MODEFESTIVAL IN FLORENCE
Een huis met een piano
INSPIRATIE EN KLEURGEVOEL
STRUIKROZEN
LEESBIBLIOTHEEK
floreert
IN ENGELAND
ZATERDAG 3 AUGUSTUS 1957
Erbij
TUIN- EN KAMERPLANTEN
G. Kromdijk
Van pijpschoonmakers
p agina
o500000000000000000000^^
Voor de veertiende maal, ditmaal eind juli, is in Florence het Italiaanse)
Modefestival gehouden. Ieder half jaar wordt het aantal belangstellenden voor
deze modemanifestatie groter en geen wonder: inkopers uit aüe delen van de
wereld vinden in dit land, dat heeft bewezen over een bruisende fantasie en
een feilloos kleurgevoel te beschikken, volop inspiratie voor hun nieuwe
collecties. Zo gaat naast Parijs als ietwat meer bedaagd modecentrum
de nieuwe loot aan de modestam, Italië, overrompelend door haar jonge, speelse
ideeën, een steeds belangrijker rol spelen.
Vooral Amerika vertoont een sterke voorkeur voor wat Italië lanceert en
opvallend groot was ditmaal het aantal modejournalisten en inkopers, die
de reis naar de historische stad Florence hadden ondernomen. Terwijl de
toeristen zich verpoosden op schaduwrijke terrasjes, dompelden zij zich
onder in de hitte van de Sala Bianca in het Palazzo Pitti. In deze prachtige zaal
met zijn elf majesteuze kaarsenkronen paradeerden gedurende vijf dagen tijdens
de middag- en avondshow de ranke mannequins in de nieuwste creaties van de
Italaanse couture voor een onvermoeibaar internationaal publiek, op elkaar ge
perst op ongemakkelijke smalle stoeltjes.
Tweed mantel met geplooid voorstuk, iets
taillehoogte (Carosa).
Engeland is dol op leesbibliotheken. In
kleine plaatsen is de bibliotheek het cen
trum van het culturele leven: men houdt
er lezingen en tentoonstellingen en meest
al is er ook evenals trouwens in de
grote steden een apart vertrek voor
kinderen ingeruimd. Daar kunnen ze niet
alleen boeken lenen, maar ook naar de
verhaaltjes luisteren die de bibliothecaris
of bibliothecaresse op geregelde tijden
voorleest; of ze kunnen er onder leiding
marionetten maken en toneelstukjes op
voeren. Niet zelden zal je in zo'n kinder
leeszaal ook een aquarium of een hok met
marmotten vinden.
Geen wonder dat zowel kinderen als
volwassenen een groot deel van hun vrije
tijd in de library (bibliotheek) doorbren
gen! Er is geen land ter wereld in welks
samenleving de openbare leesbibliotheek
zo'n voorname rol speelt als hier. Meer
dan een kwart van de bevolking maakt
er gebruik van. Zou die Engelse lees
honger soms ook al aan „het weer" lig
gen? Dat weer, dat hier zo'n onuitputtelijk
onderwerp van gesprek is en waarop vrij
wel alles onder de zon of beter gezegd,
onder het wolkendek geschoven pleegt
te worden? Het is waar, dat de al heel
bijzonder slechte zomer van verleden jaar
(we zijn er nóg niet over uitgepraat!) een
aanzienlijke toename in het aantal boek-
uitleningen teweegbracht. Maar er zijn
toch ook andere factoren die de weelde
rige bloei van het Engelse bibliotheek
wezen in de hand hebben gewerkt.
Zo bijvoorbeeld de activiteit van An
drew Carnegie, die ieder plaatselijk initia
tief prompt placht te belonen met de
schenking van het benodigde gebouw.
(Tussen de zes- en zevenhonderd biblio
theken in Groot-Brittannië hebben hun
ontstaan grotendeels te danken aan deze
Schotse weverszoon). En dan dat plaatse
lijke initiatief zelf: de volharding en het
enthousiasme waarmee verlichte elemen
ten in gemeentelijke en provinciale be
sturen de zaak aan het rollen brachten en
in beweging houden.
Tegenwoordig zijn ook op het platteland
de diensten van een openbare leesbiblio
theek binnen vrijwel ieders bereik. Eens
in de week of veertien dagen arriveert de
nieuwe boekenkist in de dorpsschool,
waar de schooljuffrouw gewoonlijk als
vrijwillige bibliothecaresse optreedt. Of,
beter nog, stelt zich op het dorpsplein de
reizende bibliotheek op. Dit is een grote,
van binnen met planken beklede bestel
auto, die een vijftienhonderd tot twee
duizend boeken herbergt en daarmee een
bepaald district afreist. In afgelegen re
gionen fungeert dikwijls een boerderij als
distributieplaats, waar de bibliotheek op
geregelde tijden langs komt om boeken te
ruilen voor de omwonende buren.
De uitwisseling van boeken tussen alle
provinciale en gemeente-bibliotheken on
derling wordt verzorgd door de National
Central Library, die bovendien in contact
staat met de voornaamste rijks-, universi-
teits- en gespecialiseerde bibliotheken in
het land. Op deze manier kan iedereen,
onverschillig waar hij woont, welk boek
ook maar gratis te leen krijgen al duurt
het uiteraard soms wel wat lang.
Als gevolg van dit alles worden er in
Engeland per dag méér boeken uitgeleend
dan ergens anders ter wereld. Wat overi
gens natuurlijk nog geenszins betekent,
dat er ook per se betere lectuur gelezen
wordt dan ergens anders.
OOK WIJ HEBBEN die dagen het koele
terrasje gelaten voor wat het was en onze
zweetdruppeltjes gestort op het offerblok
van de mode. Overigens met groot ge
noegen: we hebben er heel wat aardige
nieuwtjes voor najaar en winter gezien
als resultaat van het aangeboren gevoel
voor schoonheid en de creativiteit van de
Italianen. We willen u er graag wat van
doorgeven
Vóór de bespreking van de verschillende
collecties echter eerst even iets over de
hartveroverende sport- en boutiquemo-
dellen, die ons de eerste dag werden ge
toond. Rokken zoals alleen de Italianen
kunnen creëren met borduurwerk of ap
plicatie; meesterstukjes van handwerk.
Een voorbeeld van sprankelende fantasie
was een rood-wit gestreepte katoenen rok,
waarover een blauwe overrok met uitge
spaarde baantjes, zodat de rood-witte
streep te voorschijn kwam. Onuitputtelijk
is de variatie: een rok met rondom vlech-
cjib. ..M. "Vvl»
ten of met twee fruitmandjes van stro
geappliqueerd, waaruit kleurig ooit van
stro bengelt. Voor gekleed zagen we rok
ken, geborduurd met gouddraad en glin-
stersteentjes.
Al even bekoorlijk zijn de strandensem-
bies in tuniekstijl of bestaande uil wijde
hesjes met shorts in handdrukdessins; de
op de rug geknoopte badstofjakken; de
sport jumpers met bijvoorbeeld een capu
chon in afstekende kleur ontspruitende uit
een V-vormige lijn in de rug; de pullovers
met wijkende col, die als een kelkblad
om de hals staat. Voor de wintersport
brengt men nauwe maillots met kleurige
wijde jakken uit en anoracs met verschil
lend gekleurde panden in gewaagde, maar
altijd harmonieuze kleurcombinaties. Voor
après-ski waren er onder andere creaties
van zijden jersey met draperieën.
GERMANA MARUCElLi uit Milaan
borduurt in haar collectie verder op de
maiskolflijn die zij in het voorjaar reeds
lanceerde en die dus inhoudt een lang
gerekt silhouet zonder tailleaanduiding
met ronde schouder en een nauw toe
lopende rok. We hebben in verschillende
Italiaanse steden veel van deze zoge
naamde hemdjurken zien dragen en we
mogen zeggen met gratie. Dit type schijnt
in Italië grote opgang te maken en als
men lang en slank is, bovenal als men
gracieus weet te lopen, zoals vele van onze
zuidelijke zusteren, dan krijgt dit sluike
silhouet beweging en allure en verhult
allerminst de vrouwelijke rondingen. In
haar nieuwe versie voorziet Marucelli
haar japonnen van een al dan niet door
geregen ceintuur laag op de heupen of
hoog boven de taille.
Een genre robe-manteau, die het mid
den noudt tussen een japon en een man
tel, mocht bepaald sensationeel worden
genoemd. Ook hier geen tailleaanduiding,
vaak een boog opgeknipte halslijn of een
ingezette punt, die zich voortzet in een
van de bals afstaande kraag of trechter
en laag ingezette mouwen. Voor dit
bizarre kledingstuk, dat getuigt van de
originaliteit van de ontwerpster doch dat
onzes inziens in de praktijk weinig na
volging zal vinden, wordt vrij zware
tweed get ruikt
Heel mooi zijn haar cocktail- en avond
toiletten in Empirestijl van sluierdunne
gedrapeerde stoffen en fraai het bordur-
sel van de japonnen dat zich op de
schoentjes herhaalt. Een hoofdbedekking
van tw°e wuivende struisveren was een
van haar toepassingen.
DE COLLECTIE van Schubert uit Rome
stelde ons enigszins teleur met zijn lijn-
svmfome 1958, na alles wat we van deze
ontwerper gehoord hadden. Hij houdt zich
aan de natuurlijke vormen, accentueert
deze zelfs en brengt voorts veel asymme
trische effecten, bijvoorbeeld tailleurs met
aan de ene kant een kort schootje en aan
de andere kant een afhangend pand, af
gezet met een strook bont. Wel mooi von
den we >ijn vele tuniekeffecten en de
kostbaar geborduurde avondjaponnen
Simonetta uit Rome bracht een zeer
vrouwelijke collectie uit onder de naam
„linea rondo", met bolronde rokken, ruim
over de heupen en strak aan de onder
kant en een taille p de natuurlijke plaats.
Uw struikrozen verlangen ook in de zo
mermaanden een goede behandeling.
Waarmee zoudt u hen nu meer plezier
doen dan met een beetje extra voeding? U
ziet wel hoe ze hun best doen steeds maar
nieuwe scheuten en bloemknoppen te vor
men, doch dan zal er van uw kant ook iets
tegenover moeten staan. U kunt het best
gebruik maken van de bekende rose tuin
en gazonkorrelmest; zijn ze dit voorjaar al
bemest dan kunt u met een geringe hoe
veelheid volstaan; per tien Vierkante meter
is dan twee ons al voldoende en misschien
over drie weken nog een lichtere overbe
mesting.
Jammer dat uw rozen zo in het wit zit
ten; vooral klimrozen, die pal tegen de
muur staan hebben er veel van te lijden;
bloemknoppen en bladeren zijn dan met
een laag meeldauw overdekt en dat is min
der prettig, want indien er niets tegen ge
daan wordt zal het blad afvallen. Er is
een handig middeltje er zijn trouwens
vele middelen die gebruikt kunnen wor
den doch Poliflor-zomer heeft het voor
deel dat het in kleine flesjes verkocht
wordt. Het werkt bovendien niet alleen te
gen het wit, doch ook tegen de luis en een
oplossing van twee en een half percent is
al voldoende en dan sproeit u na tien da
gen nog eens.
Rozen verlangen veel voedsel en ook veel
water en als het droog blijft zult u dus
veel water moeten geven. Niet elke avond
maar zo'n klein beetje, doch liever een
paar maal per week en dan zo veel dat de
ondergrond ook werkelijk vochtig wordt;
de struiken zullen u er dankbaar voor zijn.
De zijnaden van de mantels zijn rond ge
sneden, de japonnen hebben vaak blou-
sende ruggetjes. Vooral de tailleurs zijn
fraai; het silhouet is niet geprononceerd,
de jasjes zijn van achteren langer dan
van voren en enigszins blousend.
Een paar heel plezierige vondsten voor
de praktijd zijn blouses, die voor in de
rok worden gedragen en aan de achter
kant over de rok heen hangen en voorts
jumpers met achter een V-hals, waarin
een driehoekig hoofddoekje is gezet dat
onder de kin gestrikt wordt, dikwijls in
de combinatie rood-zwart.
Fabiani, de echtgenoot van Simonetta,
lanceerde onder andere rechte mantels
met grote kragen en daarnaast tunieken.
ANTONELLT UIT ROME noemt zijn lijn
de linea mantiae zijn mantels hebben
de bolle mglijn van de mantide of bid-
kever. Als nieuwtje in sportkleding zagen
we getuite mouwloze loden overgooiers
over een pullover met een hoge boord. In
bet geklede genre heeft hij veel tuniek
effecten en wit-zwart contrasten.
Carosa (Rome) brengt japonnen met bol
vormige rokki - j waarbij de ruimte van
uit de rug schuin naar voren verloopt tot
aan de nauwe zoom. Linea Sensation be
titelt Jole Vmeziani uit Milaan haar
nieuwe collectie met als sensatie zwierige
losse panden, ontspruitend bij het arms
gat: tunieken met een uitgespaard voor-
strik: japonnen van heel soepele materi
alen mee losse panden vanuit de taille,
die afhangen of boven aan de hals be
en veel tailleurs, die van voren iets kor
ter vallen dan in de rug, met vage taille
en wijkende kraag. De mantels hebben
een bolle ruglijn, maar komen ook in een
sluik of naar onderen wijd uitlopende
silhouet voor. Zij worden vaak in zeven
achtste lengte vervaardigd zodat eer, klein
stukje van de nauwe rok van hetzelfde
materiaal zichtbaar is.
Stoffen zijn tweeds en nattétypen, wol
len en zijden jersey wol met zijde en voor
de avond chiffon, fluweel, satijn en veel
brocaat.
De kleuren: zwart domineert. Vaak
wordt zwart met bruin, blauw of wit ge
combineerd. Voorts mogen nog worden
vermeld nuances van beige, paars, rood
en fuchsia.
Tineke Raat
P
Een creatie van Marucelli, welke het mid
den houdt tussen een japon en mantel. Het
puntige voorstuk eindigt in een trechter
vormige halslijn. Het materiaal is tweed.
vestigd of dubbel om de heup geslagen
kunnen worden.
Een interessante stof is een menging
van 13 percent nerzharen en 57 percent
wol. Voor ingenieuze gedrapeerde avond
mantels van zijde-chiffon is soms veer
tig tot vijftig meter stof verwerkt. Deze
bijzonder geslaagde collectie bevat veel
bontgarneringen.
Capucci uit Rome brengt geen speciale
lijn uit maar wel een collectie die spran
kelt van ideeën en vol is van variatie. Hij
lanceert lcraagloze mantelcostuums met
vage taille en aangeknipte panden, die een
schuin weggesneden zevenachtste mantel
suggereren. Aan de geklede japonnen
worden die panden wuivende draperieën
en volants op oorspronkelijke en inge
nieuze wijze verwerkt.
SAMENVATTEND komt Italië met
veel rechte japonnen, nauwelijks getail
leerd, soms rrift een hoge brede ceintuur,
veel tunieketfecten, veel bollende rokken
ER WAS EENS een mannetje, dat in
een rotte appel woonde. Dat is op zich
zelf niet zo gek: je kunt beter in een
rotte appel wonen, dan in een gezonde,
want dan word je in ieder geval niet
opgegeten.
Zo dacht het mannetje, dat Flap
heette, er ook over. Hij had het er best
naar zijn zin. Helaas duurde zijn ge
luk niet lang: de appel werd rotter en
rotter. Wat eens een gerieflijke woning
was, werd tenslotte een vervallen krot
je, waar de wind doorheen joeg alsof
het geen geld kostte. En dat kostte het
wèl al betalen mannetjes, die in een
appel wonen met ander geld dan wij,
namelijk met vruchtenpitten.
Flap had al tientallen pitten moeten
uitgeven voor alle verbouwingen, die
hij aan de appel had laten verrichten
en hadden die dan nog maar resultaat
opgeleverd, dan zou hij er niet over
gezeurd hebben. Dit deed hij nü wel.
„Weggegooide pitten!" mopperde hij
maar steeds. „Zonde van de pitten."
Toen er van de appel niets meer over
was dan alleen het klokhuis, begreep
hij, dat het zaak werd naar een betere
woning uit te zien. Ik wil nu wel eens
iets heel anders, dacht hij, iets heel
groots met veel verdiepingen. En er
moet ook een piano in kunnen.
Flap speelde heel xnooi piano. Hij
had het altijd erg vervelend gevonden,
dat hij er in zijn appel geen had kun
nen plaatsen. Maar ja, om al deze
wensen in vervulling te doen gaan, had
hij natuurlijk ontzaglijk veel pitten no
dig. En om de waarheid te zeggen: hij
had er nog maar drie en dat waren nog
hele kleintjes ook: juist genoeg om een
ijspegel van te kopen. Het vroor echter
niet, dus waar haalde hij zo gauw een
ijspegel vandaan? Hij zag er maar van
af en besloot door hard werken vele,
vele pitten te gaan verdienen.
Gelukkig kwam hij al spoedig iemand
tegen, die zijn hulp goed kon gebrui
ken. Een eekhoorn trok hem aan zijn
jasje en zei wat kregel: „Kam alsje
blieft mijn staart". Inderdaad zat de
mooie pluim van het beestje helemaal
in de war.
„Hoe komt dat?" vroeg Flap nieuws
gierig.
„Dat gaat je geen duveltje an."
Nu, dan niet, dacht Flap en begon
ijverig met een grillig takje de staart
van de ander te kammen.
„Hier, tien grote pitten, kun je wis
selen?" informeerde de eekhoorn zake
lijk.
Flap legde zijn drie pitjes op de
grond. Zijn werkgever griste ze voor
zijn neus weg en roetsjte een boom in.
Hij had zeker haast. Het was trouwens
een vrij vervelende eekhoorn, vond
Flap.
Maar hij had nu tien mooie flinke
pitten, dat was ook wat waard. Voor
een huis met verdiepingen was dat
echter nog veel te weinig, laat staan
voor óók nog een piano.
Opeens hoorde hij achter zijn rug een
stemmetje: „Ach, meneertje, kunt u
mij helpen, ik heb zo'n verdriet".
Flap draaide zich om en voor hem
zat een allerliefste vlinder met zulke
prachtige gekleurde vleugels, dat hij er
helemaal duizelig van werd. Wat een
schoonheid, dacht hij, wat zou ze goed
op mijn piano staan.
„Wat scheelt eraan?" vroeg hij vrien
delijk.
„Ik ben zo eenzaam", antwoordde de
vlinder. „De zomer is bijna voorbij, al
mijn vriendjes en vriendinnetjes heb
ik verloren, ze zijn weggefladderd, mis
schien zijn ze wel dood. Ik leef, maar
vraag niet hoe."
Flap krabbelde zich achter zijn oor:
„Als ik een piano had, zou je er op mo
gen zitten, maar ik heb geen piano, dat
is een erge tegenvaller".
De vlinder wist wel niet wat een
piano was, maar ze vermoedde, dat het
een heel bijzondere bloem was en
daar had ze best op willen zitten.
Overigens was ze erg blij, dat ze iemand
gevonden had, die vriendelijk tegen
haar was. Daar had ze nu eenmaal be
hoefte aan.
Verlegen stak ze Flap een heel klein
pitje toe: „Uit dank -'oor pw vriend
schap. Meer heb ik niet".
„Nee, nee", riep het mannetje on
aangenaam getroffen uit, „daarvoor wil
ik geen pitten ontvangen, nog niet zó'n
kleintje, stel je voor, het is bijna een
belediging".
Toen hij echter een traan in het vlin
deroog meende te bespeuren, voegde hij
er gauw aan toe: „U moet mij goed
begrijpen, ik ben werkelijk voor mijn
plezier aardig tegen u, het is geen aan
genomen werk".
„O", zei de vlinder en toen zweeg ze,
want er helemaal inkomen kon ze toch
niet.
Flap meende er juist aan te doen zijn
vriendin want dat vas ze nu zijn
moeilijkheden uiteen te zetten. Hij ver
telde haar alles. „Wij moeten dus meer
pitten hebben", besloot hij.
„Wij?" vroeg de vlinder.
„Ja, wij, want je dacht toch zeker
niet, dat ik je zo weer liet gaan, de
barre winter tegemoet?" Het mannetje
sloot zijn ogen, hij moest er niet aan
denken, wat zo'n lief diertje allemaal
voor vreselijks zou kunnen overkomen.
„Dan zullen we samen gaan werken",
zei de vlinder zacht. En dat was een
heel mooi idee van haar. „Ik heet Trudi,
't is misschien gemakkelijk als u, ik be
doel je, dat weet."
Trudi, wat een naam, dacht Flap, dit
is geluk.
NU GINGEN het mannetje en de
vlinder hard aan de slag. Alles pakten
ze aan: ze hielpen de mieren met het
versjouwen van hun eieren, onduleer-
den de vacht van een schaap, groeven
holen voor een paar oude, vermoeide
konijnen, overhoorden een lijster zijn
zangles en nog veel meer. Na verloop
van tijd hadden ze al aardig wat pitten
bij elkaar en niet zulke kleintjes ook.
Op een avond gingen ze tellen. Ze
hadden honderdviertntwintig grote pit
ten en vierentachtig kleine bij elkaar
verdiend. Ook nog twee speldeknoppen,
maar die kon je niet rekenen.
„Het is genoeg", vond Flap, „het
móet genoeg zijrt. Ik zag al huizen met
vijf verdiepingen voor honderd pitten.
En we hoeven toch ook niet direct de
grootste piano te nemen. Als er maar
geluid uitkomt".
Trudi was het met hem eens. Zij was
het trouwens bijna altijd met hem eens,
want ze was een volgzame vlinder.
De volgende dag gingen zij dadelijk
huizen kijken. Onder huizen verstonden
zij natuurlijk bomen en struiken, dat
begrijpt een kind. Flap vond het al
gauw mooi, maar Trudi was erg kies
keurig: de eerste de beste boom was
voor haar Flapje heus niet goed genoeg,
laat staan de eerste de beste struik.
Eindelijk, eindelijk vonden ze iets, dat
hen beiden direct erg goed beviel. Het
was niet bepaald een boom en ook niet
uitgesproken een struik. Meer iets er
tussen in. Het was een den! En wel een
den met negen verdiepingen! Allemaal
even goed in de verf. Het mooie was,
dat die verf (groen, een rustige kleur)
er de hele winter op bleef zitten. Ze
hadden het werkelijk niet beter kunnen
uitzoeken. Daarbij viel de prijs nog
mee. De hele den kostte honderdtien
pitten, daar kan men niets van zeggen.
De eigenaar van het pronkstuk, een
vogel, die er de hele zomer in gewoond
had, zei: „Daar bent u niet aan be
kocht. Eigenlijk spijt het mij, dat ik
wegga, maar ja, ik trek naar het zuiden,
daar kan ik niet onderuit".
DRIE DAGEN LATER zaten Trudi en
Flap al in hun nieuwe huis. Ze waren
er dolblij mee en Trudi poetste alle
dennenaalden op, totdat ze glommen
als gelukkige mensenogen. Alleen Flap
was nog niet helemaal tevreden. „De
piano!" zei hij.
Ze hadden nog veertien grote en vier
entachtig kleine pitten en de aller
kleinste piano kostte vijftien grote pit
ten. Er kwam maar één toon uit, maar
meer kon je voor die pitten ook niet
verlangen. Daarbij stelde de eigenares
nog een voorwaarde: het muziekinstru
ment moest ónder de boom staan en
zou zich de vrijheid moeten kunnen
veroorloven te allen tijde een wande
lingetje te maken! Het was namelijk
een veldmuisje!
„Het mens heeft wel veel vijven en
zessen", mompelde Flap, doelende op
de moeder muis (want dat was de eige
nares natuurlijk). „Maar ik kan het me
indenken. Toch moet ze één pit zestien
laten vallen, dat vind ik niet meer dan
billijk. Zo'n klein muisje, dat alleen
maar „piep" zegt en dan nog het groot
ste deel van de dag op stap is natuur
lijkafijn, 't is toch wel gezellig. En
dan, wat zal dat een enig gezicht zijn:
Trudi op een muizestaartje!"
De oude muis was ook de krenterig
ste niet: „Vooruit dan maar, vanavond
zal ik u Piep sturen. Het is ook wel
goed, dat hij onder de mensen komt,
of wat moet ik zeggen, mannetjes,
vlinders?"
En 's avonds kwam Piep, de piepano.
Hij vond het best leuk een beetje onder
de den te spelen. Zacht en lieflijk streek
Flap hem over zijn ruggetje en dan
piepte de muis van genoegen. Trudi zat
stilletjes op zijn staart en zag er beel-
diger uit dan ooit, vooral als de avond
zon op haar vleugels viel. Net een
sprookje.
Misschien was het ook wel een
sprookje.
Christine Meyling
Buig de schoonmakers zo dat ze, als
je ze op de tekening legt, hetzelfde
figuurtje vormen. Eerst maak je van
één schoonmaker de kop. Het lijf maak
je van twee schoonmakers. Als voetstuk
gebruik je een plankje met twee spij
kers er door waarop een rond houtje.
Welke beroepen staan op deze kaart?
Zet de letters in de goede volgorde en
je weet het.