HERDENKING VAN MOZART Het halve werk een goed begin WONDERKIND WERD WONDERMENS Verhaal voor Oudejaarsavond door Ko Brugbier I m niet tederheid en bewondering, liefde en dankbaarheid IliPillii Nieuwjaarswens HET HALVE WERK EEN GOED BEGIN SINDS EEN betrekkelijk klein ongeluk, dat hem niettemin blij vend letsel bezorgde, Hendrik Dorgelo ongeschikt voor de mili taire dienst had gemaakt, was hij als nachtwaker werkzaam in het enige warenhuis, een bescheiden filiaal van een paleisachtig bedrijf in de hoofdstad, dat in Maarlhe te vinden is. Langzamerhand schonk deze met enige tegenzin aanvaar de betrekking hem een eigenaar dige levensvervulling. Hoe hij er in verzeild was geraakt, kon hij zich al vrij spoedig niet meer herinneren. Het is heel goed mo gelijk, dat hij destijds alleen maar had gesolliciteerd in de vage ver wachting een uniform te blijven dragen en af en toe vastberaden te moeten optreden, als de plicht hem riep. Een uniform had hij inderdaad gekregen of liever gezegd: moeten aanschaffen tegen inkoopsprijs, welk bedrag in ter mijnen op zijn loon (zelf sprak hij van bezoldiging, omdat zulks hem aan soldij deed denken) werd in gehouden. Zijn verdere uitrusting bestond uit een zaklantaarn, een groot stuk touw, waarvan hij de bestemming niet goed begreep, een korte gummistok en een re volver. Toen het dienstpak ver sleten was, liet hij een verzoek om een nieuw ter vervanging achterwege. Alleen de pet met het gegolfde goudgalon bewaarde hij,ten dele uit sentimentele over wegingen, maar toch in hoofdzaak omdat het vaak zo gemeen kon tochten in het trappenhuis, als hij de ronde deed. Optreden was nooit van hem gevraagd. Gedu rende meer dan tienduizend nach ten was er geen enkele poging tot inbraak of diefstal gewaagd. Hij mocht zich tevreden achten als een kat in een vertrouwd pakhuis. ZOALS DAT de hoofdpersoon in een oudejaarsvertelling bij overlevering past, voelde hij zich echter in de laatste week van December bekropen door een ge voel van onbehagen, dat door mensen met rijker geschakeerde levenservaringen eenzaamheid wordt genoemd. Of het nu door zijn averechtse dagindeling kwam, valt niet met zekerheid te zeggen, doch hoe dan ook: Hendrik Dorgelo was onge trouwd gebleven. Zijn zuster, die plichtsgetrouw zijn huishouden regelde, had reeds lang verleerd eisen te stellen, waarvan de ver vulling buiten de dagelijkse ge zichtskring viel en hield geen en kele ambitie in hem wakker. De winter heeft evenwel een melo dramatisch aspect, waaraan nie- man zich kan onttrekken, door de opdringerige tegenstelling van zwart en wit, die vooral na mid dernacht kenbaar is. De prikke lende kou maakt het gemis aan warmte in het algemeen tot een realiteit. Zelfs bij een dikhuid. Hendrik Dorgelo had er overigens weinig last van. Hij bleef op zijn post als een schildwacht, gehoor zaam, zonder te vragen, omdat hij niet de behoefte had te begrijpen. Hij stond in het uiterste uur van het jaar 19.. voor het raam van de speelgoedafdeling op de eerste verdieping aan de kant van de nu met krakend schuim overdekte rivier, toen hij boven zijn doezelig hoofd een merkwaardig geluid hoorde. Hij trad een stap terug om beter te kunnen luisteren. Hoewel het moeilijk was zijn oren te geloven, wist hij het zeker: er werd, niet per ongeluk, maar na drukkelijk, op een gong geslagen. Dit was, realiseerde hij zich op eens met een siddering tussen de schouderbladen, het teken waarop hij decennia lang onbewust had gewacht, het signaal dat de vijand zijn stelling had ingenomen. Men ziet dat Hendrik Dorgelo nog ge heel dacht in ouderwetse termen van de infanterie, voor zover men althans mag aannemen dat zijn hersens tot enig georganiseerd proces in staat waren. Maar als men de hier volgende geschiedenis wil begrijpen, dient men wel te beseffen, dat ook de militair niet eerst de seinen of symbolen vertaalt in redelijke uitdrukkingen alvorens daarop te reageren. De nachtwaker diepte bedachtzaam een lucifersdoosje uit zijn broekzak op, stak opnieuw de brand in zijn gedoofde pijp en slenterde zonder zich nauwkeurig rekenschap te geven van zijn doen en laten naar de telefooncel naast de lift, die hij altijd versmaad had te gebruiken. Een lift is immers goed voor dames. Er blijft altijd een verlepte lucht van eau-de- cologne in hangen. En als hij er gens een hekel aan had, dan was het aan reukwaterdamp. DE LAATSTE van de met rui me tussenpozen herhaalde gong slagen zoemde nog na in zijn oor schelpen, toen hij in de ronding van de opgang naar de hoogste étage zag, dat hij desnoods voor lopige dekking tegen een moge lijke aanslag door onverlaten zou kunnen vinden achter enige hoge rollen vloerbedekking, een borst wering van grauwe karpetten. Dit was de afdeling woninginrichting, sportbehoeften en kampeerartike- len, die gescheiden door een houten vlechtwerk met guirlan des van kunstbloemen, barome ters en hangende schemerlampen overging in die der levensmid delen annex lunchroom. Voorzorgsmaatregelen waren echter niet nodig. Dat besefte Hendrik Dorgelo al direct, toen hij de laatste treden van de trap had bereikt en een groot gedeelte der verdieping kon overzien. Want de vreemdeling, die hem met een joviale armzwaai begroette, als een beginnende goochelaar zijn lege handen en opgeschoven man chetten tonend, zag er met de slechtste wil van de wereld aller minst uit als iemand met kwade bedoelingen, laat staan als een misdadiger. Integendeel: de man, wie hij dan ook zijn mocht en wat hij kwam doen, had het zich kenne lijk gemakkelijk gemaakt, in één van de modernste fauteuils bij het raam naast de brandslang, zich badend in het maanlicht als of hij zich op een eiland van ro mantische gelukzaligheid bevond. Bovendien rookte hij een sigaar, puffend van kalme genotzucht. nomen een lage tafel te dekken. Er was bestek voor twee personen. Er stond één borrelglas ingeschonken. Verder voor zover hij dat in één bedeesde oogopslag in de mistige ruimte kon overzien waren er een met riet omvloch ten wijnfles, twee schotels met allerlei fijne vleeswaren en een grote ossentong, benevens een mand met kleine beschuiten en roggebrood naast een plank met driehoekjes in zilverpapier met gekleurde etiketten. Alles staat klaar voor een intiem souper, nou jaeen avondboterham, zei de man. Neem me niet kwalijk, dat ik vast ben gaan zitten. HET WAS een zonderling begin van een conversatie tussen vol slagen onbekenden in een onwe zenlijk décor en op een tijdstip, dat berekend schijnt te zijn op luidruchtige uitbarstingen van periodieke sentimenten. Buiten rinkelde het glazige geluid van een fietsbel. De man ging verder, omdat Dorgelo bleef zwijgen: Eerst had ik m'n schoenen erbij willen uittrekken. Ik was bang dat u dat verdacht zou vinden. Nietwaar, u zou mij voor een sluipmoordenaar kunnen houden, of voor een ordinaire inbreker. Maar het is wel veel prettiger, 's Avonds zwellen mijn voeten altijd op. Het waren allemaal gewone woorden. Ze klonken ook gewoon. De nachtwaker voelde zijn hart slag minder jachten dan bij het begin van dit avontuur. De be daarde toon maakte indruk op hem. Hij was in de volledige zin van het gezegde weifelmoedig. Per slot van rekening was dit alles óngewoon. Hij zou iets moe ten bevelen. Bij voorbeeld: „Han- het van zijn verdediger in een strafzaak. Trouwens zo'n ding kan iedereen wel laten maken. Maar het feit, dat hij compleet alle voorzichtigheid uit het oog had durven verliezen, schonk hem zijn zelfvertrouwen terug. Dat stond er, met onderaan, in klei nere letters, maar heel duidelijk, een adres in een nabijgelegen villadorp. Dat bewijst niets, over- werd, alle psychologische theorie ten spijt, nog sterker toen hij zich daarop, na het kaartje zonder commentaar teruggegeven te heb ben, prinsheerlijk in de aange boden stoel achterover vleide. Ik ben u een verklaring schuldig, zei de man. En niet alleen een verklaring, maar ook de somma van achttien gulden en veertig cent. Alstublieft, telt u het maar na. Hij legde zeven muntbiljetten van een rijksdaalder en negen dubbeltjes op een fraai bewerkt kartonnen schaaltje, dat hij onder het vetvrije papier van de magere ham wegtrok. Ik werk hier al dertig jaar, dacht Dorgelo, en nu zie ik voor het eerst dat de opgebolde plaat jes nog hetzelfde zijn als toen ik ze thuis kleurde voor mijn zusje. Een paar woorden van zijn dis genoot waren hem ontgaan. Hij IK HEET Dorgelo, zei de nachtwaker. Zegt u maar Dor gelo en zonder dat gemeneer, al ben ik dan ook hij zweeg even, genietend van zijn slimheid in functie. Na een nieuwe pauze, waarin de ander ter ere van de kennis making had geknikt, vroeg hij: Hoe bent u hier binnengekomen? Per slot van rekening had hij ook nog zo iets als vaktrots en be roepsplicht. Dat was heel eenvoudig, al dus de vreemdeling, die zich Zwa ger noemde of misschien wel zo heette en een echte advocaat was. Ik was hier vanmiddag om kwasi inkopen te doen en heb mij verborgen. Eerst in de herentoi letten. Daarna in een kast met japonnen. Toen het donker werd, binnen bedoel ik, ben ik gaan slapen in een breed bed onder dekens met zwanedons. Ik heb het keurig opgemaakt. Niemand zal er morgen iets van merkenU ging wat verzitten en hoorde: had mij daar kunnen vinden, als die lekkernijen heb ik wegge nomen, daarginds (hij wees naai de ijskasten). En dit kleed komt ergens onder een toonbank aan de overzijde vandaan. Zal ik vast een glas Bordeaux inschenken? Ik heb alle prijzen nagekeken op de lijst. Het klopt precies. Dit feestje is En een tevreden roker is geen onruststoker, dat was een van de wijsheden, die hem thuis altijd waren voorgehouden in koperen letters boven het wortelnoten dressoir. Vaderlijke praktijken hadden hem wel anders geleerd, in diezelfde omgeving vroeger, maar dat kwam misschien omdat er nooit geld was voor dure siga ren De bezoeker hees zich halfover- eind uit zijn genoegelijke houding. Hij maakte, nog zonder iets te zeggen, een breed uitnodigend gebaar met zijn linkerarm, dat als leek het toevallig eindigde op de met zwarte koorden afge zette leuning van een tweede com fortabele zetel, schuin naast de zijne geplaatst. Hendrik Dorgelo schuifelde dichterbij, niet precies wetend welke houding aan te nemen. Pas toen zag hij dat de indringer, enfin: de vreemdeling, de raadselachtige moeite had ge- den omhoog!" of desnoods: „Zwijg helemaal mijn idée. Logisch dat ik vriendje, het spel is uit!" betaal Maar hij zei, afgemetener dan De nachtwaker antwoordde en hij bedoelde: Wie bent u? Wat hij vroeg zich af daarbij of de komt u hier doen? En ietwat be- ander de onheilspellende nadruk lachelijk voegde hij er aan toe, zou opvangen: Ik zal één glas bijna als een verontschuldiging: De zaak is allang gesloten! Ach natuurlijk, zei de man breed, zonder enige haast. Hoe vergeetachtig van mijen dat terwijl ik deze hele ontmoeting zo zorgvuldig heb ingestudeerd. Ik wijn met u drinken. Meer tijd is er niet. De man lachte plotseling. Hij ontkurkte de fles en zei pas toen hij daarmee klaar was: Waar om? Over tien of elf minuten is het middernacht. Dan gaan de had mij in de eerste plaats aan u klokken luiden voor het nieuwe moeten voorstellen.Hij haal- jaar. Er zal wel geschoten worden de zijn portefeuille te voorschijn op straat, dat doen ze meestal. Ik en overhandigde een visitekaartje, hou niet van die drukte. Een goed Hendrik Dorgelo liep nu door, begin is het halve werk, zegt men. zocht met één hand steun op de Daarom ben ik hierheen gekomen, smalle vensterbank om met de Voor de gezelligheid. Zomaar uit andere het cursieve drukwerkje een gril. We hebben nog een paar zo omhoog te houden, dat hij de uur voor ons om van het zoet der sierlijke tekst kon lezen. Mr. R. J. aarde te genieten. Heeft u wel Zwager, advocaat en procureur, eens eerder ossetong gegeten? U woog hij. Hij kan het gekregen bent nog niet erg spraakzaam, hebben en bewaard. Misschien is meneer. Maar dat komt wel. u in de buurt was geweest, en eerlijk gezegd had ik dat ver wacht. Maar u kwam niet. Ik heb zelfs heel lang op de gong moeten slaan om uw aandacht te trekken. Bent u tevreden? Nee, zei Dorgelo peinzend want waarom hebt u dit waren huis uitgekozen? Voor al dit geld zou u in een dure zaak kunnen eten, met muziek. Met kaarsen op tafel, zoals je dat in de bioscoop ziet. En zonder risico. De bezoeker had een broodje met pekelvlees belegd en nam daar af en toe een hap van, met onderbrekingen voor het kauwen en slikken uitleggend: Dat had ik ook kunnen doen, zoals alle jaren. Maar waarom eigenlijk en met wie? Dat heb ik mij steeds afgevraagd.... Gisteren zag ik u dit gebouw binnengaan. Zo'n man heeft ook een eenzaam leven, dacht ik bij mezelf. Op hetzelfde moment was dit plan geboren. Zo ineens! Mag een nachtwaker geen feest hebben op zo'n avond als iedereen gezelligheid zoekt? Wij zijn lotgenoten, twee eenzame kerels. Hij nam het laatste slokje jene ver en ging verder: Zo zit het dus. En daar zijn we nu. Of had ik misschien thuis moeten blijven, bij een verzuurde zuster, die bij zulke gelegenheden altijd gaat janken? Een man moet trouwen maar als je de geschikte vrouw niet kunt vinden U raakt daar een gevoelige snaar in mijn binnenste, zei de nachtwaker. Laten we drinken! Ze hieven het glas en dronken. Dorgelo voelde iets branden, hij wist niet waar. Proost! zei hij. En hij vervolgde: Nu moet u eens goed naar mij luisteren Hij sloot zijn ogen. Hij was vol strekt meester van de situatie. Hij speelde een rol en groeide daarin geweldig. Als het dadelijk twaalf uur slaat en de donder bussen gaan knallen, dan moet u heel rustig blijven zitten. Hij had zijn revolver intussen in de hand genomen en richtte die op zijn disgenoot. Wees maar niet bang, zei hij. Maak je geen zorg. Ik ga drie schoten lossen. Niet op jou, maar in de ruimte. Twee in zo'n krantenbak en één in dat rotschilderij met die koeien. Blijf zitten! Armen om hoog, zo! Wij zijn vrienden, maar ik vertrouw je niet. Luister naar wat ik zeg, voor ik van gedachten verander. DE BEZOEKER probeerde iets in het midden te brengen, maar de nachtwaker was hem voor. Ik had direct in de gaten, dat er iets mis was. Dat weet, of liever dat voel je. Die gang, dat was een foutHou je handen omhoog! Mooi zo. Het was handig verzon nen. Je kon alleen niet weten, dat (Zie verder pagina 5) OP 27 JANUARI aanslaande zal het tweehonderd jaar geleden zijn dat te Salzburg een der grootste muzikale genieënr Wolf gang Amadeus Mozart, ter wereld kwam. Heel de beschaafde wereld zal dit feil herdenken en het lijdt geen twijfel of het zal een herdenking worden hartelijker en algemener dan ooit een geniaal mensenkind is ten deel gevallen, om de eenvoudige reden, dat zijn kunst de sympathie wekt van ieder die maar enig muzikaal bevattingsvermogen heeft, doch ook van ieder die in de muziek de hoogste potentie zoekt. MEN KAN. zegt André Suarès. niet zonder tederheid aan Mozart denken. Wij zouden er willen bij voegen: ook niet zonder bewonde ring, niet zonder liefde en zeker niet zonder dankbaarheid om het feit, dat hij ons tot erfgenamen gemaakt heeft van een onuitput telijk levenswerk, waarin hij zo eerlijk zijn vreugde en zo beschei den zijn smart uitgedrukt heeft, alles in levendige en ontroerende schoonheid. Zijn leven was één ononderbro ken melodie. Zijn muziek weer spiegelt het wonder van zijn voor- beschiktheid als troetelkind dei- muzen, dat reeds op vijfjarige leeftijd componeerde, zij reflec teert zijn humor, zijn gulle vro lijkheid, zijn vroomheid, zijn mannelijke kracht, zijn liefde, Zijn dramatisch temperament, zijn miskenning, zelfs zijn eindstrijd met de dood, die hem op zijn vijf endertigste jaar, midden in de compositie van zijn Dodenmis, kwam opeisen. Niets menselijks was vreemd aan dat leven, behalve dat het zich totaal kristalliseerde in een muziek, zo klaar en schijnbaar eenvoudig, dat iedereen haar be grijpen kan. Om het met de woor den van Boutens uit zijn legende van „Beatrijs" te zeggen: hij zong „op zulke klare en simpele wijs, als kinderen verstaan". WELBESCHOUWD is Mozarts muziek echter helemaal niet sim pel of naïef. En wie hem de eeuwige zonneschijn der toon*- kunst noemen, hebben alleen maar de optimistische kant van zijn wezen begrepen, met voorbij gaan van de diepe ernst en de tragiek, die daar zo vaak hun schaduw over heenspreidden. Alleen: Mozart buitte het smarte lijke niet uit op romantische wijze. Muziek was voor hem een spel van verhoudingen buiten hemzelve, doch waar tenslotte on opzettelijk zijn ziel in ging leven. Zijn leven lijkt ons een sprook je toe, een wonderverhaal met zonnige episodes maar ook met tragische wendingen. De glorie rijke ontknoping kwam slechts naderhand in de vorm van de stralende verering die zijn werk na zijn dood begon te genieten en die steeds crescendo gegaan is. De Muzen, die als goede geesten bij de wieg van deze kunstenaar stonden, deelden hem evenals de toverfeeën in de gewone sprookjes haar kostbare ga ven mee. Of was het niet iets bovennatuurlijks, dat de kleine Wolfgang op vijfjarige leeftijd met componeren begon en in dit vroegtijdig debuut reeds de stel lige belofte van zijn levenstaak gaf? Maar de muzen bestemden hem niet enkel tot wonderkind, maar ook tot wondermens: zij trokken zijn levensweg, van de wieg tot het graf, als één bloedrijke ader vol muzikale scheppingskracht, tot het eind toe. De genialiteit, die hem in de ziel geprent was, zou hem voortstuwen op de baan die voor hem bestemd was, een baan waarvan geen menselijke redenering, geen berekening, geen miskenning en geen armoede hem zou kunnen afwenden. Het niet te onderdrukken genie zou hem staande houden in een wereld van onbegrip en wangunst en ondanks alles het ideaal hoog te houden mooie werken te schep pen en na die mooie zo moge lijk nog mooiere. Maar aan de fataliteit van het genie zou hij evenmin ontkomen. En geen menselijk vermogen had kunnen beletten, dat Mozart als een innerlijke vlam zichzelf ver teerde, dat het blinde fatum hem in armoede zou laten omkomen en dat zijn stoffelijk overschot in de algemene groeve der straatarmen zou worden verloren gelegd. Wan' toen men hem later een waardi ger rustplaats wilde bezorgen vond men zijn lijk niet mee terug. Dit was het tragische verloop van het sprookje, dat zo lieftallig begonnen was met schitterende il!li!llllllli,'llliliil!ill!lll!llll!lllllllllll!lil!lllllillllllllilliliilllllllllllilllllllllllllllllllllllllllll!llllllllllllllll||||||||||||| festijnen aan de vorstenhoven van Europa. MAAR NEEN, dat was immers de ontknoping niet, want voor de Mozart, die was blijven leven in zijn scheppend werk van dertig jaren, zou nu pas voorgoed de zon der erkenning en der verering opgaan. Het was zijn taak gewees het mensdom te verrijken. En die taak was grandioos vervuld. He: werktuig had zün plicht gedaan en het werk zou nu voor hem pleiten. Het pleit nog steeds: hoe ouder de wereld wordt, hoe zui verder en overtuigender dit plei dooi gaat klinken, als een stem uit het „verloren paradijs". '""iiiiIHMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItilliilHUIIII!1!"" Kichard Wagner, de man van de „toekomstmuziek" kwam er zelfs toe om Mozarts kunst de „muziek der toekomst" te noe men. Als wij dat niet te letterlijk nemen, maar het willen begrijpen in deze zin, dat de muziek van Mozart een oase zal blijven, die de rusteloze menselijke geest steeds zal lokken en kracht tot bezinning geven, dan kan men daar „amen" op zeggen. Laten wij ondertussen Mozart herdenken als dankbare erfgenamen van zijn onschatbaar levenswerk. JOS. DE KLERK (Vervolg van pagina 4) ik soldaat ben geweest, in het beroepskader. Die slag in het duister heeft het gedaan. Ik moest op patrouille, maar ik ken mijn reglementen. Ik heb eerst de com mandopost gewaarschuwd. De po litie kan dadelijk hier zijn. De man wou iets zeggen, hij kreeg geen kans. Da( verhaal van jou geloofde ik geen moment. Tot je over die eenzaamheid be gon en die zuster van je, die hele maal niet bestaat. Maar ik heb een zuster. En ik ben alleen. Op zulke avonden als deze voel ik dat pas. Dacht je dat mijn directeur daaraan denkt? Die kent me niet eens, als hij me op straat tegen komt. Dat doet er nou allemaal niet toe. Je hebt iets in me wak ker gemaakt met die gong en met die smoesjes van je. Daar ben ik dankbaar voor. Ik zal ook een goed begin maken, door de boel om te keren en het halve werk te doen. Ik zal je een eerlijke kans geven om weg te komen. Jou en je maat, die waarschijnlijk bene den bezig is op z'n gemak de brandkast leeg te halen of de vi trines met sieraden. De firma is toch verzekerd. Maar je kan beter niets meenemen als je vlug wilt ontsnappen en een voorsprong houden. Het. is trouwens veiliger. Met één hand maakte hij zijn koppelriem los. Hier is mijn gummistok. Toe, pak aan. We hebben nog één minuut. Dan sla je me flink hard buiten westen. Waarschuw die andere zwerver en ga er vandoor. Neem de nood uitgang, hier vlak achter mij. Halverwege de buitentrap kun je over de muur springen. Sta me niet zo dom aan te gapen. Ik heb dringend om hulp gevraagd, maar d<e smerissen haasten zich niet. Die hebben ook feest. Waarom laat je ons niet ar resteren? Hendrik Dorgelo zweeg. In de verte loeide een fabrieksfluit. Dat gaat je geen donder aan, zei hij. Toen loste hij drie schoten uit de revolver, die nooit eerder ge bruikt was. Hij schopte de tafel om. Ze zullen denken dat ik gevochten heb. Misschien krijg ik een médaille wegens betoonde moed. En sla me nu maar bewus teloos. De ander aarzelde nog. Dorgelo trad dreigend op hem toe. De klokken begonnen steunend hun aanloop te nemen, het nieuwe jaar tegemoet. Dat is een bevel! bulderde hij nog. Ken grapje uil „Paris Match" Op de bovenste foto ziet men de geboortekamer van Wolf gang Amadeus Mozart, niet het schilderij van de componist op elfjarige leeftijd achter de vleugel door Thaddaus Heb- ling, omstreeks 1767. Daar onder: de erker van het huis in de Domgasse te Wenen, waar Mozart vail 1784-1787 woonde en „De Bruiloft van Figaro" schreef. De derde afbeelding toont het zogenaamde Tover fluithuisje, thans in het Mo- zarteum te Salzburg, dat vroe ger in Wenen stond en waar de toondichter zich op last nan de tekstschrijver Schikaneder terugtrok om zijn vermaardste opera te voltooien. orkest wordt uitgevoerd onder leiding Van de componist. Volgens de traditie wordt deze voorstelling gevolgd door een Nieuwjaarswens, welke deze keer door Alex de Haas is geschreven. Onder regie van Bob de Lange werkt het voltallige gezelschap, nog versterkt met leden van het korps Mariniers, hieraan mede. De Rotterdamse kunstschilder Henk de Vos heeft hiervoor een speciaal achterdoek ontworpen. EEN HALF UUR later werd Hendrik Dorgelo uit zijn verdo ving gewekt door de zachtste arm van de wet, waarmee hij ooit ir. aanraking was geweest. Een flau we glimlach bewees, dat hij de brigadier herkende. Jullie zijn wat aan de late kant, zei hij. Die boodschap klonk ook zt verdraaid vreemd, gaf de politie man ten antwoord, verontschul digend achter zijn oor krabbend Zo iets als: dit is het uur U stuur direct assistentie. We dach ten dat het een grap was. Dat gebeurt vaak in deze tijd. Daaroir hebben we eerst een dronk uitge bracht op de goede afloop van het jaar. Toen zijn we gaan kijken. De nachtwaker knikte tevreden De brigadier vervolgde: Op weg hierheen schoot me te bin nen, dat je nog iets gemompeld had over de achtertrap. De gevel toeristen kwamen er net aan Intussen was Dorgelo al weet aardig de oude aan het worden - Ze hebben me mooi toegetakeld, r~> n 1 zei hij. Maar het was een eer- fbetl IXOttQVCiClTYlSQ lijke strijd. Tussen nachtdienst en vriendendienst heeft het recht zijn loop. Als je het mij vraagt, zei de brigadier tegen zijn collega, be zorgt die klap hem een flinke ver hoging. Als Nieuwjaarspremière geeft het Rotterdams Toneel op 1 Januari de eerste voorstelling van „De ware vriend" van Car lo Goldoni, onder regie van Ton Lutz, die het stuk in de stijl van de commedia dell'arte heeft op gevat. Albert Mol en Netty van der Valk maakten de choreogra fie voor een aantal tussenspelen, die de décorwisselingen begelei den. Nicolaas Wijnberg ontwierp décors en costuums. Lex van Del den schreef de toneelmuziek voor blazers en slagwerk, die door le den van het Rotterdams Kamer-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 26