MODEFESTIVAL IN FLORENCE Een huis met een piano INSPIRATIE EN KLEURGEVOEL STRUIKROZEN LEESBIBLIOTHEEK floreert IN ENGELAND ZATERDAG 3 AUGUSTUS 1957 Erbij TUIN- EN KAMERPLANTEN G. Kromdijk Van pijpschoonmakers p agina o500000000000000000000^^ Voor de veertiende maal, ditmaal eind juli, is in Florence het Italiaanse) Modefestival gehouden. Ieder half jaar wordt het aantal belangstellenden voor deze modemanifestatie groter en geen wonder: inkopers uit aüe delen van de wereld vinden in dit land, dat heeft bewezen over een bruisende fantasie en een feilloos kleurgevoel te beschikken, volop inspiratie voor hun nieuwe collecties. Zo gaat naast Parijs als ietwat meer bedaagd modecentrum de nieuwe loot aan de modestam, Italië, overrompelend door haar jonge, speelse ideeën, een steeds belangrijker rol spelen. Vooral Amerika vertoont een sterke voorkeur voor wat Italië lanceert en opvallend groot was ditmaal het aantal modejournalisten en inkopers, die de reis naar de historische stad Florence hadden ondernomen. Terwijl de toeristen zich verpoosden op schaduwrijke terrasjes, dompelden zij zich onder in de hitte van de Sala Bianca in het Palazzo Pitti. In deze prachtige zaal met zijn elf majesteuze kaarsenkronen paradeerden gedurende vijf dagen tijdens de middag- en avondshow de ranke mannequins in de nieuwste creaties van de Italaanse couture voor een onvermoeibaar internationaal publiek, op elkaar ge perst op ongemakkelijke smalle stoeltjes. Tweed mantel met geplooid voorstuk, iets taillehoogte (Carosa). Engeland is dol op leesbibliotheken. In kleine plaatsen is de bibliotheek het cen trum van het culturele leven: men houdt er lezingen en tentoonstellingen en meest al is er ook evenals trouwens in de grote steden een apart vertrek voor kinderen ingeruimd. Daar kunnen ze niet alleen boeken lenen, maar ook naar de verhaaltjes luisteren die de bibliothecaris of bibliothecaresse op geregelde tijden voorleest; of ze kunnen er onder leiding marionetten maken en toneelstukjes op voeren. Niet zelden zal je in zo'n kinder leeszaal ook een aquarium of een hok met marmotten vinden. Geen wonder dat zowel kinderen als volwassenen een groot deel van hun vrije tijd in de library (bibliotheek) doorbren gen! Er is geen land ter wereld in welks samenleving de openbare leesbibliotheek zo'n voorname rol speelt als hier. Meer dan een kwart van de bevolking maakt er gebruik van. Zou die Engelse lees honger soms ook al aan „het weer" lig gen? Dat weer, dat hier zo'n onuitputtelijk onderwerp van gesprek is en waarop vrij wel alles onder de zon of beter gezegd, onder het wolkendek geschoven pleegt te worden? Het is waar, dat de al heel bijzonder slechte zomer van verleden jaar (we zijn er nóg niet over uitgepraat!) een aanzienlijke toename in het aantal boek- uitleningen teweegbracht. Maar er zijn toch ook andere factoren die de weelde rige bloei van het Engelse bibliotheek wezen in de hand hebben gewerkt. Zo bijvoorbeeld de activiteit van An drew Carnegie, die ieder plaatselijk initia tief prompt placht te belonen met de schenking van het benodigde gebouw. (Tussen de zes- en zevenhonderd biblio theken in Groot-Brittannië hebben hun ontstaan grotendeels te danken aan deze Schotse weverszoon). En dan dat plaatse lijke initiatief zelf: de volharding en het enthousiasme waarmee verlichte elemen ten in gemeentelijke en provinciale be sturen de zaak aan het rollen brachten en in beweging houden. Tegenwoordig zijn ook op het platteland de diensten van een openbare leesbiblio theek binnen vrijwel ieders bereik. Eens in de week of veertien dagen arriveert de nieuwe boekenkist in de dorpsschool, waar de schooljuffrouw gewoonlijk als vrijwillige bibliothecaresse optreedt. Of, beter nog, stelt zich op het dorpsplein de reizende bibliotheek op. Dit is een grote, van binnen met planken beklede bestel auto, die een vijftienhonderd tot twee duizend boeken herbergt en daarmee een bepaald district afreist. In afgelegen re gionen fungeert dikwijls een boerderij als distributieplaats, waar de bibliotheek op geregelde tijden langs komt om boeken te ruilen voor de omwonende buren. De uitwisseling van boeken tussen alle provinciale en gemeente-bibliotheken on derling wordt verzorgd door de National Central Library, die bovendien in contact staat met de voornaamste rijks-, universi- teits- en gespecialiseerde bibliotheken in het land. Op deze manier kan iedereen, onverschillig waar hij woont, welk boek ook maar gratis te leen krijgen al duurt het uiteraard soms wel wat lang. Als gevolg van dit alles worden er in Engeland per dag méér boeken uitgeleend dan ergens anders ter wereld. Wat overi gens natuurlijk nog geenszins betekent, dat er ook per se betere lectuur gelezen wordt dan ergens anders. OOK WIJ HEBBEN die dagen het koele terrasje gelaten voor wat het was en onze zweetdruppeltjes gestort op het offerblok van de mode. Overigens met groot ge noegen: we hebben er heel wat aardige nieuwtjes voor najaar en winter gezien als resultaat van het aangeboren gevoel voor schoonheid en de creativiteit van de Italianen. We willen u er graag wat van doorgeven Vóór de bespreking van de verschillende collecties echter eerst even iets over de hartveroverende sport- en boutiquemo- dellen, die ons de eerste dag werden ge toond. Rokken zoals alleen de Italianen kunnen creëren met borduurwerk of ap plicatie; meesterstukjes van handwerk. Een voorbeeld van sprankelende fantasie was een rood-wit gestreepte katoenen rok, waarover een blauwe overrok met uitge spaarde baantjes, zodat de rood-witte streep te voorschijn kwam. Onuitputtelijk is de variatie: een rok met rondom vlech- cjib. ..M. "Vvl» ten of met twee fruitmandjes van stro geappliqueerd, waaruit kleurig ooit van stro bengelt. Voor gekleed zagen we rok ken, geborduurd met gouddraad en glin- stersteentjes. Al even bekoorlijk zijn de strandensem- bies in tuniekstijl of bestaande uil wijde hesjes met shorts in handdrukdessins; de op de rug geknoopte badstofjakken; de sport jumpers met bijvoorbeeld een capu chon in afstekende kleur ontspruitende uit een V-vormige lijn in de rug; de pullovers met wijkende col, die als een kelkblad om de hals staat. Voor de wintersport brengt men nauwe maillots met kleurige wijde jakken uit en anoracs met verschil lend gekleurde panden in gewaagde, maar altijd harmonieuze kleurcombinaties. Voor après-ski waren er onder andere creaties van zijden jersey met draperieën. GERMANA MARUCElLi uit Milaan borduurt in haar collectie verder op de maiskolflijn die zij in het voorjaar reeds lanceerde en die dus inhoudt een lang gerekt silhouet zonder tailleaanduiding met ronde schouder en een nauw toe lopende rok. We hebben in verschillende Italiaanse steden veel van deze zoge naamde hemdjurken zien dragen en we mogen zeggen met gratie. Dit type schijnt in Italië grote opgang te maken en als men lang en slank is, bovenal als men gracieus weet te lopen, zoals vele van onze zuidelijke zusteren, dan krijgt dit sluike silhouet beweging en allure en verhult allerminst de vrouwelijke rondingen. In haar nieuwe versie voorziet Marucelli haar japonnen van een al dan niet door geregen ceintuur laag op de heupen of hoog boven de taille. Een genre robe-manteau, die het mid den noudt tussen een japon en een man tel, mocht bepaald sensationeel worden genoemd. Ook hier geen tailleaanduiding, vaak een boog opgeknipte halslijn of een ingezette punt, die zich voortzet in een van de bals afstaande kraag of trechter en laag ingezette mouwen. Voor dit bizarre kledingstuk, dat getuigt van de originaliteit van de ontwerpster doch dat onzes inziens in de praktijk weinig na volging zal vinden, wordt vrij zware tweed get ruikt Heel mooi zijn haar cocktail- en avond toiletten in Empirestijl van sluierdunne gedrapeerde stoffen en fraai het bordur- sel van de japonnen dat zich op de schoentjes herhaalt. Een hoofdbedekking van tw°e wuivende struisveren was een van haar toepassingen. DE COLLECTIE van Schubert uit Rome stelde ons enigszins teleur met zijn lijn- svmfome 1958, na alles wat we van deze ontwerper gehoord hadden. Hij houdt zich aan de natuurlijke vormen, accentueert deze zelfs en brengt voorts veel asymme trische effecten, bijvoorbeeld tailleurs met aan de ene kant een kort schootje en aan de andere kant een afhangend pand, af gezet met een strook bont. Wel mooi von den we >ijn vele tuniekeffecten en de kostbaar geborduurde avondjaponnen Simonetta uit Rome bracht een zeer vrouwelijke collectie uit onder de naam „linea rondo", met bolronde rokken, ruim over de heupen en strak aan de onder kant en een taille p de natuurlijke plaats. Uw struikrozen verlangen ook in de zo mermaanden een goede behandeling. Waarmee zoudt u hen nu meer plezier doen dan met een beetje extra voeding? U ziet wel hoe ze hun best doen steeds maar nieuwe scheuten en bloemknoppen te vor men, doch dan zal er van uw kant ook iets tegenover moeten staan. U kunt het best gebruik maken van de bekende rose tuin en gazonkorrelmest; zijn ze dit voorjaar al bemest dan kunt u met een geringe hoe veelheid volstaan; per tien Vierkante meter is dan twee ons al voldoende en misschien over drie weken nog een lichtere overbe mesting. Jammer dat uw rozen zo in het wit zit ten; vooral klimrozen, die pal tegen de muur staan hebben er veel van te lijden; bloemknoppen en bladeren zijn dan met een laag meeldauw overdekt en dat is min der prettig, want indien er niets tegen ge daan wordt zal het blad afvallen. Er is een handig middeltje er zijn trouwens vele middelen die gebruikt kunnen wor den doch Poliflor-zomer heeft het voor deel dat het in kleine flesjes verkocht wordt. Het werkt bovendien niet alleen te gen het wit, doch ook tegen de luis en een oplossing van twee en een half percent is al voldoende en dan sproeit u na tien da gen nog eens. Rozen verlangen veel voedsel en ook veel water en als het droog blijft zult u dus veel water moeten geven. Niet elke avond maar zo'n klein beetje, doch liever een paar maal per week en dan zo veel dat de ondergrond ook werkelijk vochtig wordt; de struiken zullen u er dankbaar voor zijn. De zijnaden van de mantels zijn rond ge sneden, de japonnen hebben vaak blou- sende ruggetjes. Vooral de tailleurs zijn fraai; het silhouet is niet geprononceerd, de jasjes zijn van achteren langer dan van voren en enigszins blousend. Een paar heel plezierige vondsten voor de praktijd zijn blouses, die voor in de rok worden gedragen en aan de achter kant over de rok heen hangen en voorts jumpers met achter een V-hals, waarin een driehoekig hoofddoekje is gezet dat onder de kin gestrikt wordt, dikwijls in de combinatie rood-zwart. Fabiani, de echtgenoot van Simonetta, lanceerde onder andere rechte mantels met grote kragen en daarnaast tunieken. ANTONELLT UIT ROME noemt zijn lijn de linea mantiae zijn mantels hebben de bolle mglijn van de mantide of bid- kever. Als nieuwtje in sportkleding zagen we getuite mouwloze loden overgooiers over een pullover met een hoge boord. In bet geklede genre heeft hij veel tuniek effecten en wit-zwart contrasten. Carosa (Rome) brengt japonnen met bol vormige rokki - j waarbij de ruimte van uit de rug schuin naar voren verloopt tot aan de nauwe zoom. Linea Sensation be titelt Jole Vmeziani uit Milaan haar nieuwe collectie met als sensatie zwierige losse panden, ontspruitend bij het arms gat: tunieken met een uitgespaard voor- strik: japonnen van heel soepele materi alen mee losse panden vanuit de taille, die afhangen of boven aan de hals be en veel tailleurs, die van voren iets kor ter vallen dan in de rug, met vage taille en wijkende kraag. De mantels hebben een bolle ruglijn, maar komen ook in een sluik of naar onderen wijd uitlopende silhouet voor. Zij worden vaak in zeven achtste lengte vervaardigd zodat eer, klein stukje van de nauwe rok van hetzelfde materiaal zichtbaar is. Stoffen zijn tweeds en nattétypen, wol len en zijden jersey wol met zijde en voor de avond chiffon, fluweel, satijn en veel brocaat. De kleuren: zwart domineert. Vaak wordt zwart met bruin, blauw of wit ge combineerd. Voorts mogen nog worden vermeld nuances van beige, paars, rood en fuchsia. Tineke Raat P Een creatie van Marucelli, welke het mid den houdt tussen een japon en mantel. Het puntige voorstuk eindigt in een trechter vormige halslijn. Het materiaal is tweed. vestigd of dubbel om de heup geslagen kunnen worden. Een interessante stof is een menging van 13 percent nerzharen en 57 percent wol. Voor ingenieuze gedrapeerde avond mantels van zijde-chiffon is soms veer tig tot vijftig meter stof verwerkt. Deze bijzonder geslaagde collectie bevat veel bontgarneringen. Capucci uit Rome brengt geen speciale lijn uit maar wel een collectie die spran kelt van ideeën en vol is van variatie. Hij lanceert lcraagloze mantelcostuums met vage taille en aangeknipte panden, die een schuin weggesneden zevenachtste mantel suggereren. Aan de geklede japonnen worden die panden wuivende draperieën en volants op oorspronkelijke en inge nieuze wijze verwerkt. SAMENVATTEND komt Italië met veel rechte japonnen, nauwelijks getail leerd, soms rrift een hoge brede ceintuur, veel tunieketfecten, veel bollende rokken ER WAS EENS een mannetje, dat in een rotte appel woonde. Dat is op zich zelf niet zo gek: je kunt beter in een rotte appel wonen, dan in een gezonde, want dan word je in ieder geval niet opgegeten. Zo dacht het mannetje, dat Flap heette, er ook over. Hij had het er best naar zijn zin. Helaas duurde zijn ge luk niet lang: de appel werd rotter en rotter. Wat eens een gerieflijke woning was, werd tenslotte een vervallen krot je, waar de wind doorheen joeg alsof het geen geld kostte. En dat kostte het wèl al betalen mannetjes, die in een appel wonen met ander geld dan wij, namelijk met vruchtenpitten. Flap had al tientallen pitten moeten uitgeven voor alle verbouwingen, die hij aan de appel had laten verrichten en hadden die dan nog maar resultaat opgeleverd, dan zou hij er niet over gezeurd hebben. Dit deed hij nü wel. „Weggegooide pitten!" mopperde hij maar steeds. „Zonde van de pitten." Toen er van de appel niets meer over was dan alleen het klokhuis, begreep hij, dat het zaak werd naar een betere woning uit te zien. Ik wil nu wel eens iets heel anders, dacht hij, iets heel groots met veel verdiepingen. En er moet ook een piano in kunnen. Flap speelde heel xnooi piano. Hij had het altijd erg vervelend gevonden, dat hij er in zijn appel geen had kun nen plaatsen. Maar ja, om al deze wensen in vervulling te doen gaan, had hij natuurlijk ontzaglijk veel pitten no dig. En om de waarheid te zeggen: hij had er nog maar drie en dat waren nog hele kleintjes ook: juist genoeg om een ijspegel van te kopen. Het vroor echter niet, dus waar haalde hij zo gauw een ijspegel vandaan? Hij zag er maar van af en besloot door hard werken vele, vele pitten te gaan verdienen. Gelukkig kwam hij al spoedig iemand tegen, die zijn hulp goed kon gebrui ken. Een eekhoorn trok hem aan zijn jasje en zei wat kregel: „Kam alsje blieft mijn staart". Inderdaad zat de mooie pluim van het beestje helemaal in de war. „Hoe komt dat?" vroeg Flap nieuws gierig. „Dat gaat je geen duveltje an." Nu, dan niet, dacht Flap en begon ijverig met een grillig takje de staart van de ander te kammen. „Hier, tien grote pitten, kun je wis selen?" informeerde de eekhoorn zake lijk. Flap legde zijn drie pitjes op de grond. Zijn werkgever griste ze voor zijn neus weg en roetsjte een boom in. Hij had zeker haast. Het was trouwens een vrij vervelende eekhoorn, vond Flap. Maar hij had nu tien mooie flinke pitten, dat was ook wat waard. Voor een huis met verdiepingen was dat echter nog veel te weinig, laat staan voor óók nog een piano. Opeens hoorde hij achter zijn rug een stemmetje: „Ach, meneertje, kunt u mij helpen, ik heb zo'n verdriet". Flap draaide zich om en voor hem zat een allerliefste vlinder met zulke prachtige gekleurde vleugels, dat hij er helemaal duizelig van werd. Wat een schoonheid, dacht hij, wat zou ze goed op mijn piano staan. „Wat scheelt eraan?" vroeg hij vrien delijk. „Ik ben zo eenzaam", antwoordde de vlinder. „De zomer is bijna voorbij, al mijn vriendjes en vriendinnetjes heb ik verloren, ze zijn weggefladderd, mis schien zijn ze wel dood. Ik leef, maar vraag niet hoe." Flap krabbelde zich achter zijn oor: „Als ik een piano had, zou je er op mo gen zitten, maar ik heb geen piano, dat is een erge tegenvaller". De vlinder wist wel niet wat een piano was, maar ze vermoedde, dat het een heel bijzondere bloem was en daar had ze best op willen zitten. Overigens was ze erg blij, dat ze iemand gevonden had, die vriendelijk tegen haar was. Daar had ze nu eenmaal be hoefte aan. Verlegen stak ze Flap een heel klein pitje toe: „Uit dank -'oor pw vriend schap. Meer heb ik niet". „Nee, nee", riep het mannetje on aangenaam getroffen uit, „daarvoor wil ik geen pitten ontvangen, nog niet zó'n kleintje, stel je voor, het is bijna een belediging". Toen hij echter een traan in het vlin deroog meende te bespeuren, voegde hij er gauw aan toe: „U moet mij goed begrijpen, ik ben werkelijk voor mijn plezier aardig tegen u, het is geen aan genomen werk". „O", zei de vlinder en toen zweeg ze, want er helemaal inkomen kon ze toch niet. Flap meende er juist aan te doen zijn vriendin want dat vas ze nu zijn moeilijkheden uiteen te zetten. Hij ver telde haar alles. „Wij moeten dus meer pitten hebben", besloot hij. „Wij?" vroeg de vlinder. „Ja, wij, want je dacht toch zeker niet, dat ik je zo weer liet gaan, de barre winter tegemoet?" Het mannetje sloot zijn ogen, hij moest er niet aan denken, wat zo'n lief diertje allemaal voor vreselijks zou kunnen overkomen. „Dan zullen we samen gaan werken", zei de vlinder zacht. En dat was een heel mooi idee van haar. „Ik heet Trudi, 't is misschien gemakkelijk als u, ik be doel je, dat weet." Trudi, wat een naam, dacht Flap, dit is geluk. NU GINGEN het mannetje en de vlinder hard aan de slag. Alles pakten ze aan: ze hielpen de mieren met het versjouwen van hun eieren, onduleer- den de vacht van een schaap, groeven holen voor een paar oude, vermoeide konijnen, overhoorden een lijster zijn zangles en nog veel meer. Na verloop van tijd hadden ze al aardig wat pitten bij elkaar en niet zulke kleintjes ook. Op een avond gingen ze tellen. Ze hadden honderdviertntwintig grote pit ten en vierentachtig kleine bij elkaar verdiend. Ook nog twee speldeknoppen, maar die kon je niet rekenen. „Het is genoeg", vond Flap, „het móet genoeg zijrt. Ik zag al huizen met vijf verdiepingen voor honderd pitten. En we hoeven toch ook niet direct de grootste piano te nemen. Als er maar geluid uitkomt". Trudi was het met hem eens. Zij was het trouwens bijna altijd met hem eens, want ze was een volgzame vlinder. De volgende dag gingen zij dadelijk huizen kijken. Onder huizen verstonden zij natuurlijk bomen en struiken, dat begrijpt een kind. Flap vond het al gauw mooi, maar Trudi was erg kies keurig: de eerste de beste boom was voor haar Flapje heus niet goed genoeg, laat staan de eerste de beste struik. Eindelijk, eindelijk vonden ze iets, dat hen beiden direct erg goed beviel. Het was niet bepaald een boom en ook niet uitgesproken een struik. Meer iets er tussen in. Het was een den! En wel een den met negen verdiepingen! Allemaal even goed in de verf. Het mooie was, dat die verf (groen, een rustige kleur) er de hele winter op bleef zitten. Ze hadden het werkelijk niet beter kunnen uitzoeken. Daarbij viel de prijs nog mee. De hele den kostte honderdtien pitten, daar kan men niets van zeggen. De eigenaar van het pronkstuk, een vogel, die er de hele zomer in gewoond had, zei: „Daar bent u niet aan be kocht. Eigenlijk spijt het mij, dat ik wegga, maar ja, ik trek naar het zuiden, daar kan ik niet onderuit". DRIE DAGEN LATER zaten Trudi en Flap al in hun nieuwe huis. Ze waren er dolblij mee en Trudi poetste alle dennenaalden op, totdat ze glommen als gelukkige mensenogen. Alleen Flap was nog niet helemaal tevreden. „De piano!" zei hij. Ze hadden nog veertien grote en vier entachtig kleine pitten en de aller kleinste piano kostte vijftien grote pit ten. Er kwam maar één toon uit, maar meer kon je voor die pitten ook niet verlangen. Daarbij stelde de eigenares nog een voorwaarde: het muziekinstru ment moest ónder de boom staan en zou zich de vrijheid moeten kunnen veroorloven te allen tijde een wande lingetje te maken! Het was namelijk een veldmuisje! „Het mens heeft wel veel vijven en zessen", mompelde Flap, doelende op de moeder muis (want dat was de eige nares natuurlijk). „Maar ik kan het me indenken. Toch moet ze één pit zestien laten vallen, dat vind ik niet meer dan billijk. Zo'n klein muisje, dat alleen maar „piep" zegt en dan nog het groot ste deel van de dag op stap is natuur lijkafijn, 't is toch wel gezellig. En dan, wat zal dat een enig gezicht zijn: Trudi op een muizestaartje!" De oude muis was ook de krenterig ste niet: „Vooruit dan maar, vanavond zal ik u Piep sturen. Het is ook wel goed, dat hij onder de mensen komt, of wat moet ik zeggen, mannetjes, vlinders?" En 's avonds kwam Piep, de piepano. Hij vond het best leuk een beetje onder de den te spelen. Zacht en lieflijk streek Flap hem over zijn ruggetje en dan piepte de muis van genoegen. Trudi zat stilletjes op zijn staart en zag er beel- diger uit dan ooit, vooral als de avond zon op haar vleugels viel. Net een sprookje. Misschien was het ook wel een sprookje. Christine Meyling Buig de schoonmakers zo dat ze, als je ze op de tekening legt, hetzelfde figuurtje vormen. Eerst maak je van één schoonmaker de kop. Het lijf maak je van twee schoonmakers. Als voetstuk gebruik je een plankje met twee spij kers er door waarop een rond houtje. Welke beroepen staan op deze kaart? Zet de letters in de goede volgorde en je weet het.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 12