DE AMERIKAANSE
OPVATTING VAN
KWALITEIT
In Australië kan men
ongemerkt verdwijnen
WIE „HET BOS INGAAT
IS NERGENS MEER
ONZE NAMEN
Gelukkig ontbreekt
het bij ons niet
aan variatie
Erbij
Mfe
Sarcofaag gevonden in Nijmegen
Amerikaanse hulp voor
Nederlandse emigranten
naar Australië
VERWARRING VAN
JAARGETIJDEN
Canadees muziekkorps
Te laat
Kleine Jan
ZATERDAG 27 JULI 1957
P A G 1 NA D R I F
NA DE COLLECTIE MOLTZAN is in het Haagse Gemeente
museum tot 1 september een keuze uit het New Vorkse
Solomon R. Guggenheim Museum te zien. Directeur Tames
Tohnson Sweeney zegt dat het een groep van de beste
schilderijen is uit deze verzameling. Hij zegt ook dat men
liever selecteert dan collectioneert daar. Men richt zich bij
het verwerven in de eerste plaats op kwaliteit. Er bestaat
volgens de heer Sweeney namelijk de ambitieuze politiek
bij vele andere musea om zoveel mogelijk aspecten van de
hedendaagse kunst vertegenwoordigd te doen zijn. Het
schijnt dus zo te zijn dat men dan niet meer op kwaliteit
kan letten. De heer Sweeney en zijn eventuele adviseurs
doen dat beter. Zij pretenderen het te weten. Tammer voor
de New Yorkers dat ze het toch minder goed weten dan
de Noorse reder Moltzan, wiens collectie zo belangrijk veel
HET GUGGENHEIM-MUSEUM tracht door aankoop ook
hedendaagse kunst te stimuleren. Maar die aankopen dienen
dan wel een vergelijking met de basiscollectie te kunnen
doorstaan. Ik mag, hoop ik, toch wel aannemen dat de hier-
vertoonde Bonnard, de Cézanne, de Braques, de Kokosch-
ka, de Modigliani's, de Picasso's, de Seurats en de Chagalls
tot deze basiscollectie behoren. Hoewel ik het een plezierig
idee vind te weten dat onze Appel in New York vertegen
woordigd is, komt me een vergelijken van diens werk met
die basiscollectie toch als iets wonderlijks voor. Wie Pol
locks gesmeer en gespetter naast de gespannen toetsen van
Seurat meent te kunnen zetten is voor mij, platweg gezegd,
op zijn hoofd gevallen. We hebben Vieira da Silva's char
mante, impressionistisch aandoende abstracte werken nog
niet zo lang geleden in Haarlem gezien. Doorstaat dit werk
de vergelijking met de vroege kubisten? 't Lijkt me toch al
te optimistisch gezien. Wat verder in zijn inleiding wordt de
heer Sweeney dan ook wat bescheidener: „Deze groep schilde
rijen pretendeert niet het beste te tonen wat de rijke periode
der westerse kunst, waarin zij ontstonden, heeft te bieden".
Wel is het een groep van ongeveer vijftig schilderijen van
gevestigde internationale reputatie, aangevuld met een twin
tigtal werken van minder bekende jongere kunstenaars en
tot één geheel verenigd in de overtuiging dat kwaliteit zich
niet laat dateren". Dat die jongeren die kwaliteit zouden be
zitten, het is iets dat een kunsthandelaar durft te zeggen,
omdat hij er aan moet verdienen. Als op een gegeven mo
ment in diens winkel sommige werken toch blijken te da
teren, uit de mode geraken, wél, dan doet hij een andere
ontdekking. Zo is die handel nu eenmaal nogal eens. De
heer Sweeney zou er echter goed aap doen de tentoonstel
ling „Europa 1907" in het Stedelijk Museum te bezoeken om
te constateren, dat bij zoveel mogelijk op kwaliteit gekozen
werk onder figuren van reputatie er vijftig jaar later dan
toch wel een en ander is gaan dateren. Dat absolute gevoel
voor kwaliteit, dat men zich in het Guggénheim-Museum
blijkbaar toekent, geeft ik dan toch maar graag in ruil voor
die ambitieuze aankooppolitiek van andere musea,
Dat museum wordt beheerd door de Solomon R. Guggen
heim Foundation, welke stichting iedere twee jaar een prijs
uitreikt. Het streven is te komen tot de toekenning van een
prijs voor werkelijk goede schilderkunst, heeft de heer
Harry F. Guggenheim, voorzitter van de raad van bestuur,
onder meer gezegd. Waarom zouden we ons in Nederland
eigenlijk nog opwinden bij Jacob Marisprijzen en zo! Laten
deze Amerikanen het verder maar voor ons uitmaken. Want
die weten het. Ze zeggen het zelf!
MOGEN DE PRETENTIES dezer heren me dan de gal weer
eens doen overlopen, ik moet zeggen dat er in Den Haag
zeker mooie en interessante schilderijen te zien zijn, al is
deze expositie dan niet zo'n festijn van schilderkunst als de
collectie Moltzan dat is. Bonnards „Maaltijd in de open
lucht" is weer zo'n heerlijk geval>-dat hij -aen-de--Middel
landse Zee zo vaak zag. Cézanne's „Klokkenmaker" is een
prachtig voorbeeld van zinrijke vertekening tot een nieuw
evenwicht der vormen, een vertekening bepaald door de
richting van kijken van het model. De Seurats zijn uit een
periode, die niet die zeker droogheid kende, gelijk getoond in
ander werk. Ze zijn gevoelig gedaan en in hun kleine for
maten toch monumentaal. Het zien van Modigliani's figuren
ontroert mij altijd. De collectie Picasso's kan ons één en
ander leren wat betreft het begin van het kubisme en de
verdere ontwikkeling.
Variaties ontwikkelden weer Léger en Delaunnay, wiens
werk in Nederland niet zo vaak te zien was. Zijn Eiffeltoren
alleen al maakt een bezoek aan deze tentoonstelling interes
sant, daar hij op dit thema zo wist te variëren, bekendheid
hierdoor verkrijgend, dat men ook wel eens zo'n werk van
hem wil zien. En het is een mooi doek! Het is mij persoonlijk
echter moeilijk geloof te hebben in zijn abstracte „Cirkelvor
men". En om mij meteen maar duidelijk te maken dat ik
heus niet altijd wat tegen abstracte kunst zou hebben, noem
ik hierop direct het schilderij van de jongere Belg Mare
Mendelsohn, dat prachtige esthetische kwaliteiten heeft en
zo geraffineerd gecomponeerd werd in dat lange staande
formaat! Even fraai kwam mij een doek, genaamd „Stilstand
van de zon" van de Japanner Kenzo Okada, voor. Deze
hoogtepunten van verfijnde smaak ontsnappen voor mij
echter aan een vergelijken met werken van Chagall, Cam-
pendonck of Mare, om er maar een paar te noemen. Behoef
te om iets in dit werk te herkennen heb ik niet. Daarentegen
is dit wel het geval bij een doek van Singier, als deze be
weert dat een Nederlandse stad hiertoe aanleiding was. Het
lukte me alleen maar niet en toch heb ik wel enkele ab
stracte schilders duidelijk zien reageren op wat in onze
omgeving te zien is. Het valt me dan toch weer moeilijk te
geloven in Singiers oprechtheid. Hoeveel keer liever zie ik
dan toch Appel.
Consequentere figuren als Vordemberge-Gildewart (die
overigens een weinig succesrijk etaleur bleek bij een Ne
derlands warenhuis en Moholy-Nagy, die van invloed is ge
weest in de filmkunst en moderne fotografie, zijn meer te
waarderen, zij het misschien dan als voorgangers van toe
gepaste kunst. Feininger, Gris, Kandinsky, Klee, Miro, Mon
driaan en Severini zijn verder namen, die er borg voor staan
dat deze expositie wel interessante dingen te zien geeft. En
naast dit alles staat weer die wonderlijke douanier Rousseau,
voor wie de benaming „Zondagsschilder" gezien zijn mooiste
werk toch eigenlijk een onjuiste is, wel te begrijpen echter
door zijn „Artilleristen" een groepsportret als een oude
foto, met een decor van bomen echter, waardoor men het
gevoel moet krijgen met een uitzonderlijk kunstenaar te
doen te hebben.
Bob Buys
I
RouSseau: Artilleristen (1895).
Seurat: Zittende vrouw (1883).
Picasso: Stilleven (1908).
Malevitch: Ochtend op het land (1911).
Klee: Open boek (1930).
Onder toezicht van experts van de rijksdienst voor het
oudheidkundig bodemonderzoek zijn sinds enige dagen op
gravingen achter het stadhuis van Nijmegen aan de gang.
Men is hier nu gesoten op een sarcofaag, welke geheel on
geschonden bleek te zijn en vermoedelijk dateert uit de zesde
eeuw. Dit zou kunnen wijzen op een merovingische vondst.
De inhoud van de anderhalf meter lange kist van tufsteen
heeft men nog niet kunnen onderzoeken.
99
ÜSÜStÉÊ*m I
(Van onze correspondent in Australië)
VIER JAAR GELEDEN emigreerde een
toen zesentwintigjarige ongetrouwde Ne
derlander naar Australië. Drie jaar achter
een stuurde hij geregeld brieven naar zijn
ouderlijk huis in een grote stad in het
zuiden van Nederland. Hij schreef, dat hij
hard werkte, een „goeie baan" had en het
„best maakte". Toen hield elk levensteken
op. Sindsdien is hij spoorloos.
Drie jaar geleden emigreerde een andere
jonge Nederlandse vrijgezel, toen drieën
twintig jaar, naar het land onder de Steen
bokskeerkring. Hij ging in Queensland
wonen, de noordelijke staat, waar de zon
ongenadig kan branden en waar suiker
rietplantages zijn. Daar zocht en vond hij
werk. Zijn adres zo liet hij zijn ouders
in Nederland weten was een postbus
nummer in een plaats met een landbouw
hogeschool, een uitgezocht centrum voor
een jongeman, die zich in de landbouw wil
bekwamen. Dat was in 1954. Sindsdien
heeft zijn familie taal noch teken van hem
gehoord. Deze gevallen van spoorloos ver
dwenen mensen zijn slechts twee voor
beelden uit vele honderden. Dit continent
is groot. Het is zo groot, zo uitgestrekt en zo
leeg, dat een mens, die zich aan de samen
leving wil onttrekken, daartoe gemakke
lijk de kans krijgt. Ook voor de mens, die
een nieuw leven wil beginnen onder een
andere naam, zijn er legio wegen om in
het achterland zijn zonden te begraven en
daar met een schone lei te beginnen zon
der dat iemand zich om zijn verleden be
kommert.
Australië is tweehonderdtwintig keer zo
groot als Nederland. De staat Nieuw Zuid
Wales is tweeëneenhalf keer zo groot als
Engeland en Schotland samen. Meer dan
de helft der bevolking woont in een kleine
strook langs de kust. Er zijn in het achter
land schapen- en veestations, die groter
zijn dan Frankrijk en waar slechts een
paar honderd mensen wonen. Wie wil ver
dwijnen, heeft kansen te kust en te keur.
Elke week verdwijnen meer dan hon
derdvijftig mensen in Australië, meer dan
zeventig in Nieuw Zuid Wales, waar drie
ëneenhalf miljoen mensen wonen, maar
waar ruimte is voor veertig miljoen. In
Sydney, met zijn twee miljoen inwoners,
heeft de politie volop werk om elke week
ongeveer vijfentwintig mannen, vrouwen
en kinderen op te sporen, die als vermist
worden opgegeven. De meeste verdwij
ningen worden ondanks de wijdheid en
de verborgenheden van het land op den
duur opgehelderd, maar gemiddeld blijven
er dertig gevallen per jaar in de spelonken
der duisternis verborgen. De politie ziet
geen licht. Alleen al in Nieuw Zuid Wales
heeft men van meer dan tweehonderdvijf-
tig vrouwen, die na 1936 zijn verdwenen,
nooit meer iets vernomen. De recherche is
elk spoor kwijt. Er bestaat geen bevolkings
register in Australië. U kunt gaan en wo
nen waar u wilt en u behoeft niemand van
uw verhuizing kennis te geven. Natuurlijk
moet u belasting betalen en als Australisch
burger moet u bij de verkiezingen stem
men, maar als u het niet doet, kost het
heel wat moeite om u op te sporen,
Op een oktobermorgen in 1950 verliet een
zesenvijftigjarige onderwijzeres haar huis
om naar school te gaan. Zij is nooit bij de
school aangekomen en is sindsdien spoor
loos. In hetzelfde jaar verdween een twee-
endertigjarige getrouwde vrouw, die ge
zegd had boodschappen te gaan doen, maar
nimmer is teruggekeerd. In 1945 verdween
een zesentwintigjarige moeder met haar
zoontje van zeven jaar. De politie beweert,
dat het zelfs in het grote Australië moei
lijk is voor een vrouw om met een school
gaand kind te verdwijnen, maar men is er
toch nooit in geslaagd hen op te sporen.
Men hoort hier dikwijls de uitdrukking
„het bos ingaan" wanneer men bedoelt te
zeggen, dat iemand naar het binnenland is
vertrokken en wel niet meer direct te vin
den zal zijn. Onder de vrouwen die „het
bos zijn ingegaan" bevinden zich verschei
dene jonge meisjes beneden de twintig
jaar, en sinds 1948 ook een tweeëntwintig-
jarige moeder met een kindje van zeven
maanden. Er zijn ook oude vrouwen onder
de verdwenen mensen, zoals een zeventig
jarige, die vier jaar geleden haar huis ver
liet in Tullaree, honderdzestig kilometer
ten zuidoosten van Melbourne. Sindsdien
heeft de politie geen enkel spoor meer van
haar gevonden.
De politie-archieven staan vol met mys-
Onderhandelingen in V.S.
De Australische minister van Arbeid, de
heer Harold Holt, heeft te Washington met
vertegenwoordigers van de Amerikaanse
regering gesproken over de mogelijkheid
van een Amerikaanse lening aan Neder
land, waarvoor Nederland op zijn beurt
Nederlandse emigranten zal helpen bij hun
vestiging in Australië. Een lid van het
Amerikaanse Huis van Afgevaardigden
heeft vorige week voorgesteld, dat de Ver
enigde Staten Nederland een lening op
lange termijn tot een bedrag van 5.000.000
dollar verstrekken zal voor hulp aan Ne
derlanders in Australië, die met huisves
tingsmoeilijkheden te kampen hebben.
Minister Holt zei, dat indien een regeling
kan worden getroffen, de Nederlandse
regering leningen zal verstrekken aan in
dividuele emigranten, die naar Australië
gaan. Deze Nederlanders zullen het geleen
de geld kunnen gebruiken bij het verkrij
gen van verdere hulp van Australische
financiële instanties, zodat zij spoedig in
de gelegenheid zijn een eigen huis te laten
bouwen. De Australische minister wees er
op, dat de immigratie uit Nederland de
laatste twee jaar is afgenomen wegens
moeilijkheden met de huisvesting in Aus
tralië.
terieuze gevallen, waarvan slechts een
enkel bij onderzoek aanleiding heeft ge
geven te veronderstellen, dat de verdwe
nen persoon naar het buitenland is ver
trokken. Ook daar kon echter geen der
tweehonderdvierenvijftig vermiste perso
nen worden opgespoord. Een geheimzinnig
geval is ook dat van Harold Lasseter, een
onderzoeker, die beweerde goud te hebben
gevonden in Centraal Australië en daar
in 1930 om het leven is gekomen. Er zijn
dikke boeken over zijn mysterieuze dood
geschreven. Officieel zou zelfs zijn vast
gesteld, dat zijn lijk in de woestijn is ge
vonden. Zijn naam is beroemd in de ge
schiedenis van Australië als die van een
stoutmoedig onderzoeker, en nu werd on
langs bekend dat de recherche aanwijzin
gen heeft die er op zouden duiden dat de
„vermoorde" Lasseter nog leeft en in Ame
rika woont. Zijn beweerde goudvondst
waarnaar heden ten dage nog altijd (ver
geefs) wordt gezocht zou op leugen en
bedrog zijn gebaseerd.
Een ander geheimzinnig geval werd
dezer dagen onthuld toen een zekere
McLaughlin honderdduizend pond (acht
honderdvijftigduizend gulden) won in een
loterij, zijn prijs in twee leren koffers bij
de bank ging innen in tienduizend briefjes
van tien pond en daarna spoorloos ver
dween. Door een toeval ontdekte de politie
later, dat hij drie weken nadat hij met zijn
koffers was verdwenen aan een ernstige
ziekte was overleden. De politie ontdekte
toen echter ook, dat zijn ware naam niet
McLaughlin was, maar William McLane,
die twaalf jaar geleden zijn boerderij van
vierhonderd hectare in Victoria had ver
laten en van dat ogenblik af spoorloos was
verdwenen. Pas nu kwam aan het licht,
dat hij huis en hof had verlaten om te
verdwijnen in Centraal Australië.
Rechercheurs van het Commonwealth In
vestigation Bureau (het bureau voor onder
zoek van de Commonwealth) zijn kortgele
den een onderzoek begonnen naar de moge
lijkheid van handel in blanke slavinnen. De
bende, die zich daarmee zou bezig houden,
zou zich toeleggen op het wegvoeren van
jonge meisjes, die zonder geleide per vlieg
tuig aankomen op het vliegveld van Sydney.
Meisjes, die geen Engels kennen en per
vliegtuig in Sydney aankomen op door
tocht naar Melbourne, verkeren soms in
de veronderstelling, dat zij al in Melbourne
zijn. Anderen, die op doorreis zijn naar
Melbourne, laten het vliegtuig vertrekken
en blijven in Sydney. Niemand kan con
troleren of het waar is als plotseling op
duikende vreemdelingen beweren, dat zij
vrienden zijn die voor het meisje zullen
zorgen. Het onderhoek heeft geen tastbare
feiten aangetoond, maar de recherche
houdt toch <>en 'extra Wakend oog op mo
gelijke ontoelaatbare praktijken. Het is
hier wel de plaats er aan te herinneren,
dat op het vliegveld van Sydney (Mascot)
altijd een tolk aanwezig is, die vrijwel alle
talen spreekt, welke in het normale ver-
keer worden gebruikt, inclusief Oosteuro-
pese talen en Arabisch.
Die tolk is de Nederlander Henk Brink
man. Wie moeite heeft zich verstaanbaar
te maken, behoeft slechts „mister Brink
man" te roepen en alle moeilijkheden wor
den opgelost. Brinkman vervult op „Mas
cot" een officiële functie. Taalmoeilijk
heden zijn gemakkelijker op te lossen dan
mysteries van verdwenen Nederlanders.
Zij maken deel uit van het grote leger der
geesten, die de plaats van hun aards be
staan hebben verwisseld voor onbekende
oorden in de eenzaamheid der grote prai
riën of in de woeste bergen, in de miljoe
nensteden Sydney en Melbourne, of in ver
geten dorpen, waar de ruwe wegen zijn
verschroeid onder de brandende zon en de
aanwezigheid verraden van stofgoud, dat
als een overblijfsel uit het verleden nog
herinnert aan de razernij der gouddelving.
Australië is een romantisch land en deze
romantiek kan ook de nuchtere Neder
lander parten spelen, wanneer hij al of
niet met rugzak „het bos ingaat".
Het ophogen van het Vondelpark blijkt
voor het natuurschoon in het hartje van
Amsterdam, funeste gevolgen te hebben
gehad. Talrijke bomen zijn dit voorjaar
niet in bloei geschoten. Hele groepen ma
ken dezelfde troosteloze indruk, als zij
deden in de nadagen van de herfst. Op de
foto ziet men een uitgestorven lijkende
laan, een wintergezicht in de zomer.
De Royal Canadian Signals Band, die
enkele concerten in ons land zal geven,,
werd gevormd in 1951 en is thans bij de
Canadese NAVO-strijdkrachten in Duits
land gestationeerd. Elf leden van het korps,
dat zondagmiddag op de Dam in de hoofd
stad speelt, zijn Nederlanders. Maandag
defileert men in 's-Gravenh.age.
VERMELD WERD reeds dat de Zwe
den op grote schaal tot naamsverande
ring overgaan omdat niemand meer in
staat was al die tienduizenden Gustav-
sons, Eriksons en Anderssons uit elkaar
te houden. Om dezelfde reden bonden
de Denen de strijd tegen de Jenssens
aan: daarvan verdwijnen er elk jaar
vele honderden om onder een nieuwe
naam verder te leven. Dat in Skandina-
vië de gelijknamigheid zo groot werd,
is een gevolg van het feit dat men er
pas zeer laat familienamen ging voeren.
TOT VER in de vorige eeuw kende
men in deze noordelijke landen vrijwel
uitsluitend het namensysteem, waarvan
bij ons de laatste resten door de invoe
ring van de Burgerlijke Stand opge
ruimd werden. De in 1818 geboren
Zweedse dichter Per Thomasson was de
zoon van Thomas Swenson, wiens vader
weer Swen Person heette. Meisjes voer
den de vaderlijke doopnaam met de
achtervoeging dotter (dochter). Op IJs
land is dit oude gebruik nog steeds in
zwang. Ook de Arabieren kennen vrij
wel geen ander systeem en dragen na
men als Osman ben Omar en Achmet
ibn All, waarbij „ben" en „ibn" het be
grip „zoon van" uitdrukken. De Grieken
formeren dergelijke namen met behulp
van de uitgang -poulos, zodat Georgios
Michaëlopoulos in Nederland dus Joris
Michielsen zou heten. De uit Rusland
herkomstige litteratuur heeft ons ver
trouwd gemaakt met Dimitri Rafaël-
ovitsj, Pavel Iwanovitsj en hoe al die
helden nog meer mogen heten. Al valt
het vaak niet mee de aldus aangeduide
figuren uit elkaar te houden, we be
grijpen toch wel dat ook hier sprake
van patroniemen is.
VELE JAREN nadat dit bij ons ge
schiedde, werden ook in de Scandina
vische landen erfelijke geslachtsnamen
verplicht gesteld. Hierdoor kwam wel
een einde aan de wisselende patronie
men, maar tegelijk werd het grootste
deel van deze vadersnamen tot familie
namen. Het is duidelijk dat algemeen
gangbare doopnamen vele duizenden
keren tot dezelfde geslachtsnaam leid
den. Omdat dit zo Iaat geschiedde, kwa
men zelfs spellingsverschillen niet wat
variatie brengen. Vandaar de moeilijk
heden, die men thans tracht op te lossen
door de dragers van veel voorkomende
namen aan te moedigen en soms zelfs
te dwingen een nieuwe familienaam
te kiezen. Al kennen ook wij geslachts
namen, die men niet bepaald zeldzaam
kan noemen, voor een al te grote gelijk
namigheid werden we bewaard omdat
onze familienamen vaak veel eerder
ontstonden. Op die wijze komen reeds
lang verdwenen taalvormen nog steeds
in namen voor. Daar deze vormen bo
vendien gewestelijk verschilden, steeg
het aantal mogelijkheden nog. We be
hoeven daar stellig niet rouwig om te
zijn.
OOK WERKTEN allerlei afkortingen
der doopnamen een grotere variatie in
de hand. Zo deed de zeer populaire
doopnaam Petrus bij ons de geslachts
namen Pietringa, Pietersma, Pietsma,
Piersma, Petersma, Pietema, Pietersen,
Pieterse, Peterink, Pyttersen, Pieters,
Piers, Pieren, Pierson, Peterson, Peters,
Petersen, Petri, Piets en Pietjes ont
staan. De voornaam Joannes met de
bijvormen Jan en Hans leidde zelfs
tot ruim honderd geslachtsnamen. Ook
Gentius hoort daarbij: deze naam ont
stond in de zeventiende eeuw toen een
Jentje (dat is: kleine Jan) geheten Fries
zijn naam een latijns tintje gaf. Ook is
het niet gemakkelijk te zien dat aan de
familienaam Raas de voornaam Eras
mus ten grondslag ligt en dat Lips er
aan herinnert dat een verre voorvader
Philippus gedoopt werd. Ons voorge
slacht kortte degelijke doopnamen vaak
op uiterst wonderlijke wijze af! Liborius
werd Bor, een Ambrosius noemde men
in het dagelijks leven Broos en tegen
een Bonifacius zei men Faas.
Cornelis kortten onze vaderen niet tot
Cor af, zij trokken deze naam tot Kreiis
of Knillis samen of spraken van Nelis
en Neel. Een en ander kwam het aantal
familienamen alweer ten goede.
G. de Boer van der Ley