WAT NEDERLAND MAAKT
MAG ER ZIJN
Parijzenaar zelf
Vakantie van de
KUKELEKU
VARIATIE IN DE GROENTE
Erbij
TUIN- EN KAMERPLANTEN
Schizanthus
ENGELSE CREATIE
Z A T ii i. D A G 2 5 MEI 195 7
PAGINA ZES
DE OUDE KONING van aardbeien-
land hield op met regeren. Zijn volk
vond dat heel jammer, want hij was
een goede koning geweest. In het voor
jaar droeg hij een aardbeienbloesempje
in zijn knoopsgat en wandelde door de
aardbeientuinen. En als hij lachte deed
iedereen zijn best om zo goed mogelijk
voor zijn aardbeien te zorgen. Als de
aardbeien rood werden, wandelde de
koning weer. Hij proefde eens hier, hij
proefde eens daar en het leek wel of de
aardbeien eens zo lekker smaakten,
wanneer hij er met zijn vrolijke gezicht
voorbij was gelopen, 's Winters sliep hij
samen met het aardbeien volk je in een
grote glazen kas tot de lentezon hem
weer wakker maakte. Maar nu was de
koning te oud geworden. Hij kon niet
goed meer lopen en zat op een stoel te
kijken naar zijn velden. „Ik houd op
met regeren," zei hij, „een koning van
aardbeienland moet tussen de aard
beienvelden kunnen lopen. Odilia, kom
hier!"
Odilia; de prinses van aardbeienland
kwam en de koning zette haar zijn
kroon op het hoofd. „Jij bent nu ko
ningin van aardbeienland, kind," zei hij
plechtig, „doe je best, zorg dat je een
goede koningin bent. Ga naar de vel
den."
Met de kroon op haar hoofd vertrok
de prinses. „Laat de koets voor rijden"!
riep ze.
„Maar majesteit," zei een hofdame,
„in aardbeienland moet je lopen, niet
rijden."
„En mijn gouden schoentjes dan?"
vroeg de prinses, „en mijn wit-zijden
kousen?"
,,Ja maar majesteitriep de hof
dame weer.
„Stil!" zei de prinses, „ik ben de
koningin nu. Ik rijd! En daarmee uit!"
De mensen van aardbeienland keken
erg teleurgesteld toen de nieuwe ko
ningin in haar koets door de velden
reed. „Misschien stapt ze dadelijk wel
uit," dachten ze nog, maar nee hoor, de
koningin bleef zitten en de wielen van
haar koets reden af en toe over de
mooie rode aardbeien heen. Het leek
wel of de aardbeien er minder lekker
van smaakten en toen de oude koning
een mandje gebracht kreeg, proefde hij
het onmiddellijk.
„Wat is dat?" vroeg hij, „zó hebben de
aardbeien nog nooit gesmaakt. Nie
mand durfde hem te zeggen hoe dat
kwam.
„Ziezo," zei de nieuwe koningin in
haar koets, „nu hebben we wel genoeg
aardbeien gezien, nu keren we om."
„Maar majesteit," zei de hofdame, „u
hebt nog niet eens geproefd."
„Nou, als het dan moet, laat me dan
maar proeven, ook al houd ik niet van
aardbeien," zei zij.
De aardbeienmensen, die het hoorden,
kregen er een kleur van en ze gaven
haar werkelijk de allermooiste en aller
lekkerste aardbei, die in hun land te
vinden was. De prinses trok haar neus
op. „Haal die pitjes er eerst eens uit,"
zei ze, „ik kan niet tegen pitjes."
„Maar. zeiden de mensen, „maar
majesteit, in aardbeien hóren juist
pitjes."
„Wat een rommel," riep de prinses,
„ze kunnen er niet eens de pitjes uit
halen." Ze gooide de prachtige rode
aardbei op de grond en gaf de koetsier
een teken om te vertrekken.
De mensen van aardbeienland waren
zó geschrokken dat ze eerst geen woord
konden uitbrengen, maar toen ze om
zich heen keken zagen ze, dat ook de
aardbeien zelf geschrokken waren: al
hun rood was verdwenen, ze waren
spierwit. De oude koning, die voor zijn
raam over de velden uitkeek, zag het
ook. Hij kwam op zijn stijve benen
overeind en wees met een uitgestrekte
vinger naar de witte aardbeien aan hun
steeltjes. „Wat is dat? Wat is dat?"
riep hij angstig. Zijn lakeien durfden
heet hem eerst niet te zeggen, maar toen
de koning aanhield en steeds bozer werd
vertelden ze hem wat de prinses had
gezegd: „ik wil aardbeien zonder pitjes!"
En wat deed die koning? Met zijn
'tijve oude benen liep hij naar de poort
.'aar juist de koets van de prinses te
rugkwam. Hij nam de kroon van het
hoofd van Odilia, trok haar uit de koets
en stuurde haar op haar gouden schoen
tjes het aardbeienveld in. „Ga uit mijn
ogen," riep de koning, „jij zult nooit
een koningin van aardbeienland kunnen
zijn. Ik wil je nooit meer zien."
En daar ging de prinses. Ze liep tot
het donker werd, ze liep de hele nacht
door tot het morgen werd. Ze durfde
niet stil te staan, want overal keken
die witte aardbeien haar boos aan. Ze
kreeg honger en dorst en haar gouden
schoentjes deden haar pijn. Toen de zon
aan de hemel stond was ze bij de grens
van aardbeienland. En toentoen
zag ze aan de overkant van een sloot
een ander land, waar vruchten zonder
pit aan de bomen groeiden. Ze liep tot
vlak bij de sloot en wou er over sprin
gen, maar ze hield stil, want recht
tegenover haar stond een prins. Hij wou
naar haar land springen.
„Wat doe je?" vroeg de prinses.
„Ik," zei de prins, „ik wil weg uit
kersenland, ik moet wel, want mijn
vader heeft me weggestuurd. Ik wou
kersen zonder pit."
„En ik," zei de prinses, „ik ben uit
aardbeienland gestuurd, ik wou aard
beien zonder pitjes."
„Wat?" vroeg de prins, „die heerlijke
aardbeien waar je de pitjes zo maar van
eten kan? Ik ruil ze meteen voor mijn
kersen."
„Die heerlijke kersen" zei de prinses,
„waar maar één pit in zit die je niet
hoeft te eten? Wou je die ruilen?"
Opeens begonnen ze allebei heel hard
te lachen, want ze begrepen hoe dwaas
en hoe dom het was: één die kersen
wilde ruilen voor aardbeien en één die
aardbeien wilde ruilen voor kersen. Ze
lachten zó hard, dat de aardbeien op de
velden van de prinses er weer vrolijk
van werden en zich rood lachten. En ze
werden nog roder en ze roken nóg heer
lijker toen de prins over de sloot sprong
en samen met de prinses op pad ging
door aardbeienland. De koning, die zijn
aardbeien rood had zien worden, reed
in zijn koets naar de grens om te zien
wat er gebeurd was. De prins en de
prinses zaten naast hem toen ze terug
kwamen bij het paleis, waar alle klok
ken luidden en de lakeien grote schalen
vol aardbeien en glazen vol kersewijn
opdroegen. De koning van kersenland
kwam ook aangereden en bij de maal
tijd nam hij zijn kroon af en zette die op
het hoofd van de prins. De koning van
aardbeienland deed hetzelfde en gaf de
prinses zijn kroon terug. Ze besloten
van aardbeienland en kersenland één
groot rijk te maken. Zo gebeurde het en
de nieuwe koning en koningin leefden
nog lang en gelukkig.
Nou moet je toch eens horen:
de Barneveldse toren
die heeft zijn haam verloren.
En waar is hij naar toe gegaan
die gouden Barneveldse hqan?
Ze zeggen dat de haan vannacht
de benen heeft genomen
maar niemand was erop verdacht
en zó is het gekomen.
Omdat hij er genoeg van had
om altijd maar te draaien
zoals de winden waaien,
is hij, zijn snavel in de lucht
van het torenpuntje weggevlucht,
maar ergens in het kippenland
is hij vanmorgen vroeg gestrand.
Daar zag hij zeven hennen zitten
zes zwart als roet, maar ook een witte.
Daar is die Barneveldse haan,
vertellen ze, naar toegegaan.
Daar zit hij in het kippenhok
en gaat hij 's avonds fijn op stok.
Hij hoeft niet meer te draaien,
niet met de wind te waaien.
Wat doet hij dan? Wat doet hij nu?
Hij kraait alleen van kukeleku.
Mies Bouhuys
Hoeveel fouten zitten er in deze tekening?
Het bewerken van ripfluweel.
Dat begrip*„Wat je ver haalt is lekker" is
eigenlijk historisch gegroeid. We zijn een
handelsnatie geweest tot diep in de twin
tigste eeuw. Onze kooplieden hadden reeds
eeuwen geleden een fijne neus voor de
handel. Zij kochten en verkochten graan,
specerijen, hout, ijzer, zout, wijn en zo
meer. Sommige produkten konden voor
deliger worden verkocht, wanneer zij eerst
werden bewerkt: wol bijvoorbeeld, werd
versponnen en verweven. Zo ontstonden
industrieën en door de kwaliteitsartikelen,
die zij voortbrachten, kreeg Nederland een
grote naam.
Vanouds is ons land verwend met pro
dukten van alle landen der aarde. Wij
hebben altijd een vrijhandelspolitiek ge
voerd en onze schepen konden overal het
mooiste en het beste weghalen wat er te
vinden was, zonder dat aan de invoer hin
derpalen werden opgelegd. Daardoor wer
den wij verwend, daardoor ook heeft zich
in ons bewustzijn vastgezet, dat een pro-
dukt van buitenlandse oorsprong altijd het
neusje van de zalm was.
HET KLEINE NEDERLAND heeft, dat
weten we uit de geschiedenisboekjes, zijn
positie als eerste zeevarende mogendheid
niet kunnen handhaven. Wij moesten ons
dus gaandeweg nog meer op industrie toe
leggen. Dat deden we goed, zodat we niet
alleen onze oude reputatie overtroffen
(Haarlems linnen en damast, Utrechtse
zijde en fluweel, Schiedamse brandewijn,
Delfts aardewerk, Goudse pijpen en niet
te vergeten de Amsterdamse diamant),
maar deze zelfs op verschillende punten
konden vergroten. De groeikracht van onze
industrie in de laatste tientallen jaren van
de vorige en in de twintigste eeuw is
enorm geweest en heeft tot ver over onze
grenzen de aandacht getrokken. Na de
tweede wereldoorlog hebben we er zelfs
nog een behoorlijk schepje ppgelegd-
Reeds gedurende de eerste wereldoorlog,
tóen Nederland van zijn buitenlandse klan
ten was afgesneden, werden de produkten
van de eigen industrie al speciaal gepropa
geerd. „Wat je ver haalt is lekker" had
reeds voor een belangrijk deel zijn beteke
nis verloren. In 1915 werd de Vereniging
„Het Nederlands Fabrikaat" gesticht om de
bevolking steeds meer van deze waarheid
te doordringen. Tot 1942, in welk jaar de
vereniging door de bezetters werd ver
boden, heeft zij uitstekend werk verricht
in het belang van het Nederlandse produkt.
Direct na de oorlog, in 1945, werd die taak
weer ter hand genomen.
DE DOELSTELLING kan het best aldus
worden omschreven: de vereniging ijvert
niet ten koste van alles voor wat in Neder
land wordt gemaakt, maar men wil een on
gemotiveerde voorkeur voor het buiten
landse produkt, die nog hier en daar aan
wezig is, tegengaan. Koop bij gelijke prijs
en gelijke kwaliteit het Nederlandse pro
dukt, is de leuze. Met andere woordenmen
beoogt onder strikte neutraliteit het voor
lichtingsbureau te zijn van de Nederlandse
industrie, met het doel het gebruik van
Nederlandse produkten te bevorderen, de
stelling huldigend: wat Nederland maakt,
mag er zijn. Men- draagt, mede in samen
werking met werkgeversbonden en vrou
wenverenigingen, begrip uit voor het Ne
derlands vakmanschap met zijn vier facet
ten: fantasie, vernuft, precisie en betrouw
baarheid.
Wat hebben wij huisvrouwen hiermee te
maken? zult u zich afvragen. Dit is een
nationaal belang van de eerste orde. Wan
neer de Nederlandse vrouw meer bewust
de voortbrengselen van eigen bodem koopt,
zullen deze ook nog meer succes boeken in
het buitenland. Dit zal immers de buiten
landse inkopers zeker niet ontgaan en als
vanzelf zal hun belangstelling erdoor wor
den gestimuleerd. Dan hoeft men ook niet
meer de dwaasheid uit te halen de voor het
binnenland bestemde Nederlandse stoffen
van buitenlandse etiketten te voorzien.
UW KINDEREN zullen zeer waarschijn
lijk hun bestaan moeten vinden in de Ne
derlandse industrie, althans indirect daar
van afhankelijk zijn. Hoe meer u zich voor
de Nederlandse industrie interesseert, hoe
groter de waarborg is, dat het volgend ge
slacht hierin een behoorlijke werkkring
kan vinden. Thans komt de industrie han
den tekort; geestdriftige jonge krachten
zijn er hard nodig. Wij kunnen er zeker toe
meewerken die situatie te bestendigen - in
het algemeen belang, wat uiteindelijk wil
zeggen: in het belang van onszelf.
Tineke Raat
Het maken van corsetten.
Schizanthus pleegt men ook wel eens
orchideeënbloempjes te noemen; de zeer
schoon gevormde bloempjes in allerlei
mooie kleuren doen er inderdaad ook wel
aan denken. Ze zijn wel belangrijk goed
koper. Het is namelijk mogelijk ze in uw
eigen tuin te zaaien, maar zoek er dan een
zonnig plekje voor op. In de schaduw is er
ndets mee te bereiken. Stop het zaad voor
al niet te diep in de grond. Het is al vol
doende als het juist onder de oppervlakte
zit. Men zal echter veel meer plezier van
de plant hebben als u eerst onder glas of
in potten binnenshuis zaait. Komen ze op
dan moet u elk plantje in een klein potje
verder kweken. Hebben ze een hoogte van
ongeveer zeven centimeter bereikt, dan
kunnen ze op een onderlinge afstand van
ongeveer vijftien centimeter in de volle
grond van de tuin gepoot worden. Mis
schien heeft de bloemist wel jonge plant
jes in voorraad. Dan bent u nog veel vlug
ger klaar. De Schizanthus moet een heel
voedzame grond hebben. Onderspitten van
wat oude stalmest verdient aanbeveling.
Bevat de grond voldoende humus, dan be
reikt men ook goede resultaten met de be
kende rose tuin- en gazonkorrelmest.
G. Kromdijk
„Wat je ver haalt is lekker", zo luidt
een oud Nederlands spreekwoord, dat
we ook thans nog wel geneigd zijn toe
te passen. Een voorbeeldje? We kopen
allen graag een lapje stof van buitenlands
fabrikaat, omdat dit als het ware een
magische aantrekkingskracht op ons uit
oefent. Dat lapje kan overigens toch
best afkomstig zijn van onze Twentse
of Tilburgse industrie, die voortreffelijke
prestaties leveren.
Nog een historisch voorbeeld? Het is
voorgekomen dat 'n Nederlandse vrouw
in Amerika in een modewinkel op Fifth
Avenue een schoonheid van een mantel
kocht. Toen zij hem enthousiast aan
haar kennissen toonde en ook de bin
nenkant eens goed bekeken werd, kwam
een rood-wit-blauw kaartje met Made
in Holland voor de dag. Veel van onze
mantels worden namelijk geëxporteerd.
Zij hebben een goede naam in het bui
tenland. Hetzelfde geldt trouwens voor
ons aardewerk, glas en porcelein, be
nevens voor de produkten van onze
plastic en pharinaceutische industrie.
Wij hebben in ons land groentesoorten ge
noeg. Het is dus helemaal niet moeilijk tege
moet te komen aan de eis, dat onze maal
tijden gevarieerd moeten zijn. Wees niet
bang in de loop van de week alle beschikbare
groentesoorten in het menu op te nemen en
zoek het eens in andere combinaties en be
reidingswijzen.
Moet men b.v. Spinazie altijd met eieren
eten? Er is eigenlijk geen vleessoort die niet
bij deze groente past, trouwens gebakken of
gekookte vis smaakt er uitstekend bij; gebak
ken kaas niet minder.
Wat de bereiding betreft: deze beperkt zich
na het koken gewoonlijk tot het hakken of
zeer fijn snijden. Maar wist u dat het zeker
niet minder smakelijk is de spinazie ongesne
den of enkele malen grof gesneden op te
dienen? Het is dan wel zaak de groente te
laten uitlekken en op smaak af te maken met
boter, margarine of 'n saus. Dat kan 'n meik
of kaassaus zijn of een saus bereid van een
bouillon of pakje champignonsoep. In het
laatste geval zult u wat extra bloem of maï
zena moeten gebruiken.
Maak, als u gewend bént aan kleine porties
aardappelen, een schotel van laagsgewijs ge
legde plakken gekookte aardappel en ge
kookte, goed uitgelekte spinazie. Strooi des
gewenst fijngesneden ham. geraspte kaas of
stukjes hardgekookt ei tussen de lagen.
Overgiet het geheel met wat melk en warm
de schotel op het fornuis of in de oven.
Stamppot van rauwe spinazie is wel be
kend, spinaziesla minder. De rauwe spinazie
wordt hiervoor fijngesneden en vermengd
met een bij voorkeur gebonden slasaus
of een saus met geprakt ei. Verder kan men
er plakken tomaat, blokjes ei, worst of uit
gebakken spek doormengen. Kleurig is ook
de combinatie spinazie 'geraspte wortel.
Bij andijvie doen allerlei vlees- en kaas
gerechten het uitstekend; gebakken vis,
witte of bruine bonen of ei kan men geven
bij een sla of stamppot met rauwe andijvie.
Voor een andijviesla, die toch altijd wat
Een Engelse creatie op het gebied van
de hoedenmode is deze in de vorm van
een tulband gedrapeerde hoofdbedek
king die ever elegant is als sierlijk.
DAN ZIJN ER NATUURLIJK nog de kampeerterreinen voo
de meer sportieve vakantiegangers. Er zijn er tweeduizend ii
Frankrijk, maar jammer genoeg behoren ze niet allemaal tot d
moderne en comfortabele categorie. Er bestaan maar zes zoge
naamde superkampeerterreinen, waar alle mogelijke comfort t
vinden is. Verder zijn er drieënveertig eerste klas terreinen. E
wordt véél gedaan om het comfort steeds te verhogen. Ee:
aantal directies van terreinen heeft besloten de kampbevolkin;
tot tweehonderdvijftig mensen per hectare te beperken.
De rijke en meer verwende hotelgasten kunnen tegenwoordij
op de film, op hun dooie gemak een fraaie kamer uitzoeken. Eer
Parijse hotelonderneming vertoont op het witte doek hotel
kamers in Frankrijk en in het buitenland. Zo heeft een hotel ir
Madrid dat over kamers met authentieke Romeinse badkamer:
beschikt, dankzij deze moderne vorm van reclame al heel wal
Franse gasten voor het komende seizoen genoteerd. Zoals u ziet
voor elck wat wils. In ieder geval wordt de zomervakantie in
Frankrijk al met intense energie voorbereid.
lan de monding van de Seine in Frankrijk ligt een alleraardigste
iavenplaats: Honfleur_ Iedere Fransman, die met vrouw en kroost
rertier gaat zoeken in de zomer in de grote badplaatsen Trouville
?n Deauville aan de westkust, verzuimt niet een dag of wat in te
uimen voor dit oude stadje. De haven is volop in gebruik voor
moderne coasters, maar midden in de stad ligt een groot bassin
waarin de vissersvloot thuisvaart. Het ruikt er naar pek en vis
n de oude straten en op de markt. De binnenstad, vele honder
den jaren oud, is goed geconserveerd. Honfleur is een vakantie-
stad bij uitstek. Onze fotograaf pakte bij doorreis dit beeld mee
van de kleine vissershaven.
bitter is, kunt u het best een iets zoete niet
te schrale slasaus nemen, bijvoorbeeld een
mayonaise.
Kleine kropjes andijvie kunnen in hun ge
heel worden gekookt en nadat zij in de
lengte gehalveerd en goed uitgelekt zijn,
overgoten worden met een melk- of kaas
saus. Pittiger van smaak zijn deze kropjes,
wanneer ze na het koken in ham of bacon
gewikkeld en in de koekepam of braadslede
nog een paar minuten gebakken worden.
(Van onze Parijse medewerkster)
GEMIDDELD ZESENVIJFTIG PERCENT van de Franse be
volking, zo is vastgesteld, is van plan deze zomer met vakantie
te gaan. In de grote steden is dit percentage natuurlijk nog veel
hoger. Drie op de vier Parijzenaars zullen deze zomer de warme
en vermoeiende stad voor enige tijd verlaten, om elders in
Frankrijk frisse lucht en gezondheid op te doen. De democrati
sering van de vakantie is één van de grote en verheugende ver
schijnselen van deze tijd.
De voordeligste wijze om met vakantie te gaan is voor de grote
gezinnen het huren van een huisje of van enige kamers in een
mooie streek. Deze methode wordt steeds algemener gevolgd.
En nu de maand mei nauwelijks begonnen is, zijn bijna geen
huizen meer te vinden aan de Rivièra, en evenmin aan de kust
van de Atlantische Oceaan, in Bretagne en Normandië.
De hotels zijn tegenwoordig niet alleen voor de welgestelde
bevolkingsgroep gereserveerd. Voor 1200 francs of twaalf gulden
.kun je in verschillende streken volledig pension vinden. De ver
eniging Logis de France heeft een lijst opgemaakt van duizend
hotels met in totaal zeventienduizend kamers. In minder dan de
helft van deze hotels liggen de prijzen vér onder de 1200 francs
per dag en in het volle seizoen worden belangrijke reducties
voor de maanden juni en september toegestaan.
Verder is er nog een geschikte oplossing voor families die het
wat zuiniger aan willen doen. Die kunnen een kamer huren bij
bewoners van grote landhuizen, die zich zelf wat willen behelpen
voor de zomermaanden. De vereniging Gites de France heeft op
het ogenblik duizend landhuizen op lijsten staan in vijfendertig
departementen. Er is dus keuze genoeg. De huurprijzen variëren
hier van zesduizend tot vijftienduizend francs (zestig tot hon-
derdvijftig gulden) in de maand, voor twee of drie kamers. Ook
voor de voedselvoorziening wordt door de vereniging tege'
redelijke prijzen gezorgd.
Deze Gites de France zijn in korte tijd bijzonder populai.
geworden. Men is er nu toe overgegaan de vele zo goed al:
uitgestorven dorpjes die Frankrijk bezit, in hun geheel aan tc
kopen om ze in te richten als vakantieverblijven voor de stede
lingen. Die huizen kunnen naderhand eventueel ter beschikkinj
worden gesteld aan gepensioneerden of ouden van dagen. Derge
lijke tot vakantieoorden herschapen dorpjes vind je vooral i
het midden van Frankrijk en in de Alpen.