HERDENKING VAN MOZART
Het halve werk een goed begin
WONDERKIND WERD
WONDERMENS
Verhaal voor Oudejaarsavond
door Ko Brugbier
I m
niet tederheid en bewondering,
liefde en dankbaarheid
IliPillii
Nieuwjaarswens
HET HALVE WERK EEN GOED BEGIN
SINDS EEN betrekkelijk klein
ongeluk, dat hem niettemin blij
vend letsel bezorgde, Hendrik
Dorgelo ongeschikt voor de mili
taire dienst had gemaakt, was hij
als nachtwaker werkzaam in het
enige warenhuis, een bescheiden
filiaal van een paleisachtig bedrijf
in de hoofdstad, dat in Maarlhe te
vinden is. Langzamerhand schonk
deze met enige tegenzin aanvaar
de betrekking hem een eigenaar
dige levensvervulling. Hoe hij er
in verzeild was geraakt, kon hij
zich al vrij spoedig niet meer
herinneren. Het is heel goed mo
gelijk, dat hij destijds alleen maar
had gesolliciteerd in de vage ver
wachting een uniform te blijven
dragen en af en toe vastberaden
te moeten optreden, als de plicht
hem riep. Een uniform had hij
inderdaad gekregen of liever
gezegd: moeten aanschaffen tegen
inkoopsprijs, welk bedrag in ter
mijnen op zijn loon (zelf sprak hij
van bezoldiging, omdat zulks hem
aan soldij deed denken) werd in
gehouden. Zijn verdere uitrusting
bestond uit een zaklantaarn, een
groot stuk touw, waarvan hij de
bestemming niet goed begreep,
een korte gummistok en een re
volver. Toen het dienstpak ver
sleten was, liet hij een verzoek
om een nieuw ter vervanging
achterwege. Alleen de pet met
het gegolfde goudgalon bewaarde
hij,ten dele uit sentimentele over
wegingen, maar toch in hoofdzaak
omdat het vaak zo gemeen kon
tochten in het trappenhuis, als hij
de ronde deed. Optreden was
nooit van hem gevraagd. Gedu
rende meer dan tienduizend nach
ten was er geen enkele poging tot
inbraak of diefstal gewaagd. Hij
mocht zich tevreden achten als
een kat in een vertrouwd pakhuis.
ZOALS DAT de hoofdpersoon
in een oudejaarsvertelling bij
overlevering past, voelde hij zich
echter in de laatste week van
December bekropen door een ge
voel van onbehagen, dat door
mensen met rijker geschakeerde
levenservaringen eenzaamheid
wordt genoemd.
Of het nu door zijn averechtse
dagindeling kwam, valt niet met
zekerheid te zeggen, doch hoe dan
ook: Hendrik Dorgelo was onge
trouwd gebleven. Zijn zuster, die
plichtsgetrouw zijn huishouden
regelde, had reeds lang verleerd
eisen te stellen, waarvan de ver
vulling buiten de dagelijkse ge
zichtskring viel en hield geen en
kele ambitie in hem wakker. De
winter heeft evenwel een melo
dramatisch aspect, waaraan nie-
man zich kan onttrekken, door de
opdringerige tegenstelling van
zwart en wit, die vooral na mid
dernacht kenbaar is. De prikke
lende kou maakt het gemis aan
warmte in het algemeen tot een
realiteit. Zelfs bij een dikhuid.
Hendrik Dorgelo had er overigens
weinig last van. Hij bleef op zijn
post als een schildwacht, gehoor
zaam, zonder te vragen, omdat hij
niet de behoefte had te begrijpen.
Hij stond in het uiterste uur van
het jaar 19.. voor het raam van
de speelgoedafdeling op de eerste
verdieping aan de kant van de nu
met krakend schuim overdekte
rivier, toen hij boven zijn doezelig
hoofd een merkwaardig geluid
hoorde. Hij trad een stap terug
om beter te kunnen luisteren.
Hoewel het moeilijk was zijn oren
te geloven, wist hij het zeker: er
werd, niet per ongeluk, maar na
drukkelijk, op een gong geslagen.
Dit was, realiseerde hij zich op
eens met een siddering tussen de
schouderbladen, het teken waarop
hij decennia lang onbewust had
gewacht, het signaal dat de vijand
zijn stelling had ingenomen. Men
ziet dat Hendrik Dorgelo nog ge
heel dacht in ouderwetse termen
van de infanterie, voor zover men
althans mag aannemen dat zijn
hersens tot enig georganiseerd
proces in staat waren.
Maar als men de hier volgende
geschiedenis wil begrijpen, dient
men wel te beseffen, dat ook de
militair niet eerst de seinen of
symbolen vertaalt in redelijke
uitdrukkingen alvorens daarop te
reageren. De nachtwaker diepte
bedachtzaam een lucifersdoosje
uit zijn broekzak op, stak opnieuw
de brand in zijn gedoofde pijp en
slenterde zonder zich nauwkeurig
rekenschap te geven van zijn doen
en laten naar de telefooncel naast
de lift, die hij altijd versmaad had
te gebruiken. Een lift is immers
goed voor dames. Er blijft altijd
een verlepte lucht van eau-de-
cologne in hangen. En als hij er
gens een hekel aan had, dan was
het aan reukwaterdamp.
DE LAATSTE van de met rui
me tussenpozen herhaalde gong
slagen zoemde nog na in zijn oor
schelpen, toen hij in de ronding
van de opgang naar de hoogste
étage zag, dat hij desnoods voor
lopige dekking tegen een moge
lijke aanslag door onverlaten zou
kunnen vinden achter enige hoge
rollen vloerbedekking, een borst
wering van grauwe karpetten. Dit
was de afdeling woninginrichting,
sportbehoeften en kampeerartike-
len, die gescheiden door een
houten vlechtwerk met guirlan
des van kunstbloemen, barome
ters en hangende schemerlampen
overging in die der levensmid
delen annex lunchroom.
Voorzorgsmaatregelen waren
echter niet nodig. Dat besefte
Hendrik Dorgelo al direct, toen hij
de laatste treden van de trap had
bereikt en een groot gedeelte der
verdieping kon overzien. Want de
vreemdeling, die hem met een
joviale armzwaai begroette, als
een beginnende goochelaar zijn
lege handen en opgeschoven man
chetten tonend, zag er met de
slechtste wil van de wereld aller
minst uit als iemand met kwade
bedoelingen, laat staan als een
misdadiger.
Integendeel: de man, wie hij
dan ook zijn mocht en wat hij
kwam doen, had het zich kenne
lijk gemakkelijk gemaakt, in één
van de modernste fauteuils bij
het raam naast de brandslang,
zich badend in het maanlicht als
of hij zich op een eiland van ro
mantische gelukzaligheid bevond.
Bovendien rookte hij een sigaar,
puffend van kalme genotzucht.
nomen een lage
tafel te dekken.
Er was bestek
voor twee personen. Er stond
één borrelglas ingeschonken.
Verder voor zover hij dat in
één bedeesde oogopslag in de
mistige ruimte kon overzien
waren er een met riet omvloch
ten wijnfles, twee schotels met
allerlei fijne vleeswaren en een
grote ossentong, benevens een
mand met kleine beschuiten en
roggebrood naast een plank met
driehoekjes in zilverpapier met
gekleurde etiketten.
Alles staat klaar voor een
intiem souper, nou jaeen
avondboterham, zei de man.
Neem me niet kwalijk, dat ik vast
ben gaan zitten.
HET WAS een zonderling begin
van een conversatie tussen vol
slagen onbekenden in een onwe
zenlijk décor en op een tijdstip,
dat berekend schijnt te zijn op
luidruchtige uitbarstingen van
periodieke sentimenten. Buiten
rinkelde het glazige geluid van
een fietsbel. De man ging verder,
omdat Dorgelo bleef zwijgen:
Eerst had ik m'n schoenen erbij
willen uittrekken. Ik was bang
dat u dat verdacht zou vinden.
Nietwaar, u zou mij voor een
sluipmoordenaar kunnen houden,
of voor een ordinaire inbreker.
Maar het is wel veel prettiger,
's Avonds zwellen mijn voeten
altijd op.
Het waren allemaal gewone
woorden. Ze klonken ook gewoon.
De nachtwaker voelde zijn hart
slag minder jachten dan bij het
begin van dit avontuur. De be
daarde toon maakte indruk op
hem. Hij was in de volledige zin
van het gezegde weifelmoedig.
Per slot van rekening was dit
alles óngewoon. Hij zou iets moe
ten bevelen. Bij voorbeeld: „Han-
het van zijn verdediger in een
strafzaak. Trouwens zo'n ding
kan iedereen wel laten maken.
Maar het feit, dat hij compleet
alle voorzichtigheid uit het oog
had durven verliezen, schonk hem
zijn zelfvertrouwen terug. Dat
stond er, met onderaan, in klei
nere letters, maar heel duidelijk,
een adres in een nabijgelegen
villadorp. Dat bewijst niets, over-
werd, alle psychologische theorie
ten spijt, nog sterker toen hij zich
daarop, na het kaartje zonder
commentaar teruggegeven te heb
ben, prinsheerlijk in de aange
boden stoel achterover vleide.
Ik ben u een verklaring schuldig,
zei de man. En niet alleen een
verklaring, maar ook de somma
van achttien gulden en veertig
cent. Alstublieft, telt u het maar
na.
Hij legde zeven muntbiljetten
van een rijksdaalder en negen
dubbeltjes op een fraai bewerkt
kartonnen schaaltje, dat hij onder
het vetvrije papier van de magere
ham wegtrok.
Ik werk hier al dertig jaar,
dacht Dorgelo, en nu zie ik voor
het eerst dat de opgebolde plaat
jes nog hetzelfde zijn als toen ik
ze thuis kleurde voor mijn zusje.
Een paar woorden van zijn dis
genoot waren hem ontgaan. Hij
IK HEET Dorgelo, zei de
nachtwaker. Zegt u maar Dor
gelo en zonder dat gemeneer, al
ben ik dan ook hij zweeg even,
genietend van zijn slimheid in
functie.
Na een nieuwe pauze, waarin
de ander ter ere van de kennis
making had geknikt, vroeg hij:
Hoe bent u hier binnengekomen?
Per slot van rekening had hij ook
nog zo iets als vaktrots en be
roepsplicht.
Dat was heel eenvoudig, al
dus de vreemdeling, die zich Zwa
ger noemde of misschien wel zo
heette en een echte advocaat was.
Ik was hier vanmiddag om
kwasi inkopen te doen en heb mij
verborgen. Eerst in de herentoi
letten. Daarna in een kast met
japonnen. Toen het donker werd,
binnen bedoel ik, ben ik gaan
slapen in een breed bed onder
dekens met zwanedons. Ik heb het
keurig opgemaakt. Niemand zal
er morgen iets van merkenU
ging wat verzitten en hoorde: had mij daar kunnen vinden, als
die lekkernijen heb ik wegge
nomen, daarginds (hij wees naai
de ijskasten). En dit kleed komt
ergens onder een toonbank aan de
overzijde vandaan. Zal ik vast een
glas Bordeaux inschenken? Ik heb
alle prijzen nagekeken op de lijst.
Het klopt precies. Dit feestje is
En een tevreden roker is geen
onruststoker, dat was een van de
wijsheden, die hem thuis altijd
waren voorgehouden in koperen
letters boven het wortelnoten
dressoir. Vaderlijke praktijken
hadden hem wel anders geleerd,
in diezelfde omgeving vroeger,
maar dat kwam misschien omdat
er nooit geld was voor dure siga
ren
De bezoeker hees zich halfover-
eind uit zijn genoegelijke houding.
Hij maakte, nog zonder iets te
zeggen, een breed uitnodigend
gebaar met zijn linkerarm, dat
als leek het toevallig eindigde
op de met zwarte koorden afge
zette leuning van een tweede com
fortabele zetel, schuin naast de
zijne geplaatst. Hendrik Dorgelo
schuifelde dichterbij, niet precies
wetend welke houding aan te
nemen. Pas toen zag hij dat de
indringer, enfin: de vreemdeling,
de raadselachtige moeite had ge-
den omhoog!" of desnoods: „Zwijg helemaal mijn idée. Logisch dat ik
vriendje, het spel is uit!" betaal
Maar hij zei, afgemetener dan De nachtwaker antwoordde en
hij bedoelde: Wie bent u? Wat hij vroeg zich af daarbij of de
komt u hier doen? En ietwat be- ander de onheilspellende nadruk
lachelijk voegde hij er aan toe, zou opvangen: Ik zal één glas
bijna als een verontschuldiging:
De zaak is allang gesloten!
Ach natuurlijk, zei de man
breed, zonder enige haast. Hoe
vergeetachtig van mijen dat
terwijl ik deze hele ontmoeting zo
zorgvuldig heb ingestudeerd. Ik
wijn met u drinken. Meer tijd is
er niet.
De man lachte plotseling. Hij
ontkurkte de fles en zei pas toen
hij daarmee klaar was: Waar
om? Over tien of elf minuten is
het middernacht. Dan gaan de
had mij in de eerste plaats aan u klokken luiden voor het nieuwe
moeten voorstellen.Hij haal- jaar. Er zal wel geschoten worden
de zijn portefeuille te voorschijn op straat, dat doen ze meestal. Ik
en overhandigde een visitekaartje, hou niet van die drukte. Een goed
Hendrik Dorgelo liep nu door, begin is het halve werk, zegt men.
zocht met één hand steun op de Daarom ben ik hierheen gekomen,
smalle vensterbank om met de Voor de gezelligheid. Zomaar uit
andere het cursieve drukwerkje een gril. We hebben nog een paar
zo omhoog te houden, dat hij de uur voor ons om van het zoet der
sierlijke tekst kon lezen. Mr. R. J. aarde te genieten. Heeft u wel
Zwager, advocaat en procureur, eens eerder ossetong gegeten? U
woog hij. Hij kan het gekregen bent nog niet erg spraakzaam,
hebben en bewaard. Misschien is meneer. Maar dat komt wel.
u in de buurt was geweest, en
eerlijk gezegd had ik dat ver
wacht. Maar u kwam niet. Ik heb
zelfs heel lang op de gong moeten
slaan om uw aandacht te trekken.
Bent u tevreden?
Nee, zei Dorgelo peinzend
want waarom hebt u dit waren
huis uitgekozen? Voor al dit geld
zou u in een dure zaak kunnen
eten, met muziek. Met kaarsen op
tafel, zoals je dat in de bioscoop
ziet. En zonder risico.
De bezoeker had een broodje
met pekelvlees belegd en nam
daar af en toe een hap van, met
onderbrekingen voor het kauwen
en slikken uitleggend: Dat had
ik ook kunnen doen, zoals alle
jaren. Maar waarom eigenlijk en
met wie? Dat heb ik mij steeds
afgevraagd.... Gisteren zag ik u
dit gebouw binnengaan. Zo'n man
heeft ook een eenzaam leven,
dacht ik bij mezelf. Op hetzelfde
moment was dit plan geboren. Zo
ineens! Mag een nachtwaker geen
feest hebben op zo'n avond als
iedereen gezelligheid zoekt? Wij
zijn lotgenoten, twee eenzame
kerels.
Hij nam het laatste slokje jene
ver en ging verder: Zo zit het
dus. En daar zijn we nu. Of had
ik misschien thuis moeten blijven,
bij een verzuurde zuster, die bij
zulke gelegenheden altijd gaat
janken? Een man moet trouwen
maar als je de geschikte vrouw
niet kunt vinden
U raakt daar een gevoelige
snaar in mijn binnenste, zei de
nachtwaker. Laten we drinken!
Ze hieven het glas en dronken.
Dorgelo voelde iets branden, hij
wist niet waar. Proost! zei hij.
En hij vervolgde: Nu moet u
eens goed naar mij luisteren
Hij sloot zijn ogen. Hij was vol
strekt meester van de situatie. Hij
speelde een rol en groeide daarin
geweldig. Als het dadelijk
twaalf uur slaat en de donder
bussen gaan knallen, dan moet u
heel rustig blijven zitten.
Hij had zijn revolver intussen
in de hand genomen en richtte
die op zijn disgenoot. Wees
maar niet bang, zei hij. Maak
je geen zorg. Ik ga drie schoten
lossen. Niet op jou, maar in de
ruimte. Twee in zo'n krantenbak
en één in dat rotschilderij met die
koeien. Blijf zitten! Armen om
hoog, zo! Wij zijn vrienden, maar
ik vertrouw je niet. Luister naar
wat ik zeg, voor ik van gedachten
verander.
DE BEZOEKER probeerde iets
in het midden te brengen, maar
de nachtwaker was hem voor.
Ik had direct in de gaten, dat er
iets mis was. Dat weet, of liever
dat voel je. Die gang, dat was een
foutHou je handen omhoog!
Mooi zo. Het was handig verzon
nen. Je kon alleen niet weten, dat
(Zie verder pagina 5)
OP 27 JANUARI aanslaande zal het tweehonderd jaar geleden
zijn dat te Salzburg een der grootste muzikale genieënr Wolf
gang Amadeus Mozart, ter wereld kwam. Heel de beschaafde
wereld zal dit feil herdenken en het lijdt geen twijfel of het zal
een herdenking worden hartelijker en algemener dan ooit een
geniaal mensenkind is ten deel gevallen, om de eenvoudige
reden, dat zijn kunst de sympathie wekt van ieder die maar
enig muzikaal bevattingsvermogen heeft, doch ook van ieder die
in de muziek de hoogste potentie zoekt.
MEN KAN. zegt André Suarès.
niet zonder tederheid aan Mozart
denken. Wij zouden er willen bij
voegen: ook niet zonder bewonde
ring, niet zonder liefde en zeker
niet zonder dankbaarheid om het
feit, dat hij ons tot erfgenamen
gemaakt heeft van een onuitput
telijk levenswerk, waarin hij zo
eerlijk zijn vreugde en zo beschei
den zijn smart uitgedrukt heeft,
alles in levendige en ontroerende
schoonheid.
Zijn leven was één ononderbro
ken melodie. Zijn muziek weer
spiegelt het wonder van zijn voor-
beschiktheid als troetelkind dei-
muzen, dat reeds op vijfjarige
leeftijd componeerde, zij reflec
teert zijn humor, zijn gulle vro
lijkheid, zijn vroomheid, zijn
mannelijke kracht, zijn liefde, Zijn
dramatisch temperament, zijn
miskenning, zelfs zijn eindstrijd
met de dood, die hem op zijn vijf
endertigste jaar, midden in de
compositie van zijn Dodenmis,
kwam opeisen.
Niets menselijks was vreemd
aan dat leven, behalve dat het
zich totaal kristalliseerde in een
muziek, zo klaar en schijnbaar
eenvoudig, dat iedereen haar be
grijpen kan. Om het met de woor
den van Boutens uit zijn legende
van „Beatrijs" te zeggen: hij zong
„op zulke klare en simpele wijs,
als kinderen verstaan".
WELBESCHOUWD is Mozarts
muziek echter helemaal niet sim
pel of naïef. En wie hem de
eeuwige zonneschijn der toon*-
kunst noemen, hebben alleen
maar de optimistische kant van
zijn wezen begrepen, met voorbij
gaan van de diepe ernst en de
tragiek, die daar zo vaak hun
schaduw over heenspreidden.
Alleen: Mozart buitte het smarte
lijke niet uit op romantische
wijze. Muziek was voor hem een
spel van verhoudingen buiten
hemzelve, doch waar tenslotte on
opzettelijk zijn ziel in ging leven.
Zijn leven lijkt ons een sprook
je toe, een wonderverhaal met
zonnige episodes maar ook met
tragische wendingen. De glorie
rijke ontknoping kwam slechts
naderhand in de vorm van de
stralende verering die zijn werk
na zijn dood begon te genieten en
die steeds crescendo gegaan is.
De Muzen, die als goede geesten
bij de wieg van deze kunstenaar
stonden, deelden hem evenals
de toverfeeën in de gewone
sprookjes haar kostbare ga
ven mee. Of was het niet iets
bovennatuurlijks, dat de kleine
Wolfgang op vijfjarige leeftijd
met componeren begon en in dit
vroegtijdig debuut reeds de stel
lige belofte van zijn levenstaak
gaf?
Maar de muzen bestemden hem
niet enkel tot wonderkind, maar
ook tot wondermens: zij trokken
zijn levensweg, van de wieg tot
het graf, als één bloedrijke ader
vol muzikale scheppingskracht,
tot het eind toe. De genialiteit,
die hem in de ziel geprent was,
zou hem voortstuwen op de baan
die voor hem bestemd was, een
baan waarvan geen menselijke
redenering, geen berekening, geen
miskenning en geen armoede hem
zou kunnen afwenden. Het niet
te onderdrukken genie zou hem
staande houden in een wereld
van onbegrip en wangunst en
ondanks alles het ideaal hoog te
houden mooie werken te schep
pen en na die mooie zo moge
lijk nog mooiere.
Maar aan de fataliteit van het
genie zou hij evenmin ontkomen.
En geen menselijk vermogen had
kunnen beletten, dat Mozart als
een innerlijke vlam zichzelf ver
teerde, dat het blinde fatum hem
in armoede zou laten omkomen en
dat zijn stoffelijk overschot in de
algemene groeve der straatarmen
zou worden verloren gelegd. Wan'
toen men hem later een waardi
ger rustplaats wilde bezorgen
vond men zijn lijk niet mee
terug.
Dit was het tragische verloop
van het sprookje, dat zo lieftallig
begonnen was met schitterende
il!li!llllllli,'llliliil!ill!lll!llll!lllllllllll!lil!lllllillllllllilliliilllllllllllilllllllllllllllllllllllllllll!llllllllllllllll|||||||||||||
festijnen aan de vorstenhoven van
Europa.
MAAR NEEN, dat was immers
de ontknoping niet, want voor de
Mozart, die was blijven leven in
zijn scheppend werk van dertig
jaren, zou nu pas voorgoed de
zon der erkenning en der verering
opgaan. Het was zijn taak gewees
het mensdom te verrijken. En die
taak was grandioos vervuld. He:
werktuig had zün plicht gedaan
en het werk zou nu voor hem
pleiten. Het pleit nog steeds: hoe
ouder de wereld wordt, hoe zui
verder en overtuigender dit plei
dooi gaat klinken, als een stem
uit het „verloren paradijs".
'""iiiiIHMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItilliilHUIIII!1!""
Kichard Wagner, de man van
de „toekomstmuziek" kwam er
zelfs toe om Mozarts kunst de
„muziek der toekomst" te noe
men. Als wij dat niet te letterlijk
nemen, maar het willen begrijpen
in deze zin, dat de muziek van
Mozart een oase zal blijven, die
de rusteloze menselijke geest
steeds zal lokken en kracht tot
bezinning geven, dan kan men
daar „amen" op zeggen. Laten wij
ondertussen Mozart herdenken
als dankbare erfgenamen van
zijn onschatbaar levenswerk.
JOS. DE KLERK
(Vervolg van pagina 4)
ik soldaat ben geweest, in het
beroepskader. Die slag in het
duister heeft het gedaan. Ik moest
op patrouille, maar ik ken mijn
reglementen. Ik heb eerst de com
mandopost gewaarschuwd. De po
litie kan dadelijk hier zijn.
De man wou iets zeggen, hij
kreeg geen kans. Da( verhaal
van jou geloofde ik geen moment.
Tot je over die eenzaamheid be
gon en die zuster van je, die hele
maal niet bestaat. Maar ik heb
een zuster. En ik ben alleen. Op
zulke avonden als deze voel ik dat
pas. Dacht je dat mijn directeur
daaraan denkt? Die kent me niet
eens, als hij me op straat tegen
komt. Dat doet er nou allemaal
niet toe. Je hebt iets in me wak
ker gemaakt met die gong en met
die smoesjes van je. Daar ben ik
dankbaar voor. Ik zal ook een
goed begin maken, door de boel
om te keren en het halve werk te
doen. Ik zal je een eerlijke kans
geven om weg te komen. Jou en
je maat, die waarschijnlijk bene
den bezig is op z'n gemak de
brandkast leeg te halen of de vi
trines met sieraden. De firma is
toch verzekerd. Maar je kan beter
niets meenemen als je vlug wilt
ontsnappen en een voorsprong
houden. Het. is trouwens veiliger.
Met één hand maakte hij zijn
koppelriem los. Hier is mijn
gummistok. Toe, pak aan. We
hebben nog één minuut. Dan sla
je me flink hard buiten westen.
Waarschuw die andere zwerver
en ga er vandoor. Neem de nood
uitgang, hier vlak achter mij.
Halverwege de buitentrap kun je
over de muur springen. Sta me
niet zo dom aan te gapen. Ik heb
dringend om hulp gevraagd, maar
d<e smerissen haasten zich niet.
Die hebben ook feest.
Waarom laat je ons niet ar
resteren?
Hendrik Dorgelo zweeg. In de
verte loeide een fabrieksfluit.
Dat gaat je geen donder aan, zei
hij. Toen loste hij drie schoten uit
de revolver, die nooit eerder ge
bruikt was. Hij schopte de tafel
om. Ze zullen denken dat ik
gevochten heb. Misschien krijg ik
een médaille wegens betoonde
moed. En sla me nu maar bewus
teloos.
De ander aarzelde nog. Dorgelo
trad dreigend op hem toe. De
klokken begonnen steunend hun
aanloop te nemen, het nieuwe jaar
tegemoet. Dat is een bevel!
bulderde hij nog.
Ken grapje uil „Paris Match"
Op de bovenste foto ziet men
de geboortekamer van Wolf
gang Amadeus Mozart, niet het
schilderij van de componist op
elfjarige leeftijd achter de
vleugel door Thaddaus Heb-
ling, omstreeks 1767. Daar
onder: de erker van het huis
in de Domgasse te Wenen, waar
Mozart vail 1784-1787 woonde
en „De Bruiloft van Figaro"
schreef. De derde afbeelding
toont het zogenaamde Tover
fluithuisje, thans in het Mo-
zarteum te Salzburg, dat vroe
ger in Wenen stond en waar
de toondichter zich op last nan
de tekstschrijver Schikaneder
terugtrok om zijn vermaardste
opera te voltooien.
orkest wordt uitgevoerd onder
leiding Van de componist.
Volgens de traditie wordt deze
voorstelling gevolgd door een
Nieuwjaarswens, welke deze keer
door Alex de Haas is geschreven.
Onder regie van Bob de Lange
werkt het voltallige gezelschap,
nog versterkt met leden van het
korps Mariniers, hieraan mede.
De Rotterdamse kunstschilder
Henk de Vos heeft hiervoor een
speciaal achterdoek ontworpen.
EEN HALF UUR later werd
Hendrik Dorgelo uit zijn verdo
ving gewekt door de zachtste arm
van de wet, waarmee hij ooit ir.
aanraking was geweest. Een flau
we glimlach bewees, dat hij de
brigadier herkende. Jullie zijn
wat aan de late kant, zei hij.
Die boodschap klonk ook zt
verdraaid vreemd, gaf de politie
man ten antwoord, verontschul
digend achter zijn oor krabbend
Zo iets als: dit is het uur U
stuur direct assistentie. We dach
ten dat het een grap was. Dat
gebeurt vaak in deze tijd. Daaroir
hebben we eerst een dronk uitge
bracht op de goede afloop van het
jaar. Toen zijn we gaan kijken.
De nachtwaker knikte tevreden
De brigadier vervolgde: Op
weg hierheen schoot me te bin
nen, dat je nog iets gemompeld
had over de achtertrap. De gevel
toeristen kwamen er net aan
Intussen was Dorgelo al weet
aardig de oude aan het worden
- Ze hebben me mooi toegetakeld, r~> n 1
zei hij. Maar het was een eer- fbetl IXOttQVCiClTYlSQ
lijke strijd. Tussen nachtdienst en
vriendendienst heeft het recht zijn
loop.
Als je het mij vraagt, zei de
brigadier tegen zijn collega, be
zorgt die klap hem een flinke ver
hoging.
Als Nieuwjaarspremière geeft
het Rotterdams Toneel op 1
Januari de eerste voorstelling
van „De ware vriend" van Car
lo Goldoni, onder regie van Ton
Lutz, die het stuk in de stijl van
de commedia dell'arte heeft op
gevat. Albert Mol en Netty van
der Valk maakten de choreogra
fie voor een aantal tussenspelen,
die de décorwisselingen begelei
den. Nicolaas Wijnberg ontwierp
décors en costuums. Lex van Del
den schreef de toneelmuziek voor
blazers en slagwerk, die door le
den van het Rotterdams Kamer-