r?
r?
JAMf Jjmi: een sport voor mannen
DIE GEHEIMEN VAN HET ZONNESTELSEL
Drie keer East Em
0f Lucien JVcsr
et
EAST END is niet het meest aantrekkelijke deel van
Londen, althans, het bevat geen bezienswaardig
heden, waarvoor een toerist speciaal naar Engeland
gaat. East End ligt aan de haven, het karakter ervan
wordt bepaald door het ruwe materiaal, dat er uit
andere landen wordt binnengebracht en verwerkt:
een havenwijk met fabrieken en een mengelmoes van
mensen. Sinds 1800 heeft het zich geleidelijk ontwik
keld tot een zelfstandig deel van Engelands hoofdstad.
Met de toeneming van de handel is de bevolking er
gegroeid tot een internationale gemeenschap. Een
East Ender kan een Engelsman zijn, maar ook een
Duitser, een Rus, een Pool, een Ier, een Arabier, een
Afrikaan of een Chinees. Veel immigranten zijn er
blijven hangen omdat er doorgaans volop werkge
legenheid is geweest, maar desondanks heeft de wijk
East End een karakter gehouden, dat wij typisch
Engels noemen. Dit naar aanleiding van de drie foto's
die wij hierbij plaatsen en voor ons gevoel afzonder
lijk de moeite van het bekijken waard zijn.
thans de grootste bevolking van de oost
kust van Virginia. Het heeft een verbin
ding met enkele grote autowegen, het be
zit een modern uitgerust vrijwillig brand
weerkorps en is bekend om zijn pony's en
zijn oesters. Dat brandweerkorps speelt een
rol bij de pony's. Dat wil zeggen: de
brandweerlieden houden elke laatste helft
van de maand juli een zogenaamd Fire
men's Carnival, een feestelijke tijd dus
/oor inheemsen en vreemdelingen. In die
>eriode - om precies te zijn de laatste
woensdag van juli - komen de pony's aan
bod. Onder de naam van „round-up" (in
jagerstermen zouden wij spreken van
drijfjacht) worden de pony's in Chingo-
teague door het water gejaagd naar het
andere eilandje. Allen moeten er aan ge
loven: oude en jonge paarden, merries en
Bij de foto's, van boven naar beneden:
Commercial Road en White Chapel
Road, toegangswegen naar de gordel van
fabrieken ten noordoosten van de stad.
De meeste kinderrijke gezinnen zijn
uit het East End vertrokken. De over
blijvende jeugd zoekt de opwinding van
het straatvertier. Noordelijke oever
van de Theems, cosmopolitisch terrein.
HET IS eigenaardig, dat men in de ge
schiedenis van de paardenfokkerij meer
dan eens als oorsprong van een paarden
ras tegenkomt de schipbreuk van een
vaartuig, beladen met paarden, waarvan
er zich dan enkele hebben kunnen redden
en óf geheel alleen of samen met de aan
wezige inheemse paardenrassen de
grondslag hebben gelegd voor wat daar
thans aan edele viervoeters leeft. Dat is
in Zuid-Amerika het geval geweest en ook
in Oost-lndia en op de oostkust van de
Noordamerikaanse staat Virginia. In de
zestiende eeuw verging daar een Spaans
schip, waarvan de lading paarden zwem
mend het eilandje Assateague wist te
bereiken. Bij dit eilandje ligt een ander
eilandje, Chingoteague geheten, en daar
leven tegenwoordig in volkomen vrijheid
de Spaanse pony's; echte paarden zijn het
niet, daarvoor zijn zij te klein.
CHINGOTEAGUE is tien kilometer lang
en ruim twee kilometer breed. Het is het
dichtstbewoonde eilandje, dat behoort bij
de staat Virginia en het ontleent zijn naam
aan de Indiaanse Chingo-Teague-stam.
Deze naam betekent: mooi land over het
water; die van het eilandje Assateague be
tekent: een stromend water ertussen. On
der leiding van de Indiaanse keizer Was-
kawampe heerste over Chingoteague de
„chief" Parabokees, over Assateague zijn
collega Kegotank. Beide eilandjes waren
uitstekende jachtvelden. Zij zijn dat nog,
de streek wordt niet voor niets „The
sportsman's paradise" genoemd. In de ze
ventiende eeuw nam een zekere kolonel
Jenifer uit Richmond in Virginia beide
eilanden in bezit. Hij stuurde er blanken
heen om het vee te hoeden en verdreef de
kleine Indiaanse stammen. Na eeuwen van
armoede en isolatie heeft Chingoteague
hengsten, maar ook jonge veulens. Die
renbeschermers trekken hun wenkbrau
wen er wel eens voor op als zij de jonge
dieren met het water zien worstelen, maar
het lijkt erger dan het is. Een veulen kan
al de eerste dag na de geboorte staan en
lopen en al heel vroeg zwemmen, al zal
de drijfjacht hem uiteraard wel vreemd
voorkomen en vermoeien. Het is een grote
attractie geworden waarnaar duizenden
komen kijken: op de oevers van beide ei
landen maar ook in allerlei soorten boten.
Als de pony's op het eilandje Assateague
zijn aangekomen en de kust zijn opge
klauterd mogen zij rust nemen. De vol
gende dag worden er paarden gebrand
merkt en verkocht, de rest zwemt de vol
gende dag weer terug. Volgens mededelin
gen, die Indianen destijds aan blanken
hebben gedaan, zijn de pony's daar naza
ten van dieren, die op een Spaans schip
naar de Verenigde Staten werden vervoerd
en na schipbreuk bij Assateague aan land
zijn gekomen. Men neemt aan, dat het
oorspronkelijk dus een Spaans ras is. In
de zestiende eeuw waren de beide eiland
jes maar door een smal water van elkaar
gescheiden. Het was zo smal dat man of
paard er gemakkelijk over kon springen.
Aangezien Assateague dor en zandig was
ligt het voor de hand, dat de pony's het
bosrijke Chingoteague zijn gaan bevolken.
Daar was meer voedsel en zij vonden er
bovendien meer bescherming tegen de
hevige stormen, die in het gebied regel
matig voorkomen. Er zijn pony's in drie
soorten: vossen, bruinen en zwarten.
Merkwaardigerwijs vindt men er geen
isabellen onder, die onder Andalusische
paarden nogal veel worden aangetroffen,
en ook geen schimmels, terwijl het Oos
terse bloed sterk onder de Spaanse rassen
vertegenwoordigd is. Aftekeningen ziet
men slechts weinig, ten hoogste een wit
vlekje bij een hoef of een kolletje op het
voorhoofd. De manen zijn lang en zwaar,
soms gekruld, soms zijdeachtig. Hun staar
ten raken de grond. Dat hun schoonheid
de vreemdelingen is opgevallen verwon
dert niet. De eerste drijfjachten zijn er in
de zeventiende eeuw gehouden. Het was
daarbij in die tijd wet, dat een paard het
eigendom mocht worden beschouwd van
degeen op wiens land het werd aange
troffen. Dit „ponydrijven" werd genoemd
(en heet nog) „Pony Penning". Het ver
loop van het spel was destijds echter an
ders dan nu. Vrouwen mochten er niet
aan mee doen. Zij mochten er zelfs niet
bij zijn, de geschiedenis vermeldt niet wat
daarvan de reden is geweest. W. S.
- - 5
WSRJS C\ s >v. J v v v v" w<
PsPiiËl
VORIG JAAR septem
ber bereikte de pla
neet Mars dat punt in
haar baan, dat het
dichtst bij de aarde
ligt en in het begin
van dit jaar flitste de
komeet „1956-H" dwars
door het heelal. Deze
twee gebeurtenissen
werden, met hevige
opwinding gevolgd,
zowel door deskundi
gen als ook door le
ken, want het grote
publiek begint steeds
meer belang te stellen
in astronomische aan
gelegenheden.
Deze belangstelling wordt
aangewakkerd door een
groot aantal artikelen, tijd
schriften en boeken over
populaire wetenschappen,
die tegenwoordig het pu
bliek aangeboden worden
en die er allemaal toe bij
dragen het begrip en de
kennis vai de mens ten
opzichte van het heelal en
zijn geheimen te vergroten.
Enkele van deze werken,
door deskundigen geschre
ven in een taal, die de leek
kan begrijpen, beschrijven
niet alleen bekende feno
menen maar onthullen ook
nieuwe hypothesen over het
ontstaan van het planeten
en sterrenstelsel. Twee van
deze werken „The Fron
tiers of Astronomy" (De
"renzen der astronomie)
-'oor d- -roemde Britse
astronoom Fred Hoyle en
„The Origin of the Planets"
(De oorsprong der pla
neten), door de Franse ge
leerde professor Alexandre
Dauvillier zijn bijzonder
belangwekkend voor niet-
deskundigen. Beide werken
hebben één ding gemeen.
Ze stellen de leek in staat
de ontwikkeling van de
meest recente theorieën van
de Kosmologie te volgen en
zelfs als iet ware deel te
nemen aan een discussie
over het voor en tegen er
van. Zonder dat deze hypo
thesen in details worden
beschreven kan het toch
wel interessant zijn kennis
te nemen van die, welke op
het ogenblik de grootste
belangstelling in weten
schappelijke kringen trek
ken. Maar om te beginnen
kan het nuttig zijn in her
innering te brengen wat
Newton en Descartes heb
ben bijgedragen tot de
astronomische wetenschap
pen, want het is aan de
ontdekkingen van deze
twee mannen te danken,
dat de astronomie tot een
echte wetenschap is ge
worden. Descartes was de
eerste, die de theorie ont
wikkelde van een heelal,
dat uit één grote chemische
samenstelling bestond, ter
wijl Newton een formule
gaf voor de wet van de
zwaartekracht in het heelal,
waarop alle berekeningen
van de mechanica in de
ruimte zijn gebaseerd. De
kosmologische hypothesen,
die nu het meeste naar vo
ren treden, vinden hun oor
sprong in het werk van
Kant, Laplace, Le Verrier,
Darwin en Buffon.
IN 1796 verkondigde La
place de theorie van een
reusachtige zon, omgeven
door een „elastische" at
mosfeer, die bij afkoeling
was gekrompen en gasach-
tige resten achterliet. Vol
gens Laplace zouden de
verschillende planeten, de
aarde inbegrepen, gevormd
zijn uit deze resten. Fred
Hoyle voert een dergelijke
theorie aan, wanneer hij
schrijft: „Het schijnt zo te
zijn, dat.de zon geboren is
in een ware regen van ster
ren. Die regen van sterren
moet omgeven zijn geweest
door een gaswolk de
wolk waaruit de sterren zo
juist gecondenseerd wa
ren...." In 1745 verkon
digde de Franse natuur-
historicus Buffon de opvat
ting, dat de planeten ge
vormd werden door de bot
sing van de zon met een
komeet, die over haar op
pervlak scheerde. Buffon
hield vol, dat de verplaat
sing van de losgerukte stof
de geboorte van de ver
schillende c.mpenenten van
het zonnestelsel vormde.
Op grond van deze hypo
these vestigden andere ge
leerden de aandacht op
twee soorten botsingen: 1)
centrale botsingen waarbij
twee sterren met de voor
kanten tegen elkaar bot
sten, kernreacties veroor
zakend, die nieuwe sterren
deden ontstaan met de
naam „rode reuzen" en
2) „scherende" botsingen,
waarbij een „brok" van de
botsende ster in de baan
van de andere terecht
kwam. Dit werd gevolgd
door secundaire botsingen
met het resultaat, dat de
twee sterren samensmolten
tot één, waarbij stof in de
ruimte geschoten werd. Op
deze manier zijn volgens
professor Alexandre Dau
villier de planeten van het
zonnestelsel gevormd.
VOLGENS EEN andere
theorie, van Kants stelling
over de systematische in
deling van het heelal afge
leid, ontstond ons zonne
stelsel uit een kosmische
stofwolk. In 1943 begon de
Russische academicus Otto
Schmidt een theorie op te
bouwen over het ontstaan
van de aarde en de andere
planeten, welke hij baseer
de op Kants eerste stelling
en op ideeën, die door La
place naar voren waren ge
bracht. Otto Schmidt ge
looft, dat de satellieten van
de zon niet werden ge
vormd uit een massa heet
gas, maar door de geleide
lijke opeenstapeling van
koud, compact stof. Deze
theorie heeft enkele pun
ten gemeen met die van
Fred Hoyle, die ook gelooft,
dat de zon vóór de pla
neten gevormd werd.
Otto Schmidt en Fred
Hoyle hebben allebei ge
suggereerd, dat hemel
lichamen planeten en
meteoren geboren wer
den uit de geleidelijke op
eenhoping van vaste delen,
die op hun beurt gevormd
waren door condensatie van
gaswolken. Deze hemel
lichamen zijn voortdurend
aan het krimpen, en dit
krimpen kan bijvoorbeeld
de voornaamste oorzaak
zijn van de hitte in het
binnenste van de aarde.
Hieruit zou men de gevolg
trekking kunnen maken,
dat onze aarde niet oor
spronkelijk een bal van ge
smolten vuur was. Hoyle
en Schmidt geloven beiden,
dat de aarde koud was in
het begin en langzamer
hand warmer werd als ge
volg van de aardenergie,
die ontstond door de krim
ping van de stof.
Dienaangaande schrijft
Hoyle: „Een interplane
taire oorsprong van leven
zou onmogelijk geleken
hebben in de dagen toen
men geloofde, dat de aarde
gevormd was in een geheel
gesmolten toestand, want
de daarmee samengaande
hoge temperatuur zou alle
samengestelde organische
moleculen vernietigd heb
ben".
MOMENTEEL heerst er
in Rusland nogal wat me
ningsverschil over het werk
van Schmidt en zijn volge
lingen, die na zijn dood de
onderzoekingen voortzetten.
Onlangs was ik in Rusland
in de gelegenheid om hier
over zowel met de voor
als tegenstanders van deze
theorie te spreken. De as
tronoom Victor Safronov
acht bijvoorbeeld Schmidts
theorie grotendeels juist;
hij meent er wel enkele
leemten in te hebben ont
dekt. Maar prof. Vladimir
Krat, hoofd van de Pul-
kovo sterrenwacht voor de
afdeling zon- en sterren
kunde, bestrijdt enkele van
de voornaamste aspecten
van Schmidts hypothese.
Hij gelooft niet, dat de zon
er eerder was dan de ster
ren, maar stelt dat alle
onderdelen van het zonne
stelsel gelijktijdig en op de
zelfde manier zijn ontstaan
tengevolge van botsingen
tussen kometen, die toen in
grote getale bestonden. Hij
zegt, dat de planeten niet
gevormd kunnen zijn door
de samenhechting van kos
mische stofdeeltjes, want in
dat geval zouden zij geen
waterstof maar alleen vaste
deeltjes bevatten. En uit
het feit, dat zelfs de grote
planeten rijk aan waterstof
zijn leidt hij af, dat ze uit
een andere „grondstof" ont
staan zijn. Volgens hem
zou die „grondstof" hebben
kunnen bestaan uit de kop
pen der kometen in de
vorm van vastgeworden,
waterstofhoudende gassen.
WAAR DE kometen zelf
vandaan komen is nog een
open vraag, hoewel op dit
gebied zeer actief speur
werk wordt verricht, voor
al door de Nederlander J.
H. Oort. Enkele specialisten
menen, dat de aanhechting
van vastgeworden gas op
kleine kosmische deeltjes
plaats heeft in het melk
wegstelsel. De berekenin
gen van Vladimir Krat lij
ken in de richting te wij-
zijn van een bewijs, dat de
vorming van de planeten
door de samenhechting van
ver verwijderde kometen
een proces van vele miljar
den jaren vergde.
Is het mogelijk om deze
interplanetaire werelden-
in-wording te zien? Men
weet dat nog niet zeker,
hoewel het mogelijk is, dat
de Amerikaanse sterren
kundige B. J. Bok van de
Harvard sterrenwacht dit is
overkomen, toen hij flauw-
lichtende gebieden waar
nam vóór enkele zeer hel
dere nevels. Die gebieden
zijn nu bekend onder de
naam „Globules".
(Copyright Unesco)