VAN SANDAAL TOT KNOOPLAARSJE
MIJN TWEELING EN IK
VAKAN"
DE SCHOEN DOOR DE LOOP DER EEUWEN
Vlijtig Liesje
ZATERDAG 6 JULI 1957
Erbij
PAGINA ZES
TUIN- EN KAMERPLANTEN
Brood uit de automaat
voor
in onze nieuwe wooing was een dorado
water werd het mooiste speelgoed
G. Kromdijk
door
WIES VAN BEEVEREN
Als u er eens voor gaat zitten, zult u
vast een hele rits spreekwoorden vinden,
die betrekking hebben op de schoen. Dit
is al een bewijs, dat dit onderdeel van de
kleding niet alleen belangrijk is als voet
bedekking, maar dat het in het hele
leven van de mens een grote rol heeft
gespeeld.
De voorbeelden hiervan liggen voor
liet grijpen. We herinneren zo midden in
de zomer aarzelend aan de schoen van
Sinterklaas en wijzen er en passant op,
dat het schoeisel in dit verband de plaats
inneemt van de hoorn des overvloeds. De
bijbel staat vol aanhalingen, waarin de
schoen wordt genoemd.
Een charmante vorm van bijgeloof
treffen we nog in sommige streken van
Duitsland en ook wel in andere landen
aan. De huwbare meisjes verstaan er de
kunst hun rechterschoen in de richting
van de deur uit te zwiepen. Blijft hij
staan met de neus naar binnen gericht,
dan moet het meisje er maar op rekenen
nog minstens een jaar bij moeder te
blijven. Wijst de neus naar buiten, dan.
zit daarin de symbolische betekenis van
het spoedige vertrek: de bruidegom zal
zich weldra melden.
VROEGER WERD DE SCHOEN ook
als een teken van vruchtbaarheid be
schouwd. Als klasse- en standensym
bool (het verschil tussen schoenen- en
klompendragers) is hij in ons land nage
noeg verdwenen, maar de religieuze zus
ters, die op blote voeten door Afrika trek
ken, doen dit toch nog steeds om de be
volking te tonen, dat zij zich los hebben
gemaakt van het symbool van rijkdom en
blanke overheersing.
Tenslotte mogen we nog releveren, dat
kunstenaars van naam de schoen in aller
lei materialen, (glas, porcelein, goud, zil
ver, email en hout) hebben nagebootst en
veredeld, deels als sierprodukt, deels als
gebruiksvoorwerp; drinkschoen, snuifdoos,
parfumflacon, vaas, handwarmer, naalde
koker of peper-en zoutvaatje.
Hoe het met de voetbedekking in de loop
van de eeuwen was gesteld, kunt u zien in
een werkelijk unieke tentoonstelling, die
in het Amsterdamse museum Willet Holt-
huysen bijeen is gebracht. Tot eind sep
tember kunt u er terecht.
Het is de eerste keer in Nederland, dat
zo'n cultuurhistorische en op internatio
nale leest geschoeide verzameling aan het
publiek wordt voorgesteld en u mag dit
gebeuren bepaald niet missen. Een zeer be
langrijke bijdrage dankt men aan het Bally
Schoenmuseum uit Schönenwerd (Zwit
serland) en voorts heeft men uit diverse
Nederlandse musea en particuliere verza
melingen kunnen putten.
Vlijtig Liesje of waterbalsamientje pleegt
de bloemist als Impatiens te betitelen; een
mooie en rijk bloeiende kamerplant, waar
van men veel plezier kan hebben, al geeft
ze wel eens aanleiding tot teleurstelling. De
plant zit nogal eens onder de luis. Luis
komt in de Impatiens veel voor omdat ze
te warm gekweekt wordt. Ze heeft wel be
hoefte aan de volle zomerzon, maar aan een
hoge kunstmatige warmte heeft ze een he
kel en dat geeft ze dan ook wel te kennen
door veel bladval en optreden van luis. Er
HET RONDWANDELEN tussen al deze
authentieke voetbedekkingen brengt ons in
een heel speciale sfeer het doet ons mij
meren over voorbije perioden, waarin cul
turen gekomen en gegaan zijn, aan tijden
waarin men met primitieve hulpmiddelen
ingenieus handwerk tot stand bracht. Het
geeft ons vaak de verbaasde gedachte in:
hoe heeft men daarop kunnen lopen? Het
levert ons eens te meer het bewijs, dat
wat stokoud is ook hypermodern kan
zijn.
Dat laatste geldt bijvoorbeeld voor de
sandalen uit de oudheid met een houvast-
punt tussen de grote en de daaropvolgende
teen en een enkelriem, die nu in de zo
mer door meisjes en jonge vrouwen weer
volop worden gedragen.
Behalve de schoenen dragen schilderijen,
grafieken en foto's ertoe bij de schoen in
de ruimste zin van het woord aan u voor
te stellen. Een weergave van een prehisto
rische rotstekening uit oost-Span je toont
ons voet- en beenbekledingen van dieren
huiden en dat is dan de oervorm van de
schoen met als uitgangspunt: bescherming
tegen koude, doornen, slangenbeten en zo
meer.
Op zoolvormige plankjes, door middel
van riemen aan de voet bevestigd, bewo
gen Egyptenaren zich circa 3000 jaar voor
Christus voort, waarschijnlijk om dé voet
zolen tegen hitte te beschermen. Door
vondsten in Egyptische koningsgraven be
schikt men thans over zeer belangrijke
gegevens over deze periode. Er zijn sanda
len bij met prachtige reliëftekeningen en
mozaïekornamenten. Symbolisch is weer
het voedsel, dat de dode in een schoenvor-
mige vaas werd meegegeven: hij hoefde op
zijn wandeling door het dodenrijk niet van
honger om te komen.
In zekere zin zijn dit reeds grondtypen
van de schoensoorten van thans. Na Egyp
te hebben de Grieken, Etrusken en Romei
nen deze verder ontwikkeld. Bij deze san
dalen kan men al verschil zien tussen lin
ker- en rechterschoen, hetgeen met schoe
nen uit latere perioden lang niet altijd het
geval was.
In het begin van onze jaartelling doen
Byzantijnse en Koptische schoenen van
zich spreken. Invloed van het Oosten kan
Het knooplaarsje van rond 1900.
men terugvinden in de rijk geborduurde
muilen. Van het tijdvak tussen de vierde
en de dertiende eeuw is helaas weinig
authentiek materiaal bewaard gebleven.
Ten tijde van Karei de Grote ontstond een
vorm, die de voet geheel omsluit. Van de
veertiende eeuw af volgen de perioden
elkaar zonder hiaten op: de Gothiek, de
Schoenen uit de oudheid: bronzen sandaal uit Syrië.
Lederen gilde-beker in de vorm van
een snavelschoen met roodlederen hak,
gevat in verguld zilver (1610-1625).
Renaissance, het Barok, het Rococo, het
Empire en het Biedermeier. Grappig zijn
de Gothische schoenen met lange snavel,
die in het midden van de vijftiende eeuw
soms een overmaat bezaten van 3070 cm.
Hoe hoger men in aanzien stond, hoe lan
ger de snavels waren. Grappenmakers be
weren wel eens, dat onze voorouders er
een hekel aan hadden hun nagels te knip
pen!
UIT DE ZESTIENDE en zeventiende
eeuw dateren gildedrinkbekers in de vorm
van snavelschoenen en men kan op de ten
toonstelling een „drinkuit" zien in de ge
daante van een schoen in dolfijnvorm met
de staartvin als „kurk" en de open bek
boven de hak. De Renaissance bracht als
reactie platte en brede schoenen met een
stompe, soms bijna vierkante neus.
Met verbazing hebben we staan kijken
naar de cioppine, een schoen die veel in
Venetië werd gedragen (zestiende eeuw) en
die zo hoog was, 10 k 13 cm van de grond,
dat de dames een stokje moesten gebrui
ken bij een wandeling in de tuin en bij
het bestijgen van de trap een steuntje
moesten zoeken aan de huisknecht.
Veel gevarieerde vormen zijn er te zien,
die bewijzen, dat men vroeger kleine en
smalle voeten had (geen sportbeoefening!).
De periode van de Franse revolutie is weer
heel eenvoudig, want men negeerde be
wust wat de adel droeg en kwam voor de
dag met een soort balletschoentje zonder
harde neus.
Uit 1897 dateert een zwart schoentje met
kralen borduurwerk en de letters V.R.
(Victoria Regina) en omstreeks 1900 ver
schijnen de laarsjes.
Een bezienswaardigheid apart vormen
de schoenen uit alle .delen van de wereld,
zoals een bewerkt lederen pantoffelschoen
uit Afghanistan met een grote flap voor
op, houten met zilveren schoenen uit In
dia met rinkelbelletjes, Indiaanse voetbe
dekkingen, met kralen versierd en de ont
stellend kleine schoentjes, waarin de afge
bonden voetjes van die arme zielen uit
China tot voor korte tijd zo hebben ge
leden.
Tineke Raat
De huisvrouwen van Quebec hoeven
geen tijd meer te verdoen met wachten in
de bakkerswinkels. Ze kunnen brood ha
len uit de automaat. Er bestaan al plannen
om de broodsoort aan te passen aan het
jaargetij: licht witbrood voor de zomer en
eeti kröchtigër soort, dat gebruikt kan
worden bij warme spijzen, .gedurende
herfst en winter.
9 9 9
zijn gelukkig tegenwoordig verschillende
goede bestrijdingsmiddelen, dodh over het
algemeen heeft men voor klein gebruik te
grote hoeveelheden nodig. Dat kan ook an
ders: tegenwoordig gebruikt men veel Poli-
flor zomer; een uitstekend middel, dat in
kleine flesjes in de handel wordt gebracht
en dat men zich dus ook kan aanschaffen
indien het slechts gaat om luis uit één be
paalde kamerplant te bestrijden. Maak dan
maar een oplossing van twee tot drie per
cent; in de meeste gevallen zal dat wel af
doende zijn en indien dat niet zo is kan men
over een week nog eens sproeien of spui
ten. Sproei liever uw plant niet in de volle
zon. Zorg er ook voor dat ze niet in de
tocht staat.
EINDELIJK kwam de dag in zicht, dat
we het ons toegewezen huis konden be
trekken. Het lag slechts een paar straten
verder in de zelfde buurt. De verhuizing
bood dus geen grote moeilijkheden. Als je
kinderen 's avonds in bed lagen en de
baby-zitster was gearriveerd, trokken mijn
man en ik gewapend met zwabbers,
emmers, bezems en schoonmaakmidde
len naar ons nieuwe domein. Daar had
den we reeds een petroleumkachel laten
brengen. Wij boenden en schrobden, dat
het een lust was. Elke avond brachten wij
een deel van onze lichte bezittingen over,
tot dat de verhuizer kwam om de zware
stukken te transporteren en wij definitief
onze intrek konden nemen in ons „paleis".
Ja, paleis, want al was het dan een dood
gewoon huis in een rij, met een tuintje
voor en achter, en beneden een keuken en
twee kamers en-suite, al lag er geen loper
op de trap en al moesten wij warm water
maken in een ketel op het gas, voor ons
was het toch na drie jaar inwoning op
twee kamers twee-hoog een echt paleis.
DE KINDEREN waren even opgetogen
als mijn man en ik. Toen wij hun Bra
bantsbonte gordijnen hadden opgehangen,
hun klerenkastje, hun tafeltje en stoeltjes
en hun speeelgoed een plaats hadden ge
geven in de kinderkamer, namen zij hun
nieuwe wereldje dadelijk in bezit. Van
eerst moeten wennen aan een nieuwe om
geving was eigenlijk geen sprake. Als ech
te ouderen, die om de een of andere reden
iedere overgang van oud naar nieuw met
enige schroom wensen te vieren, vonden
wij de vanzelfsprekendheid, waarmede de
kinderen zich installeerden, even een te
leurstelling. Wij vergaten die evenwel snel
tijdens het treffen van voorzorgsmaatrege
len tegen een al te radicale uitbuiting van
de vele mogelijkheden, die onze nieuwe
woning de kinderen bood en omdat wij
vlak na de verhuizing natuurlijk hun on
uitputtelijke ondernemingslust in juiste
banen wilden leiden.
Zo had Stien al gauw ontdekt, dat de
houten tralies voor het raam van de kin
derkamer op de eerste verdieping
een prachtig (hoewel niet onbreekbaar en
daarom naar mijn mening gevaarlijk)
klimrek waren. Wij waren dus spoedig ge
noodzaakt om die tralies te vervangen
door het opvouwbare traphekje dat in on
ze vorige behuizing had dienst gedaan als
onoverkomelijke hindernis tegen stroop
tochten op het gebied van onze bejaarde
hoofdbewoonster.
Dan was er de badkamer die uitkomt op
de kinderkamer. Eindelijk konden zij met
hun tweetjes in een heus en groot bad,
waarin ze naar hartelust konden rond-
spartelen, als ze hun dagelijkse wasbeurt
ondergingen. Op die leeftijd dus tussen
twee en vier jaar is water het speelgoed
bij uitstek. Niets is dan voor de kinderen
onafwasbaar. Dat een negerpop na één be
handeling blank wordt, deert de pret niet
in het minst. Het bruikbaarste kledingstuk
op die leeftijd is daarom een plastic mouw-
schort. Daarin kunnen ze waterfeesten
houden naar hartelust! Een plotseling op
tredend grillig patroon in tamelijk vieze
kleuren op mijn overigens hagelwit plafond
(onder de badkamer!) bracht mij tot het
besluit de badkamer dagelijks slechts voor
korte tijd en dan nog maar alleen onder
toezicht van volwassenen voor de kinde-
ren open te stellen. Toch onderschatte ik
de vindingrijkheid van mijn engeltjes nog!
Op een goede ochtend toen ik moeizaam
een stapel nette kinderkleertjes door de
wringer haalde, hoorde ik boven op de
gang een luid gelach. En daar bovenuit
klonk de stem van Stien: „Gauw, gauw!
Anders komt Mammie!!" Ik vloog naar bo
ven. Daar vond ik Stan. Zij was bezig om
water te scheppen uit de W.C. en dat over
te gieten in haar poppenbadje. Misschien
was het pedagogisch niet verantwoord,
maar ik gaf ze allebei een flinke tik. En
tegelijkertijd vroeg ik mij af, wat ze nu
weer zouden bedenken.
GELUKKIG BEGON HET VOORJAAR
aan te breken. Op mooie warme dagen par
keerde ik Nickie in haar wagen in de zon
nige voortuin. De tweelingen gestoken
in spijkerbroeken en sterke (wasbare)
wollen jasjes gingen naar de achter
tuin, waar mijn man en ik in het zonnigste
hoekje een grote, diepe zandbak hadden
gemaakt. Daar bakten Stan en Stien zand
taartjes, die ze elkaar en de poppen voer
den. Daar bouwden zij torens, daar groe
ven zij holen en gangen. Toen het wat
warmer werd, kregen ze zo nu en dan een
emmer water, zodat ze heerlijk modder-
puddingen konden bereiden. Toen het zo
mer was, hield ik er mee op om elk kind
iedere dag schone kleren aan te trekken
en beperkte ik mij er toe om de gelijk
vloerse kamers tweemaal in de week zand
vrij te maken. Maar de kinderen genoten
naar hartelust.
Onderwijl groeide Nickie, wat meer met
rust gelaten, voorspoedig op. Vanuit haar
wagen in de tuin of door de tralies van
haar box volgde zij met belangstelling het
doen en laten van haar zusjes. Het was al
ras duidelijk, dat het niet lang meer zou
duren, alvorens zij haar plaats in het we
reldje van de tweelingen zou opeisen. Mijn
man en ik dachten, dat zij het dan wel een
beetje moeilijk zou krijgen. Immers, de
tweelingen haden een solidariteit ontwik
keld, die iedereen, inclusief het ouderpaar,
buitensloot. Zij spraken een eigen taal, die
mijn man en ik niet konden verstaan. Als
er een van de twee ziek werd, dan was het
strijk en zet zo dat de ander het een of
twee dagen later ook was. In bed hielden
zij elkaar dan bezig. Zo hielpen ze elkaar
door de mazelen en de bof heen, en wel op
een manier, die onze zorgen vrijwel dwaas
deed schijnen.
Na de derde verjaardag kregen Stan en
Stien een passie voor legkaarten. Stan had
het geduld en het oog om kleuren bij el
kaar te zoeken, terwijl Stien met haar
vlugge, peuterige vingertjes de stukjes
snel in elkaar paste Die eenheid ging ver
loren, toen Nickie op eigen benen de twee
ling-gemeenschap binnenstapte en mee
begon te doen. Tot onze verbazing en
dankbaarheid werd zij onvoorwaardelijk
geadopteerd. Nooit beschouwden Stan of
Stien haar als een indringster. Natuurlijk
kon het kleine ding haar oudere zusjes niet
altijd bijhouden en waren er' spelletjes die
boven haar krachten gingen. Nooit echter
werd zij opzettelijk buitengesloten of in
de steek gelaten.
Het komt voor, dat tweelingen al te ver
knocht aan elkaar raken en al te zelfstan
dig tegenover de rest der wereld worden.
Gebeurt dat, dan hebben zij de grootste
moeite om vriendjes of vriendinnetjes te
vinden, zodat de schooljaren dan soms tot
een kwelling worden. In het geval van
Stan en Stien was Nickie zo'n beetje een
reddende engel. Zij voorkwam, zonder enig
bewust plan, een al te grote wederzijdse
aan- en afhankelijkheid van de tweelin
gen. Later zullen Stan en Stien haar daar
voor misschien dankbaar zijn
„ZIEZO", zei meester Bron vrolijk en
hij veegde met één grote zwaai alle
vervelende sommen en alle moeilijke
woorden van het bord. „Ziezo, dat mo
gen jullie voorlopig vergeten. Daar heb
je niets aan als je aan het pootje ba
den bent of in de bomen van het bos
klimt. Nog één verhaaltje vertel ik en
dan is het vakantie!"
„Hè", zuchtten ze allemaal, „einde
lijk".
Meester Bron zat al midden in de va
kantie, dat voelde je zo. Hij joeg niet
eens de twee musjes weg, die op de
vensterbank van het schoollokaal zaten
mee te luisteren.
„Ze boffen maar", tsjirpte Tjiep, het
éne musje.
„Waarom boffen ze?" vroeg Tjup, het
andere musje.
„Nou, zo maar, omdat ze vakantie
hebben", zei Tjiep eigenwijs.
„Weet je dan wat het is?" vroeg Tjup
weer.
Hoeveel fouten kun je in deze tekening
ontdekken? Laat je niet misleiden.
„Tuurlijk", tsjirpte Tjiep, „als je va
kantie hebt dan mag je gaan waar je
wilt".
„Tsjonge", piepte Tjup, „wat een bof
fers! Zullen wij ook gaan?"
„Tja....", knikte Tjiep, „dat is een
idee. En dan gaan we...."
„Naar het bos natuurlijk", floot Tjup,
„daar wilden we toch altijd al heen".
Tjiep en Tjup vlogen naar het bos.
Nou, dat is een hele reis voor twee klei
ne stadsmusjes, hoor! Toen ze er aan
kwamen waren ze doodmoe. Ze streken
meteen op de tak van een grote eik
neer. „Hè, hè", zuchtten ze, „we zijn
er!"
„Hela", ruiste de eik, „dat gaat zo
maar niet. Wie zijn jullie en waar
kom ie vandaan?"
„Wij zijn Tjiep en Tjup", tsjirpten
de musjes, „we komen uit de stad. „We
zijn met vakantie, weet u".
„Met vakantie?" De eik ruiste van
verbazing en alle bomen om hem heen
ruisten mee: „Vakantie? Wat is dat?"
„Wie vakantie heeft mag gaan waar
hij wil", riep Tjiep hard, „meer weet ik
er ook niet van. Maar alle mensen ne
men het".
„Némen het?" Het hele bos ritselde en
ruiste nu mee, „kun je vakantie ne
men? Kun je zo maar zeggen: nu ga
ik waar ik wil?"
„Tuurlijk", riepen Tjiep en Tjup, „wij
hebben het toch ook gedaan! Wij zei
den: we gaan naar het bos en hier zijn
we!"
„Tjonge, tjonge". Het hele bos stond
ervan te suizebollen. „Stel je voor.
ruiste de één. „Als we eens.fluis
terde een andere boom. „Ik zou het wel
weten", ritselde een braamstruikje.
„Ik ookik ook", kraakten de den
nen.
„Zullen we dan maar?" zei de oude
eik, „hoe meer ik erover denk, hoe meer
plezier ik erin krijg. Vooruit, daar gaan
we!"
„Ho.... hola! Wat gebeurt er?" rie
pen Tsjiep en Tjup bang, want alles om
hen heen begon opeens te kraken, te
buigen en te ruisen.
„Wij gaan ook!" lachte de eikeboom,
„wij nemen vakantie en we gaan naar
zee! Al honderd jaar lang heb ik naar
zee gewild. Nu gaan we".
Hij trok langzaam zijn eeuwenoude
wortels uit de bosgrond. De beuken, de
dennen, de berken en de kleine braam
struiken deden hetzelfde. En daar gin
gen ze. Voorop de oude eik met een heel
warnet van wortels als een sluier ach
ter zich aan. Daarachter andere eiken,
beuken, de dennetjes op smalle kraak-
voeten en de bramen met kleine prik-
teentjes. „Naar zee! Naar zee!" zongen
ze.
Tjiep en Tjup keken elkaar eens aan.
„We zullen maar meegaan, hè", zei
Tjiep. „Goed", zei Tjup.
„Zeg Tjiep....", vroeg hij, terwijl ze
boven de oude eik met de stoet meevlo
gen, „je weet het toch wel zeker, hè,
van die vakantieWe zullen er toch
geen last mee krijgen?"
„Onzin", tjierpte Tjiep, „kom mee, ik
wil ook de zee wel eens zien".
„Stoppen!" kraste opeens een stem
boven ze. Een heel legertje zwarte
kraaien-agenten begonnen om Tjiep en
Tjup heen te cirkelen. Ze sloten de twee
musjes in en dwongen ze om naar de
grond te gaan.
De uil zat ze op de lege bosgrond vol
kuilen al op te wachten. „Wat betekent
dat?" kraste hij streng, „waarom heb
ben jullie het bos dat verhaal verteld?
Nu zijn wij ons huis en onze nesten
kwijt. En weet je wat er gebeuren zal?
Als de zee hoort dat het bos vakantie
heeft genomen, wil zij ook weg. En als
de stad het hoort, wil de stad ook op
reis. En houd dat dan maar eens tegen:
het bos dat naar zee gaat, de zee die
naar de stad gaat en de stad, die weer
naar het bos of de hei of weet ik waar
heen wil. Waar moeten de mensen en
de dieren blijven? Dacht je soms, dat
jij in die warboel ooit je nest nog zou
terug vinden? Of een hapje eten?"
Tjiep en Tjup werden wit om hun
snavel.'Ze hadden er nooit aan gedacht,
dat dat allemaal gebeuren kon. Ze vlo
gen als pijlen uit een boog het wande
lende bos achterna en vertelden over
de gevaren van hun reis. De oude eik
knikte het eerst van ja. Hij plantte zijn
wortels diep in de grond en zei: „ze
hebben gelijk. We moeten de vakantie
maar overlaten aan de mensen. Laat ze
maar klimmen en hollen en zwemmen.
Wij némen geen vakantie. Wij maken
vakantie!"
„Wij zijn het er mee eens", knikten
de beuken en ze gingen weer in de rij
staan aan twee kanten van een bospad.
„Wij ook", zeiden de dennen en de ber
ken.
Alleen de kleine braamstruikjes die
hard vooruit gehold waren kwamen
niet terug. Die staan nu boven op een
duin en kijken hun ogen uit naar het
strand en de zee.
„Daar moeten jullie wel eens naar
gaan kijken, jongens", zei meester Bron
tegen de kinderen voor hem.
„En naar ons", tsjirpten de musjes
Tjiep en Tjup in de vensterbank van
het schoollokaal, „tjiep tjiepook
naar ons".
„Ja", lachte meester Bron, „naar jul
lie ook. Maar nu jongens, wègIk
ga het raam sluiten en het blijft vier
weken dicht!"
„Hoera", riepen de kinderen.
„Hoe vond jij dat verhaal?" vroeg
Tjiep aan Tjup, terwijl ze boven het
schoolplein vol juichende kinderen
cirkelden.
„Och", zei Tjiep, „die domme meester
weet natuurlijk niet, dat wij altijd va
kantie'hebben en gaan waar we willen!"
Mies Bouhuys
WÉÊmÊÊlêt/M,
Als je schelpen hebt gezocht op het
strand kun je leuke poppetjes maken.
Als voorbeeld zie je er hier een afge
beeld, Je lijmt de schelpen aan elkaar
met plasticlijm. Begin onderaan op een
stukje karton en lijm ze .zo boven op
elkaar als op het plaatje. Voor de armen
zou je pijpeschoonmakers kunnen
gebruiken.
Kijk nou eens, zegt het zwaluwtje,
moet je die boom eens zien.
Ze zit vol rode knikkertjes,
wel een miljoen misschien!
Ze ruiken zo verrukkelijk,
ze glimmen ook zo fijn.
De spreeuwen zijn er ook al bij,
het moet iets heerlijks zijn.
Miljoenen rode knikkertjes,
het lijkt wel of ik droom!
Het sap loopt om mijn snaveltje.
Op naar de wonderboom!
Daar gaat ze naar de kerseboom,
zo vlug, zo vlug, zó vlug!
Maar héze is maar even weg,
of ze komt al weer terug!
O ma, o pa! O help, o help!
Wat heeft die zwaluw dan?
Help help vlak bij die boom,
daar staat een grote man!
Rrrtsj 't kleine zwaluwtje vlucht weg
naar moedei op het dak
De spreeuwen in de kerseboom
vallen haast van hun tak.
Zij lachen om dat zwaluwtje
en eten alles op.
Zij lachen om die grote man.
Het is gewoon een pop!
Mies Bouhuys