HET LEVEN BETRAPT
DOOR DE CAMERA
DRIE SOORTEN VAN BEWEGING,,.
Eindelijk dooi
Ch ina-Bulleti n
Elke Zaterdag acht pagina edities van
VOOR DE MEISJES
Milly-Molly-Mandy
Vouwen van papier
Alles door
elkaar
KERKELIJK LEVEN
Tik tak tik tak
De sneeuwpop op het plein
wordt kleiner, klein, héél klein.
Zijn bezem valt, zijn steenkooloog
is niet langer zwart en droog
tot hij op het eind
helemaal verdwijnt.
Alles wordt weer heel gewoon,
niet meer wit, maar wel mooi schoon.
Nee meneer, de dooi,
lang niet meer zo mooi
als het gisteren nog was
in het bos en op de plas.
Maar doe toch je werk maar vlug.
Jaag de winter maar terug
naar zijn land van sneeuw en kou.
Doe je werk en doe het gauw,
want we wachten allemaal
op de eerste zonnestraal.
MIES BOUHUYS.
Dit haarzakje maak je van een vier
kant stukje stevig plastic. De lengte van
één kant is ongeveer twintig centimeter.
Prik aan twee kanten gaatjes op onge
veer twee centimeter afstand van el
kaar Begin vervolgens met een dun
koordje bij C en rijg kruisvormig de
twee zijden AC en BC aan elkaar. Maak
een mooi strikje aan de bovenkant en
een gaatje in de bovenpunt.
Hij trippelt over 't dak.
Een grote grijze natte man
met een wijde mantel aan.
Tik tak tik tak
hoor ik op het dak.
De kraai klapwiekte verkleumd over
het witte winterbos en bracht zijn bood
schap aan de vogels. „Vergaderen",
kraste hij, „vergaderen in de oude den."
Er kwamen maar weinig antwoorden
op zijn gekras. Stijf van de kou en suf
van de honger zaten de meeste vogels
ergens weggedoken waar het minste
sneeuw lag.
„Wie weet heeft hij iets te eten ge
vonden", fluisterde een vink.
„Och kom. Je weet toch zelf dat er
niets meer ligt", kwetterde de koolmees.
„Ik heb gisteren alles afgezocht", riep
de Vlaamse gaai. „Dacht je heus dat die
oude kraai betere ogen heeft dan wij?"
„Laten we toch maar gaan", zei het
roodborstje. „Je kunt nooit weten."
Zo dachten alle vogels erover en een
kwartier later zat alles wat snavel en
vleugels had in de besneeuwde denne-
boom. Zelfs de wilde ganzen, die alleen
naar ons land komen als het heel, héél
koud koud is, waren gekomen.
„Er is goed nieuws", riep de kraai
toen ze allemaal om hem heen zaten.
„In de stad is eten."
„In de stad?" vroeg de Vlaamse gaai
verschrikt. „In de stad, bij de mensen?"
„Heus", kraste de kraai, „ik heb het
van de meeuwen. De mensen, vooral de
kleinen, hebben aan ons gedacht. Hun
tuinen en vensterbanken liggen vol en
iedereen is welkom."
„Ze willen ons misschien vangen en
in een kooi stoppen", fluisterde de gaai.
„Ze willen ons misschien eten", riepen
de wilde ganzen uit het noorden.
„Bij het zwart van mijn veren ver
zeker ik jullie dat je nergens bang voor
hoeft te zijn. De mensen hebben mede
lijden met ons."
„Medelijden?" vroeg het roodborstje.
„Wat is dat?"
„Het betekent dat ze ons willen red
den", kraste de kraai „Ze willen niet
dat wij doodgaan van honger."
De vogels bekeken elkaar. Wat waren
ze allemaal klein geworden. Het
vederpakje was iedereen te wijd.
„De mensen hebben gelijk", zuchtte
de vink. „Wij moeten gered worden."
„Zou het heus geen sprookje zijn?
Het klinkt haast te mooi om waar te
zijn. Eten genoeg voor iedereen...."
zuchtte de Vlaamse gaai.
„Het is geen sprookje", kraste een
stem helemaal boven uit de denneboom.
Ze keken allemaal op. Beverig en koud
zat Oehoe de uil in de top en knikte
met zijn kop. „Zo zijn de mensen", zei
hij. ,,'s Winters hebben ze medelijden."
Iedereen zuchtte van opluchting. Dan
durfden ze rustig te gaan. Als de uil
zei dat het in orde was, hoefde je je
geen zorgen te maken.
„Laten we dan maar meteen gaan,"
zeiden ze allemaal. Ze spreidden hun
vleugels al uit. „Oehoe vlieg jij maar
voorop", zeiden ze, „jou vertrouwen
we."
Maar de uil schudde van nee. „Jullie
kunt gerust gaan, maar voor mij zijn d3
mensen bang. En ik ben bang voor de
mensen. Toe maar, ga gerust.
Nog even aarzelden ze, maar in ge
dachten zagen ze allemaal de tuinen en
de vensterbanken van de mensen, waar
genoeg te eten was. Aan iets anders
konden ze niet denken. Zo gingen ze. De
kraai vloog voorop. Zo vlug hun stijve
vleugels hen dragen konden verdwenen
ze in een wolk naar de stad. En ja hoor:
alles wat de kraai verteld had was
waar. Er was genoeg te eten voor alle
maal en niemand deed de vogels kwaad.
Oehoe bleef waar hij was: in de top
van de denneboom. Het werd nacht en
de sneeuw stoof langs zijn kopje, dat
al helemaal suf en stijf was. Hij droom
de over het sprookje van veel eten,
maar toen hij wakker werd en die
koude witte wereld zag, was er niets
van over. „Zal ik toch naar de mensen
gaan?" dacht hij. Maar hij durfde niet.
De dag ging voorbij. Oehoe bewoog zich
haast niet meer. Het werd weer nacht.
Weer sneeuwde het en weer droomde
hij. Weer werd hij wakker. En net toen
hij dacht: het is niet waar, ik heb het
maar gedroomd, zag hij dat het bos ver
dwenen was. Hij woonde in een houten
huis waar het niet koud was. Op een
schoteltje lagen stukjes vlees voor hem
klaar. „Ik droom nog", riep Oehoe, maar
toen hij een stukje vlees op zijn stijve
tong proefde, wist hij dat het echt waar
was. De mensen hadden hem gered.
„Vader", riep een jongetje, „kijk eens,
de uil die we helemaal bevroren onder
de oude den hebben gevonden wordt
wakker. Hij eet."
Met twee tevreden oogjes knipoogde
Oehoe naar de mensen.
MIES BOUHUYS
Milly-Molly-Mandy is een leuk Engels
meisje, dat allerlei kinderlijke avon
turen beleefde, die door Joyce Lankes-
ter-Brisley zijn verteld in gezellige
boekjes met een heleboel tekeningen. Er
is een hele serie van, die nu ook in vlot
te vertaling in Nederland verschijnt.
De Milly-Molly-Mandy-reeks is een uit
gave van L. J. Veen te Amsterdam.
De uitgeverij Van Breda in Hulshorst
heeft een groot boek laten verschijnen,
dat door Aart van Breda werd samen
gesteld en waaruit je spelenderwijze
kunt leren hoe je allerlei leuke dingen
van papier kunt maken zonder lijm
pot of schaar te gebruiken. Met behulp
van „Het grote vouwboek" kun je veel
meer vervaardigen dan alleen maar
mutsen, zwaluwen en bootjes: bloemen,
doosjes, mandjes, ja zelfs een compleet
ameublement voor het poppenhuis!
Vraag er maar eens naar het is een
cadeau waar je lang plezier van hebt.
De schilder heeft een
nieuw werk gemaakt.
Maar het komt vast
niet in een museum
te hangen, want hij
heeft alle dieren, die
hij wilde afbeelden,
kriskras door elkaar
geschilderd, zodat
niemand eruit wijs
kan worden. Nie
mand? Wij geloven
dat jullie best kunnen
ontdekken hoe het in
elkaar zit en welke
dieren erop voorko
men Zoek maar eens
goed. Het zijn er zes,
waarvan er twee in
het water wonen.
De Amerikaanse Nationale Raad van
Christelijke Kerken heeft een speciale af
deling voor het Verre Oosten, welke afde
ling op ongeregelde tijden een China-Bulle
tin laat verschijnen. Kortgeleden berichtte
dit een aantal ervaringen, welke een depu
tatie van zes Britse Quakers tijdens een be
zoek aan China hadden. Ze waren daar als
gasten van het Chinese Vredescomité, maar
ontvingen velerlei gelegenheid om met
Christengroepen in China samen te komen
voor bespreking en eredienst.
Zij bezochten Peking, Sjanghai, Nanking
en andere plaatsen. Volgens mededeling
van de deputatie functioneerde de kerk
normaal in de plaatsen, welke zij bezoch
ten, met een opkomst van vijftig tot hon
derd personen, en in Sjanghai en een en
kele andere stad zelfs tot vijfhonderd',
waaronder een behoorlijk aantal jeugdigen.
In Sjanghai zijn tweehonderd kerkgebou
wen open, in Han.kou zestig, in Kanton vijf
tig, in Chunking bijna dertig. Nadat China
communistisch werd, was aanvankelijk het
ledental der kerk gedaald, waarbij de op
merking werd gemaakt, dat het meestal
„rij'it-Christenen" waren, die de kerk ver
lieten. Dit verlies zou zich nu hebben her
steld. Van de Lutherse Kerk wordt bijvoor
beeld bericht, dat deze in 1949 een ledental
had van vijfenzestigduizend en nu van
zeventigduizend.
De belangrijkste activiteit van de kerk
naast de eredienst is de bijbelstudie. Elke
kerk had zijn wekelijkse avondklas voor dit
doel. In verband daarmee wordt gemeld
dat de vraag naar bijbels steeds voortduurt.
Het Chine: e Bijbelhuis in Sjanghai heeft
juist een nieuwe uitgave van de Chinese
Bijbel verzorgd. Men had verwacht dat
drieduizend exemplaren voorlopig voldoen
de zouden zijn, maar gezien de aantallen
die verkocht worden, zal de vraag spoedig
het aanbod te boven gaan. Er is geen rege-
ringsbeperking inzake de aantallen, welke
mogen worden gedrukt.
Tijdens de revolutie zag het er donker uit
voor de toekomst van de Kerk, vooral ook
door het verlies van buitenlandse hulp in
financiën en personeel. Nu gevoelen de
Christenen, dat diit verlies integendeel een
zegen werd: allereerst heeft het het gevoel
van verantwoordelijkheid doen toenemen
onder d'e leden van de Chinese Kerk, die
nu mild bijdraagt voor de kerkelijke uitga
ven en vervolgens heeft het feit, dat de
kerk nu zuiver Chinees is in de leiding, het
stempel van „vreemde godsdienst" verwij
derd. De Nationale Ch-ristenraad functio
neert nog steeds actief. De Luthersen en de
Zevendedags Adventisten zijn daar nu bij
aangesloten.
De Chinese Kerk voelt zich als een deel
van de grote beweging voor nationale ver
betering, welke de gehele natie doordringt
en welke verantwoordelijk is voor zoveel
treffende veranderingen in conditie en ge
drag van het volk. De Christenen konden
hier niet apart blijven staan en zij zijn blij
in staat te zijn om er aandeel in te hebben.
Dit betrokken zijn in het leven der natie
brengt zowel voor hen als voor alle Chinese
burgers beperking mede van gedachten en
activiteiten. Zij zijn niet in staat om oppo
sitie te voeren tegen de regering en het
moet gezegd worden dat waar vervolging
plaats vond, door de autoriteiten werd ver
klaard dat politieke dwalingen er meer de
oorzaak van waren dan het godsdienstig
geloof. De toegangswegen tot kennisneming
van westers denken zijn afgesloten in de
visie op de aangelegenheden van de gehele
wereld is dan ook gekleurd door die van de
Chinese regering.
De Rooms-Katholieken hebben het in
China moeilijker dan de Protestanten. Tel
kens handelt het China-Bulletin over een
anti-Rooms-Katholieke campagne in China,
terwijl op Protestants erf slechts een enkel
geval genoemd wordt van onderdrukking
van een Christelijke jeugdbeweging. Wat
deze christelijke jeugdbeweging betreft,
publiceert de deputatie een uitlating van
mrs. J. H.'Sun, nationaal presidente van
de IJ.W.C.A. in China: „Er zijn vijfentwin
tigduizend actieve leden en alle religieuze
activiteiten gaan door als voorheen."
Toch gehalveerd
Verschillende van de bovengenoemde be
richten zien er op het eerste gezicht gunsti
ger uit dan zij in werkelijkheid zijn. Wan
neer de gewone opkomst in een kerkdienst
op vijftig tot honderd wordt gesteld en in
enkele steden maximaal op vijfhonderd,
dan valt hier niet anders te constateren dan
een enorme teruggang. Wanneer wij terug-
dienken aan het kerkbezoek van vijfentwin
tig jaar geleden, zowel in de dorpen als in
de kleinere steden, dan moeten wij conclu
deren dat het kerkbezoek ongeveer gehal
veerd is. Ook wat de bijbelvoorziening be
treft is het. bericht niet bepaald opwekkend'.
Een nieuwe druk van drieduizend exempla
ren zou alleen al voor Java bruikbaar zijn
of voor de stad Singapore en hier wordt een
uitgave bedoeld welke voor geheel China
bestemd is.
Maar al is er dan geen aanleiding tot
laaiend optimisme de kerk van Christus
in China leeft nog en werkt nog. O
3 MAART 1956
HONDERDTACHTIG FOTO'S vormen
de inhoud van het zojuist verschenen
Photography Year Book 1956, een bloem
lezing uit het werk van vele fotografen
uit Europa en Amerika, bekende en on
bekende. De keuze van de samenstellers
is, zoals uit de hierbij gereproduceerde
voorbeelden te zien is, een bijzonder ge
lukkige geweest. Het enige bezwaar dat
wij tegen dit boek hebben is, dat er met
typisch-Engels conservatisme wordt vast
gehouden aan het ietwat zonderlinge sy
steem de uitgekozen opnamen naar landen
van herkomst te rubriceren, alsof er een
specifiek-Duitse, Britse, Amerikaanse of
wat voor andere „nationale" lichtbeeld
kunst zou bestaan
Vroeger, zo omstreeks de dertiger jaren,
kon er nog wel sprake zijn van bepaalde
nationale voorkeuren en werkwijzen in de
fotografie. De Russen waren bijvoorbeeld
In „Erbij" van 11 februari hebben wij
een verslag geplaatst van een bezoek,
dat een onzer medewerkers aan de „vul
penprofessor" Ten Hoope heeft gebracht.
Er is daarop een stroom van schrifte
lijke protesten bij ons binnengekomen.
In alle brieven vonden wij hetzelfde
feit vermeld: toen de heer Waterman in
1893 zijn vulpen uitvond, bestond er al
een ander merk, dat dus ouder is. Wij
zijn de vele briefschrijvers dankbaar
voor hun correctie en stellen op hun ge
zag gaarne vast, dat de vulpen „Caw" al
in 1890 bestond. Er blijken zelfs nog
exemplaren van toen in gebruik te zijn.
Omstreeks dat jaar bracht de construc
teur A. C. Brown te New York de eerste
vulpennen in omloop. Reeds in 1894
werden de naam Caw en het bijbeho
rende beeldmerk gepatenteerd. Aan die
naam is een aardige anecdote verbon
den „Vader" Brown werd op het idee
van vulpenfabricage gebracht door een
ver familielid, Hendrik Crawford, na
zaat van de Nederlandse emigrant Hen
drik van de Kraaienvoorde, die als ver
slaggever in de Amerikaanse burgeroor
log, het gebruik van pot en inkthoorn
moede, een primitief apparaat in elkaar
knutselde van met een kurk gesloten
bamboe. Deze Crawford bezat een tam
me kraai, die hem op al zijn tochten
vergezelde en bij voorkeur plaats nam
op de inktkoker, aldus het indopen be
moeilijkend. Deze gewoonte zou de aan
leiding tot de uitvinding zijn geweest.
Het beeldmerk van de Caw-vulpen is
aldus een teken van dankbare ereschuld
aan de vogel, die de inspiratie leverde.
befaamd om hun imposante foto's van
machtige fabriekscomplexen en machines
in-werking, de Hongaren om hun zonnige
„tegenlichtjes" met soft-focus-lenzen, de
Britten om hun verfijnde, maar weinig
opwindende portretten, die eigenlijk zui
vere fotografische navolgingen waren van
de stijl van de grote portretschilder Sar
gent.
De moderne fotografie daarentegen is
volkomen internationaal georiënteerd. Er
zijn wat stromingen, als in elke andere
kunstvorm, van experimentelen en non
conformisten, maar die verdwijnen meest
al even snel als zij gekomen zijn. De over
grote meerderheid der fotografen (ama
teurs zowel als professionals) zijn tot de
overtuiging gekomen, dat de fotografie een
universeel uitdrukkingsmiddel is, dat
slechts ruimte biedt voor persoonlijke
en zeker niet voor „volkseigen" inter
pretaties. Het doet dan ook enigszins ata
vistisch aan, in het voorwoord van Photo
graphy Yearbook te lezen, dat dit systeem
van groeperen der uitgekozen foto's naar
nationaliteit „gelegenheid biedt tot het ma
ken van vergelijkingen tussen het werk van
fotografen uit verschillende landen". Elke
werkelijk belangrijke fotograaf van heden
is immers voor alles individualist en zijn
werk zal bijgevolg slechts te vergelijken
zijn met dat van andere individualisten.
Afgezien van dit ene bezwaar als het
een bezwaar mag heten is de hier bij
eengebrachte collectie foto's naar onze me
ning wel representatief te achten voor het
beste werk, dat er op het ogenblik door
het internationale fotografendom gepres
teerd wordt, al kan zij de unieke verzame
ling in het eerder besproken Amerikaanse
tentoonstellingboek „The family of man"
toch niet doen vergeten. De algemene ten
dens van de hier getoonde opnamen is, dat
de fotografen uit de school van Life en
Paris Match nog altijd een overwegende
invloed uitoefenen op vrijwel iedereen die
een camera hanteert: de „human interest"
is steeds hoofdzaak, de zuivere fotografie
van landschap en stilleven raken steeds
meer op de achtergrond. Men zoekt vooral
onderwerpen die leven, bewegen of op
andere manier „vitaliteit" en actie ver
beelden. zelfs als dit ten koste van de
technische perfectie, de stofuitbeelding en
de scherpteweergave gaat. Men kan het
ook zo zeggen, dat de fotografie bezig is,
zich los te maken uit het dwangbuis van
de techniek om zich in „artistiek" opzicht
grotere vrijheden te kunnen permitteren.
Een treffend voorbeeld daarvan is de
hierbij gereproduceerde opname van een
wielrenner door de Engelse fotograaf Da
vid Moore, waarin beeldscherpte en beeld
kwaliteit bewust opgeofferd zijn teneinde
de suggestie van snelheid zo sterk moge
lijk tot uitdrukking te kunnen brengen.
Het procédé is niet nieuw, maar zelden zo
indringend uitgebeeld als hier
Het enige criterium voor een goede foto
is, alle gewichtige salonjury's en diepzin
nige analyses ten spijt, nog altijd de vraag,
of zij op het eerste gezicht „aanspreekt".
Michael Friedels opname van het ietwat
existentialistisch aandoende danspaar on
der de lichtslingers heeft die zeldzame
kwaliteit, hoewel wij met geen mogelijk
heid zouden kunnen verklaren waarom.
Misschien is het de stralende levensblij
heid op de gezichten der twee jonge men
sen, zo gelukkig ondersteund door de fees
telijke lichtjes, die deze plaat zo onweer
staanbaar maken. Misschien zien wij er
iets van onze eigen jeugdherinneringen en
verloren illusies in terug wie zal het
zeggen? En wat doet het er toe, zolang er
fotografen zijn, die het leven en het jong-
zijn zo op heterdaad weten te betrappen?
Terwille van het contrast tenslotte de
opname, die Jack Esten maakte van een
grimmig alledags-tafreeltje in roerig Ke
nia: een aantal inboorlingen, verdacht van
Mau-Mau-sympathieën in een Brits ge
vangeniskamp. Ogenschijnlijk alleen maar
een documentaire persfoto, maar toch ook
meer dan dat, want hoe voortreffelijk sug
gereert de perspectivische werking van de
voorgrondfiguur een Britse soldaat met
het machinegeweer in de aanslag hier
de macht van de sterkste tegenover het
groepje hulpeloos samenhurkende gevan
genen tussen het prikkeldraad: een sym
bool van rassendiscriminatie en onder
drukking, dat in al zijn triestheid helaas
ook een document humain is. H. C.