DE PRIMITIEVE EN
DE WETENDE MENS
In de Koningin Julianaschoolvan Iselsberg in Tirol
hebben Hongaarse kinde
Eén van de Victorianen
HERBERT BEERBOHM TREE,
DOOR HESKETH PEARSON
ONZE PUZZEL
Erbij
Nederlands programma van
BBC eindigt 9 augustus
ZATERDAG 3 AUGUSTUS 1957
P A G I NA T W E
HERBERT BEERBOHM TREE (1852—
1917) was een van de meest gevierde En
gelse acteurs van zijn tijd. Zijn naam is
even groot gebleven als die van Henry Ir
ving, of zelfs iets groter doordat het mid
denstuk ervan ook gedragen werd door
zijn jongere halfbroer Max, de schrijver en
karikaturist („Tree" was Herbert Beer-
bohms eigen toevoeging; de familie was
uit Duitsland naar Engeland gekomen,
maar misschien, dat is niet met zekerheid
bekend, voordien Hollands geweest). Hij
was daarbij het welbespraakte soort per
sonage, dat zich het best leent van een be
schrijving door Hesketh Pearson, biograaf
van Shaw, Wilde, Disraeli en andere gro
te producenten van dankbare citaten. Beer-
bohm Tree heeft minder opgeschreven dan
de meeste sujetten van deze auteur, maar
hij stond zijn man als het op converseren
en afsteken van monologen aankwam,
ook tegen Hesketh Pearson zelf, die hem in
zijn laatste levensjaren gekend heeft en
enige éénreplieksrollen onder hem heeft
vervuld. De indruk die hij nu geeft, als
eigenaardig mens en grappenmaker, is niet
dadelijk zo gunstig als zij zou moeten zijn:
hij lijkt iets te zwaar en zelfverzekerd in
de burgerlijke trant van zijn tijd. De we
tenschap dat hij tot voldoening van zijn
tijdgenoten in dozijnen slechte stukken op
getreden is, geeft daar geen tegenwicht
aan. Op den duur wordt de lezer toch voor
hem ingenomen, niet alleen door zijn uit
spraken die nog steeds het citeren waard
zijn („Zeg nooit iets grappigs tegen een
man die geen humor heeft: hij zal het al
tijd tegen je gebruiken") of doordat hij la
ter in zijn carrière veel werken van
Shakespeare opgevoerd heeft, maar vooral
doordat hij tot zijn laatste levensdag een
aardige vrolijke man gebleven is.
Hij lijkt overigens waarschijnlijk aardi
ger en vrolijker dan hij was, in de uitbeel
ding (bij Methuen in Londen onder de ti
tel „Beerbohm Tree" verschenen) van
Hesketh Pearson, die in een gezindheid
van verwantschap en vriendschap over het
Merkwaardiger was dat Beerbohm Tree
ook als acteur een soort amateur gebleven
is, misschien ten dele als gevolg van een
gebrek aan opleiding, doordat zijn vader
hem een carrière op kantoor liet begin
nen, maar zeker voornamelijk omdat het
met zijn natuur strookte. Het was altijd
onzeker wat hij van een rol zou maken,
onverschillig of hij er de vorige avond
goed in was geweest of niet. En het zag
er vaak lelijk uit als de rol hem begon te
vervelen, wat bij hem veel gauwer het ge
val was en veel eerder merkbaar dan bij
een serieuze professional). Hij troostte
zich dan met grappen, die niet zelden het
karakter van zijn rol in zo grote mate be
paalden, dat het verschil tussen een goed
stuk en een slecht stuk erdoor tot een mi
nimum werd teruggebracht. Beerbohm
Tree heeft veel slechte stukken gespeeld
een overzicht van alles wat hij in de der
tig jaar ter weerszijden van de Haymarket
heeft opgevoerd, dat achter in deze biogra
fie gegeven wordt, zou op zichzelf niet aan
een grote acteur doen denken. Wat er bo
ven het lage gemiddelde uitsteekt, is bijna
altijd Shakespeare: veertien van diens
stukken, opgevoerd in grote praal van de
cors zoals men hier van de foto's zien kan.
Hij heeft zelfs een soort Shakespeare-
festivals georganiseerd in zijn theater, in
de eerste jaren van deze eeuw, bewijzend
dat Shakespeare een theaterdirectie niet
noodgedwongen op verlies te staan kwam,
al gold dat bewijs misschien alleen als hij
zelf optrad. Een van de weinige andere
stukken uit zijn programma die niet lang
vergeten zijn, is „Pygmalion" van Shaw,
waarvan de première in 1914 in His Ma
jesty's Theatre gegaan is.
INTUSSEN zou men Beerbohm Tree
onrecht doen als men hem ging beoorde
len op zijn betekenis voor deze tijd in
plaats van voor de zijne. Hij was gescha
pen voor de laat-Victoriaanse tijd. In het
verband daarvan heeft hij zijn betekenis,
produktief, zelfverzekerd en naïef als hij
was. Voor de Engelse lezer is hij dan ook
al gauw meer waard dan zijn persoonlijk
heid, omdat hij ons terugVoert naar de
mooie tijd vóór 1914. Misschien kan de
Hollandse lezer daarvan meegenieten, al
is de nostalgie naar vijftig jaar geleden
hier te lande minder sterk. Anders
zal hij het met de persoonlijkheid al
leen moeten doen. Men zou willen
dat Hesketh Pearson, die hem heeft
zien spelen, iets beter had kunnen laten
weten hoe dat was, want de lezer kan hem
zich moeilijk op het toneel voorstellen.
Maar in zekere zin is deze kalm vertellen
de trant de ware voor zo'n biografie,
waarin de vergankelijkheid niet geforceerd
moet worden. S. M.
TEGEN het einde der
9 vorige eeuw woonde
op Java een Nederland
se arts. Dr. Dubois (al
dus heette hij) koester
de veel belangstelling voor de af
stamming en de voorgeschiede
nis van de mens. In 1891 deed
hij een opzienbarende vondst.
Op de rechteroever van de Solo
rivier ontdekte hij nabij de
plaats Trinil een mensentand.
Enige weken later, na noestig
speuren en graven, kwam het
schedeldak van een mens te
voorschijn. Aangemoedigd door
zijn succes en door de discussies
kort en gedrongen van gestalte.
Zij hadden een terugwijkend
voorhoofd, een brede neus, een
terugwijkende kin en een krach
tige onderkaak. Zij waren man
netjesputters en wisten met
knotsen om te gaan. Zij gaven
hun doden enige wapenen mee
in het graf. Misschien is dit een
aanwijzing, dat de Neandertha
lers reeds geloofden in een le
ven na de dood. Voor velen is
het misschien een troost om te
lezen, dat die oer-Europeanen
reeds lang zijn uitgestorven. Zij
waren de tijdgenoten van de
mammoets en de vervaarlijke
in wetenschappelijke kringen
over zijn vondsten zocht Dubois
verder. In 1892 vond hij onge
veer te zelfder plaatse een lin
ker dijbeen en enige tijd nadien
een tweede tand. Metingen en
reconstructies brachten aan het
licht, dat dr. Dubois skeletdelen
had gevonden van een rechtop
gaand, tweebenig wezen met be
trekkelijk goed ontwikkelde
hersenen.
HET ZOU te ver voeren, alle
vondsten van delen van „oer
mensen" hier te vermelden. Wij
beperken ons tot enige, die in
ons werelddeel werden gedaan.
Want Europa kan er zich op be
roemen, reeds in heel oude tij
den de mens tot woonplaats te
hebben gediend. Zo zijn er, bij
voorbeeld, in het nabij Düssel-
dorf gelegen Neanderthal tal
van vondsten gedaan, die op die
allereerste Europeanen betrek
king hebben. Zowel skeletdelen
als wapens kwamen in dat dal
voor den dag. Wat zouden wij,
Europeanen der twintigste
eeuw, verbaasd geweest zijn, als
wij zo'n primitieve Europeaan,
zo'n Neanderthalmens (ook wel
„homo heidelbergiensis" of Hei-
delbergmens genoemd, omdat
ook in de buurt van Heidelberg
skeletdelen van die primitieve
Europeanen werden gevonden)
tegenkwamen. Ja, verbaasd zou
den wij zijn en misschien ook
wat bang.
Die Neanderthalers waren
holenberen, twee diersoorten,
die ook reeds lang niet meer be
staan. De „beschaving" dier
Neanderthalers was uiterst pri
mitief. Metalen kenden zij niet.
Hun wapens en werktuigen wa
ren alle van steen. Daarom
noemt men die dageraad der be
schavingsgeschiedenis de Oude
Steentijd.
De primitieve Neanderthalers
moesten wijken voor of werden
misschien zelfs uitgeroeid door
een type mensen van „hoger or
de". In 1868 deed men in Dor-
dogne (Frankrijk) vondsten, die
belangrijk waren, daar zij res
ten van die „nieuwe Europea
nen" aan het licht brachten. Na
dien heeft men .op enige andere
plaatsen in ons werelddeel
eveneens van die vondsten ge
daan. Zo kon men zich een goed
beeld vormen van die nieuwe
mensen, die men veelal bestem
pelt als „Cro-Magnon-mensen"
en „Aurignac-mensen" aldus
genoemd naar belangrijke vind
plaatsen. Zij toonden veel pun
ten van overeenkomst met de
Europeanen van onze tijd. Zij
waren lang en slank. Zij hadden
een gewelfd voorhoofd. Hun kin
week niet terug en hun schedel-
inhoud was net zo groot als die
van de tegenwoordige Euro
peanen.
Die „Nieuwe Europeanen" wa
ren vaardige kunstenaars, het
geen blijkt uit tal van tekeningen
en inkervingen op wapens en ge
bruiksvoorwerpen, doch meer
nog uit de wandversieringen, die
zij aanbrachten in grotten en ho
len. Dank zij die primitieve kun
stenaars hebben wij thans een
goed beeld van tal van dieren,
die in die oude tijden in ons we
relddeel leefden, terwijl wij te
vens vrij goed weten, hoe onze
directe voorzaten er uitzagen. Die
„Nieuwe Europeanen" die de
Neanderthalers vervingen
noemt men de „wetende" of „den
kende" mensen. Met deze „homo
sapiens" begon de getekende
historie der mensheid. Die is heel
wat ouder dan de geschreven ge
schiedenis. En is het niet opmer
kelijk, dat het leven, toen het
zijn (tot dusverre) hoogste vorm
had geschapen, begon met zich
zelf op te tekenen? Het is, alsof
de geest zich met de schepping
van de mens ontworsteld heeft
aan de stof en begint, de stof
dienstbaar te maken aan eigen
geestelijke doeleinden. Is ook dit
Aan een „reportage" over het
ontstaan van het leven op aarde
in het Amerikaanse weekblad
„Life" hebben wij deze illustratie
ontleend: zo stelt men zich onge
veer de oermensfiguur, een man
die bergen kan verzetten en
eigenhandig bomen vellen
niet een mysterie, een raadsel om
diep over na te denken?
HOE LANG leeft de mens
reeds op aarde? Deze vraag moet
opgeworpen worden. Bij de be
antwoording moeten wij echter
voorzichtig te werk gaan. Immers,
het aantal der vondsten, die ons
aanknopingspunten bieden, is be
trekkelijk klein en zij liggen in
een periode van honderdduizen
den jaren. Stelt u zich eens voor,
dat u van de weg van Amster
dam naar Brussel alleen zoudt
weten, dat hij over Roosendaal
loopt. Zoudt u dan in staat zijn
anders dan bij "erre benadering
die weg op een blanco-kaart van
Nederland en België in te teke
nen? Neen, dat zou onmogelijk
zijn. Welnu, evenmin is een ge
leerde in staat om aan de hand
van enige skeletvondsten en rots
tekeningen prècies te bepalen,
wanneer en hoe alles in zijn
werk ging.
Wij weten met zekerheid, dat
er vierduizend tot vijfduizend
eeuwen geleden primitieve men
sen op aarde woonden. Uit het
toen reeds door die mensen be
reikte ontwikkelingsstadium en
uit de verscheidenheid der typen
kan men met grote mate van
waarschijnlijkheid concluderen,
dat de ontwikkeling van de men
selijke soort(en) toen reeds ten
minste vijfduizend eeuwen had
geduurd. Ja, eigenlijk zou men bij
die tienduizend eeuwen nog eens
tienduizend eeuwen moeten op
tellen alvorens te stuiten op de
altijd nog hypothetische
stamvader van het menselijk ge
slacht. In de loop van die duizen
den eeuwen verschenen er op
aarde verschillende mensentypen
of mensenrassen bijvoorbeeld
de Neanderthalers, de rechtop
gaande Javamensen en andere
die later uitstierven. Vierduizend
tot vijfduizend eeuwen, dus
400.000 a 500.000 jaren geleden
verscheen de „homo sapiens" ten
tonele, die thans nog de aarde
bevolkt en die er in de loop van
een half miljoen jaren in slaagde
om het land, het water en het
luchtruim te veroveren.
Van onze correspondent in Wenen)
Sir Herbert Beerbohm Tree in de rol van
King John (in het gelijknamige stuk van
William Shakespeare) geschilderd door
Charles Buchel.
personage en de tijd schrijft, meer als
chroniqueur dan als historicus. Het moet
niettemin waar zijn, dat Beerbohm Tree
met zijn goede wil en zijn hartelijkheid
altijd de sympathie van zijn medewerkers
won. Het is de moeite waard te vermelden
dat hij in staat was in zijn eigen theater
het grote succes in een opvoering aan een
andere rol dan de zijne te laten, een gene
rositeit waarmee hij zich grondig van Hen
ry Irving onderscheidde. Ook kan het niet
betwijfeld worden, dat hij buiten zijn
theater in allerlei rangen en standen
vrienden gemaakt heeft met zijn aanste
kelijke opgewektheid en dat hij de soort
persoonlijkheid was waaraan alle grappi
ge uitspraken en verhalen van een tijd
worden toegeschreven, vaak ten onrechte
(Hesketh Pearson verzekert dat men in
deze biografie alleen gegarandeerd echte
Beerbohmiana vindt). Daarvan overtuigd
blijft de lezer zich toch bewust dat de dis
cretie, waarmee de biograaf iedere preci
sering vermijdt, van Beerbohm Tree's tal
rijke terloopse liefdes een precedent ver
schaft voor andere omissies, uit tact of uit
gebrek aan belangstellling. In het geval
van de liefdes is het voornamelijk een
kwestie van tact (ten opzichte van het hu
welijk, dat in het algemeen niet mislukt
genoemd kon worden).
In het voordeel van Hesketh Pearsons
chroniqueurstrant moet daartegenover ge
steld worden dat het verhaal, met een si
gaar tussen de vingers verteld, ook altijd
makkelijk leesbaar is en zich nooit ver
strikt in de plichtmatige vermelding van
onverschillige bijzonderheden. De hoofd
zaak is tenslotte dat Beerbohm Tree een
van de laatste grote „actor-managers" was,
van 1887 af toen hij eerst het Haymarket
Theatre beheerde en later het tegenover
gelegen Her (of His, naar gelang van de
regerende vorst of vorstin) Majesty's, dat
hij zelf had laten bouwen en hij twintig
jaar lang bespeelde en tenslotte ook vaak
bewoonde: hij had een klein appartement
laten aanleggen in de koepel. Als manager
was hij een amateur, altijd vreemd en non
chalant tegenover het zure zakenleven:
zijn biograaf beschrijft hem zoals hij op
zondagen (wanneer er in Engeland niet ge
speeld wordt) het theater binnensloop, om
niet te worden opgemerkt door de commer
ciële directeur.
LONDEN (Reuter) De B.B.C. heeft
woensdag bekendgemaakt dat zij haar uit
zendingen in het Portugees, Nederlands,
Noors, Zweeds en Deens op vrijdag 9
augustus zal beëindigen.
Zoals bekend, heeft de Britse regering
kort geleden het besluit genomen om met
deze uitzendingen te stoppen.
WIE ALS TOERIST van het Oostenrijkse plaatsje Linz in
Oost-Tirol uit de Grosz Glockner optuft, passeert eerst de Isels
berg en ziet daar dan op de gevel van een flinke villa in grote
letters de naam „Königin Juliana Schule" geschilderd. Het is de
middelbare school, die door de giften van het Nederlandse volk
werd aangekocht, uitgebreid en ingericht voor een kleine twee
honderd uit Hongarije gevluchte jongens en meisjes. Het is
particulier terrein, maar alle Nederlandse toeristen, die er voor
bij komen, worden er vriendelijk te woord gestaan en kunnen er
een kijkje nemen.
Onmiddellijk valt het hoofdgebouw op, dat met zijn drie
grote balkons een uitstekende indruk maakt. Deze als kostschool
ingerichte villa ligt niet onmiddellijk aan de hoofdweg, doch
meer temidden van bossen en bergen, terwijl men naar het zui
den op de grillige en fantastische vormen en kartelingen van de
Dolomieten een prachtig uitzicht heeft. Hier kan men inder
daad rustig studeren en tevens van de natuur genieten. Oor
spronkelijk was het gebouw een hotel, dat nu na veel veran
deringen tot een internaat is omgetoverd. Gelijkvloers liggen de
eetzaal, de geheel nieuw en modern ingerichte keuken, de bij
keuken, voorraadkamers, een voorlopige kleine recreatiezaal en
een kantoor, op de eerste, tweede en derde verdieping vindt
men een aantal kamers, waar telkens acht of tien jongens te
zamen zijn ondergebracht. Men ziet er een tafel, een paar kasten
en dan vier of vijf stellen met telkens twee bedden boven
elkaar. Aan de muur hangen wat tekeningen en karikaturen,
door de jongens zelf vervaardigd. Op een van de tekeningen
herkent men eerst enigszins verwonderd het portret van
Kadar, maar daaronder staat te lezen: „Ik behoef dit gezicht
maar te zien, om geen heimwee meer te krijgen".
Tussen de studentenkamers liggen de vertrekken van de di
recteur en de andere Hongaarse leraren, waarvan enkelen hier
met vrouw en kinderen zijn ondergebracht. De eetzaal is gezel
lig, opgetrokken in Tiroolse stijl met zware boerenmeubels en
met jachtrofeeën aan de muur. Hier en daar ziet men nog een
oude, mooi beschilderde hoerenkast of een antieke kast, maar de
rest is het meubilair modern en doelmatig.
Iets verder tegen de bosrand aan ligt de vroegere dépendance
van het hotel, een eenvoudig gebouw, waar nu de meisjesstu
denten met een paar leraressen zijn ondergebracht. Ook hier
zijn telkens twee bedden boven elkaar gemonteerd en ook hier
heerst een opvallende orde, die natuurlijk nog groter is dan bij
de jongensafdeling. Men heeft namelijk op eigen initiatief als
regel ingesteld, dat de vuile karweitjes door de bewoners van
die kamer moeten worden opgeknapt, waar de orde enigszins
te wensen laat. Ofschoon het zware werk (vooral in de keuken!
door Oostenrijks personeel wordt gedaan, maken jongens en
meisjes zelf hun bedden op, moeten zij hun kamers in orde
houden en bedienen de meisjes aan tafel.Volgens Engels systeem
staat iedere kamer onder toezicht van een
senior, die door de groep zelf wordt geko
zen. In samenwerking met de econoom,
een Oostenrijker, stelt een kleine commis
sie van leraren en studenten elke week het
menu vast. Na aanvankelijke moeilijkhe
den met de Oostenrijkse keuken, is deze
Hongaarse gemeenschap nu tevreden met
de kost, ook al is zij van mening, dat er
nog altijd te zuinig met de scherpe paprika
wordt omgegaan. Maar nu lijkt het eten
goed te smaken, want er worden massa's
verslonden. En toen de studenten zelf een
eindexamendiner mochten vaststellen, ko
zen zij allen zonder uitzonderingWie
ner Schnitzel!
1
HET PRONKSTUK van het internaat is
het schoolgebouw, dat geheel nieuw werd
opgetrokken en dat voorzien is van de mo
dernste meubels en instrumenten. De gou
verneur van Karinthië noemde dit bijge
bouw zelfs de mooiste en modernste school
van de gehele provincie. Het ligt in de
schaduw van hoge dennebomen. Grote ra
men laten licht en lucht binnen. Er zijn
verscheidene leslokalen, een spreekkamer
voor de rector, een tekenzaal, het begin
van een chemisch laboratorium en dan de
grote zaal, waar in de vrije uren ijverig
wordt gemusiceerd. Onder leiding van een
der leraren oefent hier een gemeugd zang
koor, enkel studenten spelen viool en men
beschikt zelfs over een oude vleugel, waar
van de klank echter niet bijster zuiver
meer is. 's Zondags worden hier de reli
gieuze diensten gehouden: eerst voor de
katholieken, die ongeveer zeventig per
cent uitmaken, en dan voor de protestan
ten. Een Hongaarse dominee komt hier
voor regelmatig uit Innsbruck over.
Toen de resultaten van het afgelopen
(korte) studiejaar werden bekendgemaakt,
bleek dat alle laatstejaars voor het eind
examen waren geslaagd, tezamen negen
entwintig jongens en meisjes, die straks
naar de universiteit kunnen gaan en die
geen financiële zorgen zullen hebben, om
dat het Hoge Commissariaat voor Vluchte
lingen van de UNO aan ieder van hen een
stipendium van duizend schilling per
maand heeft toegezegd. Van de vijftien
meisjes slaagden er vier „met lof". Van de
veertien jongens waren er zelfs zeven, die
„cum laude" hadden gehaald. Wanneer
men bedenkt wat deze jonge vluchtelingen
nog acht maanden geleden fysiek en psy
chisch hebben doorgemaakt, moet dit re
sultaat zeer hoog worden aangeslagen.
Natuurlijk heeft men met goedkeuring van
de Oostenrijkse gecommitteerde, dr. Höl-
zel, rekening gehouden met deze bijzonde
re omstandigheden en dus de eisen niet al
te hoog msteld. Bovendien had men in het
begin geen schoolboeken en moesten de
leerlingen er een geheel nieuwe en voor
hen zeer moeilijke taal, namelijk Duits, bij
leren. De vakken, waarin schriftelijk en
mondeling examen werd gedaan, waren:
Hongaarse en Duitse taal en letterkunde,
wiskunde, latijn, geschiedenis, aardrijks
kunde, chemie, natuurkunde en beschrij
vende meetkunde. Toen de diploma's wa
ren uitgereikt en de rector, pater Szöke
vooral de lagere klassen had aangespoord
om het goede voorbeeld van de afgestu
deerden te volgen, hield de student Eugen
Fay in uitstekend Duits een zelf opgestelde
toespraak, waarin hij de rector en de lera
ren bedankte en waarin hij vooral de do
nateurs in Nederland en het Nederlands
curatorium beloofde, dat alle afgestudeer
den goede Europeanen zouden worden,
zonder echter op te houden echte Honga
ren te zijn.
DE GEEST op deze school is goed, be
schaafd en typisch Hongaars te noemen.
Ofschobn het systeem van coëducatie nood
gedwongen wordt toegepast, hebben zich op
dit gebied geen moeilijkheden of compli
caties voorgedaan. Hier in dit prachtige
stuk natuur is de gehele atmosfeer gezond.
De jongens zijn echte cavaliers, hoffelijk,
ridderlijk en gedienstig, zoals het Hongaren
past. Wanneer een oudere persoon binnen
komt, bieden zij hem dadelijk een stoel aan
en wanneer zij de vrouw van de econoom
met een mand of een koffer zien sjouwen,
nemen zij de last onmiddellijk van haar
over. Maar ze zijn ook trots. Op een beve
lende toon reageren zij stug. Wanneer men
een bevel van tevoren nader verklaart,
zijn ze gewillig en gehoorzaam. Een van de
leraressen vertelde mij, dat de meisjes veel
praktischer en huiselijker zijn dan haar
eigen generatie, zodat ze bijvoorbeeld bijna
allen goed kunnen verstellen, naaien en
handwerken. Toen er kort geleden een zen
ding nieuwe jurken was aangekomen, kon
den de meesten met aangeboren goede
smaak er dadelijk de nodige veranderingen
in aanbrengen, zodat de jurken niet alleen
pasten, maar ook voorbeeldig zaten. Twee
meisjes konden niet met de naald omgaan,
doch daar zij te trots waren om de hulp
van de anderen in te roepen, liepen ze in
veel te lange en slobberige rokken rond.
Om haar nu in hun trots niet aan te tas
ten, stonden een paar meisjes met verlof
van de lerares 's nachts op om de jurken
onder handen te nemen. Na ingekort en
pasklaar gemaakt te hebben, hingen ze ze
weer over de stoel van de slaapsters. De
volgende dag pasten de jurken en nie-
Zoals ook in vorige jaren gebruikelijk
was, zetten wij de publikatie van onze we
kelijkse puzzel gedurende de maand augus
tus, wanneer er zovelen met vakantie zijn
en de animo tot deelneming verflauwt,
stop. In „Erbij" van 7 september treft men
dus pas de nieuwe opgave aan. Wij hopen
op zoveel mooi weer, dat u het tijdver
drijf niet zult missen.
De oplossing van de vorige puzzel, een
kruiswoordraadsel, luidt:
Horizontaal: 1. Ko, 3, esp, 6. Ob,
7. mastiek, 11. stand, 13. af, 15, pa, 16.
Rome, 17. trog, 18. ik, 20, pi, 21, odeon,
25. spreeuw,, 27. li, 28. alf, 29. ijs.
Verticaal: 2. om, 3. Est, 4. stal, 5.
pin, 6. o.k., 8. as, 9. Ed, 10. karig, 12,
magie, 14. fok, 15. pop, 19. deel, 21. op,
22. dra, 23, oef, 24. nu, 25. si, 26. wij.
De prijzen werden als volgt toegekend:
C. Kool, Vredenrijkstraat 30 te Haarlem
f7.50, J. L. Wijdoogen, Herenduinweg 159
te IJmuiden f5,en mevrouw Wijdeman,
Vijfhuizerstraat 3 te Haarlem-Oost f2.50.
mand wist natuurlijk wie het had gedaan
Op mijn vraag, of zij misschien last van
heimwee hadden, kreeg ik vrijwel overal
een ontkennend antwoord. Alleen op feest
dagen, en vooral in de Kersttijd, denken zij
met weemoed aan hun vaderland, maar
over het algemeen zijn ze gelukkig en te
vreden. En er is dan ook niemand, die on
der de gegeven omstandigheden weer terug
wil. Enkele weken geleden kwam een moe
der regelrecht uit Hongarije naar Iselsberg
om haar jongen terug te halen. Zij had
hiervoor van de regering in Boedapest ver
lof gekregen. Maar toen zij gezien had, hoe
gelukkig haar kind in dit internaat was en
hoe goed en vriendelijk daar allen worden
behandeld drong zij er niet verder op aan
en ging zij alleen naar Hongarije terug.
Misschien hebben de leraren meer last van
heimwee, omdat zij hun. thuis, een betrek
kelijke goede positie, familie en vrienden
hebben verlaten, maar een van hen zeide:
„Wanneer ik last van heimwee heb, neem
ik een nummer van de communistische
krant Nep Szabadsag en dan ben ik dade
lijk genezen".
OP HET OGENBLIK is het internaat
leeg, want alle leerlingen zijn op vakantie.
De meesten hebben hun ouders of familie
in Oostenrijk opgezocht, die hier eveneens
als vluchtelingen leven. Een kleine groep
die geheel op zichzelf is aangewezen, heeft
een liefderijk onderdak in een Oostenrijks
jeugdkamp gevonden. Al is Iselsberg nog zo
mooi, de jeugd heeft verandering nodig.
Intussen wordt er reeds in het internaat
druk gehamerd en getimmerd het dak moet
worden gerepareerd, men is begonnen met
de aanbouw van een kleine eetzaal, zodat
de vroegere als recreatiezaal kan worden
gebrukt, want daaraan is dringend behoef
te. Verder wacht de centrale verwarming
op een grondige herziening en zoekt men
naar een rijkere bron voor de waterleiding
omdat de druk vooral in de zomer te zwak
is. Ook deze investeringen heeft Nederland
opnieuw een zeer groot bedrag ter beschik
king gesteld. Men kan er verzekerd van
zijn, dat het Nederlandse curatorium, onder
het ere-voorzitterschap van onze gezant te
Wenen, er voor zorgt dat deze gelden op de
doelmatigste wijze worden besteed.
Om verschillende redenen, ook in ver
band met de vergunning om de naam van
H. M. de Koningin te dragen, zal het inter
naat pas in september officiëel en plechtig
worden geopend, waarbij vertegenwoordi
gers van de Nederlandse en Oostenrijkse
regering, gedelegeerden van het Nationaal
Comité Hulpverlening Hongaarse Volk, be
stuursleden van de vereniging „Vrienden
van Iselsberg" in Nederland en leiders van
internationale hulporganisaties aanwezig
zullen zijn. De basis echter is door Neder
land gelegd en het voortbestaan is ver
zekerd door de hulpvaardigheid van ons
volk. Daarom staat dit Hongaarse tehuis
altijd open voor landgenoten, die er een
kijkje willen nemen. Wie op de grens tus
sen Karinthië en Oost-Tirol een tocht
maakt, ontdekt tussen de Oostenrijkse
en Hongaarse vlaggen het vertrouwde
rood-wit-blauw. Men kan er zich van over
tuigen dat begaafde en dankbare Hongaar
se kinderen, die alles hebben verloren in
deze middelbare school de echte vrijheid
van het westen, ware menselijkheid en
vooral liefde hebben gevonden.