scène, waarin de moordenaar het meisje op het toneel verleidt, ontmoet te dan ook slechts verbazing. DOORSNEE-JUBILEUM De vijftigste „Familie Doorsnee" sinds het begin van deze serie, ongeveer vier jaar geleden, gaat op Maandagavond 2 Ja nuari de aether in. HET PROGRAMMA dat Wim Kan op zijn eentje verleden jaar op Oudejaars avond een uur lang voor de VARA ver zorgde was op Nieuwjaarsdag het gesprek van elke receptie en ook daarna had men het er nog lang voer. Deze grootmeester onder de Nederlandse humoristen had het immers klaar gespeeld met zijn conférence en zijn grapjes een publiek van vele tien duizenden onafgebroken zonder een mo ment van verzwakking in zijn ban te hou den, een prestatie welke inderdaad verdient onthouden te worden. Uiteraard heeft de VARA. het behaalde succes indachtig, dit jaar iets dergelijks willen doen. Zij deed daartoe een beroep op Wim Sonneveld. Men zal er echter goed aan doen zijn verwachtingen niet in te stellen op basis van de uitzending van 1954. Niet omdat Sonneveld als cabaretier de mindere van Wim Kan is, maar omdat hij anders is. Sonneveld is niet de man van de nim mer vervelende conférence en zijn mou wen zijn geen hoor nen des overvloeds, waaruit hij de spitse mopjes maar voor het schudden heeft. Hij is wel een vak man met een goede VJ smaak in het kiezen van zijn teksten, die een evenwichtig en semble weet te formeren, die met grote zorg zijn enscènering voorbereidt en hetgeen natuurlijk voor een duurzaam suc ces onmisbaar is op een voortreffelijke voordrachttechniek kan bogen. Maar dat wil ook zeggen, dat u vanavond om negen uur niet Sonneveld alleen te horen krijgt, maar met zijn ensemble waarin men vijf geliefde cabaretières zal aantreffen: Con- ny Stuart, die van stonde af aan tot de troep van Sonneveld heeft behoord, Sophie Stein, Hetty Blok, Lia Dorana en Erie Rouché. Onder de titel „Sonneveld-souve- nirs" wordt dan een greep gedaan uit het répertoire van het ensemble van „Alleen voor dames" in 1945 af tot „Huis, tuin en keuken" van 1955 toe. Daaraan vooraf gaat een dialoog tus sen Sonneveld en „Vader Tijd" (Guus Verstraete), waarin de eerste wat herinne ringen aan zijn prille podiumjaren ophaalt: zijn debuut bij Louis Davids, die op pan- Voor de microfoon toffels verschijnt, zijn optreden bij de Pro minenten (met het in die tijd ongetwijf'ld innemende liedje „In Hamburg an der Elbe" van Walther Mehring), de tijd van de nachtclub, van Cinema Royal, van „Klaasje Sevenster" (onder regie van Cruys Voorbergh) en van Stoet Haspel. In 1943 beginnen dan de 26 programma's, de 3242 voorstellingen voor anderhalf mil- lioen bezoekers met „Dromen zijn be drog". Hella S. Haasse schreef toen meni ge fijnzinnige tekst, waarvan „De keizerin van Chinaland" ook in de souvenirs een plaats heeft gekregen. Sophie Stein zingt een stukje van „Edeltraut die Ehrenbraut" en het aoplaus klatert spontaan op. En uit ,,'t Is Historisch" springt ineens Hetty Blok naar voren met die mooie vondst over Jacoba van Beieren. Dan begint ook de periode waarin de humor van Annie Schmidt haar vaste plaats krijgt, zoals met „Ik weet waaraan je denkt, Marjolij- ne" en „De Noorse trilogieën". En een vleugje Willem Parel ontbreekt in deze kaleidoscoop natuurlijk niet. Sonneveld rakelt trouwens niet alleen oude successen, maar ook wel eens enkele tegenslagen op: ,,'t Meisje met de grote voeten" en de poging om de pantomime in het voetspoor van Marcel Marceau te doen herleven. En hij herinnert op gevoelige en sympathieke manier aan de figuur van Emmy Arbous. U kunt dat vanavond om negen uur alle maal via Hilversum II horen. Maar u zult er pas plezier van beleven, wanneer u zich los maakt van de herinneringen van het programma van die andere cabaret-Wim van een jaar geleden. J. H. B. De in Frankrijk woonachtige Nederland se pianist Daniel Wayenberg is naar New York vertrokken voor zijn derde concert reis door de Verenigde Staten en Canada. Ditmaal begint de tournée te Cleveland, waar Wayenberg het Tweede Pianoconcert van Rachmaninov zal spelen met het phil- harmonisch orkest onder Georg Szell en daarna volgt een reeks concerten en reci tals, ook in Californië. Hij keert medio Maart naar Europa te rug voor concerten in Frankrijk, Luxem burg en Engeland en een gramofoon-opna- me van Brahms' Eerste Pianoconcert. ELK LAND heeft bepaalde tradities, waarvan de oorsprong vaak niet meer is na te gaan. Wanneer in ons land de klok ken het oude jaar uitluiden, staat ieder klaar om met hand drukken of omhelzingen het nieuwe jaar te beginnen. In Spanje heeft men daar geen tijd voor. Het allereerste, wat de Spanjaard in het nieuwe jaar doet is eten. Ontelbare dozijnen druiven verdwijnen klokslag twaalf in grage kelen. La Noche de San Sylvester, zo noemen de Spanjaarden de Oudejaarsavond: het is de avond, waarop families zich thuis of in restaurants vereni gen om onder het genot van een heerlijk etentje en enkele flessen goede Spaanse wijn of champagne het oude jaar uit geleide te doen. Teneinde de magen af en toe wat rust te geven, wordt het eten afgewis seld met een dansje of wel men zingt een paar sprankelende Spaanse volksliedjes. In de restaurants wordt in de loop van de avond aan iedereen een zakje met twaalf druiven uitgereikt. Naarmate het uur van twaalf nadert, stijgt de spanning. Tenslotte zit ieder ge spannen naar de klok te kijken, waarbij het geopend zakje klaar om toe te tasten in de hand wordt gehouden. In de kleinere dorpen gaan de be woners met hun twaalf druiven in een zakje of mandje naar het marktplein om daar het mid dernachtelijk uur af te wachten. In Madrid is het verzamelpunt van hen, die niet thuis of in restaurants hun San Sylvester vieren, de Puerta del Sol. Blijkbaar hangt in Spanje inderdaad het geluk als een druiventros, getuige het rituceel op Oudejaarsavond. Gespannen kijkt iedereen naar de klokketoren van het voor malige ministerie van Binnen landse Zaken: in deze toren hangt een grote vergulde bol, die steeds als de klok slaat omlaag zakt. Wanneer op Oude jaarsavond het grote moment is aangebroken, floept de open bare verlichting uit. Alleen de bol blijft een glanzend verlicht punt in de duisternis. En wan neer de sonore slagen over het plein weerklinken, grijpt men opgewonden in zijn zakje met druiven om bij elke slag van de klok één druif in de mond te steken. Wee degene, die niet snel genoeg kan slikken en nog niet klaar is als de lichten weer aangaan. Het zal hem in het nieuwe jaar slecht vergaan. En als de ongelukkige dan boven dien nog vergeten heeft wat kleingeld bij zich te steken, dan zullen zijn financiële tobberijen vele zijn! Nog lang blijft het druk in de straten en de café's. Jong en oud dansen met elkaar en door elkaar en paso-dobles klinken klaterend door straat en steeg. Dan viert Spanje uitgelaten zijn feest van San Sylvester.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 24