DE VRAAG ZONDER
ANTWOORD
Oe „Proms"
PRODUCTIEPROCES
VAN WHISKY
VELE MYSTERIES
Litteraire
Kantteken i ngen
beginnen weer
Archaeopterixfossiel van een
oervogel uit Beieren
Erbij
„De witte muur"
Nieuwe roman van
Vlaamse auteurs-
en staat onder streng toezicht
van belastingambtenaren
RUSSEN MET VAKANTIE
ZATERDAG 13 JULI 1957
PAGINA V 1 L L
EEN TIJDSVERLOOP van vier jaar
blijkt niet voldoende te zijn geweest om
de jonge Vlaamse auteur Maurice d'Haese
in het reine te brengen met zichzelf, met
het leven en de wereld. Er is te veel ge
beurd, er gebeurt voor hem dagelijks nog
te veel, dan dat hij, dromerig geaard, die
oneindig liever een idylle zou schrijven
dan een wrang realistisch verhaal, zich zou
kunnen en willen veroorloven te vergeten,
zonder daarmee zijn geweten geweld aan
te doen. De oorlog met zijn onvoorstelbare
onmenselijkheden - het thema van zijn
eerstling „De heilige gramschap" - is voor
hem, als voor zovelen, met het débacle van
1945 geen verleden, geen „geschiedenis"
geworden. Hij betekende een symptoom,
een crisis in het mens-zijn, een uitbarsting
van menselijk onvermogen, een infectueuze
ziekte van onze beschaving, - en woedt
voort, met andere, sluipender vernieti
gingsmiddelen. die het geloof in de zin van
ons doen en laten als een gif aantasten.
HET ZIT de moderne romans, hier
en elders, zijl, er vol van „in de lucht"
dit slopende, ontkrachtende bewustzijn,
het leven niet meer te kunnen benaderen
van het leven uit. Van alle kanten doemt
de onlust op, aan alle gevoelens knaagt de
onzekerheid, het verval, de ontbinding. Het
is afschuwelijk, maar het is een te onmis
kenbaar verschijnsel dan dat men er ach
teloos aan voorbij zou kunnen gaan. Waar
het naar toe gaat als de mens zichzelf en
anderen niet tijdig een halt toeroept, heeft
Maurice d'Haese zijn lezers in het sug-
gestief-monotone proza van zijn nieuwe
roman „De witte muur" (Daamen, Den
Haag/De Sikkel, Antwerpen) voor ogen ge
steld.
WAAROM HEEFT Max het fatale re
volverschot gelost op de man, van wie
nauwelijks kan worden gezegd, dat hij zijn
rivaal was? Waarom moest hij doden,
moest hij déze mens juist doden? Was het
wraak, vernietigingsdrang, haat, protest,
wanhoop om een mislukt leven, om een
verspeelde liefde voor het meisje Tee? Et
telijke malen herhaalt hij het: „ik weet het
niet, ik weet het werkelijk niet". Niets
weet hij zeker, alles is mogelijk en onmo
gelijk tegelijk, alles is zowel een domme
vergissing als een bittere waarheid: zijn
liefde, zijn gemis, zijn lot, zijn leven, het
leven. In zijn cel, starend naar de witte
muur, rijzen uit de nevel van een gevoels-
verdoving zijn herinneringen als schim
mige gestalten één voor één op: het meisje
Tee, zijn vriend Guy, het meisje Annie,
met wie hij over enkel dagen zou gaan
trouwen. En met die beelden herleven mat
en moeizaam zijn verlangens, zijn begeer
ten. zijn aarzelingen, zijn gevoelens van
angst, vertwijfeling en ontgoocheling. Elke
doffe gedachte, die zich loom en weifelend
losmaakt van de bodem van zijn gevoel
loosheid en aan de oppervlakte van zijn
bewustzijn komt drijven, is een vraagte
ken. dat zich als een angel in zijn bezeer
de hart slaat, zonder hem en dat is het
pijnlijk-treffende van deze „roman" nog
te kwetsen. Hij kijkt naar zijn hand. een
vreemde hand, die de daad, de enige be
slissende van zijn jonge leven, bedreef. Hij
weet niet of hij schuldig is of niet, vraagt
zich dat ook nauwelijks meer af. Zijn lot
voltrekt zich „aan gene zijde van goed en
kwaad". Er heeft zich voor hem onver
wacht een samenloop van omstandigheden
voorgedaan, van „dingen", die wel en die
niet gebeurden beide even belangrijk en
noodlottig en men weet niet en h ij weet
niet of hij slachtoffer is dan wel aanstich
ter.
Eén ding is zeker: hij had van het leven
iets anders verwacht, had het anders ge
wild, anders gedroomd en soms droomt hij
nog vagelijk van dat andere. Maar
het is hem wie zal zeggen hoe en waar
om uit de handen geglipt en plaatste
zich als een vijandige macht, als een boze
demon, tegenover hem door eigen, door
anderer toedoen? Zelfs de liefde, zijn lief
de voor het meisje Tee, keerde zich tegen
hem. Of was het niet meer dan een vul
gaire begeerte? Was het een verlangen
naar het onbereikbare, naar een tederheid,
waarvoor in dit, zijn leven geen plaats
meer is? Vraagtekens. Het meisje Tee was
van goeden huize, hij een schobber, die
van de zelfkant van het leven naar het
loKkende midden wilde, waar het goed is
en gelukkig, menselijk en warm Misschien
heeft hij nooit meer dan dit gezocht: een
plaats, waar hij veilig zou zijn voor het
onheil van het leven en werd hij verraden
in zijn zuiverste gevoelens. Misschien ook
verried hij zichzelf en hij kijkt naar
zijn hand, naar die vreemde hand, die wil
de strelen en doodde. Waarom doodde?
Waarom zacht en goed wilde zijn?
Maurice d'Haese geeft zijn lezer op deze
uit de mist van een duister mensenleven
opdoemende vragen geen antwoord. Hij
legt ze voor aan zijn medemens, die even
verantwoordelijk voor het leven is als deze
Max en hijzelf. En dat is de kracht van dit
als een troosteloze regen neerdroppelende
verhaal, de zedelijke kracht van het vraag
teken, dat de achteloos levenden de morele
last van een antwoord oplegt. Ik zeg dit
met alle nadruk, omdat de kans niet ge
ring is dat er wel zullen zijn, die de vol
strekte openhartigheid van deze bekente
nis voor „oneerbaar" houden. Een mens als
deze Max, door het leven tot consequenties
gedwongen, die hij met zijn hart niet ge
wild heeft, kent andere overwegingen dan
die van het „fatsoen". Hij is in een toe
stand tussen verdoving en ontwaken
onbewust eerlnk en denkt wat des mensen
is, overdenkt, zonder zichzelf een rad voor
de ogen ie draaien, wat hij deed en naliet
te doen, ten goede en ten kwade.
ER ZIJN over soortgelijke situaties ro
mans geschreven die uit litterair oogpunt
beschouwd meer waardering ten deel viel
dan dit boek misschien te wachten staat.
„De witte muur" is geen meesterwerk,
noch van compositie, noch van taal. Maar
het is, hoe dan ook, een goed boek, want
het overtuigt, wat des te opmerkelijker is,
daar het in zijn eentonige verteltrant niet
de minste moeite doet om te speculeren op
sentimentaliteiten. En zo is het ook goed.
Want deze Max, schuldig of niet, is in de
ijskoude zone verzeild geraakt, waarin
geen meegevoel meer verwacht en ver
langd wordt. Hij spreekt, hij denkt, hij
schrijft niet om zichzelf te rechtvaardigen,
evenmin om zichzelf aan te klagen. Hij
laat alleen maar zijn gedachten gaan zoals
ze komen. En juist omdat hij dat doet,
drukt hij de waarheid uit van zichzelf, van
zijn leven, van het leven der duizenden,
die voelen als hij, al werd hun niet bij toe
val een revolver in handen gespeeld en
gaat het niet bij toeval op een beslissend
ogenblik af.
Dat de lezer die waarheid als een tragi
sche waarheid ondergaat, dat hij er, zon
der daartoe te zijn gesuggereerd door de
„knepen" van het schrijf métier, van over
tuigd raakt dat dezelfde hand, die de trek
ker overhaalde, tot vriendschap tot een
gebaar van menselijke waardigheid, tot
liefde in staat zou zijn geweest, is de proef
op de som van de echtheid van d'Haese's
schrijverschap en van de positieve waarde
van zijn boek.
C. J. E. Dinaux
DE VOLGENDE WEEK zaterdagavond,
20 juli, begint het 63ste seizoen van de
Henry Wood Promenade Concerts in Lon
den met een concert door het BBC sym
fonie-orkest onder leiding van Sir Mal
colm Sargent met Joyce Barker en Eileen
Joyce als solisten. Joyce Barker, een dra
matische sopraan uit Zuid-Afrika, treedt
voor het eerst op de Promenadeconcerten
op. Zij werd in 1931 in Natal geboren en
studeerde in 1953 aan de Koninklijke
muziekacademie in Engeland. Zij verwierf
in die tijd de gouden medaille voor opera
zang en de Kathleen Ferrier-onderschei-
ding voor opera, ingesteld door de Konink
lijke Filharmonische maatschappij. Zij
zingt dikwijls bij de nationale opera van
Wales en won een speciale prijs voor haar
vertolking van de rol van Madame Flora
in Menotti's opera
„Het medium". Op
dit Promenadecon
cert zingt zij een aria
uit Verdi's „La forza
del destino". Het
Vprogramma bestaat
verder uit Elgars
„Pomp and Circumstance"-mars nr. 4 en
Enigmavariaties, Mendelssohns Itaaliaanse
symfonie en de variaties en fuga op een
thema van Benjamin Britten. De Austra
lische pianiste Eileen Joyce hier te
lande vooral bekend omdat zij bij elk
werk op haar recitals een japon in een
andere kleur aantrok speelt het be
kende tweede pianoconcert van Saint-
Saëns.
Dit programma ligt geheel in de lijn van
de zaterdagavond-traditie der „Proms".
Die dag is namelijk gereserveerd voor de
„lichte klassieken" welke dan ook door
het Light programme worden uitgezonden.
Voor de andere avonden geldt eveneens
een vrij vast componisten- of genre
schema. Zo is de vrijdagavond altijd aan
werken van Van Beethoven voorbehou
den. Deze uitvoeringen worden beurte
lings door het Third Programme of de
Home Service overgenomen. Er heerst op
de Promenadeconcerten, die tegenwoordig
genoemd worden naar de stichter en de
dirigent, die deze tot een geweldig succes
wist te maken, altijd een sfeer van nauw
bedwongen geestdrift van overwegend
jeugdige muziekliefhebbers, die heel wat
uren filevorming over hebben om een van
de, betrekkelijk goedkope plaatsen in de
Royal Albert Hall te veroveren. Iets van
de spanning en het spontane medeleven
dringt ook via de omroep tot de huis
kamer door, ook tot de Hollandse huis
kamers, want velen stemmen deze weken
op de „proms" af. De VARA relayeert
trouwens enkele concerten, inzonderheid
het slotconcert, waarop Henry Wood's
fantasie op Engelse zéeliedjes door de
duizenden toehoorders worden meegezon
gen en meegeklapt
De Promenadeconcerten vormen na
ruim zestig jaar een traditie welke men
niet gaarne uit het muziekleven en zeker
niet uit de omroep zou kunnen missen. In
de zomer bieden zij vrijwel dagelijks een
keuze uit weliswaar niet al te „zware",
maar in elk geval altijd waardevolle wer
ken in een degelijke uitvoering, waarbij
de weerklank bij het publiek inspirerend
werkt op de uitvoerende kunstenaars. Dat
laatste is altijd opnieuw een verheugende
ervaring.
Voor de
microfoon
HET ONTSTAAN der
6 zoogdieren was een
raadsel. Zo ook het ont
staan der vogels. Waar
schijnlijk verschenen de
vogels later op aarde dan de eer
ste zoogdieren, althans voorzover
wij dit aan de hand van weten
schappelijke vondsten kunnen
vaststellen. Die eerste vogels da
teren uit het Juratijdperk toen
de Middeleeuwen der aardge-
schiedenis ongeveer vijfenveertig
miljoen jaren hadden geduurd.
Wij danken het aan een „vlieg
ongeluk" honderd vijftig mil
joen jaren geleden dat wij om-
DE vondst baarde destijds veel
opzien. En nog in onze tijd roe
men geleerden van naam dat
fossiel van 1861 als het belang
rijkste en mooiste, dat ooit werd
gevonden. Het bevindt zich in
een (gespleten) vlak stuk kalk
steen. Aan beide zijden ziet men
dus een deel van de afdruk of
indruk van het verongelukte
dier. De verstening is bijzonder
goed bewaard en gaaf gebleven.
Reeds bij de eerste oogopslag
ziet men, dat het dier veren
heeft gehad. De kleinste bijzon
derheden zijn waarneembaar.
De veren zijn gelijk aan die van
trent die eerste vogels iets meer
weten. Anderhalf miljoen eeuwen
geleden gebeurde er in het ge
bied,dat thans Beieren heet, een
luchtongeluk met dodelijke af
loop. Dat was wetenschappelijk
beschouwd een gelukkig toeval,
want het was de oorzaak, dat
een der merkwaardigste schep
selen, die toen op aarde leefden,
in versteende vorm voor ons be
waard is gebleven. Van de mil
jarden schepselen, die sedert het
ontstaan van het leven bestaan
hebben, is slechts een fractie
van een percent door het ver-
steningslot getroffen.
HET slachtoffer was een oer
vogel of archaeopterix, die tegen
zijn zin door een storm zee
waarts werd gedreven en bij
laag tij terecht kwam op een
modderbank. De vliegcapaciteil
van de oervogel was vermoede
lijk niet groot genoeg om zelf
van de grond op te stijgen en
het stierf. Het dode dier werd
bedekt door fijn snib. In de loop
van miljoenen jaren ontstond uit
dat slib een fijnkorrelige zand
steen. Dicht bij de Beierse plaats
Solnhofen wint men sedert tal
van jaren bouwmateriaal in de
kalksteengroeven. En in die
groeven vond men in 1861 het
fossiel. Dit fossiel is eigendom
geworden van een Londen s mu
seum. Een tweede, later ontdekt
fossiel van zo'n oervogel bevindt
zich in een Berlijns museum.
de tegenwoordige vogels en zo
gerangschikt op de armen van
het dier, dat zij een vleugel vor
men. Wel had de oervogel ook
veren op de staart, doch dit
lichaamsdeel verschilde totaal
van de staart der hedendaagse
vogels. De oervogel had een
lange, gelede staart, die langer
was dan de rest van het lichaam.
In de oervogelstaart bevonden
zich twintig langwerpige, losse
wervels, hetgeen ook bij rep
tielen (hagedissen bijvoorbeeld)
het geval is.
EEN nadere beschouwing van
de oervogel van Solnhofen leert,
dat het dier een merkwaardige
vermenging van kenmerken ver
toonde. Somm'ge. zoals de veren,
zijn volledig vogeikenrnerken.
Andere, zoals de staart, wijst
op verwantschap met de rep
tielen. Uit de poten van het dier
kan men afleiden, dat de oer
vogel een deel van zijn leven
zittende op een tak doorbracht,
doch dat hij voorts klauwen had,
die hij kon gebruiken om tegen
bomen op te klimmen en om
zich vast te houden aan takken.
Opvliegen kon hij niet. Hij
zweefde met behulp van zijn
staart en vleugels door het
luchtruim of van hoge bomen
naar lagere. Om te „starten"
klauterde hij eerst in een hoge
boom. Zo kan men het „vlieg
ongeval" verklaren, dat de oer
vogel van Solnhofen trof. Hij
was een landdier, doch „woei
weg" in de richting van de zee,
kon onderweg zijn koers niet
wijzigen en kon evenmin, een
maal op de modderbank geland,
door weg te vliegen aan zijn
versteningslot ontsnappen. De
oervogel, zo groot als een duif,
was een dier, dat in voorkomen
tussen een reptiel en een heden
daagse vogel in stond. Wil dit nu
zeggen, dat de oervogel is voort
gekomen uit de vliegende of
fladderende reptielsoorten? Er
zijn geleerden, die deze vraag
bevestigend beantwoorden, doch
bewezen is het nooit. Daarom is
het beter, ook de oervogel of ar
chaeopterix te rangschikken on
der de raadselen der geschiede
nis van het leven op aarde.
IN HET Krijttijdperk bloeiden
de vogels en de zoogdieren op,
terwijl wij gelijktijdig een da
lende lijn in de groep der sau
riërs kunnen vaststellen. De
bloeitijd dezer reuzen behoorde
bij de overgang van de Middel-
De archaeopterix, waarover men in de zesde aflevering van deze
reeks iets kan lezen, teas een van de eerste dieren met vliegcapaci-
teiten. Hij was zo groot als een duif. Hij had vleugels, maar kon
daarmee niet echt vliegen. Hij zweefde meer en moest om een vlucht
te kunnen maken eerst naar een hoog punt klauteren. Hierboven
ziet men van hem een afstammeling: een reiger in het water van een
moeras in Florida, een volgroeide vlieger en onder de vogels een van
de sierlijkste. Met een brede vleugelslag beheerst hij het luchtruim.
eeuwen naar de Nieuwe Tijd
reeds tot het verleden. Die der
vogels en zoogdieren brak aan
in de jongste periode van de ge
schiedenis onzer planeet, dus in
de periode, waarin ook het ont
staan of de schepping van de
mens geschiedde.
WIE al wat wij tot nu toe
schreven in deze serie, aandach
tig heeft gelezen zal tot het in
zicht zijn gekomen, dat iedere
diersoort, die ontstaat, er naar
streeft om alle „levenssferen"
der aarde te veroveren. De in
secten is dat gelukt. Zij slaagden
er in de loop van honderden
miljoenen jaren in om in het
water, op het land en in de lucht
te kunnen leven. De vissen had
den minder succes. We kennen
longvissen, maar deze bleven
gebonden aan het water evenals
de zogenaamde vliegende vissen.
De amfibieën veroverden het
land en het water, maar tot de
verovering van het luchtruim
kwamen zij niet. De reptielen
veroverden zowel het water als
het land, alsmede zij het in
bescheiden mate het lucht
ruim. De vogels en de zoogdieren
zijn eveneens in alle drie sferen
meer of minder thuis, terwijl de
mens na zijn verovering van het
land en het water ook het lucht
ruim leerde beheersen.
IN SCHOTLAND zijnde duurde het niet lang, of het
gesprek komt op whisky, de nationale drank, die
erin slaagt een zekere hardheid in het Schotse
karakter te verzachten. Als ze het over whisky
hebben, worden de zakelijke Schotten lyrisch.
JAARL'JKS AANTAL RUSSISCHE
55001 GASTEN IN HIV LANDEN
Speciaal aanbevolen: zondag 14 juli,
uitzendingen ter gelegenheid van de
Franse nationale feestdag. Orgelrecital
door Marcel Dupré (Paris-Inter 1829 m,
8 45) Militaire muziek (idem, 13 uur)
Pianorecital door Arthur Rubinstein
'idem. 15.45) „Ronde du 14 millet" (idem,
20 uur) Concert door de Garde Rèpubli-
caine (idem, 21 uur) „Bal aux lampions"
(idem, 22.30 tot 2 uur) Etudes van Czerny,
drie programma's door Pierre Palla (zon
dag 14 juli, dinsdag 16 juli, dinsdag 23 juli,
Hilversum I) Hulde aan Jacques Thibaud
door Magda Tagliaferro (Paris-nlter,
dinsdag 16 juli, 14.18) „Jeruzalem en
Rome", luisterspel naar een deel uit de
roman „De Joodse oorlog" van Leon
Wmchtwanger (woensdag 17 juli, Hilver
sum I) Sonates van Mozart en Brahms
door Arthur Grumiaux en Clara Haskil
'woensdag 17 juli, Hilversum I) Willem
Noske speelt werk van Bruch ter gelegen
heid van zijn zilveren jubileum als solist
(onderdag 18 juli, Hilversum I) Peter
Pears zingt (idem) Jan Smeterlin speelt
pianomuziek van Schumann (BBC III.
vrijdag 19 juli, 464 m.).
H. Bartman
HET IS de laatste jaren een vaste
gewoonte geworden, dat het Rus
sische reisbureau Intourist zijn
vakantiegangers ook buiten de
grenzen van de Sovjet-Unie leidt.
Hoewel bijgaand grafiekje ons
niet doet duizelen van de getallen
blijkt toch, dat heel wat Russen
ver buitenslands op hun verhaal
wensen te komen van de beslom
meringen van alle dag. Het is
gebaseerd op cijfers over de perio
de 1954-1956. Het is duidelijk, dat
het „ijzeren gordijn" toch op een
kier moet staan, want de kleine
buurman Finland krijgt jaarlijks
vijfenvijftighonderd Russen op
bezoek. We moeten bij deze bui
tenlandse visites echter wel be
denken dat hier eveneens zijn in
begrepen bezoekers van beurzen,
conferenties en dergelijke, als
mede Russische balletgroepen die
over de hele wereld uitzwermen.
Het is opmerkelijk, dat ook de
toeristische faam van Zwitser
land tot de Sovjet-Unie is door
gedrongen. Met vijfentwintighon
derd jaarlijkse bezoekers staat dit
land op de tweede plaats bij de
voorkeurlanden van de Russische
vakantiegangers. Dat Hongkong
zo in trék is zal wel worden ver
oorzaakt door handelsbetrekkin
gen.
IN DE OORLOG, toen er niet
of nauwelijks werd gedistilleerd,
heerste er evenals na de oorlog,
toen vijfenzeventig percent van
het produkt voor export was be
stemd, in Schotland een tekort
ran whisky. Herinnert u zich maar
uit de sublieme film „Whisky Ga
lore" (whisky als water) de re
actie van de bewoners van een
der Schotse eilanden, toen daar
'.omaar een lading van deze drank
waarvan men zo lang verstoken
was geweest, aanspoelde. Overi
gens is whisky van oorsprong
helemaal niet Schots, want ze
werd door de Ieren, die naar
Schotland emigreerden, daarheen
gebracht. De naam whisky (in
Ierland en Amerika whiskey
gespeld) is een verbastering van
het Keltische Usquebae, dat een
letterlijke vertaling is van het
Latijnse aqua vita en het Franse
eau de vie, levenswater.
In Schotlands graanstreken
werd aanvankelijk whisky door
de boeren voor eigen gebruik ge
stookt. Zij werd pas in de vijf
tiende eeuw bekend en de eigen
lijke export ging zich in de zeven
tiger jaren van de vorige eeuw
ontwikkelen. Thans mag de
Schotse whisky de belangrijkste
dollarverdiener van het Verenigd
Koninkrijk worden genoemd. De
helft van de totale uitvoer van
whisky, welke vorig jaar vier
honderdvijfenzeventig miljoen
gulden bedroeg, is voor Noord
Amerika bestemd. De Schotten
hebben moeite om het bij te hou
den, want de wereldvraag naar
whisky niet het minst in Frank
rijk, neemt voortdurend toe. In
1956 werden vierenzeventig mil
joen liter whisky geëxporteerd,
terwijl er voor het binnenland
slechts zesentwintig miljoen liter
beschikbaar was. Voor de oorlog
bedroeg de uitvoer maar iets meer
dan het eigen verbruik.
WHISKY DRINKEN in Groot-
Brittannië is een dure liefhebbe
rij. Een fles whisky produceren
kost maar drieguldenvijftig, doch
de enorme accijns maakt dat een
fles op achttien gulden komt
Al drinken de Schotten als het
er op aankomt niet zoveel whisky,
ze praten er altijd over en dat is
niet duur. Temidden van de groe
ne glooiende landerijen verrijzen
overal whisky stokerij en. Er zijn
er zeventig in de hooglanden en
zestig in de laaglanden. Niet ver
van Glasgow aanschouwden wij
het met zoveel ontzag omgeven
gistingsproces in een distilleerde-
rijtje, dat zijn water onttrok aan
een kristalheldere bergstroom.
Men kon aan het gebouw duide
lijk zien, dat dit vroeger een
boerderij was geweest. Voorheen
gebeurde het namelijk vaak, dat
een boerenbedrijf in een whisky-
fabriek werd omgezet. Elke dis
tilleerderij produceert een andere
soort whisky maar niemand weet
eigenlijk hoe dat komt. Volgens
sommigen wordt de kwaliteit
door het water bepaald, hoewel
twee fabrieken, die hun water van
dezelfde stroom betrekken, toch
verschillende smaken whisky af
leveren. Volgens anderen is de
geur van de turf, die voor ver
hitting van de droogruimten van
de gerst wordt gebruikt, bepalend
voor de aard van het eindprodukt.
Maar deskundigen spreken ook
dit tegen. De whiskyfabricage
blijft daarom door een geheim
zinnig waas omgeven en dit ver
hoogt voor de kenners het. genot.
Men kan in een whiskydistil
leerderij geen stap verzetten zon
der geschaduwd te worden door
een ambtenaar van de accijnzen.
Elke verbindingsschakel in het
lange buizen-en-ketelstelsel is
door enorme hangsloten afge
grendeld en de belastingman
draagt als een cipier zijn dikke
bos sleutels.
DE VERMAARDE „Highland
Whisky" wordt alleen van gerst
vervaardigd, in tegenstelling tot
die uit de Schotse laaglanden
waarbij ook andere graansoorten
een rol spelen. Hun produkt is
de lichtere, zogenaamde graan-
whisky, die.men soms apart kan
kopen. De meeste whisky is echter
een. mengsel van beide soorten.
De gerst wordt drie dagen in
water geweekt en krijgt daarna
anderhalve week of iets langer
om te kiemen. Het kiemproces
wordt niet voltooid. De groene
mout wordt vervolgens boven een
turfvuur de turf moet liefst
altijd uit dezelfde streek komen
gedroogd. Want al staat dat
dan niet onherroepelijk vast, de
rook van de turf of van de cokes,
die ook wel gebruikt wordt, blijkt
een zekere invloed op het aroma
van de whisky uit te 'oefenen.
De mout wordt gemalen, daarna
met zacht water, steeds uit de
zelfde bron of stroom gemengd
tot wort. Deze zoete bruine vloei
stof wordt evenals het geval is
met cognac tot tweemaal toe ge
distilleerd. De dan nog kleurloze
vloeistof moet volgens de wet ten
minste drie jaar rijpen, doch in
de praktijk duurt dat proces
meestal zeven jaar of nog langer.
Men liet ons goudgele whisky
proeven, welke al veertien jaar
in het vat lag. Twintig jaar is het
maximum, omdat de whisky daar
na de smaak van het hout gaat
aannemen. Voor de rijping ge
bruikt men meestal oude Spaanse
sherryvaten, die aan whisky hun
kleur geven. Maar ge meet niet
denken, dat de drank na ai die
jaren in de opslagplaats van de
distilleerderij (angs vallig be
waakt achter gegrendelde zware
ijzeren deuren, die niemand mocht
openen dan in tegenwoordigheid
van onze „cipier") gereed is voor
de verkoop. Als de whisky een
maal uit de gevangenschap wordt
ontslagen, gaat ze met speciale
treinen naar de mengers, die de
produkten van de distilleerde
rijen kopen. Wij bezochten ook
een dergelijk reusachtig meng-
bedrijf, even buiten Edinburgh
aan de prachtige inham de Firth
of Forth gelegen. Er was juist
een „transport" whisky binnen
gekomen. Ook hier was weer die
sfeer van verdenking'
In dit mengbedrijf worden de
produkten der distilleerderijen aan
elkaar „gehuwd". Als „ambtenaar
van de burgerlijke stand" treedt
een menger op, die met zijn neus
arema en kwaliteit van elk pro
dukt beoordeelt en over de
menging beslist.
Een jaar lang duurt deze menging
in enorme geheel afgesloten
mengvaten, welke duizenden li
ters whisky bevatten en welke
door dikke, overal afgegrendelde
„brandslangen" worden gevuld en
geledigd. Aangezien de diverse
whisky's van verschillende kleur
zijn, zorgt een toegevoegde cara-
meloplossing voor een uniform
uiterlijk.
VELE BEROEMDE merken
worden hier geboren. De onder
kant van elke kurk is afgezet
door een plaatje tin, opdat de
smaak van de whisky onaange
tast blijft. Elke fles wordt door
gelicht ter opsporing van onge
rechtigheden. Eenmaal in de fles
blijven de eigenschappen van de
whisky onveranderd.
1