Tussen verre visser en Noordzee
trawler: een type met toekomst
'JE
Eerste visserij schip met
loopschroef en 1000 pk
NIEUWE „AMSTERDAM" TER PROEFVAART
Zwaarverteerbare filmkunst
voor Velsens Liga
Trouwe arbeider Koninklijk gewaardeerd
Moord met staatsie
FEUILLETON
Heringa Wathrich
BLIKSEMAFLEIDERS
Castricumse kunstschilders
willen in zomermaanden
exposeren
,ll< voel
Televisie-kijkavond voor
VAR A-leden
De heer L. van Zutphen veertig jaar bij VGZ
door Wil Wanting
l
Van een redacteur)
DAAR, WAAR DE EEUWIGE VLAM van Pernis boven de
Nieuwe Waterweg wappert en de tanks van de olievelden in
grijze slagorde de haveningang van het oude Vlaardingen
dreigen te blokkeren is gistermiddag een proefvaart ten einde
gekomen de proefvaart van IJmuidens eerste na-oorlogse
trawler, die van een Nederlandse werf te water gleed. De
trawler was de „Amsterdam de rederij D. Joh. Krijger en
de werf Boot in Leiden. En toen aan de kant van de Koningin
Wilhelminahaven in Vlaardingen de werfvlag gestreken en
de rederijvlag in top gegaan was, is op het nat-aangeslagen
werkdek van deze duizend paarden sterke werker een kort en
goed woord over deze aanwinst voor IJmuidens trawlervloot
gezegd: „Een prima schip, dat de toets van alle critiek weer
staat".
Daar konden de bouwers van Boot het mee doen na alle moeilijkheden, die zich
rond de bouw van de „Amsterdam" hebben afgespeeld de heer P. Boot duidde
er nog even op in zijn overdrachtspeech en degenen, die de proefvaart van het
trotse schip naar Hoek van Holland en terug hebben meegemaakt, hebben de
tevreden uitspraak van de reder volmondig kunnen bevestigen: dit is een goed,
zeewaardig schip. Maar het is meer, want deze eerste trawler van Nederlandse
bodem met zijn machtig Krupp-hart (dat het even liet afweten op de helft van de
reis, waardoor de proefvaart aanzienlijk langer duurde dan bedoeld was) is het
eerste Nederlandse vissersschip, dat uitgerust is met een „loopschroef" tot nu
toe zijn de trawlers en kotters onder Hollandse merken gebouwd met een zoge
naamde „compromisschroef".
De loopschroef zorgt er voor, dat de
sterke diesel, wanneer er geen reduktie
wordt toegepast en er 750 paarden op de
schroefas worden afgegeven bij een snel
heid van vijf mijl 10.800 kilo belasting kan
hebben. En dat er dan nog kan worden
„opgeladen" tot 1000 paardekrachten, wan
neer zulks ter visserij nodig is.
Niet alleen uit dit oogpunt, maar ook
door de robuuste en doordachte bouw zou
deze „Amsterdam" wel eens het prototype
kunnen zijn van de trawler, die groot ge
noeg is voor de verre visserij, maar niet te
groot voor de Noordzee, zodat er een wijd
gebied mee kan worden bestreken en er een
grote rentabiliteit mee kan worden gehaald.
De Waterweg op
Met een schare genodigden aan boord,
waaronder vertegenwoordigers van scheep-
vaartinspektie, werf en machinefabriek
Straatman in Dordt, die de Krupp inbouw
de, is de „Amsterdam" onder kommando
van schipper Rein Groen om half elf de
zonbeplekte rivier opgeschoten met een
brede snor van schuim voor de boeg en een
trotse reder op de brug. Tegen de tien mijl
draaide het hart er zonder haperen direct
al uit en op de gemeten mijl kwam men
daar nog flink overheen de topsnelheid
zal dus in de buurt van de dertien mijl
liggen en dat is een beste gang voor een
thuisstomende trawler, die vis van IJsland
naar de wal vaart. Want dat is toch wel de
bedoeling van de heer Krijger, die al eerder
zijn sterp verhief, yoor het .experiment in de
verre wateren en die ook nu nog gelooft in
een markt voor het gefileerde, verre pro-
"dukt. Alleen niet met een tè groot schip
voor een partikulier zou bijvoorbeeld
een fabrieksschip niet te betalen of te
exploiteren zijn. Overigens denkt hij wel
aan uitbreiding van de vloot met nog één
of twee van deze schepen en zijn tevreden
heid met de nieuwe „Amsterdam" kan de
Leidse bouwers de hoop geven, dat die
eventuele orders weer in de Sleutelstad
terecht komen.
Visruim als een zaal
Want het is een schip geworden, waarin
met de ruimte gewoekerd is, zonder dat er
op de essentiële punten tekort is gedaan
aan de behoeften, dat visruim lijkt een zaal,
vooral als de lanen vloer is weggenomen: er
kunnen een kleine 3000 kisten verse vis en
een 3200 tot 3400 kisten haring gestouwd
v/orden.
Niet in aluminium overigens, want daar
wil men nog wel eens van terugkomen,
ondanks de hygiënische voordelen, die er
onmiskenbaar aan kleven. Want de gang
bare aluminium profielen hebben het na
deel, dat de vis, die onderop terecht komt,
de indruk van deze profielen zo zwaar in
zich krijgt gedrukt, dat ze orfverkoopbaar
is en dat kan wel eens een aanzienlijk be
drag schelen op de besomming. Dus heeft
de „Amsterdam" houten keeën.
Een deskundige, die daar enigszins ver
baasd over de ruimte in rondstapte, kwam
met de opmerking, dat op den duur mis
schien plastic viskisten de oplossing zullen
geven van dit aloude probleem der verpak
king. Viskisten dan, die van producent tot
konsument reizen en in een soort „archief
systeem" in de ruimen kunnen worden ge
schoven.
Radar mogelijk
Bovendeks is deze „Amsterdam" het
aanzien evenzeer meer dan waard, want
v/ie de scherpe lijn van deze trawler en zijn
frisse groene huid, het over één kant
dichtgebouwde dekhuis zodat er alleen over
stuurboord gevist zal worden zijn sierlijk-
gelijnde schoorsteen nader bekijkt, komt
allicht onder de indruk van de afwerking,
die ontwerper A. Borgart, adviseur Van
der Windt en werfman Boot samen aan
deze stoere visserman gaven.
Hij zal zijn bewondering mogen volhou
den, als hij het schip betreedt: van brug tot
messroom en toiletten is het even doelmatig
als gerieflijk gebouwd.
Op die brug zal schipper Groen het kom
mando voeren. Hij zal er alle hulp bij krij
gen, die de nautische techniek hem kan
bieden: van een Decca apparatuur tot een
Hughes-echolood en een Fischlupe, een
draairuit en eventueel een radar-installatie,
als de IJM 28 de verre wateren mocht gaan
opzoeken. De elektrische winchmotor van
180 paarden is van de brug af te bedienen
en daar kunnen van iedere trommel 1000
vadem lijn mee door de zee worden ge
haald, gespreid door de eerbiedwaardige
trawlborden, die onder de eveneens mach
tige galgen tegen de reling staan.
In de motorkamer
Achter de brug de kaarten- en radio-
kamer en de schippershut en daarnaast een
directe verbinding met de bemanningsver-
blijven en de motorkamer. Een zaal van
een motorkamer is het geworden, om de
zescylinder diesel met zijn huipmotoren op
te bergen en een schep beton is om de ver
ankering van het werkpaard gegoten, om
een zo stabiel mogelijke inbouw te ver-
-zekeren. -Pat de rrwtpc stevig op zijn ver-
aukering/ligt, is.tijSens deze proefvaart wel
gebleken: er is nauwelijks een trilling
merkbaar, ook niet als de volle 370 „klap
pen" uit de krukas komen.
En de manschappen zullen niets te
klagen hebben over hun onderkomens,
twee messrooms en een ruim logies,
hutten voor de officieren en een droog
„onderdoortje" naar het dek, een kom
buis om een huisvrouw jaloers te ma
ken en een centrale verwarming, die
het desnoods tegen de poolkou op kan
nemen.
Zodat het niet te verwonderen is, dat de
werf met plezier dit „visitekaartje" toonde
zijnde de eerste trawler, die sinds 35
jaar haar helling heeft verlaten. Evenmin
als het verbazingwekkend kan zijn, dat het
buitenland al felle belangstelling aan de
dag legt voor dit type schip en zelfs voor
de „Amsterdam" zelf, maar aangezien
reder Krijger in de eerste plaats reder is,
heeft hij al die aanbiedingen voorlopig in
beraad gehouden.
Namens de werf en de machinefabriek
heeft de heer P. Boot het schip laat in de
middag overgedragen. Hij voegde daarmee
de laatste woorden toe aan het „bouwboek"
van dit schip en uitte zijn dank jegens de
rederij voor het in de werf gestelde ver
trouwen, terwijl de scheepsontwerper A.
Borgart eveneens in de dank .betrokken
werd, omdat zijn geestelijk produkt zulk
een goed en zeewaardig schip is gebleken.
Mevrouw Krijger heeft daarna de stede-
vlag van Amsterdam in top gehesen en
daarmee het schip overgenomen; haar man
stelde vast, dat goede wijn geen krans be
hoeft, zodat hij kon volstaan met zijn dank
te uiten jegens allen, die meewerkten van
deze IJM 28 een juweel te maken. Speciaal
afc nu 72-jarige heer Van der Windt, die
door deze nieuwe trawler alweer heel wat
zorgen aan het hoofd heeft gehad, werd in
dit dankwoord betrokken en de heer Krij
ger besloot zijn toespraakje met de woor
den, dat de tweede trawler van dit slag
wellicht een „Rotterdam" wordt.
ADVERTENTIE
HAARLEM
Een der boeiende beelden uit Herman v. d. Horsts Rotterdam-documentaire Houet
zo" - een beknopt epos over de opbouw der Maasstad, dat gisteren in het
voorprogramma der Filmliga Velsen draaide.
De Castricumse kunstschilders, die op 24
en 25 februari in hotel De Rustende Jager
hebben geëxposeerd ten bate van het
comité „Televisie-toestel Ouden van Da
gen" overwegen om in het zomerseizoen een
expositie te houden en daarvan een traditie
te maken.
Men stuit echter op een grote moeilijk
heid in de vorm van geschikte zalen, daar
die van de hotels in de gemeente in de
zomermaanden voortdurend in gebruik zijn.
Nochtans willen de kunstschilders hun
plan toch waar maken en op een eerdaags
te houden bespreking zullen zij trachten
hiervoor een oplossing te vinden. Men wil
ie expositie gaarne houden in het kader
/an het zomerprogramma der plaatselijke
VVV, die niet ongenegen is haar medewer
king te verlenen.
ADVERTENTIE
Hoe is het mogelijk, dat ik zo
prikkelbaar en vermoeid ben ge
weest? Totaal verdwenen!
Sinds mi) aangeraden werd om
Sanatogen te nemen en ik mijn
eerste busje gebruikt heb, is alles
reeds anders geworden. - Mijn
huisgenoten klagen niet meer
over mijn humeur; ik heb weer
plezier in mijn werk. Volg mijn
voorbeeld: Neem ook
J Wr het zenuwsterkend tonicum
„Maar weet je dan niets van alles, wat we je vragen?", vroegen de heren streng.
„Nee, meneer", snikte Pommeltje wanhopig. „We hebben op school alleen nog maar
de tafel van acht gehad."
Toen barstten de deftige Bollebozen in schaterlachen uit.
„Hahahaha En dat jongmens wil in Bollebozenland komen wonen. Hahaha."
En de oudste heer, die er nog geleerder uitzag dan de anderen, keek streng op
Pommeltje neer.
„Je hebt je erg vergist", zei hij. „Wie in Bollebozenland wil komen, moet alles weten,
wat in die zevenduizend boeken daar staat. En zover ben je zeker niet, duswe
zullen je maar gauw terugsturen naar je eigen school."
Alle heren knikten
Ondanks weerspannigheid
In de zaal van 't Centrum in Beverwijk
was dinsdagavond geen plaats meer open,
toen daar de V.A.R.A.-leden voor een tele
visie-bijeenkomst bijeen waren, en toch
meenden enkele knapen dat men hen toe
gang moest verschaffen. De zaalhouder en
het bestuur voelden daar niets voor, maar
het bleek dat de jongens niet voor rede
vatbaar waren, zodat tenslotte de politie
verscheen en de weerspannige jeugd weg
trok, hevig protesterende.
De voorzitter van de afdeling, de heer F.
G. Lampink, had nog net tijd de „kijkers"
een genotvolle avond toe te wensen, toen
het programma begon met beelden over de
hoge waterstanden in Limburg, waar de
Geul en de Maas spanning veroorzaken en
in Duitsland, waar het water in de Rijn in
één dag twee meter is gestegen. Vandaar
werd een reisje gemaakt naar Italië, waar
men kon aanschouwen hoe duizenden een
bezoek brachten aan de 80-jarige Paus Pius
XII. Vandaar ging het weer naar Neuren
berg om kennis te maken met de speelgoed
industrie daar ter plaatse, om tenslotte van
de weeroverzichtgever te vernemen dat het
de volgende dagen wel weer fris zal wor
den. Bijna twee uur lang werd hierna de
aandacht gevraagd voor het blijspel „Hel
den" van de Engelse auteur G. Bernard
Shaw. Tot slot een reportage van de zes
daagse te Parijs, met Maurice Dieudonné
als commentator.
De heer Lampink deelde ten slotte nog
mede, dat men had besloterl om op zaterdag
24 maart weer een kijkavond te beleggen.
Het programma vermeldt dan „Cees de
Lange ontvangt" en een bijprogramma.
Met een ijle, soms haast kinderlijke pa
rafrasering van de Christelijke filosofie,
zoals de Zweedse regisseur Alf Söberg
haar neervlijde in de film „Himlaspelet",
heeft de Filmliga Velsen gisteravond in
Rex haar maartprogramma getoond. Maar
niet alleen met deze opvallende film, ook
met de beide documentaires „Houen zo"
en „Strijd zonder einde". Zoals de inleider
van deze avond de heer W. de Vogel te
recht opmerkte is de montage een van de
hulpmiddelen, die de filmkunst een grote
K mee kunnen geven en in een anecdotisch
verhaal gaf hij daarop een toelichting, die
aan duidelijkheid noch humor iets te
wensen overliet. „Houen zo", het filmge
dicht van Herman van der Horst over de
wederopbouw van Rot
terdam bereikt mede
door een geraffineerde
montage en een prach-
tie gebruik van het ge
luid de overredings
kracht, die de cineast er
mee bedoelde: in straffe
beelden dwingt hij de
aandacht naar het tem
po, waarin de Maasstad
aan haar noodlot ont
kwam en deze film toont elke keer weer
nieuwe schoonheden aan degenen, die haar
al meermalen zag.
Bert Haanstra's „Strijd zonder einde",
gemaakt in opdracht van het Shell-concern
over. de bestrijding van insecten en speci
aal van sprinkhanen heeft diezelfde directe
zeggingskracht, maar gebruikt andere mid
delen. Al is de kleur van deze rolprent be
slist niet geslaagd, de bijna volmaakte wij-
VOOR DE HEER L. van Zutphen, eerste metselaar in de bouwafdeling van Van
Gelder Zonen N.V. Koninklijke Papierfabrieken, was het dinsdag een aangename
ervaring om met zijn vrouw en kinderen wegens zijn veertigjarig jubileum en in
aanwezigheid van de heer J. H. Smidt van Gelder jr., bedrijfsdirecteur, op het stad
huis van Beverwijk te worden ontvangen.
Hier was het burgemeester mr. H. J. J. Scholtens, die de jubilaris in een hartelijke
toespraak mededeelde, dat hem wegens langdurige trouw de koninklijke onder
scheiding met de bronzen eremedaille, verbonden aan de Orde van Oranje Nassau
was ten deel gevallen, waarna de versierselen werden opgespeld.
Op het bedrijf werd het gezelschap ver
volgens ontvangen door de heer Smidt van
Gelder, in tegenwoordigheid van de heer
P. J. Elmers, chef van de bouwafdeling.
De bedrijfsdirecteur, die. dit jubileum voor
de heer Van Zutphen zowel als voor het
bedrijf belangrijk achtte, herinnerde in een
hartelijke toespraak aan de bijzondere
staat van dienst van de jubilaris, die van
1916 af tot in de oorlogsjaren in de papier-
fabrikage werkzaam was en op één na de
hoogste functie aan de papiermachines,
droger, had bereikt. Omstandigheden
dwongen de jubilaris afscheid te moeten
nemen van de continudienst en toen na
1945 de gelegenheid zich voordeed kwam
de heer Van Zutphen als opperman in de
bouwafdeling. Een prestatie noemde de
directeur het en een uiting van vastberaden
wil om toen nog een herscholing te be
ginnen, tot het metselaarsvak en zich in
de laatste jaren een zodanige vakkennis te
hebben eigen gemaakt, dat de jubilaris
thans eerste metselaar is.
De verdiensten van de heer Van Zutphen
werden gehonoreerd met het vererend ge
tuigschrift van de Maatschappij voor Nij
verheid en Handel en de daarbij behorende
grote zilveren legpenning.
Met gelukwensen van de directie schonk
de directeur als huldeblijk een enveloppe
en de draagmedaille, behorende bij het pas
verworven eremetaal.
Bovendien ontving de jubilaris een
schriftelijke felicitatie van de hoofddirec
tie. Mevrouw Van Zutphen, die thuis al
een fleurige attentie van de directie mocht
ontvangen, kreeg een foto in lijst van haar
man „als actief metselaar".
In gebouw „Concordia", waar collegae
en personeelsleden van de bouwafdeling
zich hadden verzameld, was het de heer
Elmers, chef, die zich vooral de tijd her
innerde, die de jubilaris in zijn afdeling
heeft doorgebracht. Bijzonder had het hem
getroffen, dat de heer Van Zutphen heel
wat moed heeft weten op te brengen om
op latere leeftijd een geheel nieuw, en niet
eens zo gemakkelijk vak aan te leren, waar
het mede gaat om het lezen van tekeningen
en metselverbanden te doorgronden. De
chef schetste het grote doorzettingsvermo
gen van de jubilaris en zijn vastbijten in
vraagstukken, die het metselwerk betref
fen. Dat des jubilaris verdiensten groot
zijn kon de heer Elmers overigens vast
stellen uit de promotie tot eerste metse
laar. Met hartelijke gelukwensen bood de
chef een fraaie aquarel van „De Nollen"
aan, geschilderd door de heer A. F. Blok,
schildersbaas, die als amateur-kunstschil
der een goede naam heeft.
Namens de bouwafdeling en bovendien
als voorzitter van de fabriekskern, stelde
de heer A. Boon de menselijke kwaliteiten
van de jubilaris in het licht.
In haar woning aan de Boeweg te Be
verwijk mocht de familie Van Zutphen nog
vele blijken van belangstelling ontvangen.
ze, waarop Haanstra laat meeleven met de
eindeloze oorlog tegen het insect, dat elk
moment weer de mensheid belaagt, maakt
ook deze documentaire tot een stuk filmi
sche schoonheid, dat waardig in het Liga
voorprogramma paste.
De hoofdfilm „Himlaspelet" is als het
ware een kalmerend middel tegen de haas
tige rolprenten vol bombast en glamour,
waarmee de bioscoopprogramma's sinds
jaren overstroomd worden en dat is wel
licht de reden, waarom zelfs een select pu-
bli.ek als dat van een liga niet altijd meer
wennen kan aan deze opzettelijke traag
heid. Traagheid immers, die bij het onder
werp past bij de breed uitgemeten re
gels uit de evangeliën en de langzame le
venssfeer op het Zweedse platteland. Daar
speelt dit simpele verhaal namelijk in
het district Dalekarle, waar de mensen
hun huizen versieren met bijbelse motie
ven. Daar woont ook de jonge boer Mats,
wie het te goed gaat in het leven, dat hem
eerst slaat met een vernietigende slag. Zijn
meisje wordt hem ontnomen door de dom-
Jieid der dorpsgenoten, die in haar een
heks zien en Mats gaat de hemel zoeken.
Hij belandt daarbij echter op de brede weg
naar het materiële geluk, nadat de smalle
is afgebakend door de profeten, door Jo
zef en Maria en ook door de duivel. Maar
de duivel wijst de naar geluk verlangende
jongeman de gemakkelijke manier om rijk
te worden en Mats wórdt rijk en naar hij
denkt gelukkig. Het is echter een schijn
geluk, dat uitloopt op een laatste ronde
met de duivel en God de Heer. Het kwade
schijnt te overwinnen, maar tenslotte
wordt de hemel zijn beloning. en de
vrouw, die hem eens ontviel.
Het moet niet gemakkelijk zijn geweest,
deze materie zo vast te leggen, dat de pro
fanatie werd omzeild. Söberg zal, vermoed
ik, lang met zijn stof gevochten hebben,
voor hij haar neerlegde in dit „Himlaspe
let" en de hoofdverdienste van het werk
is dan ook, dat er een beklemmende waar
heid van uitstraalt: de waarheid van de
uiteindelijke zege der goedheid. Zij wordt
daardoor misschien zwaar te verteren,
maar daarnaast heeft deze film legio an
dere kwaliteiten het spel en de grime
zijn subliem, de fotografie is voortreffelijk
en de traagheid van het verhaal is overal
in evenwicht met de waardigheid van het
gegeven. Al zijn bepaalde scènes dan ook
wel iets tè langgerekt, waardoor de gou
den draad, die door deze fijnzinnige histo
rie loopt, onderbroken dreigt te worden.
Niettemin is dit film in de hoogste bete
kenis van het woord. Op de vleugels van
een idee zweven de beelden als het ware
over de toppen der menselijke fantasie en
men mag Söberg dankbaar zijn, dat hij te
gengif vermocht te mengen tegen de cel-
luloid-maaksels der haastige Hollywooders.
Aan de andere kant kan hij vaak niet
onder het verfilmd toneel uit het begin
is vooral daardoor te zoet geworden. Zo
dra echter de symboliek op gang komt en
doel gaat treffen, wordt deze Mats met zijn
verwonderde gezicht en zijn boerse geba
ren een volledig mens, zoekend naar recht
en gerechtigheid, die het kwaad vindt maar
het goede niet voorbij gaat. Helaas konden
ettelijke bezoekers door het vertrek van
de laatste trein de film niet tot het einde
aanschouwen, zodat er een ietwat hinder
lijk geloop naar de uitgang ontstond naar
mate de klok naar half twaalf ging.
Om de laatste honderd leden van de
filmliga vol te maken, heeft het bestuur
een eenmalige „reclame-actie" ontketend,
die elk lid, dat een nieuw lid opgeeft, een
gratis plaatsbewijs verzekert. Inmiddels is
voor het april-programma de kostelijke
Engelse auto-comedie „Geneviève" uitge
zocht en als het mogelijk is wil men in
de beroemde „Dreigroschenoper"
mei
draaien.
J. F.
13)
„U wilt mij spreken., inspecteur".
Ze had een rustige beschaafde stem en
zonder mooi te zijn had zij een prettig ge
zicht onder krullend donker haar en
zoals Enters met vrijgezellenroutine in het
taxeren van een vrouw dadelijk vaststelde
heel mooie donkerbruine ogen, die van
onder lange wimpers de beide politieman
nen vrijmoedig en heel klein beetje spot
tend misschien aankeken. Terwijl Van Abel
zich terugtrok, stelde Enters zichzelf en
Boekje voor en bood haar een stoel aan.
„Ja, inderdaad. We zouden u graag en
kele vragen willen stellen", begon hij. „U
weef natuurlijk wat de reden van onze
aanwezigheid hier is en van ons verzoek
aan u om hier te komen."
Juffrouw Dubois knikte ernstig.
„In de eerste plaats zouden wij het op
prijs stellen", vervolgde Enters, „indien u
ons enige aanwijzingen zoudt kun
nen geven, die wellicht voor de verdere
gang van ons onderzoek van nut zou kun
nen zijn". Dat was zo zijn gewone inleiding
van vrouwen, een kleine speculatie op het
algemeen verbreide verschijnsel der vrou
welijke mededeelzaamheid. Maar bij juf
frouw Dubois miste dit schot doel. Eventjes
onmerkbaar bijna, haalde zij de schouders
op en Enters meende in die reactie iets van
ergernis te bespeuren, omdat hij haar, de
intellectuele, vrouw zo'n doorzichtige vraag
stelde. Snel ging hij dan ook door en schoot
zijn tweede pijl af, pogend haar nu onver
hoeds te overrompelen:
„Kunt u ons vertellen, waar u zich eer-
gisterochtend, de ochtend van de laatste
lustrumdag, bevond om 8 uur en daarna?"
Maar weer liet juffrouw Dubois zich niet
van haar stuk brengen. Even dacht ze ge
concentreerd na: „Op mijn kamer, om
streeks acht uur kreeg ik mijn ontbijt en
om half negen ging ik uit."
„U ontbeet op uw kamer?"
„Inderdaad, als altijd".
„Was u al gekleed, toen het ontbijt bij u
gebracht werd?"
Zij knikte:
„Ik sta altijd vroeg op".
„En wie bracht u dat ontbijt?"
„Anneke, hoe ze verder heet weet ik niet.
We noemen haar altijd bij haar voornaam".
„Tot het moment dat u uitging, heeft
u uw kamer niet verlaten?", wilde Enters
nogeens nauwkeurig weten.
„Toch wel", vertelde juffrouw Dubois.
..Ik heb van het toilet gebruik gemaakt
en
„Dat is op dezelfde étage als uw kamer?"
interrumpeerde de inspecteur. Ze knikte
weer. „En verder?"
„Verder ben ik nog even beneden ge
weest om te telefoneren".
„Om te telefoneren?" Geïnteresseerd
keek Enters haar aan.
„Ja, ik wilde een collega bellen. Vanuit
de telefooncel op het gangportaal. Maar
die cel was op slot. En omdat ik ook Van
Abel op zijn kantoor hoorde telefoneren,
zodat ik daar ook niet terecht kon, ben ik
weer naar mijn kamer teruggegaan en heb
toen later vanuit het laboratorium opge
beld."
,Dus u vond de telefooncel op slot?"
vroeg Enters nogeens nauwkeufig.
„Dat zei ik u al", antwoordde mejuffrouw
Dubois ietwat kortaf.
„Was er iemand in de gang, toen u de
deur van de telefooncel probeerde?" Zij
dacht na.
„Ja, ik geloof het wel, ik geloof een
koetsier en een stalknecht, die uit de deur
van de diensttrap kwamen en die een hal
ster naar de tuinkamer droegen."
„Weet u ook wie dat waren?"
„Nee," gaf zij toe, „ik ken die mensen
niet."
Eters overzag de notities, die hij van dit
verhoor gemaakt had. Deze inlichtingen
waren belangrijk. Dan stelde hij zijn vol
gende vraag: „Heeft u later, totdat u uit
ging uw kamer nog verlaten?"
„U bedoelt, nadat mijn ontbijt opge
diend was? Nee, toen ik tevergeefs naar
de telefooncel was geweest en weer boven
terugkwam, vond ik Annneke juist bezig
mijn ontbijt klaar te zetten en zij kan ook
bevestigen, dat ik na dien tot ik wegging
niet meer van mijn kamer af ben geweest.
Want terwijl ik ontbeet, heeft zij mijn bed
opgemaakt en de kamer wat aan kant ge
daan. Anders gebeurt dat altijd later op de
ochtend, maar ze vroeg mij of ze het toen al
dadelijk mocht doen, want als zij die dag
vlug met haar werk klaar was, kon zij
's middags misschien vrij krijgen om naar
de optocht te gaan kijken. Natuurlijk vond
ik dat goed."
Ook dit alles werd door de inspecteur
genoteerd. Anneke Ratelaar, overlegde hij,
scheen het leven wel van de vrolijke kant
op te vatten: 's middags naar de optocht
kijken en *s avonds, zoals Boekje gehoord
had, alweer een aanbidder aan de deur
voor de illuminatie. Maar dit deed nu niet
ter zake. Nog gebogen over zijn aanteke-,
ningen vroeg Enters nu aaan juffrouw
Dubois: „Kende u dr. Rovaart?"
Opzettelijk gaf hij deze onverwachte
wending aan het gesprek.
„Niet persoonlijk", antwoordde zij, zon
der maar een ogenblik te haperen. „Van
naam natuurlijk wel, door mijn verloofde,
dr. Van Heukelom."
„Zo", dacht Enters, „daar windt zij ten
minste geen doekjes om. „Wat weet u over
de relatips van uw verloofde met dr. Ro
vaart?" vroeg hij verder. Nu scheen zij een
ogenblik wèl te aarzelen. En vergiste hij
zich, of trok er even een waas langs haar
heldere bruine, ogen? Maar zij antwoordde
correct: „Zij hadden geen andere dan we
tenschappelijke relaties, zoals die tussen
wetenschappelijke werkers aan verschil
lende universiteiten wel vaker bestaan".
„Wetenschappelijke relaties...." her
haalde Enters en dan met nadruk: „Bij ge
val ook een wetenschappelijke rivaliteit?"
Wéér observeerde hij aandachtig het ef
fect van deze vraag. Maar ze zag hem open
en onbevangen aan:
„Ik weet waar u op doelt, inspecteur: op
het professoraat hier in Illingen, waarin
dr. Rovaart werd benoemd. Die voordracht
en die benoeming waren voor mijn ver
loofde ongetwijfeld een teleurstelling. Maar
het zou misplaatst zijn daarom van een ri
valiteit tussen hen te spreken. Mijn ver
loofde heeft die teleurstelling sportief op
gevat en van zijn kant bestond er niet de
minste rancune".
..En van uw kant?"
Nu scheen zij oprecht verontwaardigd,
haalde de schouders op en keek langs de
inspecteur heen met de duidelijke bedoe
ling op die laatste vraag geen antwoord te
geven. En Enters, die geen conflict wilde,
negeerde deze houding en vroeg rustig:
„Waar bevond u zich op de avond van
de laatste lustrumdag, na 's avonds half
zes?"
Het antwoord van juffrouw Dubois be
vestigde de verklaring door het bellen
meisje tegenover Boekje afgelegd: om
streeks half zes was zij afgehaald door een
vriendin, wier naam en adres zij opgaf.
Met deze was zij rechtstreeks naar het
clubgebouw gewandeld der I.V.S.U., de II-
lingse Vrouwelijke Studenten-Unie, waar
die avond een diner was aangeboden aan
een groot aantal vrouwelijke assistenten
der universiteit. Tot na 12 uur was zij daar
gebleven. Met deze informaties was Enters
voorlopig voldaan en juffrouw Dubois
werd nu aan de zorgen van de weduwe
Ros toevertrouwd.
Het was half vijf geworden en Van Abel
moest meedelen „dat Proster nog altijd niet
thuis was gekomen".
Thans werd dr. van Heukelom geroepen.
Enters overzag nog even zijn laatste aan
tekeningen, waaronder vooral juffrouw Du
bois' mededeling over de afgesloten tele
fooncel zeer belangrijk was en sloeg een
nieuwe bladzijde in zijn notitieboekje op,
waar hij met keurige grote letters boven
schreef: dr. van Heukelom.
Binnen kwam een lange, rijzige man
van omstreeks 38 jaar, een sportief type;
dat zag de inspecteur onmiddellijk, maar
met het smalle gezicht van een intellec
tueel. Toch maakte hij ook de indruk van
een buitenman, althans van iemand, die
veel buiten is bij weer en wind. De licht
grijze ogen echter hadden iets vorsends,
iets, dat de naglans bewaarde van lange
avonden en nachten over boeken doorge
bracht onder het schijnsel van een stu
deerkamerlamp. Dr. van Heukelom was
een buitenman, maar dat zeker niet in de
zin van een boer. En ook het hoge gewelf
de voorhoofd waarboven het al dun wor
dende haar sporen van grijsheid vertoon
de, versterkte de indruk, dat hij vóór alles
een intellectueel was. (Wordt vervolgd)