1 ÉHp 11 ijl tl Él MP z jp lp z HELDERZIENDHEID ONZE NAMEN j mm 7 IN DIENST VAN RECHT EN WET Q J 2 In de V.S. verandert j men gemakkelijk van naam Hoe de dichter Marsman zijn eigen dood heeft voorspeld Erbij Nieuw exportartikel van lerseke: inktvissen FRIVOOL AANHANGSEL VAN HET VOORBIJGLIJDENDE NIEUWS Als generaals over politiek praten Gevolgen Oplossing ZATERDAG 25 MEI 1957 PAGINA TWEE Magnetiseurs en andere paranormale genezers zijn in ons land nog altijd vogelvrij. Bijna dagelijks melden de kranten van nieuwe processen-verbaal en veroordelingen tegen zulke lieden. De meesten van hen,oplichters en beunhazen, verdienen niet beter. Maar ook de bonafide magnetiseur, die vaak op vele geconsta teerde genezingen kan bogen, wordt achtervolgd alsof hij een stuk schadelijk wild is. Slechts een heel enkel lid van het gilde, die toevallig een paar hooggeplaatste patiënten heeft, wordt door politie en justitie met rust gelaten. Hier wordt dus kennelijk met twee maten gemeten. Vreemder nog is het volgende ver schijnsel. Het is gebeurd dat een magnetiseur, die in een be paalde stad wegens het onbevoegd uitoefenen van de genees kunde tot een fikse geldboete veroordeeld is, door de politie van een naburige gemeente wordt uitgenodigd zijn helder ziende vermogens ter beschikking te stellen voor de ontraadse ling van een of ander netelig misdrijf. Daarover leest men vrijwel niets in de dagbladen en wel om de eenvoudige reden, dat de pers geen toegang krijgt tot dergelijke gegevens. En dat ligt ook wel voor de hand, want welke officier of politiekorpschef zou het prettig vinden, openlijk te erkennen dat hij in een bepaalde zaak geen gat meer zag en daarom een helderziende te hulp moest roepen? TOCH NEEMT deze praktijk de laatste jaren hand over hand toe. Diverse politie corpsen in onze grote steden waaronder ook het Haarlemse raadplegen tegen woordig in moeilijke gevallen soms hel derzienden en vaak met groot succes. Prof. dr. W. H. C. Tenhaeff, hoogeraar in de parapsychologie aan de Rijksuniversi teit te Utrecht, geeft daar in zijn laatste boek „Beschouwingen over het gebruik van paragnosten" (dat begin van deze maand bij de Erven J. Bijleveld in Utrecht het licht zag) vele treffende voorbeelden van. Deze zijn aan de officiële politiedossiers ontleend en dus volkomen betrouwbaar. Een van die gevallen, vooral interessant omdat de heldin daarin een amateur-hel derziende was, betrof een platina-diefstal in Amsterdam: „Op vijf februari 1948 kwam een hoofd bewaker van Werkspoor bij de recherche aangifte doen van de ontvreemding van vierentachtig gram platina uit het labora torium. De directie van Werkspoor ver dacht twee elektrciiës, doch een onderzoek ter plaatse door twee rechercheurs leidde tot niets. Daar het corpus delictis zo klein van omvang was, zei een der rechercheurs, de algemene somberheid vertolkend: „We moesten eigenlijk een zesde zintuig heb ben". De directeur herinnerde zich toen, dat hij een baas in dienst had wiens vrouw al sterke staaltjes van helderziendheid ten beste gegeven had. In arren moede beslo ten de rechercheurs tot een huns inziens twijfelachtig experiment: De baas kreeg het kistje, waaruit het platina gestolen was, mee naar huis, want dat was „nodig voor het contact". Zijn vrouw ging thuis direct met het kistje „in trance". Ze zag een man met een lichte aktentas op het Centraal Station staan. Dat klopte, wan de chef van het la boratorium nam het kistje veiligheidshalve vaak in een lichte aktentas naar zijn wo ning in Haarlem mee. Daar die chef ech ter niet verdacht werd, ging ze opnieuw in de stratosfeer en zei toen pertinent: „Het is gestolen door een jongen van het labora torium, twintig jaar, blond haar, tenger, kleine handen en het is te koop aange boden op de Nieuwe Keizersgracht, ergens drie hoog, boven een kleermaker, wonend naast een afgebroken perceel." De rest was recherchewerk. Aan de hand van de genoemde gegevens, die voor hon derd percent klopten, werd D.V. ontmas kerd en het platina, via de Nieuwe Kei zersgracht,bij een heler genaamd „de Hongaar" achterhaald. Dezelfde vrouw had voor het bedrijf al eens eerder een gestolen instrument opgespoord. In ijltem po vloog haar gevleugelde geest van de In- sulindeweg (waar zij woont) naar een zij straat van de Haarlemmerweg, waar men maar eens in het schuurtje onder de kolen moest kijken. Men keek er de personeels lasten van Werkspoor op na en vond daar op iemand, die in het aangeduide straatje woonde. Onder de druk van dreigend ont slag bekende deze, het instrument gestolen en in zijn kolenschuurtje verstopt te heb ben. Met hangende pootjes bracht hij het terug MET TIENTALLEN van zulke saillante gevallen toont prof. Tenhaeff in zijn boek aan, dat paragnosten in vrijwel alle soor ten van duistere zaken opheldering kun nen brengen en dat de politie daar een dankbaar gebruik van maakt bij het op sporen van vermiste mensen, dieren en voorwerpen, het verzamelen van aanwij zingen inzake diefstallen, smokkelarij en fraude,maar ook voor de ontraadseling van zedendelicten, aanslagen en moardzaken. Toch maant hij ook tot voorzichtigheid bij het gebruik van zulke lieden voor politiële en anderé praktische doeleinden, want ook de begaafdste; en meest integere para gnost kan zich vergissen: „Wie langdurig met psychoscopisten gewerkt heeft", zegt de hoogleraar, „die weet bijvoorbeeld dat zij hun „goede" en hun „slechte" dagen hebben. Ook komt het voor, dat zich aan een paragnost, die zichzelf tracht te for ceren, allerlei „fantasiebeelden" opdringen, die zich met de juiste paranormale beel den en indrukken vermengen. Feitelijk is vrijwel geen enkele paragnost in staat zich volkomen tegen dergelijke fabulaties te vrijwaren. Dat geldt vooral, wanneer de ze fabulaties het gevolg zijn van langs tele pathische weg verkregen (en onjuist ge in terpreerde) indrukken. Zo komt het bij herhaling voor dat paragnosten aan hun klanten geheel ten onrechte de spoedige dood van hun wederhelft voorspellen: een gevolg van het feit, dat vele mensen, zon der het zelf te weten, hun huwelijkspart ner dood wensen. Zulk een onbewuste „doodwens" deelt zich langs telepathische weg mee aan de paragnost, die dan al gauw gelooft een „toekomstbeeld" te zien van de stervende echtgenoot. Vaak is de vraag opgeworpen, of wel licht niet alle „helderziendheid" terug te voeren is op telepathische beïnvloeding: op het „gedachtenlezen" dus. Prof. Ten haeff zegt er dit van: „Uitgaande van de veronderstelling dat elk mens in zijn „diep ste wezen" zijn eigen toekomst kent, zou het denkbaar zijn, dat psychoscopisten te lepathische indrukken krijgen met betrek king tot de toekomstige lotgevallen van een ander. De helderziende put als het ware uit het onbewuste „toekomstgeheugen" van die ander". IS DIT ook de verklaring voor het be kende fenomeen van de dichter Marsman die in een gedicht de details van zijn eigen dood voorspelde? „Voor de oorlog", zo schreef Marsmans weduwe in Bijlevelds Litterair Maandblad van oktober 1947, „woonden mijn man en ik in Frankrijk. Door de bezetting werden wij afgesneden van de bronnen van inkomsten. Daarom brachten Jan Greshoff en verschillende schrijvers in Zuid-Afrika gelden bijeen en stelden een huis voor ons beschikbaar. Wij gingen op weg naar het zuidelijk halfrond, maar werden op de overtocht naar het tus senstation Engeland getorpedeerd. Mijn man verdronk. Hij heeft deze dood voor voeld en zelfs tien jaar voordien in het gedicht „Maannacht" onze twee nachten aan boord beschreven: Ik lig in het ruim naast een vrouw, haar borsten rijzen en dalen; zij slaapt, zij denkt nu alleen in haar dromen aan het geluk; hoe vredig haar ademhalen: zij weet niets van den nood van ons schip, zij hoort de seinen niet gillen, noch het angstige fluiten driemaal, als een signaal van den dood! De passagiers lagen werkelijk in het ruim. En de torpedo kwam daar terecht. Mevrouw Marsman hielp boven in een kombuis de kok, vandaar haar redding. Alle andere passagiers zijn verdronken. „Wij hebben hier niet alleen te doen", aldus het commentaar van prof. Tenhaeff, met een goed gewaarmerkte voorspelling met betrekking tot de eigen dood, maar tevens met een profetie, waarvan men niet kan zeggen dat zij de oorzaak was der later plaatshebbende gebeurtenis. De dichter Marsman is dus. volgens deze stelling in een helderziend ogenblik door gedrongen in zijn toekomstgeheugen, toen hij zijn eigen dood en indirect ook de tweede wereldoorlog voorspelde. Dat 13 gelukkig niet velen gegeven. Alleen para gnosten bezitten die gave, hoewel in heel verschillende mate. Vaak zijn zij ook in staat een blik te werpen in het toekomst geheugen van anderen en daaruit voor spellingen „op te diepen", die later treffend juist blijken te zijn. Een andere vraag is het. of zij ook onpersoonlijke profetieën op lange termijn, het toekomstige lot van ge meenschappen en ganse volken betreffend, kunnen doen. „Helaas zo zegt prof. Tenhaeff „kennen wij van zulke collec tieve voorspellingen nog geen afdoende ge waarmerkte gevallen. Waaruit dan weer kan blijken, dat alle waarzeggerij in feite zou berusten op het persoonlijk contact tussen twee individuën, van wie de een. passief en onbewust, zijn toekomstgeheu gen inbrengt, waaruit de ander langs telepathische weg zijn helderziende indruk ken en beelden ontvangt". Autonome toe komstvoorspellingen, buiten zulk een me dium om, zouden volgens deze theorie dus niet mogelijk zijn. HOE DIT ook zij en prof. Tenhaeff wijdt aan dit alles in zijn nieuwe boek vele boeiende bladzijden waarbij hij tenslotte zelfs bii de oermens belandt het is in elk geval duidelijk, dat zelfs hoogbegaafde pa ragnosten in het licht van deze theorieën niet langer als onfeilbare orakelen be schouwd mogen worden. Dat impliceert ook, dat men bij het consulteren van zulke lieden voor praktische doeleinden uiterst voorzichtig tewerk moet gaan en terdege rekening dient te houden met de mogelijk heid, dat de helderziende zich vergist, beel den uit verleden en toekomst verkeerd in terpreteert en door elkaar haalt of anders zins op een dwaalspoor raakt. Prof. Ten haeff licht al die kwade kansen met spre kende voorbeelden toe en geeft tenslotte een aantal richtlijnen voor het gebruik van paragnosten voor praktische doeleinden, dat zijn insziens bij voorkeur onder leiding van een wetenschappelijkge- schoolde expert gebeuren moet. Zijn boek is een belangrijke inleiding tot deze veel belovende nieuwe tak van toegepaste para psychologie. H. Croesen DE AMSTERDAMSE TRAM experimen teert met fonkelnieuwe richtingaanwijzers. Dit bericht zullen velen met instemming hebben gelezen. Het gloeiende teken aan de buitenwand kan een belangrijke bij drage betekenen tot verhoging van de veiligheid van het verkeer. Het gebeurde in het verleden maar al te vaak, dat een tram bijvoorbeeld niet alleen rechtsaf maar meteen tevens flink toe sloeg. Dat kan nu allemaal anders worden. Bij mij heeft dit nieuws echter een oude herinnering wakker geroepen, waarvoor misschien de psychiaters een pijnlijke verklaring kunnen vinden. Als jongen droomde ik namelijk steevast, dat wil zeg gen met een frequentie van twee keer per week, dat de tram plotseling uit zijn sta len bedding zou springen om mij her en der te achtervolgen. Waarschijnlijk hebben wetenschapsmannen op het gebied van de duisternissen der ziel hier slechts een on middellijk catalogiserende glimlach voor over. Toch beantwoorden de feiten wel eens aan dergelijke waanvoorstellingen. Hoe vaak gebeurt het niet, dat een motor wagen van de tram een slagerswinkel bin nenrijdt? Nog maar een paar weken ge leden stormde een dier blauwe monsters op een etalage met sappige zuidvruchten af. Het is een grote geruststelling, dat de neringdoenden in het vervolg van derge lijke buitensporigheden door een lichtsig naal tijdig op de hoogte worden gesteld. OVER NERINGDOENDEN gesproken: een specialist in buitenlandse kaassoorten in de hoofdstad heeft ons een tabel doen toekomen ter grootte van een theateraf fiche, door middel waarvan men „op brede basis" wordt ingelicht over soorten, smaak en herkomst van deze levensmiddelen, die voedingswaarde met pikant genot ver enigen. Deze staat draagt als een motto een citaat uit „Gargantua et Pantagruel" van Rabelais in de zeer vrije vertaling: „Een maaltijd zonder kaas is feitelijk dwaas". Zo is het. De vissers van lerseke hebben een nieuwe bron van inkomsten. Naast oesters, mosse len en kreeften worden thans duizenden kilo's inktvissen aangevoerd. Voor de vis sers blijken deze inktvissen een zeer winst gevend artikel te zijn. Dagelijks worden de inktvissen door exporteurs in lerseke opgekocht en in ijs verpakt naar Frankrijk en Italië vervoerd. De prijs bedraagt 11 cent per kg. Deze vissoort wordt in visserskringen „zeekat" genoemd. Voorheen werden deze zeekatten ook wel gevangen, maar aangezien er tot op heden geen liefhebbers voor waren, werden de inkt vissen weer overboord gezet. \5 Nu wordt er druk op zeekat gevist. Het nieuwe export artikel vormt voor de vissers een welkome bijverdienste. Het is een verrukkelijk brok litteratuur met schilderkunstige associaties. Wist u, dat Excelsior de vetste kaas is, uit Nor- mandië afkomstig, met een zachtromige consistentie? Bij de meeste soorten be draagt het vetgehalte tussen de veertig en vijftig percent. Daar is weinig interessants over te vertellen. In bijna alle gevallen is is de melk door de koe geleverd, slechts de kruimige Roquefort heeft het schaap tot moederbron, afgezien dan van de milde Gjetost uit Noorwegen, die door de geit is voorbereid. Lekkerbekken zullen alleen al smullen bij het opdoen van enige smaakindrukken, ter formulering waarvan in de tabel poëtisch geabstraheerde slag zinnen zijn opgenomen, die als autonome kunstwerken aandoen, regelrecht appel lerend aan het levensgevoel Hier zijn een paar voorbeelden. Saint Nectaire heeft de naam zegt het al bijna een romige aanzet, een pikante toets en een vrij geurig aroma. Bleu de Bresse daarentegen is direct pikant met een on dertoon van walnoten en een ferme aan zet. Voor een toets van verse kaas op de achtergrond moet men Gruyère, zoetig zilt en snijdbaar, uit Zwitserland laten komen. Een ondertoon van verse champignons en een walnootachtige nasmaak levert de Stilton uit Leicestershire, een rinse aanzet heeft de Harzer, die dan ook uit Duits land komt. Daarmee geraken wij dan al heel dicht bij huis. Want als men geloof hecht aan de culnaire wijsheid, dat men bij iedere kaassoort niet beter kan doen dan een drank uit dezelfde streek te kiezen, ach vrienden, waartoe zijn wij daardoor veroordeeld? Tot het eten van Goudse kaas met appelstroop. Trouwens, als u gewend bent Hollandse kaas te eten, dan kunt u gerust de laatste kolom van deze tabel overslaan. Daarin staat namelijk aangegeven welke onder grond men voor het belegsel moet kiezen. Welnu, dat is voor ons geen probleem. Wij zijn vanouds het kaas-en-broodvolk. Ko Brugbier Als generaals over politiek praten, zeggen admiraals dui delijke dingen. Admiraals en generaals zijn trouwens over één kam geschoren. Een admi raal is een water-generaal en een generaal is een land-admi raal. Dat maakt geen verschil. Evenmin verschil maakt de wijze, waarop zij vechten. Zij vechten altijd. In oorlogsdagen ter zee, te land en in de lucht, in vredestijd meestal te land en tot behoud van hun stiel. Ik heb nooit een generaal gezien. Dat is merkwaardig, vermits er zoveel zijn. Zij zijn meestal binnen, dat is wellicht de oorzaak. Soldaten, korpo raals, sergeants, adjudants, lui tenants, kapiteins en soms ook nog majoors lopen in groepen of eenzaam op straat, doch ge neraals mogen niet lopen. Zij rijden, varen of vliegen en zit ten voor de rest van de dag in hun werkkamer. Daar zitten zij orders uit te vaardigen, voorschriften te ondertekenen, promoties uit te denken en verklaringen af te leggen. Ver klaringen in de geest van de hierbij uitgeknipte, die admi raal Radfort na vele hoofd brekens heeft uitgegeven. Natuurlijk heeft admiraal Radfort gelijk. Als iedereen iedereen kon vertrouwen, wa ren er geen admiraals. Een admiraal en een generaal zit ten op het wantrouwen tussen de volken. Dat is een harde stoel, maar een stevige, want it uur vanmiddag hebben Koningin juliana en Prins Bernhard door de Istrappan" 'asten h Kan i: meëtd' n hs d vlo oetin misefst mgëpri m flachen omhelsde begroeti ngin en WASHINGTON (Reuter). - Admiraal Radford, voorzitter van de Amerikaan se commissie van stafchefs, heeft zon dag bij terugkeer van een reis naar Zuid-Amerika in Washington verklaard, dat hij de Russische ontwapeningsvoor stellen, die gedaan zijn op de Londense conferentie, wantrouwt. Hij bekende, dat hij de voorstellen wel niet had be studeerd, maar zei niettemin: „Wij kun nen de Russen op dit, of welk ander punt ook, niet vertrouwen". maa salvo' Ld. Op ha iusta: oonprïis Gi histinaï Kon adelborsten de kleine k antal autori ren ae rijksmaars s van de twee Kamers van de Rijksdag, minister-preisdent Erl ;n van de regering, de gouverneur van Stockholm en diploi wie ziet kans hem te verzagen tot kachelblokjes? Dat neemt niet weg, dat het prettig zou zijn dat wantrou wen te zien verdwijnen. Niet het verdwijnen van generaals en admiraals behoeft tot de vrome wensen te behoren, doch wel het verdwijnen van hun bestaansgrond. En daarin ligt het misverstand van zoveel wrijvingen tussen het uniform en de burgerpet. Als men paci fist is, wordt men door militai ren van professie gemeden. Als men militair is, wordt men door pacifisten bestreden. Dat is niet nodig. Ze zouden samen moeten vechten voor het ver dwijnen van beider bedreiger: de oorlog. Maar, zal men vragen, wat moeten die admiraals en gene raals aanvangen als de oorlog is uitgeroeid? Die vraag is ge makkelijk te beantwoorden. Ik heb het voorbeeld uit de prak tijk zó bij de hand. Mijn diensttijd is indertijd gekenmerkt door de martiale figuur van een stoere luite nant-kolonel, aangesproken als overste, met humane opvattin gen, die als regimentscomman dant de nieuwkomers verwel komde met de mededeling dat zij hem niet als een strenge moesten proberen te beschou- meester, doch als een broeder wen, met wie zij samen in één schuitje - de verdediging van het vaderland - zaten te varen. Natuurlijk Waren er van die leuke jongens, die meteen be gonnen te jijen en te jouen, wat vanwege de krijgstucht niet kon worden getolereerd; ook kon het niet door de beu gel, dat sommige biggen hem aanspraken met broeder-over ste. Deze uitwassen waren ech ter spoedig de kop ingedrukt door wat licht arrest en straf- poetsen. Daarna ging het uit stekend tussen ons. Deze mi litair in hart en nieren was een mens van zuiver kaliber. Ook in een andere functie der maatschappij zou hij goed werk hebben gedaan. Zelfs als broeder-overste, bijvoor beeld. Jaren later zag ik hem te rug in de stad, waar thans onze wegen nog steeds sa menlopen. Hij was ontdaan van de vierkante tuniekjas, de gegalloneerde kepi en de glimmende, gespoorde laar zen. Hij keek niet meer van een hoge paarderug op de we reld neer, doch liep in een flanellen pantalon en geruit sportjasje, waardoor hij stuk ken kleiner leek. Hij droeg een netje, waarin drie sinaas appelen en een bloemkool eerlijk vertelden dat hij naar de groenteman was geweest. Zijn monocle had hij thuis ge laten of afgeschaft, ofschoon zijn ene oog er nog wijdopen om treurde. Er was niets aan hem, dat herinnerde aan de luitenant kolonel. Er was alles aan hem, dat vertelde over de ge wone, rechttoerechtaan gebo ren en getogen mens, die vreugde had in boodschappen doen voor moeder de vrouw en zonder gemarcheer en tap- toegetoeter even gezond kon leven als ieder ander burger. Toch is hij goedbe schouwd de ideale soldaat. Hij zou geen seconde aarzelen als hij zou worden geroepen voor diensten aan het be dreigde vaderland. Evenzeer als hij zeer zeker geen mo ment geaarzeld heeft toen zijn vrouw om sinaasappelen en bloemkool smeekte. Maar bui ten dat gewoon een mens als alle andere, geen über- Mensch in veldgrijze verpak king met ingebouwde luid spreker en automatische hel- denmoedregelaar, die zijn menszijn aan de kapstok hangt als de trompetten klin ken en dah overschakelt op de willoze patsboemideologie. Hoe zalig als de burgerkiel nog om de schoud'ren glijdt en men niet, zoals admiraal Radfort, benauwd behoeft te wezen voor een overmaat aan vertrouwen in de wereld. In de hokjes dient men aardrijkskundige namen in te vullen, waarin de letter Z voorkomt volgens bijgaande figuur. 1. stad in Duitsland (Saksen) met steenkolenmij nen. 2. stad in Arabië, drukke havenplaats, waar de van overzee komende pel grims landen. 3. stad in Frankrijk. Dep. Herault. 4. water in Z.-Amerika. 5. Bosrijk bergland in Frankrijk. 6. rivier in Boelgarije. 7. stad in Tsjechoslowakije met ver maarde glasfabrieken. EEN VEEL gebruikt citaat is „What is in a name?" uit Romeo and Juliet j van Shakespeare. Het wordt gebruikt als men wil doen uitkomen, dat een jj naam er eigenlijk niet veel toe doet. Dit citaat is echter uit haar verband ge- rukt. Wie de hele scène uit de tweede akte van dit drama naleest, komt al spoedig tot het inzicht dat Juliet een naam juist zeer belangrijk vindt. NU IS HET met namen zo gesteld, dat we er maar mee tevreden moeten zijn. Op de keuze ervan hebben wij j geen invloed gehad. Toen men indertijd onze geboorte aangaf werden de ge- slachtsnamen van onze vaders de onze en onze voornamen werden vaak door de traditie bepaald. Waar men van de oude vernoemingsgewoonten afwijkt, spelen soms wonderlijke factoren een rol. Vooral in de naamgeving van meis- jes heerst niet zelden een soort mode. Zelfs een film of een „best seller" kan al van invloed zijn. Het kan toch moei- ljjk aan het toeval worden geweten, dat de ambtenaren van de Burgerlijke Stand verscheidene keren de naam Desirée moesten inschrijven toen het gelijknamige boek druk gelezen werd. In een vroegere periode brachten uit het noorden stammende trilogieën ons een aantal Scandinavische voornamen S en onlangs leverde een blijde gebeurte- nis in Monaco een tijdelijke voorkeur voor de naam Carolina op. Onmiddellijk na de bevrijding in 1945 werden aan Nederlandse jongens vaak de namen Winston en Franklin gegeven. DIT WAS mogelijk doordat hier te lande geen verbod voor buitenlandse I voornamen bestaat. In Frankrijk zijn dergelijke vernoemingen niet toege- staan, de ambtenaren accepteren er slechts Franse voornamen. Nog onlangs kreeg in Cannes een echtpaar nul op het rekwest toen het een dochtertje Marilyn wilde noemen. Als compromis i schreef de ambtenaar de naam Marlène in, die als een samentrekking van de goed-Franse namen Marie-Helène be- j schouwd kan worden. Al hebben wij dus iets meer vrijheid, de ouders doen er goed aan daarvan slechts een be- scheiden gebruik te maken. Namen, ge- kozen omdat ze „zo mooi klinken", le- veren de dragers later vaak aan de spotlust van hun medeburgers over. Vooral in de schooljaren is een opval- lende voornaam geen benijdenswaardig bezit, in het bijzonder als ook de fa- milienaam aanleiding tot hilariteit kan geven. Mogen wjj de psychologen ge- loven, dan kan het slachtoffer er zijn hele leven een minderwaardigheids- complex uit overhouden. Het zal geen verwondering wekken dat in de Ver- enigde Staten dit probleem reeds druk bestudeerd is. Eén der conclusies luid- de, dat ontevredenheid met de naam vooral bij vrouwen neurotische gevol- gen had. IN DE Verenigde Staten zijn de moeilijkheden echter gauw verholpen: nergens verandert men zo gemakkelijk van naam als juist daar. Vaak is dit zelfs een kwestie van noodzaak. Want al haalt men in het land van Uncle Sam een prins Mdvani met gejuich binnen, wie werk aan de lopende band zoekt kan maar beter Smith, Brown of Jones heten. Vooral Russische namen vormen er geen aanbeveling. Danny Kaye zou zeker weinig kans maken als hij zijn oorspronkelijke naam David Kaminski behouden had. Omgekeerd is een derge lijke naam juist een aanbeveling voor de vertolker van de schurkenrol. De in Londen geboren Charles Edward Pratt kon als invaller slechts de hoofdrol in „Het monster Frankenstein" krijgen toen hij de naam Boris Karloff aan nam. Hij zal die keuze niet betreurd hebben. Minder voldaan waren de Amerikaanse burgers, die als Franken stein in het telefoonboek stonden. Dag en nacht werden mensen van deze naam vaak opgebeld door lieden, die wensten te vernemen of het monster misschien thuis was. Ook zij hebben een nieuwe naam gekozen. Insgelijks handelden in 1940 hun medeburgers, die namen als Mussolini en Göring droegen. Van de Hitiers weigerde slechts één zijn naam te veranderen. Hij zei: „Laat die andere vent dat doen. G. de Boer van der Ley Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f 7.50, f 5. en f 2.50, dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplossing per briefkaart in te zen den aan een van onze bureaus in Haarlem, Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden, Lange Nieuwstraat 427. R. Agteran Oplossing vorige puzzel: Horizontaal: 2. piano, 6. lei, 8. ras, 10. erts, 12, bede, 13, <na, 14. tol, 16. in, 17. roman, 18. ar, 20. dan, 22. po, 23. darm, .15. kerk, 27. ego, 29. ,oe, 30. karaf. Verticaal: 1. klem, 2. pit, 3, as, 4. ore, 5. asen, 7. era, 9. adi, 11. storm, 12. blank, 15. oma, 13. ader, 19. rag, 21. pro, 22. oker, 24. rok, 26. «rf, 28. er. De prijzen werden als volgt toegekend: f 7.50 aan E. van Kleef, Bakenessar- straat 6rood te Haar lem; f 5 aan J. Kok, Popelstraat 11 te IJmuiden - Oost en f 2,50 aan mevrouw N. Vermaire, Grote Houtstraat 99b -tè Haarlem,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 16