DE PRIMITIEVE EN DE WETENDE MENS In de Koningin Julianaschoolvan Iselsberg in Tirol hebben Hongaarse kinde Eén van de Victorianen HERBERT BEERBOHM TREE, DOOR HESKETH PEARSON ONZE PUZZEL Erbij Nederlands programma van BBC eindigt 9 augustus ZATERDAG 3 AUGUSTUS 1957 P A G I NA T W E HERBERT BEERBOHM TREE (1852— 1917) was een van de meest gevierde En gelse acteurs van zijn tijd. Zijn naam is even groot gebleven als die van Henry Ir ving, of zelfs iets groter doordat het mid denstuk ervan ook gedragen werd door zijn jongere halfbroer Max, de schrijver en karikaturist („Tree" was Herbert Beer- bohms eigen toevoeging; de familie was uit Duitsland naar Engeland gekomen, maar misschien, dat is niet met zekerheid bekend, voordien Hollands geweest). Hij was daarbij het welbespraakte soort per sonage, dat zich het best leent van een be schrijving door Hesketh Pearson, biograaf van Shaw, Wilde, Disraeli en andere gro te producenten van dankbare citaten. Beer- bohm Tree heeft minder opgeschreven dan de meeste sujetten van deze auteur, maar hij stond zijn man als het op converseren en afsteken van monologen aankwam, ook tegen Hesketh Pearson zelf, die hem in zijn laatste levensjaren gekend heeft en enige éénreplieksrollen onder hem heeft vervuld. De indruk die hij nu geeft, als eigenaardig mens en grappenmaker, is niet dadelijk zo gunstig als zij zou moeten zijn: hij lijkt iets te zwaar en zelfverzekerd in de burgerlijke trant van zijn tijd. De we tenschap dat hij tot voldoening van zijn tijdgenoten in dozijnen slechte stukken op getreden is, geeft daar geen tegenwicht aan. Op den duur wordt de lezer toch voor hem ingenomen, niet alleen door zijn uit spraken die nog steeds het citeren waard zijn („Zeg nooit iets grappigs tegen een man die geen humor heeft: hij zal het al tijd tegen je gebruiken") of doordat hij la ter in zijn carrière veel werken van Shakespeare opgevoerd heeft, maar vooral doordat hij tot zijn laatste levensdag een aardige vrolijke man gebleven is. Hij lijkt overigens waarschijnlijk aardi ger en vrolijker dan hij was, in de uitbeel ding (bij Methuen in Londen onder de ti tel „Beerbohm Tree" verschenen) van Hesketh Pearson, die in een gezindheid van verwantschap en vriendschap over het Merkwaardiger was dat Beerbohm Tree ook als acteur een soort amateur gebleven is, misschien ten dele als gevolg van een gebrek aan opleiding, doordat zijn vader hem een carrière op kantoor liet begin nen, maar zeker voornamelijk omdat het met zijn natuur strookte. Het was altijd onzeker wat hij van een rol zou maken, onverschillig of hij er de vorige avond goed in was geweest of niet. En het zag er vaak lelijk uit als de rol hem begon te vervelen, wat bij hem veel gauwer het ge val was en veel eerder merkbaar dan bij een serieuze professional). Hij troostte zich dan met grappen, die niet zelden het karakter van zijn rol in zo grote mate be paalden, dat het verschil tussen een goed stuk en een slecht stuk erdoor tot een mi nimum werd teruggebracht. Beerbohm Tree heeft veel slechte stukken gespeeld een overzicht van alles wat hij in de der tig jaar ter weerszijden van de Haymarket heeft opgevoerd, dat achter in deze biogra fie gegeven wordt, zou op zichzelf niet aan een grote acteur doen denken. Wat er bo ven het lage gemiddelde uitsteekt, is bijna altijd Shakespeare: veertien van diens stukken, opgevoerd in grote praal van de cors zoals men hier van de foto's zien kan. Hij heeft zelfs een soort Shakespeare- festivals georganiseerd in zijn theater, in de eerste jaren van deze eeuw, bewijzend dat Shakespeare een theaterdirectie niet noodgedwongen op verlies te staan kwam, al gold dat bewijs misschien alleen als hij zelf optrad. Een van de weinige andere stukken uit zijn programma die niet lang vergeten zijn, is „Pygmalion" van Shaw, waarvan de première in 1914 in His Ma jesty's Theatre gegaan is. INTUSSEN zou men Beerbohm Tree onrecht doen als men hem ging beoorde len op zijn betekenis voor deze tijd in plaats van voor de zijne. Hij was gescha pen voor de laat-Victoriaanse tijd. In het verband daarvan heeft hij zijn betekenis, produktief, zelfverzekerd en naïef als hij was. Voor de Engelse lezer is hij dan ook al gauw meer waard dan zijn persoonlijk heid, omdat hij ons terugVoert naar de mooie tijd vóór 1914. Misschien kan de Hollandse lezer daarvan meegenieten, al is de nostalgie naar vijftig jaar geleden hier te lande minder sterk. Anders zal hij het met de persoonlijkheid al leen moeten doen. Men zou willen dat Hesketh Pearson, die hem heeft zien spelen, iets beter had kunnen laten weten hoe dat was, want de lezer kan hem zich moeilijk op het toneel voorstellen. Maar in zekere zin is deze kalm vertellen de trant de ware voor zo'n biografie, waarin de vergankelijkheid niet geforceerd moet worden. S. M. TEGEN het einde der 9 vorige eeuw woonde op Java een Nederland se arts. Dr. Dubois (al dus heette hij) koester de veel belangstelling voor de af stamming en de voorgeschiede nis van de mens. In 1891 deed hij een opzienbarende vondst. Op de rechteroever van de Solo rivier ontdekte hij nabij de plaats Trinil een mensentand. Enige weken later, na noestig speuren en graven, kwam het schedeldak van een mens te voorschijn. Aangemoedigd door zijn succes en door de discussies kort en gedrongen van gestalte. Zij hadden een terugwijkend voorhoofd, een brede neus, een terugwijkende kin en een krach tige onderkaak. Zij waren man netjesputters en wisten met knotsen om te gaan. Zij gaven hun doden enige wapenen mee in het graf. Misschien is dit een aanwijzing, dat de Neandertha lers reeds geloofden in een le ven na de dood. Voor velen is het misschien een troost om te lezen, dat die oer-Europeanen reeds lang zijn uitgestorven. Zij waren de tijdgenoten van de mammoets en de vervaarlijke in wetenschappelijke kringen over zijn vondsten zocht Dubois verder. In 1892 vond hij onge veer te zelfder plaatse een lin ker dijbeen en enige tijd nadien een tweede tand. Metingen en reconstructies brachten aan het licht, dat dr. Dubois skeletdelen had gevonden van een rechtop gaand, tweebenig wezen met be trekkelijk goed ontwikkelde hersenen. HET ZOU te ver voeren, alle vondsten van delen van „oer mensen" hier te vermelden. Wij beperken ons tot enige, die in ons werelddeel werden gedaan. Want Europa kan er zich op be roemen, reeds in heel oude tij den de mens tot woonplaats te hebben gediend. Zo zijn er, bij voorbeeld, in het nabij Düssel- dorf gelegen Neanderthal tal van vondsten gedaan, die op die allereerste Europeanen betrek king hebben. Zowel skeletdelen als wapens kwamen in dat dal voor den dag. Wat zouden wij, Europeanen der twintigste eeuw, verbaasd geweest zijn, als wij zo'n primitieve Europeaan, zo'n Neanderthalmens (ook wel „homo heidelbergiensis" of Hei- delbergmens genoemd, omdat ook in de buurt van Heidelberg skeletdelen van die primitieve Europeanen werden gevonden) tegenkwamen. Ja, verbaasd zou den wij zijn en misschien ook wat bang. Die Neanderthalers waren holenberen, twee diersoorten, die ook reeds lang niet meer be staan. De „beschaving" dier Neanderthalers was uiterst pri mitief. Metalen kenden zij niet. Hun wapens en werktuigen wa ren alle van steen. Daarom noemt men die dageraad der be schavingsgeschiedenis de Oude Steentijd. De primitieve Neanderthalers moesten wijken voor of werden misschien zelfs uitgeroeid door een type mensen van „hoger or de". In 1868 deed men in Dor- dogne (Frankrijk) vondsten, die belangrijk waren, daar zij res ten van die „nieuwe Europea nen" aan het licht brachten. Na dien heeft men .op enige andere plaatsen in ons werelddeel eveneens van die vondsten ge daan. Zo kon men zich een goed beeld vormen van die nieuwe mensen, die men veelal bestem pelt als „Cro-Magnon-mensen" en „Aurignac-mensen" aldus genoemd naar belangrijke vind plaatsen. Zij toonden veel pun ten van overeenkomst met de Europeanen van onze tijd. Zij waren lang en slank. Zij hadden een gewelfd voorhoofd. Hun kin week niet terug en hun schedel- inhoud was net zo groot als die van de tegenwoordige Euro peanen. Die „Nieuwe Europeanen" wa ren vaardige kunstenaars, het geen blijkt uit tal van tekeningen en inkervingen op wapens en ge bruiksvoorwerpen, doch meer nog uit de wandversieringen, die zij aanbrachten in grotten en ho len. Dank zij die primitieve kun stenaars hebben wij thans een goed beeld van tal van dieren, die in die oude tijden in ons we relddeel leefden, terwijl wij te vens vrij goed weten, hoe onze directe voorzaten er uitzagen. Die „Nieuwe Europeanen" die de Neanderthalers vervingen noemt men de „wetende" of „den kende" mensen. Met deze „homo sapiens" begon de getekende historie der mensheid. Die is heel wat ouder dan de geschreven ge schiedenis. En is het niet opmer kelijk, dat het leven, toen het zijn (tot dusverre) hoogste vorm had geschapen, begon met zich zelf op te tekenen? Het is, alsof de geest zich met de schepping van de mens ontworsteld heeft aan de stof en begint, de stof dienstbaar te maken aan eigen geestelijke doeleinden. Is ook dit Aan een „reportage" over het ontstaan van het leven op aarde in het Amerikaanse weekblad „Life" hebben wij deze illustratie ontleend: zo stelt men zich onge veer de oermensfiguur, een man die bergen kan verzetten en eigenhandig bomen vellen niet een mysterie, een raadsel om diep over na te denken? HOE LANG leeft de mens reeds op aarde? Deze vraag moet opgeworpen worden. Bij de be antwoording moeten wij echter voorzichtig te werk gaan. Immers, het aantal der vondsten, die ons aanknopingspunten bieden, is be trekkelijk klein en zij liggen in een periode van honderdduizen den jaren. Stelt u zich eens voor, dat u van de weg van Amster dam naar Brussel alleen zoudt weten, dat hij over Roosendaal loopt. Zoudt u dan in staat zijn anders dan bij "erre benadering die weg op een blanco-kaart van Nederland en België in te teke nen? Neen, dat zou onmogelijk zijn. Welnu, evenmin is een ge leerde in staat om aan de hand van enige skeletvondsten en rots tekeningen prècies te bepalen, wanneer en hoe alles in zijn werk ging. Wij weten met zekerheid, dat er vierduizend tot vijfduizend eeuwen geleden primitieve men sen op aarde woonden. Uit het toen reeds door die mensen be reikte ontwikkelingsstadium en uit de verscheidenheid der typen kan men met grote mate van waarschijnlijkheid concluderen, dat de ontwikkeling van de men selijke soort(en) toen reeds ten minste vijfduizend eeuwen had geduurd. Ja, eigenlijk zou men bij die tienduizend eeuwen nog eens tienduizend eeuwen moeten op tellen alvorens te stuiten op de altijd nog hypothetische stamvader van het menselijk ge slacht. In de loop van die duizen den eeuwen verschenen er op aarde verschillende mensentypen of mensenrassen bijvoorbeeld de Neanderthalers, de rechtop gaande Javamensen en andere die later uitstierven. Vierduizend tot vijfduizend eeuwen, dus 400.000 a 500.000 jaren geleden verscheen de „homo sapiens" ten tonele, die thans nog de aarde bevolkt en die er in de loop van een half miljoen jaren in slaagde om het land, het water en het luchtruim te veroveren. Van onze correspondent in Wenen) Sir Herbert Beerbohm Tree in de rol van King John (in het gelijknamige stuk van William Shakespeare) geschilderd door Charles Buchel. personage en de tijd schrijft, meer als chroniqueur dan als historicus. Het moet niettemin waar zijn, dat Beerbohm Tree met zijn goede wil en zijn hartelijkheid altijd de sympathie van zijn medewerkers won. Het is de moeite waard te vermelden dat hij in staat was in zijn eigen theater het grote succes in een opvoering aan een andere rol dan de zijne te laten, een gene rositeit waarmee hij zich grondig van Hen ry Irving onderscheidde. Ook kan het niet betwijfeld worden, dat hij buiten zijn theater in allerlei rangen en standen vrienden gemaakt heeft met zijn aanste kelijke opgewektheid en dat hij de soort persoonlijkheid was waaraan alle grappi ge uitspraken en verhalen van een tijd worden toegeschreven, vaak ten onrechte (Hesketh Pearson verzekert dat men in deze biografie alleen gegarandeerd echte Beerbohmiana vindt). Daarvan overtuigd blijft de lezer zich toch bewust dat de dis cretie, waarmee de biograaf iedere preci sering vermijdt, van Beerbohm Tree's tal rijke terloopse liefdes een precedent ver schaft voor andere omissies, uit tact of uit gebrek aan belangstellling. In het geval van de liefdes is het voornamelijk een kwestie van tact (ten opzichte van het hu welijk, dat in het algemeen niet mislukt genoemd kon worden). In het voordeel van Hesketh Pearsons chroniqueurstrant moet daartegenover ge steld worden dat het verhaal, met een si gaar tussen de vingers verteld, ook altijd makkelijk leesbaar is en zich nooit ver strikt in de plichtmatige vermelding van onverschillige bijzonderheden. De hoofd zaak is tenslotte dat Beerbohm Tree een van de laatste grote „actor-managers" was, van 1887 af toen hij eerst het Haymarket Theatre beheerde en later het tegenover gelegen Her (of His, naar gelang van de regerende vorst of vorstin) Majesty's, dat hij zelf had laten bouwen en hij twintig jaar lang bespeelde en tenslotte ook vaak bewoonde: hij had een klein appartement laten aanleggen in de koepel. Als manager was hij een amateur, altijd vreemd en non chalant tegenover het zure zakenleven: zijn biograaf beschrijft hem zoals hij op zondagen (wanneer er in Engeland niet ge speeld wordt) het theater binnensloop, om niet te worden opgemerkt door de commer ciële directeur. LONDEN (Reuter) De B.B.C. heeft woensdag bekendgemaakt dat zij haar uit zendingen in het Portugees, Nederlands, Noors, Zweeds en Deens op vrijdag 9 augustus zal beëindigen. Zoals bekend, heeft de Britse regering kort geleden het besluit genomen om met deze uitzendingen te stoppen. WIE ALS TOERIST van het Oostenrijkse plaatsje Linz in Oost-Tirol uit de Grosz Glockner optuft, passeert eerst de Isels berg en ziet daar dan op de gevel van een flinke villa in grote letters de naam „Königin Juliana Schule" geschilderd. Het is de middelbare school, die door de giften van het Nederlandse volk werd aangekocht, uitgebreid en ingericht voor een kleine twee honderd uit Hongarije gevluchte jongens en meisjes. Het is particulier terrein, maar alle Nederlandse toeristen, die er voor bij komen, worden er vriendelijk te woord gestaan en kunnen er een kijkje nemen. Onmiddellijk valt het hoofdgebouw op, dat met zijn drie grote balkons een uitstekende indruk maakt. Deze als kostschool ingerichte villa ligt niet onmiddellijk aan de hoofdweg, doch meer temidden van bossen en bergen, terwijl men naar het zui den op de grillige en fantastische vormen en kartelingen van de Dolomieten een prachtig uitzicht heeft. Hier kan men inder daad rustig studeren en tevens van de natuur genieten. Oor spronkelijk was het gebouw een hotel, dat nu na veel veran deringen tot een internaat is omgetoverd. Gelijkvloers liggen de eetzaal, de geheel nieuw en modern ingerichte keuken, de bij keuken, voorraadkamers, een voorlopige kleine recreatiezaal en een kantoor, op de eerste, tweede en derde verdieping vindt men een aantal kamers, waar telkens acht of tien jongens te zamen zijn ondergebracht. Men ziet er een tafel, een paar kasten en dan vier of vijf stellen met telkens twee bedden boven elkaar. Aan de muur hangen wat tekeningen en karikaturen, door de jongens zelf vervaardigd. Op een van de tekeningen herkent men eerst enigszins verwonderd het portret van Kadar, maar daaronder staat te lezen: „Ik behoef dit gezicht maar te zien, om geen heimwee meer te krijgen". Tussen de studentenkamers liggen de vertrekken van de di recteur en de andere Hongaarse leraren, waarvan enkelen hier met vrouw en kinderen zijn ondergebracht. De eetzaal is gezel lig, opgetrokken in Tiroolse stijl met zware boerenmeubels en met jachtrofeeën aan de muur. Hier en daar ziet men nog een oude, mooi beschilderde hoerenkast of een antieke kast, maar de rest is het meubilair modern en doelmatig. Iets verder tegen de bosrand aan ligt de vroegere dépendance van het hotel, een eenvoudig gebouw, waar nu de meisjesstu denten met een paar leraressen zijn ondergebracht. Ook hier zijn telkens twee bedden boven elkaar gemonteerd en ook hier heerst een opvallende orde, die natuurlijk nog groter is dan bij de jongensafdeling. Men heeft namelijk op eigen initiatief als regel ingesteld, dat de vuile karweitjes door de bewoners van die kamer moeten worden opgeknapt, waar de orde enigszins te wensen laat. Ofschoon het zware werk (vooral in de keuken! door Oostenrijks personeel wordt gedaan, maken jongens en meisjes zelf hun bedden op, moeten zij hun kamers in orde houden en bedienen de meisjes aan tafel.Volgens Engels systeem staat iedere kamer onder toezicht van een senior, die door de groep zelf wordt geko zen. In samenwerking met de econoom, een Oostenrijker, stelt een kleine commis sie van leraren en studenten elke week het menu vast. Na aanvankelijke moeilijkhe den met de Oostenrijkse keuken, is deze Hongaarse gemeenschap nu tevreden met de kost, ook al is zij van mening, dat er nog altijd te zuinig met de scherpe paprika wordt omgegaan. Maar nu lijkt het eten goed te smaken, want er worden massa's verslonden. En toen de studenten zelf een eindexamendiner mochten vaststellen, ko zen zij allen zonder uitzonderingWie ner Schnitzel! 1 HET PRONKSTUK van het internaat is het schoolgebouw, dat geheel nieuw werd opgetrokken en dat voorzien is van de mo dernste meubels en instrumenten. De gou verneur van Karinthië noemde dit bijge bouw zelfs de mooiste en modernste school van de gehele provincie. Het ligt in de schaduw van hoge dennebomen. Grote ra men laten licht en lucht binnen. Er zijn verscheidene leslokalen, een spreekkamer voor de rector, een tekenzaal, het begin van een chemisch laboratorium en dan de grote zaal, waar in de vrije uren ijverig wordt gemusiceerd. Onder leiding van een der leraren oefent hier een gemeugd zang koor, enkel studenten spelen viool en men beschikt zelfs over een oude vleugel, waar van de klank echter niet bijster zuiver meer is. 's Zondags worden hier de reli gieuze diensten gehouden: eerst voor de katholieken, die ongeveer zeventig per cent uitmaken, en dan voor de protestan ten. Een Hongaarse dominee komt hier voor regelmatig uit Innsbruck over. Toen de resultaten van het afgelopen (korte) studiejaar werden bekendgemaakt, bleek dat alle laatstejaars voor het eind examen waren geslaagd, tezamen negen entwintig jongens en meisjes, die straks naar de universiteit kunnen gaan en die geen financiële zorgen zullen hebben, om dat het Hoge Commissariaat voor Vluchte lingen van de UNO aan ieder van hen een stipendium van duizend schilling per maand heeft toegezegd. Van de vijftien meisjes slaagden er vier „met lof". Van de veertien jongens waren er zelfs zeven, die „cum laude" hadden gehaald. Wanneer men bedenkt wat deze jonge vluchtelingen nog acht maanden geleden fysiek en psy chisch hebben doorgemaakt, moet dit re sultaat zeer hoog worden aangeslagen. Natuurlijk heeft men met goedkeuring van de Oostenrijkse gecommitteerde, dr. Höl- zel, rekening gehouden met deze bijzonde re omstandigheden en dus de eisen niet al te hoog msteld. Bovendien had men in het begin geen schoolboeken en moesten de leerlingen er een geheel nieuwe en voor hen zeer moeilijke taal, namelijk Duits, bij leren. De vakken, waarin schriftelijk en mondeling examen werd gedaan, waren: Hongaarse en Duitse taal en letterkunde, wiskunde, latijn, geschiedenis, aardrijks kunde, chemie, natuurkunde en beschrij vende meetkunde. Toen de diploma's wa ren uitgereikt en de rector, pater Szöke vooral de lagere klassen had aangespoord om het goede voorbeeld van de afgestu deerden te volgen, hield de student Eugen Fay in uitstekend Duits een zelf opgestelde toespraak, waarin hij de rector en de lera ren bedankte en waarin hij vooral de do nateurs in Nederland en het Nederlands curatorium beloofde, dat alle afgestudeer den goede Europeanen zouden worden, zonder echter op te houden echte Honga ren te zijn. DE GEEST op deze school is goed, be schaafd en typisch Hongaars te noemen. Ofschobn het systeem van coëducatie nood gedwongen wordt toegepast, hebben zich op dit gebied geen moeilijkheden of compli caties voorgedaan. Hier in dit prachtige stuk natuur is de gehele atmosfeer gezond. De jongens zijn echte cavaliers, hoffelijk, ridderlijk en gedienstig, zoals het Hongaren past. Wanneer een oudere persoon binnen komt, bieden zij hem dadelijk een stoel aan en wanneer zij de vrouw van de econoom met een mand of een koffer zien sjouwen, nemen zij de last onmiddellijk van haar over. Maar ze zijn ook trots. Op een beve lende toon reageren zij stug. Wanneer men een bevel van tevoren nader verklaart, zijn ze gewillig en gehoorzaam. Een van de leraressen vertelde mij, dat de meisjes veel praktischer en huiselijker zijn dan haar eigen generatie, zodat ze bijvoorbeeld bijna allen goed kunnen verstellen, naaien en handwerken. Toen er kort geleden een zen ding nieuwe jurken was aangekomen, kon den de meesten met aangeboren goede smaak er dadelijk de nodige veranderingen in aanbrengen, zodat de jurken niet alleen pasten, maar ook voorbeeldig zaten. Twee meisjes konden niet met de naald omgaan, doch daar zij te trots waren om de hulp van de anderen in te roepen, liepen ze in veel te lange en slobberige rokken rond. Om haar nu in hun trots niet aan te tas ten, stonden een paar meisjes met verlof van de lerares 's nachts op om de jurken onder handen te nemen. Na ingekort en pasklaar gemaakt te hebben, hingen ze ze weer over de stoel van de slaapsters. De volgende dag pasten de jurken en nie- Zoals ook in vorige jaren gebruikelijk was, zetten wij de publikatie van onze we kelijkse puzzel gedurende de maand augus tus, wanneer er zovelen met vakantie zijn en de animo tot deelneming verflauwt, stop. In „Erbij" van 7 september treft men dus pas de nieuwe opgave aan. Wij hopen op zoveel mooi weer, dat u het tijdver drijf niet zult missen. De oplossing van de vorige puzzel, een kruiswoordraadsel, luidt: Horizontaal: 1. Ko, 3, esp, 6. Ob, 7. mastiek, 11. stand, 13. af, 15, pa, 16. Rome, 17. trog, 18. ik, 20, pi, 21, odeon, 25. spreeuw,, 27. li, 28. alf, 29. ijs. Verticaal: 2. om, 3. Est, 4. stal, 5. pin, 6. o.k., 8. as, 9. Ed, 10. karig, 12, magie, 14. fok, 15. pop, 19. deel, 21. op, 22. dra, 23, oef, 24. nu, 25. si, 26. wij. De prijzen werden als volgt toegekend: C. Kool, Vredenrijkstraat 30 te Haarlem f7.50, J. L. Wijdoogen, Herenduinweg 159 te IJmuiden f5,en mevrouw Wijdeman, Vijfhuizerstraat 3 te Haarlem-Oost f2.50. mand wist natuurlijk wie het had gedaan Op mijn vraag, of zij misschien last van heimwee hadden, kreeg ik vrijwel overal een ontkennend antwoord. Alleen op feest dagen, en vooral in de Kersttijd, denken zij met weemoed aan hun vaderland, maar over het algemeen zijn ze gelukkig en te vreden. En er is dan ook niemand, die on der de gegeven omstandigheden weer terug wil. Enkele weken geleden kwam een moe der regelrecht uit Hongarije naar Iselsberg om haar jongen terug te halen. Zij had hiervoor van de regering in Boedapest ver lof gekregen. Maar toen zij gezien had, hoe gelukkig haar kind in dit internaat was en hoe goed en vriendelijk daar allen worden behandeld drong zij er niet verder op aan en ging zij alleen naar Hongarije terug. Misschien hebben de leraren meer last van heimwee, omdat zij hun. thuis, een betrek kelijke goede positie, familie en vrienden hebben verlaten, maar een van hen zeide: „Wanneer ik last van heimwee heb, neem ik een nummer van de communistische krant Nep Szabadsag en dan ben ik dade lijk genezen". OP HET OGENBLIK is het internaat leeg, want alle leerlingen zijn op vakantie. De meesten hebben hun ouders of familie in Oostenrijk opgezocht, die hier eveneens als vluchtelingen leven. Een kleine groep die geheel op zichzelf is aangewezen, heeft een liefderijk onderdak in een Oostenrijks jeugdkamp gevonden. Al is Iselsberg nog zo mooi, de jeugd heeft verandering nodig. Intussen wordt er reeds in het internaat druk gehamerd en getimmerd het dak moet worden gerepareerd, men is begonnen met de aanbouw van een kleine eetzaal, zodat de vroegere als recreatiezaal kan worden gebrukt, want daaraan is dringend behoef te. Verder wacht de centrale verwarming op een grondige herziening en zoekt men naar een rijkere bron voor de waterleiding omdat de druk vooral in de zomer te zwak is. Ook deze investeringen heeft Nederland opnieuw een zeer groot bedrag ter beschik king gesteld. Men kan er verzekerd van zijn, dat het Nederlandse curatorium, onder het ere-voorzitterschap van onze gezant te Wenen, er voor zorgt dat deze gelden op de doelmatigste wijze worden besteed. Om verschillende redenen, ook in ver band met de vergunning om de naam van H. M. de Koningin te dragen, zal het inter naat pas in september officiëel en plechtig worden geopend, waarbij vertegenwoordi gers van de Nederlandse en Oostenrijkse regering, gedelegeerden van het Nationaal Comité Hulpverlening Hongaarse Volk, be stuursleden van de vereniging „Vrienden van Iselsberg" in Nederland en leiders van internationale hulporganisaties aanwezig zullen zijn. De basis echter is door Neder land gelegd en het voortbestaan is ver zekerd door de hulpvaardigheid van ons volk. Daarom staat dit Hongaarse tehuis altijd open voor landgenoten, die er een kijkje willen nemen. Wie op de grens tus sen Karinthië en Oost-Tirol een tocht maakt, ontdekt tussen de Oostenrijkse en Hongaarse vlaggen het vertrouwde rood-wit-blauw. Men kan er zich van over tuigen dat begaafde en dankbare Hongaar se kinderen, die alles hebben verloren in deze middelbare school de echte vrijheid van het westen, ware menselijkheid en vooral liefde hebben gevonden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 10