Half miljoen woningen na
de oorlog gereedgekomen
Tweede Kamer is ongerust
over de prijzenbeweging
Italiaans operaconcert
Zo nodig ook beperkingen
op sociaal gebied
Er komt een afzonderlijk debat
over beperking van bestedingen
en investeringen
Minister Witte: „Dit jaar wordt
cijfer 70.000 bijna bereikt5
Woningbehoefte sterker
toegenomen dan verwacht
Minister Suurhoff:
Er is thans geen ruimte voor
verdergaande loondifferentiatie
DONDERDAG 22 NOVEMBER 1956
13
Gestegen bouwkosten van
arbeiderswoningen
Compensatie gevraagd
in de rijkssubsidie
Litterair legaat voor de
Staat der Nederlanden
„LANDBOUWCIJFERS
1956"
Parlementair commentaar
artistieke geschenken bij
Letterkundige opdrachten
A anzienlijke prestatie
Nieuw beleid
Meer dan 2 miljoen gulden
op Rode Kruisgiro 777
Ir. Knottnerus sprak over
landbouwpolitiek
Kerkelijk Nieuws
(Van onze Kamerverslaggever)
„In 1955 wierp minister Zijlstra zich op als de kampioen voor de handhaving van
de rust in lonen en prijzen. De rust in de lonen is niet gekomen en in 1956 is hij
nu alleen nog maar de kampioen voor de rust in de prijzen. En hij moet toegeven dat
het, door de hogere lonen,, de binnenlandse bestedingen zijn, die de oorzaak vormen
van de overbestedingen. Daaruit vloeit de neiging voort tot stijging van de prijzen,
dus waardevermindering van de gulden", aldus betoogde gisteren de heer Van
Leeuwen (WD) bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken in
de Tweede Kamer.
Het beleid dreigt minister Zijlstra uit de hand te lopen,, voegde de heer Neder-
horst (PvdA) er aan toe. De loonsverhogingen doorkruisen de prijsstabilisatie,
want in vele gevallen zijn of worden de loonsverhogingen toch doorberekend. Als
de produktiekosten stijgen is volgens de heer VanLeeuwen de politiek van prijs
stabilisatie een camouflage van de werkelijke toestand en een misleiding van het volk,
dat het onmogelijke als mogelijk wordt voorgehouden. De stijging van het loon is
uitgegaan boven de produktiestijging. Daardoor treedt de loon- en prijsspiraal in wer
king. Men kan daarom zeggen, dat de minister voor de loonpolitiek, minister Suur-
hoff, in hoofdzaak de waarde van de gulden beheerst.
Ongerust over de prijsbeweging was ook
de heer Hazenbosch (AR) omdat de
maatregelen tot beperking van het tekort
op de begroting ook een prijsverhogend ka
rakter dragen. De afschaffing van de sub
sidies op levensmiddelen en de aanpassing
(verhoging) van prijzen in de land
bouw dragen ook I *ot de prijsstijging.
Evenmin als de gevolgen van devaluatie
ongedaan kunnen' worden gemaakt, kan
dat ook niet met de gevolgen van een be
loningsinflatie, betoogde de heer Van
Leeuwen nog. Er komen nu nieuwe
elementen in het spel: het tekort aan olie.
Dat betekent minder welvaart. De heer
Nederhorst verklaarde dat de mone
taire autoriteiten te laat zijn geweest met
ingrijpen door maatregelen als disconto-
verhoging. Men loopt achter de feiten aan
als men wacht tot er een. tekort is op de
betalingsbalans. Het is niet meer te aan
vaarden dat een binnenlandse bestedings
beperking zou worden, ongedaan gemaakt
door een vergrote vraag uit het buiten
land.
B estedi ngsbeperking
Een discussie over het tekort op de be
talingsbalans en de overspanning van de
arbeidsmarkt alsmede het probleem van
lonen en prijzen was nog niet mogelijk om
dat het advies nog ndet is verschenen van
de Sociaal-Economische Raad over de
noodzakelijk geachte bested,ingsbeperking.
Na het verschijnen van het advies zal aan
de hand van een regeringsnota een afzon
derlijk debat worden gehouden over de be
perking van de particuliere investeringen,
de consumptie en de uitgaven van de over
heid. Bij dat debat hoopt men dan ook de
minister van Financiën en de minister van
Sociale Zaken aanwezig te zien achter de
regeringstafel.
Middenstand in de knel
De prijsstabilisatie veroorzaakt ook wrij
ving in de middenstand, zei de heer C o r-
nelissen (WD), die betoogde dat de
middenstanders wel hogere lonen moeten
betalen maar van een hoger inkomen ver
stoken blijven. De loonsverhogingen mogen
niet worden doorberekend, hogere lonen,
meer vakantiegeld, uitbreiding van vakan
tie, hogere huur, duurder telefoon, hoge
re gas- en elektriciteitstarieven, duurder
vervoer, dat alles moet worden betaald uit
de winst. De minister is van plan de prijs
stabilisatie onveranderd voort te zetten,
maar het is zeer de vraag of de midden
stand medewerking zal blijven verlenen,
indien de regering geen begrip heeft voor
zijn gerechtvaardigde verlangens. De mi
nister dreigt met een strenge prijscontrole,
maar hij kan niet bij iedeie winkel een
ambtenaar neerzetten. Door een soepele
prijsstabilisatie en belastingheffing zou
het de middenstander mogelijk moeten
worden gemaakt uit de winst te reserve
ren voor modernisering van de zaak en
voor de voorziening van de oude dag. Dat
Het bestuur van de Nationale Woning
raad heeft in* een brief aan de minister van
Volkshuisvesting en Bouwnijverheid uiting
gegeven aan zijn zorg over enkele ontwik
kelingen, die van belang zijn voor de ex
ploitatie van arbeiderswoningen.
De Nationale Woningraad becijfert dat de
bouwkosten voor arbeiderswoningen sedert
1953 met 28 a 30 percent zijn gestegen. Eind
1954 is door een verhoging van de rijks
subsidie op de arbeiderswoningen de toen
aanwijsbare stijging van de bouwkosten
opgevangen. Sedertdien echter komt de
voortgezette stijging (ongeveer 20 percent)
geheel tot uitdrukking in de huurprijzen.
Dat betekent dat de woningen, die thans
worden gebouwd, bij gelijke grootte en
kwaliteit alleen door de stijging van de
bouwkosten gemiddeld 1-65 per week
hoger in huur zijn dan de arbeiderswonin
gen, die in 1953-'54 tot stand kwamen. Voor
de grotere steden is het verschil waar
schijnlijk nog aanzienlijker.
De verhoging van de rentevoet, waarop
de exploitatie van de woningen moet wor
den gebaseerd, geeft eveneens aanleiding
tot een hogere huurprijs. Gedurende enige
jaren konden de voor de bouw nodige kapi
talen worden geleend tegen een rente van
3'/2 percent. Thans slagen de gemeenten er
ternauwernood nog in gelden aan te trek
ken tegen een rente van 4)4 percent. Het
verschil van percent leidt tot een ver
hoging van de huur met gemiddeld 1.50
per woning per week.
De Nationale Woningraad heeft naar
aanleiding hiervan aan de minister ge
vraagd te bevorderen, dat de rijkssubsidie
voor de arbeiderswoningen in evenredig
heid met de stijging van de bouwkosten
wordt verhoogd; dat in de rijkssubsidie
compensatie wordt geboden voor de stij
ging van de rente boven 4 percent s jaars,
en dat in de methodiek van de subsidie
regeling voor de arbeiderswoningen een zcv-
danige verandering zal worden gebracht,
dat in het vervolg wijzigingen in de ex
ploitatielasten van de woningen automa
tisch leiden tot evenredige verhoging of
verlaging van de rijkssubsidie.
is thans niet mogelijk en dat is de reden
waarom zo weinig jongemensen animo heb
ben hun vader in de zaak op te volgen.
Op het gebied van de kredietfaciliteiten is
inderdaad het een en ander tot stand ge
bracht, maar er zijn volgens de heer Cor-
nelissen nog te weinig branche-waarborg
fondsen.
Daarentegen vroeg de heer S c h m a 1
(CHU) zich af of ten aanzien van over
heidsmaatregelen ten gunste van de mid
denstand het verzadigingspunt niet was
bereikt. Ook de heren Van Eysden (AR),
Van den Heuvel (KVP) en Peschar
(PvdA) bespraken de positie van de mid
denstand in verband met de prijsstabilisa
tie.
Er is verder nog gesproken over de Euro
pese gemeenschappelijke markt, de atoom
energie, de Benelux en de Europese Kolen-
en Staalgemeenschap. Verscheidene spre
kers betoogden dat tijdig de gevolgen van
automatisering in het arbeidsproces onder
ogen moeten worden gezien. Vandaag zul
len minister Zijlstra en staatssecretaris
Veldkamp antwoorden.
Wijlen jhr. dr. M. R. Radermacher
Shorer, die op 5 augustus dit jaar in
Utrecht is overleden, heeft aan de Staat
der Nederlanden gelegateerd zijn verzame
ling boeken en plaatwerken. De verzame
ling moet onder meer een grote collectie
werken op het gebied van de moderne
Nederlandse letterkunde bevatten. De ge
hele verzameling bestaande uit vierduizend
tot vijfduizend delen wordt voorlopig be
waard in de koninklijke bibliotheek in Den
Haag en zal worden overgebracht naar het
museum Meermanno-Westreenianum in
diezelfde stad. Wanneer dit zal zijn gere
organiseerd tot een Museum van het Boek.
De minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen heeft dit legaat gaarne
aanvaard.
Het Landbouw Economisch Instituut
heeft in. samenwerking met het Centraal
Bureau voor de Statistiek een boekje uit
gegeven, waarin veile gegevens over de
Nederlandse landbouw zijn geoubliceerd.
Het heet „Land'bouwcijfers 1956" en zal
ieder, die met de land- en tuinbouw te
maken heeft, goede diensten bewijzen. Het
boekje biedt een uitgebreide verzameling
cijfers over de indeling van de cultuur
gronden, het aantal akkerbouw-, veehou
derij- en tuinfoouw-bedrijven, de produk-
tie, in- en uitvoer en over de bedrijfsre
sultaten. Cijfers over de veestapel, de
t.b.c.-bestrijding, de landbouwmechanisatie
en rationalisatie alsmede bedrijfsvergelij-
kingen zijn in „Landbouwcijfers 1956" op
genomen. Ook algemene gegevens over de
bevolkingsopbouw van ons land, de werk
gelegenheid, geboorte en sterfte, de kerk
genootschappen en de emigratie zijn in het
handige boekje te lezen.
Hk.
(Van onze parlementaire redacteur)
Voorzitter Kortenhorst heeft gisteren,
toen hij de overleden communistische afge
vaardigde Haken herdacht, menigeen zo
wel binnen als buiten de Kamer een lesje
gegeven. Hij gaf in zijn speechje niet alleen
door het menselijke, dat er uit sprak, blijk
van een zuiver aanvoelen, maar deed dit
eveneens en in niet mindere mate in de
principiële aanhef en opzet van zijn toe
spraak. Daarin getuigde hij van een diep
besef omtrent het wezen van het bestel,
waarin de volksvertegenwoordiging zulk
een belangrijke plaats inneemt. Als waar-1
lijk boven de partij-tegenstellingen staande
leider van de debatten en werkzaamheden
in de Kamer stelde dr. Kortenhorst voorop,
dat zonder twijfel in de partij waartoe de
overledene behoorde, een leegte is ontstaan,
die moeilijk op gelijkwaardige wijze zal
zijn aan te vullen. Let wel, dit zei iemand,
die zelf tot de K.V.P. behoort (in wier mid-
„den er heel wat voor een verbod van de
communistische partij voelen!) en die, naar
hij ook nog onderstreepte, principieel over
tuigd tegenstander is van de partij, waar
van de heer Haken deel uitmaakte.
De voorzitter zei verder, dat dit heen
gaan van de communistische afgevaardigde
de Kamer in haar geheel confronteert met
de betekenis van het optreden van een op
positie, zonder welke ons democratisch
parlementair systeem aan betekenis zou in
boeten. Toen hij de Kamer deze les van
principiële waarde voor ogen hield, toonde
hij, dat hij er zich tevens ter dege van be
wust was, dat de afstand tussen de denk
beelden van het gestorven Kamerlid en die
van de rest der Kamer zo groot bleek te
zijn, dat een positieve opbouwende discus
sie zelden mogelijk bleek. Eerlijk werd hier
onverbloemd de aard geschetst, welke aan
bedoelde oppositie zo niet steeds dan toch
zeer veelvuldig eigen is. Maar toch, zo
hield de voorzitter zijn gehoor voor, moest
men zich rekenschap geven van de beteke
nis van aanwezigheid van oppositie, ook
van deze, in ons parlement.
Dit optreden van de Kamervoorzitter
verdient bewondering. Het getuigde van
zedelijke en geestelijke moed om juist thans
aldus te spreken. Juist thans, nu zich in
brede kring een dusdanige hartstochtelijke
afkeer van de communisten en hun partij
botviert, dat in dit verband nauwelijks het
laten gelden van principieel-zakelijke over
wegingen geduld wordt. Niettemin is de
Kamervoorzitter er geenszins voor terug
gedeinsd om op dit ogenblik enige opmer
kingen van grote principiële betekenis te
maken, aangezien hij zulks uit hoofde van
de door hem beklede functie zijn plicht
achtte. Hiermee heeft hij de hoogheid van
zijn ambt gediend op een boven alle lof
verheven wijze. De door hem gegeven moe
dige les kan en moge velen in den lande
tot lering strekken.
ADVERTENTIE
Wacht niet tot 5 december
maar koop reeds nu uw
Zjjlweg 58
Haarlem - Tel. 16063
De minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen heeft aan dr. B. G. L.
Overmaat, letterkundige in Arnhem, een
opdracht verleend tot het verzorgen van
een nieuwe uitgave van „Der minnen loep"
van Dirk Potter (1370-1428) met histori
sche inleiding en aantekeningen. De heer
Overmaat heeft de opdracht aanvaard.
Voorts is aan mejuffrouw S. F. Witstein,
lettekundige in Utrecht, een opdracht ver
leend tot het schrijven van een genologi-
sche studie over een aantal zeventiende
eeuwse dichters onder wie W. G. van
Focqenbroch, A. van Overbeke, S.. Rus-
tingh en O. Schelte.
Rotterdamsche Bank. De oud-Haarlem
mer de heer J. Hartog, tot voor kort direc
teur van het kantoor Vreeburg te Utrecht
van de Rotterdamsche Bank, is benoemd tot
directeur van het kantoor te Tiel.
In het voorjaar van 1934 wandelde ik
eens op m'n eentje door een van die ka
rakteristieke volksbuurten van Napels,
waar onvermijdelijk de was boven de
straat te drogen hangt en waar het leven
van de bewoners zich meer buiten dan bin
nenhuis afspeelt. Napels zien en dan de
pittoreske kant van het volksleven aldaar
van nabij leren kennen, was iets dat ik mij
niet wilde laten ontglippen. Het was ove
rigens geen pretje om door de rommelige
smalle straat heen te komen en ik was er
al op bedacht de eerste de beste zijstraat
in te slaan,hopende in een ietwat frisser
stadsdeel terecht te komen. Tot ik plotse
ling bij een verbreding van de straat
een soort pleintje een drukdoende me
nigte rond een ongeveer twaalfjarige knaap
geschaard zag, die met een sonore altstem
een bravour-aria ten beste gaf. Een bede
laarsjong zou men gezegd hebben: bloot-
voets, afgezakte broek en de rest navenant.
Maar een stem, een pathetische voordracht,
een natuurlijke begaafdheid om met zijn
kwaliteiten, te geuren en daarbij een uit
houdingsvermogen waar men versteld van
kon staan, typeerden deze straatrakker als
een opera-artiest in de dop. Heel de buurt
liep uit om het zangfenomeen te horen dat,
nu door een reus van een vent op de
schouders werd genomen en op een wagen
getild, onvermoeid voortging op zijn manier
Verdi, Mascagni en niet te vergeten:
Tosti te interpreteren. Dit tafereeltje is
voor mij de treffendste herinnering geble
ven van de operastad. Indrukken van een
concert in de frisse conservatoriumzaal zijn
vervaagd, maar deze spontane, karakte
ristieke uiting in een gore volksbuurt ver
geet ik nooit.
Zij kwamen mij weer levendig voor de
geest toen ik woensdagavond in de Haar
lemse Concertzaal het aangekondigde Ita
liaanse operaconcert hoorde openen door
de Napolitaan.se bariton Guiseppe Fongie-
rie, een zanger met een volumineus geluid,
die door zijn natuurlijke gaven in staat is
een hele met operaliefhebbers gevulde zaal
op stelten te zetten. Ik dacht zelfs een
beetje ondeugend van mij dat deze ge
weldige en onvermoeibare bariton mis
schien wel die knaap van toen kon zijn.
Maar dat was natuurlijk onzin, want Na
pels levert meer van dergelijke zangfeno
menen, voor wie zingen en daarbij veel ge
luid produceren en het uiterste van de
stembanden vergen, een natuurlijke functie
lijkt.
De dramatische sopraan Terese Apolei,
eveneens een Napolitaanse van afkomst,
bracht met een beheerste techniek een
soms geraffineerde uitdrukking in de voor
dracht, het operaconcert op een voornaam
plan. En ook haar kon men om een zelcl
zaam uithoudingsvermogen bewonderen,
toen zij na een verrukkelijke interpretatie
van de grote aria uit het derde bedrijf van
„Aïda" als toegift nog eens de fameuze
aria uit de eerste akte ten beste gaf, zulks
eveneens op schitterende wijze.
Veel genot schonk ook het zingen van de
lichte sopraan Yolande Celebian, die in de
coloratuur-passages van aria's van Doni
zetti en Rossini een soepele vaardigheid
toonde zonder de charme van een lyrisch
timbre in de verdrukking te brengen. Ook
bij haar dus een zangkunst die respect af
dwong.
Als vierde in het kwartet hoorde man
Gianluigi Colmagro, een tenor, wiens zin
gen die verfijnde scholing mist, maar die
met zijn „Lach dan, Paljasso" liefst twee
keer gezongen de zaal wist te boeien.
De vijfde medewerker was een voor
treffelijk pianist, die op het programma
vermeld stond als maestro Venturi, maar
die uiterlijk zo weinig van een Italiaan
had, dat het mij intrigeerde en ik daarom
na afloop even ging kennis maken met de
maestro. Het viel mee dat ik er mijn beetje
Italiaans niet aan moest spenderen, want
ik werd door hem in goed Hollands toege
sproken en kwam te weten dat hij Peter
van Zanten heette. Aangenaam! De Ita
liaanse vocalisten konden het voor de in
strumentale medewerking op hun toernee
door Holland niet beter treffen dan met
deze eminente begeleider.
Jos. de Klerk
Op de Koningslaan te Amsterdam is woensdagmiddag een brandweerauto in
een bocht geslipt. De wagen raakte een boom, schoof vervolgens langs een
lantaarnpaal en kwam danig gehavend tegen een dikke boom tot stilstand. Drie
van de inzittende brandweerlieden werden gewond. Men ziet de beschadigde
wagen tegen de boom. Op de voorgrond een brandweerman, die bezig is een
gewonde collega te verzorgen.
Lff
Ter gelegenheid van het gereedkomen van de 500.000ste na de tweede wereldoorlog
in Nederland gebouwde woning, heeft de minister van Wederopbouw en Volkshuis
vesting, ir. H. B. J. Witte, in een bijeenkomst van het Nederlands Instituut voor
Volkshuisvesting en Stedebouw in Groningen een rede gehouden, waarin hij zei
het vertrouwen te hebben, dat het mogelijk is de produktie op te voeren tot 75.000
woningen per jaar. Dit zou te danken zijn aan een, naar minister Witte zei, ver
heugende ontwikkeling in de produktie-capaciteit van het bouwbedrijf, onder meer
door een bescheiden vermeerdering van het aantal bouwvakarbeiders, een ruimere
toepassing van arbeidsbesparende constructies, een toenemende mechanisatie en
industrialisatie en een grotere continuïteit tengevolge van het nieuwe goedkeurings-
en subsidiebeleid. Minister Witte stelde de vraag of het bereikte produktiecijfer
een prestatie inhoudt waarover gejuicht kan worden. Bij de beantwoording stelde
hjj naast elkaar: ten eerste de taak, die ten aanzien van de woningvoorziening
verricht moest worden; vervolgens de mogelijkheden, die voor het vervullen van
deze taak ten dienste stonden; en tenslotte de mate waarin en de wijze waarop
van deze mogelijkheden gebruik is gemaakt.
De feitelijke oorzaak van de langzame
vermindering van het woningtekort is,
volgens de minister, dat de woningbehoefte
in de achter ons liggende jaren in veel
sterker mate is toegenomen, dan door wie
dan ook kon worden voorzien ;enerzijds door
verhoogde levenskansen, anderzijds door
een veel groter huwelijksfrequentie. Het
gevolg daarvan is geweest, dat een aan
zienlijk kleiner aantal woningen beschik
baar kwam voor de vermindering van het
woningtekcrt dan aanvankelijk op grond
van een eens verantwoord geachte raming
van de behoefte verwacht mocht worden.
Einde van het thans lopende jaar zal
het getal 65.000 ruimschoots worden voor
bijgestreefd, al zal het cijfer 70.000 waar
schijnlijk nog niet worden bereikt, zei mi
nister Witte.
Een uiterst belangrijke omstandigheid,
die mede de omvang van de woningpro-
duktie heeft begrensd, zei de minister, is,
dat ook andere bouwwerken de aandacht
vroegen en wel in zodanige mate, dat de
optimale woningproduktie hierdoor on
gunstig werd beïnvloed. Hij was dan ook
van mening dat, gezien hetgeen in ons
land naast de woningbouw moest worden
gebouwd en gezien de vele en zware ma
teriële belemmeringen, die bij het op
voeren van de woningproduktie moesten
worden opgeruimd, het produktiecijfer, dat
thans bereikt is, als een aanzienlijke
prestatie van het bouwbedrijf in al zijn
geledingen mag worden gezien. Niettemin
is het onbehagen, al klinkt het tegen
strijdig, zei hij, toegenomen in de jaren,
waarin de woningbouwcijfers het grootst
waren.
Ten eerste bleken door het beschikbaar
komen van nieuwe demografische gegevens
in 1954 de voordien bestaande ramingen
omtrent de vermeerdering van de woning
behoefte onhoudbaar. Ten tweede breidde
ten gevolge van de gunstige economische
ontwikkeling de bouwbedrijvigheid zich zo
zeer uit, dat het gehele bouwapparaat vol
ledig werd belast.
Onder deze omstandigheden, verklaarde
ir. Witte, zal de taak van de centrale over
heid met betrekking tot de woningvoor
ziening gericht moeten zijn op het voor
komen van een al te zware overbelasting
van het bruwapparaat; het vrijmaken van
een zo groot mogelijk deel van de totale
bouwcapaciteit ten behoeve van de woning
bouw en niet in het minst ook het bevor
deren van al hetgeen waardoor de bouw
capaciteit kan worden vergroot en de pro
duktie kan worden verhoogd.
Voorts zei de minister dat het verdelings
systeem, dat jarenlang ten grondslag heeft
gelegen aan de toewijzing van woningcon
tingenten aan de gemeenten, niet volledig
strekte tot een optimale aanwending van
bouwcapaciteit in de woningbouw. Op 1
maart 1956 werd het oude verdelings
systeem dan ook losgelaten.
Hoewel de sindsdien verstreken tijd nog
te kort is om een gefundeerd en afgerond
oordeel te kunnen geven over de resultaten
van het nieuwe beleid, kan toch reeds wor
den geconstateerd, dat dit in verscheidene
streken van het land vruchten afwerpt.
Met name in die gewesten, waar de bouw
capaciteit niet ten volle werd gebruikt voor
de woningbouw tengevolge van de beper
king der toegewezen woningcontingenten
is thans de woningbouw aanzienlijk toege
nomen. In het gehele land steeg het aantal
in uitvoering zijnde woningen tot het onge
kende getal van 97.347 op 30 september
1956. Op 30 september van het vorig jaar
was dit cijfer 77.577.
De hier en daar geuite vrees, dat het aan
tal in uitvoering zijnde woningen veel te
groot is en daardoor een vertragende in
vloed zal hebben op het tempo waarin de
woningen gereedkomen, deelde de mi
nister echter niet.
De minister bracht tenslotte hulde aan
diegenen, die met grote toewijding, met be
kwaamheid en met al hun energie de zaak
van de woningbouw in de afgelopen jaren
hebben gediend. De omvang en de beteke
nis van hun arbeid zijn niet af te lezen uit de
getallen, die zijn slechts te schatten. Als wij
zien wat er op het gebied van de woning
bouw is verricht, dan pas beseffen wij, wat
door de stedebouwkundigen, de architecten,
de aannemersbedrijven, de bouwonderne
mers, de bouwvarkarbeiders in al hun gele
dingen, de woningbouwverenigingen en
door de ambtenaren van gemeentelijke- en
rijksdiensten gezamenlijk tot stand is ge
bracht, aldus minister Witte.
Van de f 2.032.645,38, die de girorekening
777 van het Nederlandse Rode Kruis van
daag aanwees, gaat morgen weer voor een
waarde van ongeveer f 90.000 naar Wenen.
Het vluchtelingenkamp te Sankt Polten
kan de gevluchte Hongaren niet behoorlijk
meer onderbrengen. Daarom stuurt het
Nederlandse Rode Kruis nu zevenhonderd
complete bedden met matrassen, dekens
en linnengoed. Deze goederen worden ver
voerd in een vrachtauto met aanhanger,
die bovendien nog vijf ton rijst bevat.
Agrarisch bedrijfsleven dient zich
achter Landbouwschap te scharen
Tijdens de jaarlijkse algemene verga
dering van het Koninklijk Nederlands
Landbouwcomité, dinsdag in Den Haag
gehouden, heeft de voorzitter, ir. C. S.
Knottnerus, enkele problemen aangesne
den, die de landbouw in deze tijd beroe
ren. Vooral ging hij daarbij in op de visie,
die het landbouwschap onlangs gaf op de
reeds lang aangekondigde herziening van
de richtlijnen voor de kostprijsberekening.
Hij achtte het wenselijk, dat het gehele
agrarische bedrijfsleven, nu het Land
bouwschap zich heeft uitgesproken, zich
achter deze visie schaart en hij vond het
niet voor de degelijkheid van het Land
bouw Economisch Instituut pleiten, dat
dit instituut al weer een nieuwe bereke
ning van rente en afschrijving opzet, na
dat de vorige nog maar zo kort geleden
door het Landbouwschap is aanvaard.
Nadat ir. Knottnerus aandacht had ge
schonken aan het garantiebeleid, vroeg hij
zich af, of een stabilisatie in het prijsbe
leid steeds ten koste van de boer moet
gaan. Hij voerde aan, dat de boer niet
deelt in de gestegen welvaart omdat hij
moet concurreren - bij de export zelfs
tegen de beschermende prijspolitiek van
andere landen. Hij klaagde over het feit,
dat de overheid wat dit betreft de land
bouw niet voldoende bescherming en hulp
biedt. De heer Knottnerus pleitte voor een
verlaging van de pachtnormen voor gron
den, terwijl de pacht voor gebouwen op
basis van de eigenaarslasten zou moeten
worden verhoogd.
Ned. Herv. Kerk
Beroepen te Leiden (vac. N. Kleermaker)
H. Hiensch te Arnhem.
Aangenomen naar Oranjestad (Aruba)
dr. J. D. Pienter te Lemmer.
Chr. Geref. Kerken
Beroepen te Zaamslag M. C. Tanis te
Urk.
Geref. Gemeenten
Beroepen te Dordrecht H. van Gilst te
Dirksland.
In zijn memorie van antwoord aan de Tweede Kamer over de begroting van Sociale
Zaken zegt minister Suurhoff ondermeer, dat, nu de bestedingen geen gelijke tred
gehouden hebben met de groei van de nationale middelen, enkele correcties onver
mijdelijk zullen zijn. Ook als door middel van deze correcties het evenwicht weer zal
zijn hersteld, blijft bij een voortduren van de hoogconjunctuur voorzichtigheid ge
boden. Onder omstandigheden kan het nodig zijn in het tempo van de uitbouw der
sociale zekerheid en in de loonontwikkeling, zelfs in de uitgaven voor zulke vitale
volksbelangen als de volksgezondheid, enige beperking te betrachten, In de over
tuiging, dat gestage vooruitgang op sociaal terrein slechts mogelijk is op de grond
slag van een gezonde ontwikkeling van de economie en dat een gestadige vooruitgang
verre te verkiezen valt boven een politiek van hollen of stilstaan, zal de minister als
het nodig is, niet nalaten tijdelijke beperkingen voor te stellen. Dat bij het toepassen
van beperkingen de sociale rechtvaardigheid niet uit het oog mag worden verloren,
met andere woorden, dat dan de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen,
is een stelling, welke naar de minister aanneemt in de Kamer weinig tegenspraak
zal ontmoeten,
Over de loonpolitiek zegt de minister,
dat hij onder differentiatie iets anders ver
staat dan alleen spreiding van lonen op
basis van werkclassificatie en prestatietoe-
sla gen.
De differentiatiemogelijkheid is voor de
grote meerderheid der werknemers tot aan
het plafond gebruikt wat de lonen betreft.
De minister heeft de indruk, dat in onder
scheidene bedrijfstakken in het overleg
tussen werkgevers- en werknemersorgani
satie de drie criteria: werkgelegenheid,
produktiviteit en rentabiliteit, soms nau
welijks of in het geheel geen rol hebben
gespeeld. Voorstanders van en sceptici ten
aanzien van een vrijere loonvorming toon
den, zodra het om de belangen van de
eigen, groep ging, geen enkel verschil in
optreden.
De voorstanders van een vrijer loonbe-
leid hebben de hoogconjunctuur aange
voerd als argument, om in de in een pe
riode van armoede als noodzakelijk erken
de, doch naar hun mening allengs te strak
geworden teugels van het College van
Rijksbemiddelaars aanstonds te vieren.
Toen de minister eind 1955 in de Tweede
Kamer een vrijer loonbeleid aankondigde,
was het volop hoogconjunctuur. Geen en
kele voorstander van een vrijere loonpo
litiek is toen op de geoefende aandrang te
ruggekomen, omdat het hoogconjunctuur
was, integendeel.
De stijging van het totale loonpeil is wel
wat ruimer uitgevallen, dan aanvankelijk
kon worden geraamd. Op enkele uitzon
deringen na is vrijwel overal de 6 percent,
alsmede de verruiming van de secundaire
arbeidsvoorwaarden tot het maximaal mo
gelijke verwezenlijkt. Ook indien dit niet
geschied was, zou de vraag naar de nood
zaak van zekere bestedingsbeperkingen
zich waarschijnlijk wel hebben opgedron
gen. Indien deze vraag bevestigend zou
moeten worden beantwoord, dan is dus
voorlopig, gezien de op 1 januari ingaande
premiebetaling voor de algemene ouder
domswet en een huurverhoging in de loop
van 1957, alle beschikbare' ruimte in de
loonvorming nodig om in twee algemene
loonmaatregelen zoveel mogelijk compen
satie voor deze beide stijgingen, van de
kosten van levensonderhoud te bieden. Met
andere woorden, een mogelijkheid om in
de naaste toekomst tot verdergaande dif
ferentiatie in de lonen te komen is er niet,
aldus de minister.
De minister deelt mede dat op zeer korte
termijn de indiening van zes wetsontwer
pen kan worden tegemoet gezien, waarbij
overeenkomstig het advies van de Stich
ting van de Arbeid wordt voorgesteld
de uitkeringen ingevolge de onderscheiden
sociale verzekeringswetten met 10 pet te
verhogen.
Nu de noodwet ouderdomsvoorziening op
1 januari buiten werking zal treden, is er
aanleiding de procentuele verhoging over
de laatste maanden van het jaar 1956 in
één bedrag te doen verstrekken, waardoor
voorkomen wordt, dat alle nooduitkeringen
voor deze korte spanne tjjds zouden moe
ten worden herberekend. Hoewel de mi
nister bereid is om voor deze groep, die
het zo nodig heeft, een enigszins gunstige
afronding voor te stellen waardoor tevens
het voordeel van een snelle administra
tieve verwerking en uitbetaling wordt
verkregen, kan hij mede met het oog
op de positie van 's rijks schatkist geen
vrijheid vinden om aan noodwettrekkers
een uitkering te verstrekken, die, zoals de
Stichting van de Arbeid heeft voorgesteld,
zeer aanzienlijk zou uitkomen boven de
verhoging, welke over de maanden sep
tember tot en met december 1956 op de
overige uitkeringen wordt verstrekt.
De minister betreurt het zeer, dat het
advies van de Stichting van de Arbeid aan
de regering openbaar geworden is, omdat
hierdoor verwachtingen zijn gewekt, die
niet geheel in vervulling zullen gaan.
Ouderdomswet
De minister deelt mede, dat het ouder
domspensioen op 1 januari f 846 en f 1404
zal bedragen. Deze bedragen zijn gebaseerd
op het indexcijfer der lonen van 30 juni
1956. Loonstijgingen optredende tussen
die datum en 1 januari 1957 zullen bij de
eerstvolgende herziening van de pensioen
bedragen (waarschijnlijk per 1 juli 1957)
alsnog met terugwerkende kracht in de
pensioenbedragen kunnen doorwerken.
De maximum-inkomensgrens, waarover
premie moet worden betaald (in de wet is
zoals bekend f 6000 genoemd) staat nog
niet vast. Dat hangt af van het indexcijfer
per 1 februari 1957. Wijziging van de mini-
mum-inkomensgrens, (f 1500 en f 2100) ter
stond bij het in werking treden der wet op
1 januari, ligt niet in het voornemen. De
minister is bereid te zijner tijd een wijzi
ging in overweging te nemen, nadat een,
althans voorlopig, blijvende stijging van
enige omvang in de osten r-s_
onderhoud duidelijk aan\v: