een prachtige abdijkerk op oude fundamenten IN DE OESTERS VAN MIKIMOTO ZIT STEEDS EEN PAREL in Engeland Haagse Academie van Beeldende kunsten verjaart in september DE VISPOORT IN HARDERWIJK Erbij Broeder Adam jaagt op bijenkoninginnen Miljoenen oesters offerde Kokichi Mikimoto op aan de ijdelheid der vrouwen, maar daarmee bewees hij zijn land een grote dienst. ZATERDAG 13 JULI 1957 PAGINA ZES Het jongste nummer van het op vreem delingenverkeer ingestelde tijdschrift „Co ming Events in Britain" bevat een indruk wekkende fotoreportage van kathedralen in Engeland, waarbij men ook talrijke pradh- tige opnamen in kleuren aantreft. Twee voorbeelden van middeleeuwse houtsnij kunst hebben wij daaruit overgenomen. De „boer met kiespijn" is te vinden in de oud- gotische kathedraal van Wells, de zittende pelgrim siert een koorbank in de kathedraal van Chester, twee beroemde bouwwerken. Daaronder vindt men een detail van een uit steen gehouwen monument, voorstellende de opwekking van Larazus in de kathedraal van Chichester. De abdijkerk van Buckfast in Zuid-Devon. (Van een speciale medewerker) DOM PLACID HOOPER, abt van het klooster Buckfast, staat voor een moeilijkheid die de meeste andere abten niet kennen. Van heinde en ver komen namelijk grote aantallen (ka tholieke zowel als niet-katholieke) be zoekers naar Buckfast, omdat het deel van Zuid-Devon, waarin het klooster ligt, uitmunt door zijn landelijke schoonheid, maar vooral toch om uit eigen aanschouwing de prachtige ambdij-kerk van het klooster te leren kennen, die door de monniken eigen handig in dertig jaren van gestage arbeid is gebouwd. Gasten zijn op Buckfast altijd welkom, maar Dom Placid moet zorgen, dat zij de kloos terrust waarin zijn Benedictijner mon nikken moeten leven, niet verstoren. Daarom hebben de bezoekers geen toegang tot de woonverblijven, de bibliotheek (waar geleerde klooster broeders belangrijke historische na sporingen doen) en de werkplaatsen, waar de monniken enige ambachten en kunsthandwerken beoefenen. BUCKFAST's geschiedenis gaat terug tot het jaar 568, toen daar een klooster ontstond. In de twaalfde eeuw betrokken Cisterciënsers dat klooster. Zij bleven er tot 1539. In dat jaar werd de kloostergeschie denis van Buckfast onderbroken. De abdij werd een ruïne. Op de plaats van het oude klooster verrees een kasteel. Het enige dat nog herinnerde aan de abdij was de Abts toren, een schilderachtige ruïne in de slot tuin. In 1882 echter verwierven een aantal Franse Benedictijner monniken Buckfast en maakten het weer tot klooster. In 1883 was er eens een lekebroeder aan het werk in de tuin. Hij ontdekte toen vlak onder de oppervlakte de vrijwel intact gebleven fun damenten van een heel mooie abdijkerk uit de twaalfde eeuw, waarvan boven de grond geen spoor meer over was. Naarmate het aantal monniken op Buckfast toenam (ook Duitsers en Engelsen voegden zich bij de Fransen) bleek steeds meer, dat er voor het klooster een kerk nodig was. IN 1907 besloot de toen dertigjarige abt Dom Anscar Vonier tot de bouw van een kerk op de fundamenten die in 1883 waren blootgelegd. Geloof en ver trouwen waren, praktisch gesproken, de enige middelen waarover hij be schikte, want zijn „vermogen" bestond uit twaalf gulden en een paard-en-wa- gen. Er kon dus geen sprake zijn om een aannemersfirma het werk te laten uitvoeren. De monniken moesten hun kerk zelf bouwen. Geen hunner had echter enige ervaring als bouwvakar beider. Daarom zond de abt een zijner kloosterlingen, broeder Peter, naar een klooster in Frankrijk om daar tot bouw vakarbeider geschoold te worden. Dat was een nuttig man, die broeder Peter, want tijdens de dertig jaren die de bouw van de kerk vergde, moest iedere steen door zijn handen gaan! En de kerk van Buckfast telt heel veel stenen! GEDURENDE die dertig bouwjaren wa ren en nooit meer dan vijf of zes monniken tegelijk aan het bouwen. Wel kwam het herhaaldelijk voor, dat allen, die gezond van lijf en leden waren, gemobiliseerd werden om voorbereidende karweitjes het mengen van cement bijvoorbeeld te verrichten. De abt (wiens geschriften in alle Engelssprekende landen door de ka tholieken worden gelezen) hield scherp toezicht op de bouw en dagelijks zag men hem op de steigers. In 1936 was het grote werk gereed, nadat de laatste steen was gelegd boven op de massieve middentoren. Kort nadien, juli 1937, stierf Dom Anscar. ZIJN opvolger, Abt Bruno, zette het werk voort. Hij verrijkte het inwendige van de kerk met mooie marmeren vloe ren en prachtige werkstukken van edel smeden, emailwerkers, schilders en beeldhouwers. Thans heeft Abt Bruno zich wegens zijn slechte gezondheids toestand teruggetrokken. Zijn plaats is ingenomen door Dom Placid, de eerste Engelse abt in het klooster sedert zijn herstel in de negentiende eeuw. De abt en de monniken van Buckfast zijn van plan, verder te bouwen aan hun klooster. Eerst echter moeten de plannen uitgewerkt en de in deze tijd noodzakelijke vergunningen verkregen worden. Intussen zitten zij verre van stil. Sommigen maken beschilderde ra men zowel voor de eigen kerk als voor andere kerken. Een uit Hongarije ge vluchte priester begon op Buckfast met de zijdeweverij. Op het ogenblik zijn reeds dagelijks altaarkleden en misge waden van in het klooster geweven zij den stoffen in de abdijkerk in gebruik. Prachtig is de door monniken eigenhandig gebouwde kerk in het heuvelachtige landschap gelegen. BUCKF AST's naam is in de wereld ook bekend geworden door de prachtige tapis seriepatronen, ontworpen door Dom Ro bert de Chaunnac, een Benedictijn van Franse herkomst. De monniken beoefenen voorts de pottebakkerij. In de kloostereet zaal gebruikt men eigengemaakte servie zen. In de dorpen in de buurt van Buck fast kan men in de winkels het door de monniken vervaardigde vaatwerk kopen. Behalve groene chartreuse en benedictine (twee voortreffelijke likeuren) bereiden de monniken uit de druiven van de kloos terwijngaard een heerlijke wijn, volgens een geheim recept, die de laatste jaren met de naam van het klooster op de etiketten der flessen in de handel wordt gebracht. Voorts zorgen de kloosterbroeders voor het hoenderpark en de moestuin. De be kendste van die „buitenwerkers" is Broeder Adam, de iemker van Buckfast: hij heeft werk van internationale betekenis gedaan door zich te werpen op het fokken van bijen en wel met een zorg, overleg en toe wijding die men in Engeland eigenlijk al leen geeft aan renpaarden. Broeder Adam heeft inderdaad een internationale roep als pionier van de bijenhouderij op weten schappelijke en hygiënische basjs. Zijn kor ven zijn toonbeelden van „hygiënische in gerichte voedselfabrieken". Vooral munt hij uit door zijn verdiensten als fokker van bijenkoninginnen. Enige malen maakte hij grote reizen door Europa en Afrika om nieuwe typen bijenkoninginnen op te spo ren. Hij bracht zijn aanwinsten verpakt in luciferdoosjes naar zijn klooster mee te rug. Broeder Adam was een der toonaan gevende deskundigen op het in de zomer van 1956 te Wenen gehouden internationaal congres van bijenhouders. De Engelse re gering maakt graag van zijn adviezen ge bruik en het ministerie van Landbouw staat (via het proefstation te Rothamsted) in geregeld contact met hem. Geen wonder dat alle monniken van Buckfast wel een beetje trots op zijn Broeder Adam. AAN DE OEVER van de Toba-baal. aan de oostkust van Japan, staat een grote tem pel, die gewijd is aan de zielen van mil joenen oesters, die ter wille van hun parels vermoord werden. Deze tempel werd daar opgericht door de grootste oester-doder, die de wereld ooit heeft gekend: Kokichi Miki moto. Ik heb het voorrecht gehad kort voor zijn dood de heer Mikimoto nog persoonlijk te ontmoeten. Hij was toen al zevenennegen tig jaar en zat, gekleed in een donkerpaarse kimono en met een zwarte bolhoed op het hoofd, in een rolstoel. Hij was zo vriende lijk om ook voor mij het kunstje te demon streren, dat hij aan al zijn buitenlandse gasten vertoonde. Uit de wijde mouw van zijn kimono haalde hij een oester. Met een mes brak hij de schalen open en daarna wipte hij met een snel routinegebaar uit de weke massa van slijm en vlees een fraaie ronde parel. Ik mocht hem houden, zei Mikimoto, als aandenken. Sinds hij in 1926 dit kunstje voor het eerst vertoonde aan Thomas Edison heeft Mikimoto het duizenden malen herhaald en nooit is het mislukt altijd zat er een parel in de oester! Daar had Mikimoto zelf voor ge zorgd en daarom werd deze zoon van een eenvoudige sobakoopman (soba is Japanse spaghetti) door zijn keizer in de adelstand verheven en daarom stierf hij als multi miljonair. IN ZIJN geboorteplaats Toba werd Miki moto al jong gefascineerd door de parel visserij. Hij zag hoe mannelijke en vrouwe lijke duikers met enorme krachtinspan ning manden vol oesters van de rotsen plukten en hoe zelden hun moeite met een parel werd beloond. Hij begon zelf de oesters te bestuderen en te kweken. In 1888 maak te hij de verre reis naar Tokio om de vraag, die hem al jaren bezighield, aan de be- roemste zoöloog van Japan, professor Kakichi Mizukuri, voor te leggen. Mizukuri antwoordde: „Als een vreemd lichaam, een steentje bijvoorbeeld, in een oester kan worden gebracht zonder het dier te doden en als het dier het vreemde lichaam later niet uitstoot, moet er theoretisch na ver loop van jaren een parel ontstaan. Theo- rethisch, zeg ik, want het is nog niemand gelukt om kunstmatig een parel te laten groeien in een oester. De Duitse geleerde Hesling heeft in dit opzicht geëxperimen teerd met zoetwater-oesters, maar hij heeft niets bereikt. Dat wil echter niet zeggen, dat een ander ook beslist moet falen. Je idee is goed, Mikimoto, ik hoop dat je het zal kunnen verwezenlijken. Op mijn raad en steun kan je altijd rekenen". Dat waren zeer bemoedigende woorden voor een eenvondige jongen uit een klein vissersdorpje. Zij gaven Mikimoto de kracht voort te gaan met zijn experimen ten. Hij breidde zijn oesterkwekerij aan zienlijk uit, stopte honderden, duizenden zandkorreltjes in de schelpen, maar moest altijd weer constateren dat deze of spoor loos verdwenen of niet in het minst ver anderden. Toen Mikimoto op een morgen in 1892 naar zijn kwekerij ging kijken, zag hij dat het water van de Toba-baai donkerrood gekleurd was. Hij wist wat dit betekende. Het was de gevreesde „rode pest". Deze zou het werk van vele jaren vernietigen. Miljarden microben, die zich als gevolg van zekere weersornstandigheiden razend snel hadden vermenigvuldigd, kleurden de zee rood en zouden al zijn oesters doden. MIKIMOTO begon opnieuw. Drie jaren later behaalde hij een klein succes. In één van zijn oesters had zich een halve parel gevormd. Hij wist nu, dat hij op de goede weg was. Maar in 1905 vernietigde de „rode pest" voor de tweede keer zijn gehele oes tercultuur. Alle achthonderdvijftigduizend dode oesters liet Mikimoto openen. In vijf daarvan vond hij prachtige ronde parels, die van „echte" niet te onderscheiden wa ren! Van die dag af was zijn fortuin gemaakt. Hij had het geheim van de pareloester ont dekt en hoefde nog slechts zijn methode technisch te verbeteren. Hij wist nu, dat er zich als men een kleine ronde kern van paarknoer voorzichtig in de oester brengt op een bepaalde plaats in het mantelweef sel, dichtbij de schelp, na verloop van jaren een parel zal vormen, die vrijwel niet van een natuurlijke parel te onderscheiden is. Het is een operatie, die met grote omzich tigheid moet worden uitgevoerd. Stopt men de kern te diep in de oester, dan sterft het dier. Stopt men hem niet diep genoeg, dan wordt hij uitgeworpen. NU WORDEN ER volgens de door Miki moto ontdekte methode jaarlijks alleen al aan de Toba-baai meer dan tien miljoen oesters door geoefende meisjeshanden be handeld. Voorzien van een kleine kern Op talloze plaatsen langs de lapanse kust treft men de in het wit geklede duiksters aan, die „parel-farms" van oesters voorzien. gaan zij in geteerde manden van kippen gaas, die aan vlotten worden gebonden en vier tot vijf jaren onder water blijven han gen. Dan worden ze omhoog gehaald en kunnen de parels worden geoogst. Mikimoto-parels hebben niets met imi tatie te maken. Het zijn echte parels, die zich alleen door een klein verschil in ge wicht onderscheiden van de natuurlijke. Niettemin werden zij jarenlang door de grootste juweliers van Europa als inferieur beschouwd. Pas toen dr. James van de uni versiteit van Oxford en de Franse profes sor Boutane in een uitvoerig rapport had den verklaard, dat er tussen gecultiveerde en natuurlijke parels geen wezenlijke ver schillen bestonden, veranderde geleidelijk de houding van de juweliers. Op twaalf plaatsen langs de Japanse kust bevinden zich thans de uitgestrekte parel farms, die door Mikihoto werden gesticht. Duizenden Japanse vrouwen duiken dage lijks in de zee om de oesters te verzamelen, die later gedwongen zullen worden een parel te produceren. Zij worden „ama's" genoemd „dochters van de zee". Varend langs de Japanse kusten ziet men overal haar witte gestalten op de rotsen staan. DE PARELINDUSTRIE is een bron van welvaart geworden voor tienduizenden Japanners en het heeft Mikimoto dan ook niet ontbroken aan dankbetuigingen en eerbewijzen. De keizer bezocht in 1941 per soonlijk zijn kwekerij in de Toba-baai en verleende hem toen de „Heilige Staf" (één der hoogste Japanse onderscheidingen). Vele grote uitvinders, zoals Thomas Edi son en Marconi, hebben Mikimoto hun res pect betuigd. Vooral Edison kon waarde ring hebben voor het doorzettingsvermogen van deze Japanner en zei: „Dat is iets, wat mij nooit is gelukt: de natuur te overtref fen". Mikimoto glimlachte en zei hoffelijk: „Bij u vergeleken ben ik maar een armzalige knoeier. Gij hebt immers de zon nage bootst!" ALLE EER en roem en rijkdom konden echter niet verhinderen, dat Mikimoto vooral in de laatste jaren van zijn leven steeds meer last kreeg van zijn geweten. Miljoenen oesters had hij opgeofferd aan de ijdelheid der vrouwen. Zouden zij niet later in het hiernamaals wraak op hem nemen? Om hun zielen vrede te geven, bouwde hij vlakbij zijn villa één van de mooiste tempels van Japan en tot aan zijn dood ging hij daar dagelijks wierookstok jes branden W. KIELICH. Illlllllllll!lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllll!llllllllllllllllllllllllll!llllllllllllllllllllllll!!!!!ll!lllll!!ll!lil!lllllll!!!lllllllllllllllll|| De Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag zal van 23 tot 28 september op feestelijke wijze haar tweehonderdvijfen- zeventigjarig 1 staan vieren. Naar de voorzitter van het jubileumcomité mr. L. J. F. Wijsenbeek heeft meegedeeld zal op 23 september een plechtige zitting van de academie worden gehouden tijdens welke prof. dr. H. van de Waal, hoogleraar in de kunstgeschiedenis in Leiden, de feestrede zal uitspreken. In genoemde week zullen afdelingen van de academie tijdelijk hun intrek nemen in door een groot Haags wa renhuis ter beschikking gestelde ruimte. Leerlingen van de cursussen schilderen, beeldhouwen, tekenen, bouwkunst, bin nenhuis-architectuur, modekunst, indus triële vormgeving, reclamekunst en weg en waterbouwkunde zullen hier, temidden van het publiek, een demonstratie geven van hun werkzaamheden. Het jubileum comité verwacht, dat de Haagse be volking hierdoor een beter begrip kan krijgen voor de betekenis van haar acade mie, die de oudste in Europa is. Op 24 september zal in het Gemeente museum een tentoonstelling worden ge opend, die een overzicht zal geven van wat de academie in haar hele bestaan tot stand heeft gebracht en wat zij op het ogenblik nastreeft. Op 25 september zul len de dertienhonderd leerlingen en hon- derdacht leraren, die de school thans telt, samen met de buitenlandse gasten een boottocht maken naar De Kaag. Vertegenwoordigers van een tiental bui- enlandse Kunstacademies zijn uitgenodigd 1e jubileumviering bij te wonen. Op 26 en !7 september wordt een symposion gehou- len tijdens hetwelk van gedachten zal vorden gewisseld over de kunst en het mderwijs in binnen- en buitenland. De mitenlandse genodigden zullen een reis ioor Nederland maken en zullen aan een feestmaal aanzitten. DE tekenaar Jan Makkes maakte deze prent van een der oudste gebou wen van Harderwijk, de Vispoort, die behoort tot het weinige, dat daar nog aan visvangst op grote schaal, aan bloei, aan handel op de Oostzee herinnert. De Vispoort werd gebouwd in de twaalfde eeuw. De eeuw daarop werd Harderwijk een stad. Tot de afsluiting van de Zuiderzee heeft de bevolking getuige de historie de allure van een stad in stand weten te houden. Nu is het er stil, er gebeurt weinig. In het centrum domineert veel te zwaar het enorme schip van een gothische kerk, in de ha ven ruikt het nog wel naar teer, maar de meeste kotters en botters liggen op de kant te koop. De gedachte aan dorpsleven wordt sterker als men op een zomeravond gaat naar dat wat met een groot woord de boulevard wordt genoemd, waar ook de Vispoort staat. Daar is het dan ineens druk. Harder wijkers van nu komen elkaar daar honderd keer tegen. Jongeren maken banaal lawaai met bromfietsen, komen steeds dezelfde hoek om. En als dat verveelt rijden zij tot bedtijd in tegen overgestelde richting. Wat ouderen van middelbare leeftijd lopen wat heen en weer tussen de haven en een klein café, waar de boulevard de stad indraait. Zij zijn meest kleine midden standers, kennen alle verrassingen van dit stukje heen en terug al jaren, maar komen steeds weer. Dan zijn er nog de oudsten. Men vindt ze bij de Vispoort geleund op een zelf gesneden stok. Ze staan ook wel hier en daar tegen de muur of zitten op een bank aan de zee Zij hebben nog echte koppen en zijn misschien de enigen in de hele gemeen schap, die zich niet kunnen vervelen. De herinnering aan bedrijvigheid van belang is daarvoor nog te levend. Het is een plezier deze mensen tt horen vertellen. Ze praten niet veel maar als ze praten gaat het over vroe ger. Harderwijk zoals het nu is bestaat voor hen nauwelijks. Voor hen is het water de zee, aan de kleur ervan kun nen ze zien wat voor weer het morgen is. Achter hen de Vispoort, een gebouw dat voor hen alleen mmar de Vispoort kan heten. Bij hen denkt men aan een liedje, dat Wim Kan maakte voor zijn programma „De bedriegertjes" en dat op de Veluwe betrekking had. Met lange uithalen begon hij: „Harderwijk, Harderwijk, Harderwijk.... Ze hebben het hart uit je lichaam gekrabt, ze heb ben de kaas van de bootram gehapt De rest herinneren we ons niet meer, maar het was heel triestJ. "V.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 24