DE VRAAG ZONDER ANTWOORD Oe „Proms" PRODUCTIEPROCES VAN WHISKY VELE MYSTERIES Litteraire Kantteken i ngen beginnen weer Archaeopterixfossiel van een oervogel uit Beieren Erbij „De witte muur" Nieuwe roman van Vlaamse auteurs- en staat onder streng toezicht van belastingambtenaren RUSSEN MET VAKANTIE ZATERDAG 13 JULI 1957 PAGINA V 1 L L EEN TIJDSVERLOOP van vier jaar blijkt niet voldoende te zijn geweest om de jonge Vlaamse auteur Maurice d'Haese in het reine te brengen met zichzelf, met het leven en de wereld. Er is te veel ge beurd, er gebeurt voor hem dagelijks nog te veel, dan dat hij, dromerig geaard, die oneindig liever een idylle zou schrijven dan een wrang realistisch verhaal, zich zou kunnen en willen veroorloven te vergeten, zonder daarmee zijn geweten geweld aan te doen. De oorlog met zijn onvoorstelbare onmenselijkheden - het thema van zijn eerstling „De heilige gramschap" - is voor hem, als voor zovelen, met het débacle van 1945 geen verleden, geen „geschiedenis" geworden. Hij betekende een symptoom, een crisis in het mens-zijn, een uitbarsting van menselijk onvermogen, een infectueuze ziekte van onze beschaving, - en woedt voort, met andere, sluipender vernieti gingsmiddelen. die het geloof in de zin van ons doen en laten als een gif aantasten. HET ZIT de moderne romans, hier en elders, zijl, er vol van „in de lucht" dit slopende, ontkrachtende bewustzijn, het leven niet meer te kunnen benaderen van het leven uit. Van alle kanten doemt de onlust op, aan alle gevoelens knaagt de onzekerheid, het verval, de ontbinding. Het is afschuwelijk, maar het is een te onmis kenbaar verschijnsel dan dat men er ach teloos aan voorbij zou kunnen gaan. Waar het naar toe gaat als de mens zichzelf en anderen niet tijdig een halt toeroept, heeft Maurice d'Haese zijn lezers in het sug- gestief-monotone proza van zijn nieuwe roman „De witte muur" (Daamen, Den Haag/De Sikkel, Antwerpen) voor ogen ge steld. WAAROM HEEFT Max het fatale re volverschot gelost op de man, van wie nauwelijks kan worden gezegd, dat hij zijn rivaal was? Waarom moest hij doden, moest hij déze mens juist doden? Was het wraak, vernietigingsdrang, haat, protest, wanhoop om een mislukt leven, om een verspeelde liefde voor het meisje Tee? Et telijke malen herhaalt hij het: „ik weet het niet, ik weet het werkelijk niet". Niets weet hij zeker, alles is mogelijk en onmo gelijk tegelijk, alles is zowel een domme vergissing als een bittere waarheid: zijn liefde, zijn gemis, zijn lot, zijn leven, het leven. In zijn cel, starend naar de witte muur, rijzen uit de nevel van een gevoels- verdoving zijn herinneringen als schim mige gestalten één voor één op: het meisje Tee, zijn vriend Guy, het meisje Annie, met wie hij over enkel dagen zou gaan trouwen. En met die beelden herleven mat en moeizaam zijn verlangens, zijn begeer ten. zijn aarzelingen, zijn gevoelens van angst, vertwijfeling en ontgoocheling. Elke doffe gedachte, die zich loom en weifelend losmaakt van de bodem van zijn gevoel loosheid en aan de oppervlakte van zijn bewustzijn komt drijven, is een vraagte ken. dat zich als een angel in zijn bezeer de hart slaat, zonder hem en dat is het pijnlijk-treffende van deze „roman" nog te kwetsen. Hij kijkt naar zijn hand. een vreemde hand, die de daad, de enige be slissende van zijn jonge leven, bedreef. Hij weet niet of hij schuldig is of niet, vraagt zich dat ook nauwelijks meer af. Zijn lot voltrekt zich „aan gene zijde van goed en kwaad". Er heeft zich voor hem onver wacht een samenloop van omstandigheden voorgedaan, van „dingen", die wel en die niet gebeurden beide even belangrijk en noodlottig en men weet niet en h ij weet niet of hij slachtoffer is dan wel aanstich ter. Eén ding is zeker: hij had van het leven iets anders verwacht, had het anders ge wild, anders gedroomd en soms droomt hij nog vagelijk van dat andere. Maar het is hem wie zal zeggen hoe en waar om uit de handen geglipt en plaatste zich als een vijandige macht, als een boze demon, tegenover hem door eigen, door anderer toedoen? Zelfs de liefde, zijn lief de voor het meisje Tee, keerde zich tegen hem. Of was het niet meer dan een vul gaire begeerte? Was het een verlangen naar het onbereikbare, naar een tederheid, waarvoor in dit, zijn leven geen plaats meer is? Vraagtekens. Het meisje Tee was van goeden huize, hij een schobber, die van de zelfkant van het leven naar het loKkende midden wilde, waar het goed is en gelukkig, menselijk en warm Misschien heeft hij nooit meer dan dit gezocht: een plaats, waar hij veilig zou zijn voor het onheil van het leven en werd hij verraden in zijn zuiverste gevoelens. Misschien ook verried hij zichzelf en hij kijkt naar zijn hand, naar die vreemde hand, die wil de strelen en doodde. Waarom doodde? Waarom zacht en goed wilde zijn? Maurice d'Haese geeft zijn lezer op deze uit de mist van een duister mensenleven opdoemende vragen geen antwoord. Hij legt ze voor aan zijn medemens, die even verantwoordelijk voor het leven is als deze Max en hijzelf. En dat is de kracht van dit als een troosteloze regen neerdroppelende verhaal, de zedelijke kracht van het vraag teken, dat de achteloos levenden de morele last van een antwoord oplegt. Ik zeg dit met alle nadruk, omdat de kans niet ge ring is dat er wel zullen zijn, die de vol strekte openhartigheid van deze bekente nis voor „oneerbaar" houden. Een mens als deze Max, door het leven tot consequenties gedwongen, die hij met zijn hart niet ge wild heeft, kent andere overwegingen dan die van het „fatsoen". Hij is in een toe stand tussen verdoving en ontwaken onbewust eerlnk en denkt wat des mensen is, overdenkt, zonder zichzelf een rad voor de ogen ie draaien, wat hij deed en naliet te doen, ten goede en ten kwade. ER ZIJN over soortgelijke situaties ro mans geschreven die uit litterair oogpunt beschouwd meer waardering ten deel viel dan dit boek misschien te wachten staat. „De witte muur" is geen meesterwerk, noch van compositie, noch van taal. Maar het is, hoe dan ook, een goed boek, want het overtuigt, wat des te opmerkelijker is, daar het in zijn eentonige verteltrant niet de minste moeite doet om te speculeren op sentimentaliteiten. En zo is het ook goed. Want deze Max, schuldig of niet, is in de ijskoude zone verzeild geraakt, waarin geen meegevoel meer verwacht en ver langd wordt. Hij spreekt, hij denkt, hij schrijft niet om zichzelf te rechtvaardigen, evenmin om zichzelf aan te klagen. Hij laat alleen maar zijn gedachten gaan zoals ze komen. En juist omdat hij dat doet, drukt hij de waarheid uit van zichzelf, van zijn leven, van het leven der duizenden, die voelen als hij, al werd hun niet bij toe val een revolver in handen gespeeld en gaat het niet bij toeval op een beslissend ogenblik af. Dat de lezer die waarheid als een tragi sche waarheid ondergaat, dat hij er, zon der daartoe te zijn gesuggereerd door de „knepen" van het schrijf métier, van over tuigd raakt dat dezelfde hand, die de trek ker overhaalde, tot vriendschap tot een gebaar van menselijke waardigheid, tot liefde in staat zou zijn geweest, is de proef op de som van de echtheid van d'Haese's schrijverschap en van de positieve waarde van zijn boek. C. J. E. Dinaux DE VOLGENDE WEEK zaterdagavond, 20 juli, begint het 63ste seizoen van de Henry Wood Promenade Concerts in Lon den met een concert door het BBC sym fonie-orkest onder leiding van Sir Mal colm Sargent met Joyce Barker en Eileen Joyce als solisten. Joyce Barker, een dra matische sopraan uit Zuid-Afrika, treedt voor het eerst op de Promenadeconcerten op. Zij werd in 1931 in Natal geboren en studeerde in 1953 aan de Koninklijke muziekacademie in Engeland. Zij verwierf in die tijd de gouden medaille voor opera zang en de Kathleen Ferrier-onderschei- ding voor opera, ingesteld door de Konink lijke Filharmonische maatschappij. Zij zingt dikwijls bij de nationale opera van Wales en won een speciale prijs voor haar vertolking van de rol van Madame Flora in Menotti's opera „Het medium". Op dit Promenadecon cert zingt zij een aria uit Verdi's „La forza del destino". Het Vprogramma bestaat verder uit Elgars „Pomp and Circumstance"-mars nr. 4 en Enigmavariaties, Mendelssohns Itaaliaanse symfonie en de variaties en fuga op een thema van Benjamin Britten. De Austra lische pianiste Eileen Joyce hier te lande vooral bekend omdat zij bij elk werk op haar recitals een japon in een andere kleur aantrok speelt het be kende tweede pianoconcert van Saint- Saëns. Dit programma ligt geheel in de lijn van de zaterdagavond-traditie der „Proms". Die dag is namelijk gereserveerd voor de „lichte klassieken" welke dan ook door het Light programme worden uitgezonden. Voor de andere avonden geldt eveneens een vrij vast componisten- of genre schema. Zo is de vrijdagavond altijd aan werken van Van Beethoven voorbehou den. Deze uitvoeringen worden beurte lings door het Third Programme of de Home Service overgenomen. Er heerst op de Promenadeconcerten, die tegenwoordig genoemd worden naar de stichter en de dirigent, die deze tot een geweldig succes wist te maken, altijd een sfeer van nauw bedwongen geestdrift van overwegend jeugdige muziekliefhebbers, die heel wat uren filevorming over hebben om een van de, betrekkelijk goedkope plaatsen in de Royal Albert Hall te veroveren. Iets van de spanning en het spontane medeleven dringt ook via de omroep tot de huis kamer door, ook tot de Hollandse huis kamers, want velen stemmen deze weken op de „proms" af. De VARA relayeert trouwens enkele concerten, inzonderheid het slotconcert, waarop Henry Wood's fantasie op Engelse zéeliedjes door de duizenden toehoorders worden meegezon gen en meegeklapt De Promenadeconcerten vormen na ruim zestig jaar een traditie welke men niet gaarne uit het muziekleven en zeker niet uit de omroep zou kunnen missen. In de zomer bieden zij vrijwel dagelijks een keuze uit weliswaar niet al te „zware", maar in elk geval altijd waardevolle wer ken in een degelijke uitvoering, waarbij de weerklank bij het publiek inspirerend werkt op de uitvoerende kunstenaars. Dat laatste is altijd opnieuw een verheugende ervaring. Voor de microfoon HET ONTSTAAN der 6 zoogdieren was een raadsel. Zo ook het ont staan der vogels. Waar schijnlijk verschenen de vogels later op aarde dan de eer ste zoogdieren, althans voorzover wij dit aan de hand van weten schappelijke vondsten kunnen vaststellen. Die eerste vogels da teren uit het Juratijdperk toen de Middeleeuwen der aardge- schiedenis ongeveer vijfenveertig miljoen jaren hadden geduurd. Wij danken het aan een „vlieg ongeluk" honderd vijftig mil joen jaren geleden dat wij om- DE vondst baarde destijds veel opzien. En nog in onze tijd roe men geleerden van naam dat fossiel van 1861 als het belang rijkste en mooiste, dat ooit werd gevonden. Het bevindt zich in een (gespleten) vlak stuk kalk steen. Aan beide zijden ziet men dus een deel van de afdruk of indruk van het verongelukte dier. De verstening is bijzonder goed bewaard en gaaf gebleven. Reeds bij de eerste oogopslag ziet men, dat het dier veren heeft gehad. De kleinste bijzon derheden zijn waarneembaar. De veren zijn gelijk aan die van trent die eerste vogels iets meer weten. Anderhalf miljoen eeuwen geleden gebeurde er in het ge bied,dat thans Beieren heet, een luchtongeluk met dodelijke af loop. Dat was wetenschappelijk beschouwd een gelukkig toeval, want het was de oorzaak, dat een der merkwaardigste schep selen, die toen op aarde leefden, in versteende vorm voor ons be waard is gebleven. Van de mil jarden schepselen, die sedert het ontstaan van het leven bestaan hebben, is slechts een fractie van een percent door het ver- steningslot getroffen. HET slachtoffer was een oer vogel of archaeopterix, die tegen zijn zin door een storm zee waarts werd gedreven en bij laag tij terecht kwam op een modderbank. De vliegcapaciteil van de oervogel was vermoede lijk niet groot genoeg om zelf van de grond op te stijgen en het stierf. Het dode dier werd bedekt door fijn snib. In de loop van miljoenen jaren ontstond uit dat slib een fijnkorrelige zand steen. Dicht bij de Beierse plaats Solnhofen wint men sedert tal van jaren bouwmateriaal in de kalksteengroeven. En in die groeven vond men in 1861 het fossiel. Dit fossiel is eigendom geworden van een Londen s mu seum. Een tweede, later ontdekt fossiel van zo'n oervogel bevindt zich in een Berlijns museum. de tegenwoordige vogels en zo gerangschikt op de armen van het dier, dat zij een vleugel vor men. Wel had de oervogel ook veren op de staart, doch dit lichaamsdeel verschilde totaal van de staart der hedendaagse vogels. De oervogel had een lange, gelede staart, die langer was dan de rest van het lichaam. In de oervogelstaart bevonden zich twintig langwerpige, losse wervels, hetgeen ook bij rep tielen (hagedissen bijvoorbeeld) het geval is. EEN nadere beschouwing van de oervogel van Solnhofen leert, dat het dier een merkwaardige vermenging van kenmerken ver toonde. Somm'ge. zoals de veren, zijn volledig vogeikenrnerken. Andere, zoals de staart, wijst op verwantschap met de rep tielen. Uit de poten van het dier kan men afleiden, dat de oer vogel een deel van zijn leven zittende op een tak doorbracht, doch dat hij voorts klauwen had, die hij kon gebruiken om tegen bomen op te klimmen en om zich vast te houden aan takken. Opvliegen kon hij niet. Hij zweefde met behulp van zijn staart en vleugels door het luchtruim of van hoge bomen naar lagere. Om te „starten" klauterde hij eerst in een hoge boom. Zo kan men het „vlieg ongeval" verklaren, dat de oer vogel van Solnhofen trof. Hij was een landdier, doch „woei weg" in de richting van de zee, kon onderweg zijn koers niet wijzigen en kon evenmin, een maal op de modderbank geland, door weg te vliegen aan zijn versteningslot ontsnappen. De oervogel, zo groot als een duif, was een dier, dat in voorkomen tussen een reptiel en een heden daagse vogel in stond. Wil dit nu zeggen, dat de oervogel is voort gekomen uit de vliegende of fladderende reptielsoorten? Er zijn geleerden, die deze vraag bevestigend beantwoorden, doch bewezen is het nooit. Daarom is het beter, ook de oervogel of ar chaeopterix te rangschikken on der de raadselen der geschiede nis van het leven op aarde. IN HET Krijttijdperk bloeiden de vogels en de zoogdieren op, terwijl wij gelijktijdig een da lende lijn in de groep der sau riërs kunnen vaststellen. De bloeitijd dezer reuzen behoorde bij de overgang van de Middel- De archaeopterix, waarover men in de zesde aflevering van deze reeks iets kan lezen, teas een van de eerste dieren met vliegcapaci- teiten. Hij was zo groot als een duif. Hij had vleugels, maar kon daarmee niet echt vliegen. Hij zweefde meer en moest om een vlucht te kunnen maken eerst naar een hoog punt klauteren. Hierboven ziet men van hem een afstammeling: een reiger in het water van een moeras in Florida, een volgroeide vlieger en onder de vogels een van de sierlijkste. Met een brede vleugelslag beheerst hij het luchtruim. eeuwen naar de Nieuwe Tijd reeds tot het verleden. Die der vogels en zoogdieren brak aan in de jongste periode van de ge schiedenis onzer planeet, dus in de periode, waarin ook het ont staan of de schepping van de mens geschiedde. WIE al wat wij tot nu toe schreven in deze serie, aandach tig heeft gelezen zal tot het in zicht zijn gekomen, dat iedere diersoort, die ontstaat, er naar streeft om alle „levenssferen" der aarde te veroveren. De in secten is dat gelukt. Zij slaagden er in de loop van honderden miljoenen jaren in om in het water, op het land en in de lucht te kunnen leven. De vissen had den minder succes. We kennen longvissen, maar deze bleven gebonden aan het water evenals de zogenaamde vliegende vissen. De amfibieën veroverden het land en het water, maar tot de verovering van het luchtruim kwamen zij niet. De reptielen veroverden zowel het water als het land, alsmede zij het in bescheiden mate het lucht ruim. De vogels en de zoogdieren zijn eveneens in alle drie sferen meer of minder thuis, terwijl de mens na zijn verovering van het land en het water ook het lucht ruim leerde beheersen. IN SCHOTLAND zijnde duurde het niet lang, of het gesprek komt op whisky, de nationale drank, die erin slaagt een zekere hardheid in het Schotse karakter te verzachten. Als ze het over whisky hebben, worden de zakelijke Schotten lyrisch. JAARL'JKS AANTAL RUSSISCHE 55001 GASTEN IN HIV LANDEN Speciaal aanbevolen: zondag 14 juli, uitzendingen ter gelegenheid van de Franse nationale feestdag. Orgelrecital door Marcel Dupré (Paris-Inter 1829 m, 8 45) Militaire muziek (idem, 13 uur) Pianorecital door Arthur Rubinstein 'idem. 15.45) „Ronde du 14 millet" (idem, 20 uur) Concert door de Garde Rèpubli- caine (idem, 21 uur) „Bal aux lampions" (idem, 22.30 tot 2 uur) Etudes van Czerny, drie programma's door Pierre Palla (zon dag 14 juli, dinsdag 16 juli, dinsdag 23 juli, Hilversum I) Hulde aan Jacques Thibaud door Magda Tagliaferro (Paris-nlter, dinsdag 16 juli, 14.18) „Jeruzalem en Rome", luisterspel naar een deel uit de roman „De Joodse oorlog" van Leon Wmchtwanger (woensdag 17 juli, Hilver sum I) Sonates van Mozart en Brahms door Arthur Grumiaux en Clara Haskil 'woensdag 17 juli, Hilversum I) Willem Noske speelt werk van Bruch ter gelegen heid van zijn zilveren jubileum als solist (onderdag 18 juli, Hilversum I) Peter Pears zingt (idem) Jan Smeterlin speelt pianomuziek van Schumann (BBC III. vrijdag 19 juli, 464 m.). H. Bartman HET IS de laatste jaren een vaste gewoonte geworden, dat het Rus sische reisbureau Intourist zijn vakantiegangers ook buiten de grenzen van de Sovjet-Unie leidt. Hoewel bijgaand grafiekje ons niet doet duizelen van de getallen blijkt toch, dat heel wat Russen ver buitenslands op hun verhaal wensen te komen van de beslom meringen van alle dag. Het is gebaseerd op cijfers over de perio de 1954-1956. Het is duidelijk, dat het „ijzeren gordijn" toch op een kier moet staan, want de kleine buurman Finland krijgt jaarlijks vijfenvijftighonderd Russen op bezoek. We moeten bij deze bui tenlandse visites echter wel be denken dat hier eveneens zijn in begrepen bezoekers van beurzen, conferenties en dergelijke, als mede Russische balletgroepen die over de hele wereld uitzwermen. Het is opmerkelijk, dat ook de toeristische faam van Zwitser land tot de Sovjet-Unie is door gedrongen. Met vijfentwintighon derd jaarlijkse bezoekers staat dit land op de tweede plaats bij de voorkeurlanden van de Russische vakantiegangers. Dat Hongkong zo in trék is zal wel worden ver oorzaakt door handelsbetrekkin gen. IN DE OORLOG, toen er niet of nauwelijks werd gedistilleerd, heerste er evenals na de oorlog, toen vijfenzeventig percent van het produkt voor export was be stemd, in Schotland een tekort ran whisky. Herinnert u zich maar uit de sublieme film „Whisky Ga lore" (whisky als water) de re actie van de bewoners van een der Schotse eilanden, toen daar '.omaar een lading van deze drank waarvan men zo lang verstoken was geweest, aanspoelde. Overi gens is whisky van oorsprong helemaal niet Schots, want ze werd door de Ieren, die naar Schotland emigreerden, daarheen gebracht. De naam whisky (in Ierland en Amerika whiskey gespeld) is een verbastering van het Keltische Usquebae, dat een letterlijke vertaling is van het Latijnse aqua vita en het Franse eau de vie, levenswater. In Schotlands graanstreken werd aanvankelijk whisky door de boeren voor eigen gebruik ge stookt. Zij werd pas in de vijf tiende eeuw bekend en de eigen lijke export ging zich in de zeven tiger jaren van de vorige eeuw ontwikkelen. Thans mag de Schotse whisky de belangrijkste dollarverdiener van het Verenigd Koninkrijk worden genoemd. De helft van de totale uitvoer van whisky, welke vorig jaar vier honderdvijfenzeventig miljoen gulden bedroeg, is voor Noord Amerika bestemd. De Schotten hebben moeite om het bij te hou den, want de wereldvraag naar whisky niet het minst in Frank rijk, neemt voortdurend toe. In 1956 werden vierenzeventig mil joen liter whisky geëxporteerd, terwijl er voor het binnenland slechts zesentwintig miljoen liter beschikbaar was. Voor de oorlog bedroeg de uitvoer maar iets meer dan het eigen verbruik. WHISKY DRINKEN in Groot- Brittannië is een dure liefhebbe rij. Een fles whisky produceren kost maar drieguldenvijftig, doch de enorme accijns maakt dat een fles op achttien gulden komt Al drinken de Schotten als het er op aankomt niet zoveel whisky, ze praten er altijd over en dat is niet duur. Temidden van de groe ne glooiende landerijen verrijzen overal whisky stokerij en. Er zijn er zeventig in de hooglanden en zestig in de laaglanden. Niet ver van Glasgow aanschouwden wij het met zoveel ontzag omgeven gistingsproces in een distilleerde- rijtje, dat zijn water onttrok aan een kristalheldere bergstroom. Men kon aan het gebouw duide lijk zien, dat dit vroeger een boerderij was geweest. Voorheen gebeurde het namelijk vaak, dat een boerenbedrijf in een whisky- fabriek werd omgezet. Elke dis tilleerderij produceert een andere soort whisky maar niemand weet eigenlijk hoe dat komt. Volgens sommigen wordt de kwaliteit door het water bepaald, hoewel twee fabrieken, die hun water van dezelfde stroom betrekken, toch verschillende smaken whisky af leveren. Volgens anderen is de geur van de turf, die voor ver hitting van de droogruimten van de gerst wordt gebruikt, bepalend voor de aard van het eindprodukt. Maar deskundigen spreken ook dit tegen. De whiskyfabricage blijft daarom door een geheim zinnig waas omgeven en dit ver hoogt voor de kenners het. genot. Men kan in een whiskydistil leerderij geen stap verzetten zon der geschaduwd te worden door een ambtenaar van de accijnzen. Elke verbindingsschakel in het lange buizen-en-ketelstelsel is door enorme hangsloten afge grendeld en de belastingman draagt als een cipier zijn dikke bos sleutels. DE VERMAARDE „Highland Whisky" wordt alleen van gerst vervaardigd, in tegenstelling tot die uit de Schotse laaglanden waarbij ook andere graansoorten een rol spelen. Hun produkt is de lichtere, zogenaamde graan- whisky, die.men soms apart kan kopen. De meeste whisky is echter een. mengsel van beide soorten. De gerst wordt drie dagen in water geweekt en krijgt daarna anderhalve week of iets langer om te kiemen. Het kiemproces wordt niet voltooid. De groene mout wordt vervolgens boven een turfvuur de turf moet liefst altijd uit dezelfde streek komen gedroogd. Want al staat dat dan niet onherroepelijk vast, de rook van de turf of van de cokes, die ook wel gebruikt wordt, blijkt een zekere invloed op het aroma van de whisky uit te 'oefenen. De mout wordt gemalen, daarna met zacht water, steeds uit de zelfde bron of stroom gemengd tot wort. Deze zoete bruine vloei stof wordt evenals het geval is met cognac tot tweemaal toe ge distilleerd. De dan nog kleurloze vloeistof moet volgens de wet ten minste drie jaar rijpen, doch in de praktijk duurt dat proces meestal zeven jaar of nog langer. Men liet ons goudgele whisky proeven, welke al veertien jaar in het vat lag. Twintig jaar is het maximum, omdat de whisky daar na de smaak van het hout gaat aannemen. Voor de rijping ge bruikt men meestal oude Spaanse sherryvaten, die aan whisky hun kleur geven. Maar ge meet niet denken, dat de drank na ai die jaren in de opslagplaats van de distilleerderij (angs vallig be waakt achter gegrendelde zware ijzeren deuren, die niemand mocht openen dan in tegenwoordigheid van onze „cipier") gereed is voor de verkoop. Als de whisky een maal uit de gevangenschap wordt ontslagen, gaat ze met speciale treinen naar de mengers, die de produkten van de distilleerde rijen kopen. Wij bezochten ook een dergelijk reusachtig meng- bedrijf, even buiten Edinburgh aan de prachtige inham de Firth of Forth gelegen. Er was juist een „transport" whisky binnen gekomen. Ook hier was weer die sfeer van verdenking' In dit mengbedrijf worden de produkten der distilleerderijen aan elkaar „gehuwd". Als „ambtenaar van de burgerlijke stand" treedt een menger op, die met zijn neus arema en kwaliteit van elk pro dukt beoordeelt en over de menging beslist. Een jaar lang duurt deze menging in enorme geheel afgesloten mengvaten, welke duizenden li ters whisky bevatten en welke door dikke, overal afgegrendelde „brandslangen" worden gevuld en geledigd. Aangezien de diverse whisky's van verschillende kleur zijn, zorgt een toegevoegde cara- meloplossing voor een uniform uiterlijk. VELE BEROEMDE merken worden hier geboren. De onder kant van elke kurk is afgezet door een plaatje tin, opdat de smaak van de whisky onaange tast blijft. Elke fles wordt door gelicht ter opsporing van onge rechtigheden. Eenmaal in de fles blijven de eigenschappen van de whisky onveranderd. 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 22