DE JEUGD VLIEGT UIT
De ontdekking van Amerika
Wat te doen bij
verkeersongevallen?
De geschiedenis van Robert de Duivel
EN KLIMT IN DE PEN
zou door Noren zijn geschied
Ee de wasplaats
ZATERDAG
AUGUSTUS 1957
r Erbij
P A G I NA
Nederlanders exposeren
in San Francisco
V-
Wanneer het regent
in Parijs
Naamloze schilders
IN 1944 STAKEN de gealliëerde legert svt Engeland over naar het gebied
van Caen en heroverden vandaar Wovt Europa op de Duitse horden. In 1064
stelde Willem de Veroveraar bil hetzelfde Caen de legers op, waarmee hij
het Kanaal overstak om Engeland te veroveren. Vaak wist de ene historische
gebeurtenis de sporen van een andere uit. Ook door de verbitterde ge
vechten van de Tweede Wereldoorlog is in het zwaar gehavende Normandië
menige stoffelijke herinnering aan Willem de Veroveraar verdwenen. Toch
waart zijn geest er nog overal rond. Bijna elk kruispunt in deze streek heeft
iets over hem te vertellen. Waar kwam hij vandaan, deze merkwaardige man,
die alles in het leven tegen leek te hebben en niettemin alles bereikte wat
hij nastreefde? In Falaise, een plaatsje met niet veel meer dan vijfduizend
inwoners, dertig kilometer ten zuiden van Caen, wordt het dal van de Ante
beheerst door een massieve, ronde toren. De muren zijn drieënhalve meter
dik. Ramen zijn er nauwelijks in te vinden. Raven zwermen krassend om de
steenmassa, waarvan de voet schuilgaat in dicht gebladerte. De toren be
hoort bij een machtig, rechthoekig bouwwerk. Het geheel is de burcht van
de hertogen van Normandië, naar het woord van Henri Desson „accroché sur
Ie roc come un nid de vautour" opgehangen in de rotsen als het nest
van een gier. Of: van een adelaar, zoals men ook wel zegt.
Hoog uit haar kamertje in het kasteel keek
Arlette neer op de leerlooierij van haar
vader, waar men op de binnenplaats nog
altijd duidelijk de rijen looiputten kan zien.
Zelfbewust en krijgshaftig staat Robert
le Magnifique, ook (en vaker) Robert
le Diable genoemd, bij het voetstuk van
het grote ruiterstandbeeld, dat in het
Normandische plaatsje Falaise werd
opgericht voor zijn zoon, Willem
de Veroveraar.
!lllllllllllllllllll!llllllillllllll!lllll!!llllllll!llll!lllllllllllllllllllll!!llllllllllllllllll!ll|i||||IIIIIIIlllll||||||||||||||||||||||illllllllilll||||||illllil|)|||||[|||||l!l
fan onze correspondent in Stockholm)
HET WAS in het jaar 1000, dat Leiv
Eiriksson, de grote zoon der Noren,
met vijfendertig van zijn dapperste
mannen het weinig gastvrije Groenland
verliet om verder naar het westen te
varen. Hij kreeg herhaaldelijk nieuw
land in zicht, maar liet zich niet verlei
den en nam geen genoegen alvorens
een kuststrook te hebben gevonden,
die alles kon bieden, waar zijn mannen
behoefte aan hadden, een kuststrook
die de nederzetting van alle op Groen
land levende stamgenoten zou kunnen
worden. Het ontdekte land noemde hij
het „Wijnland".
Tenminste, zo gaat het verhaal. Velen
kunnen het echter niet geloven. Zou
den de Noormannen werkelijk zulke
stoutmoedige tochten hebben ge
maakt? De jongste Zweedse studies op
dit gebied lijken nu echter alle ver
halen te bevestigen. In zeven Ameri
kaanse staten heeft men er al zelfs
voor gepleit, om ieder jaar op 9 okto
ber de ontdekking van Amerika door
Leiv Eiriksson te vieren! Er zijn reeds
meer dan driehonderd boeken ver
schenen, die de ontdekking van Ame
rika door deze Noor behandelen. Thans
poogt men vooral na te gaan wat uit
de Noren is geworden, die zich aldaar
destijds zouden hebben gevestigd.
Men deed daarbij reeds zeer interes
sante vondsten. („Norse inscriptions on
American stones" van Olaf Strandwold
en „The Viking and the red man" van
Reidar T. Sherwin.).
M. Bjrörndal, de vice-president van
het Noors-Amerikaans Historisch Ge
nootschap, wordt zelfs niet moe om in
„Wijnland" na.i de stille getuigen van
de Noorse nederzetting te zoeken. Hij
heeft al precies de plek aangegeven,
waar de Noren volgens hem waren ge
vestigd: op het schiereiland Gaspe in
de St Lawrencebocht, elf kilometer ten
westen van het plaatsje Perce, een uit
stekende kuststrook, waar vogels leef
den, zoet water kwam en een mooi
strand was, dat de mogelijkheid bood
om de schepen op de wal te trekken.
Bovendien was er hout om hutten van
te bouwen, terwijl de bergen bij Perce
al op verre afstand waren te herken
nen, wat de navigatie vergemakke
lijkte.
De Zweed Thorwald Karlsevne zou
er, zo beweren de onderzoekers, met
een expeditie van 1006 tot 1009 en van
1010 tot 1012 zijn geweest. Het zou
overigens verkeerd zijn om uit de naam
„Wijnland" af te leiden, dat hier vroe
ger druiven werden gevonden. Er
groeiden wel verschillende soorten
bessen. Een bepaald soort zou zelfs
voor het bereiden van wijn geschikt
zijn geweest. De Zweden spreken trou
wens thans ook nog van „vinbaer" of
wijnbessen, waarmee zij aalbessen be
doelen.
Zoals Groenland zijn naam kreeg om
avontuurlijke Vikingers van IJsland naar
nieuwe oorden te lokken, zo zal ook
„Wijnland" zijn naam wel hebben ge
kregen om bij de toendertijd op Groen
land levende Noren het nieuwe gebied
te propageren. De overtocht moet im
mers een hele onderneming zijn ge
weest, maar voor wijn hadden de Vikin
gers veel over.
HET HEEFT zeker wel driehonderd
jaar geduurd, voordat de Noren Groen
land hadden ontruimd. In het jaar 1120
hebben op zijn minst zesduizend Noren
op Groenland geleefd, verdeeld over
een dertig nederzettingen. Onbekend
is het echter nog, hoeveel Noren in
„Wijnland" zijn geweest. Uit IJslandse
bronnen en uit geschriften van het
Vatikaan is echter gebleken, dat bis
schop Eirik Upse in 1120 van Groenland
naar „Wijnland" vertrok om ook aldaar
het christendom te prediken. Hij is
nooit teruggekeerd.
Thans is in „Wijnland" nog maar zeer
weinig van de Noorse invloed te
merken. Men veronderstelt, dat deze
groep evenals in Normandië, Engeland
en Schotland in de bevolking is opge
gaan. Gelijk in Europa hebben de
Noren echter ook in Amerika de taal
met nieuwe woorden verrijkt. Reidat
Sherwin heeft zelfs drieduizend woor
den in het Algonquin-indiaans gevon
den, die van Noorse herkomst zijn. En
verder wijst hij op het feit, dat er
blonde Indianen geweest zijn. De No
ren zijn zich er echter van bewust, dat
er nog veel vraagtekens zijn. Het on
derzoek wordt gestadig voortgezet en
vooral de Amerikaanse vereniging
„Zonen van Noorwegen" is op dit ge
bied zeer actief. Wie zou ook niet zijn
gefascineerd door de wetenschap dat
het christendom al in Amerika bekend
moest zijn, toen wij.... nog niets van
Amerika wisten....
Er wordt in San Francisco op het
ogenblik (de opening tiad op 6 augus
tus plaats) een tentoonstelling gehou
den van hedendaagse schilderkunst,
beeldhouwkunst en tekenkunst uit Ne
derland in het San Francisco Museum
of Art. Deze tentoonstelling zal tot
1 september duren.
Karei Appel, Gerrit Benner, Cor-
neille en Jacob Nanninga bevinden
zich onder de schilders, die uitgekozen
zijn door een comité van drie Neder
landse museumdirecteuren om de stro
mingen van de tweede wereldoorlog
te vertegenwoordigen. Onder de
beeldhouwers zijn Toon Kelder, Carel
Visser en André Volten.
De achtenzestig stukken van deze
tentoonstelling zijn gekozen door het
comité, dat bestond uit de heren jhr.
W. J. H. B. Sandberg, directeur van de
stedelijke musea in Amsterdam, dr. E.
L. L. de Wilde, directeur van het Van
Abbemuseum in Eindhoven en mr. A.
M. Hammacher, directeur van het Kröl-
ler-Müllermuseum in Otterlo.
HET WAREN wonderlijke mannen, deze
Normandische hertogen uit de tiende en
elfde eeuw, barbaars en kinderlijk vroom
tegelijk. Hun bijnamen schijnen vaak in
opvallende tegenspraak te zijn met hun
daden. Tooh kregen zij die ook weer niet
zonder reden. Zij waren mannen van uiter
sten. Willem-met-het-lange-zwaard was
een gevreesde vechter. Toen hij in 942 werd
vermoord, vond men op hem de sleutel van
zijn schatkist. En die kist bleek als enige
schat.een monnikspij te bevatten, die de
ruwe vechtersbaas graag heimelijk droeg.
Zijn opvolger Richard I ontving z'n bijnaam
„Zonder Vrees" allerminst door bijzondere
vredelievendheid. Maar hij was een even
ijverig bouwer van kerken en kloosters als
de meeste Normandische hertogen. Tijdens
het bewind van Richard II leefden de boe
ren in armoede en ellende. De vertwijfelde
bevolking koos 'n deputatie, die de misstan
den onder 't oog van de hertog zou brengen.
Richard II liet als enig antwoord de afge
vaardigden handen en voeten afhakken en
zond hen verminkt naar hun dorpen terug.
Zoveel afzichtelijke wreedheid verhinderde
niet, dat hij in de Normandische kronieken
de bijnaam van „de Goede" kreeg.
De merkwaardigste figuur in het „ade
laarsnest van Falaise" is Robert de Grote,
jongere broer van Richard III, ook (en
vaker) Robert de Duivel genoemd. „Le
Magnifique" èn „le Diable" alweer geven
die bijnamen twee wonderlijke tegenstrij
dige karaktertrekken aan van één man.
"g I'." fteed Tcsb "KOT b
DE COMPONIST Meyerbeer dankte zijn
eerste grote succes te Parijs aan ©en gru-
wel-opera die „Robert de Duivel" heette.
Met de historische gebeurtenissen heeft het
door Eugenè Scribe voor deze opera ge
schreven libretto niets gemeen. Het berust
geheel op fantasie en voedde die fantasie
uit één naam. Wél mag men zeggen, dat de
werkelijke Robert de Grote in zijn jonge-
jaren nauwelijks méér door gewetensbe
zwaren gehinderd werd dan Meyerbeers
sensatie-held.
Op de drempel van de elfde eeuw sterft
de vierde der Normandische hertogen, Ri
chard II. Zijn laatste woorden gelden de
opvolging. Zijn oudste zoon zal als Richard
III de vijfde hertog van Normandië zijn.
Robert, de jongste zoon, krijgt Falaise en
het grootste deel van het tegenwoordige
departement van de Orne, een prachtig
erfdeel voor wie rustig wonen en werken
wil in de natuurlijke rijkdom van dit ern
stige land. Het is onvoldoende om de heers
zucht van Robert de Duivel te bevredigen.
Nauwelijks draagt Richard de hertoge
lijke kroon, of Robert staat tegen hem op.
Ongeveer een halve eeuw tevoren had Ri-
chard-zonder-Vrees bij Falaise de bijna on
neembare burcht gebouwd. Robert de Dui
vel trekt zich in dit kasteel terug en noemt
zich eigen heer en meester. Richard slaat
het beleg voor Falaise. Wanneer hij na
maanden nog niets heeft bereikt, verzoent
hij zich met de heerszuchtige benjamin en
keert naar Rouaan terug. Weinige maan
den later sterft hij na een feestmaal. „Vele
lieden zeggen, dat hij vergiftigd werd",
schrijft een geleerde monnik uit die tijd.
Niemand durft het gruwelijke woord broe
dermoord uit te spreken. Maar de gefluis
terde beschuldiging blijft de jongere broe
der vervolgen.
Laat ons Robert niet veroordelen voor
een misdaad, waarvan historisch nimmer
bewezen werd dat ze werkelijk is gepleegd.
Robert de Duivel was ruw en wreed. Maar
de Normandische hertogen, die hem voor
afgingen waren op dit punt weinig beter
dan hij. Bij hen allen leefden goed en
kwaad naast elkaar. En ook in de goede
eigenschappen, die hij zeker bezat, kon
Robert zich met die anderen gerust meten.
Hoe zou hij zich anders de bijnaam Robert
de Grote hebben verworven? Het was eer
lijke vroomheid die hem als pelgrim naar
Jeruzalem dreef. Hij stortte tranen bij het
Heilige Graf, verhaalt de kroniekschrijver.
En hij offerde zijn leven voor deze tocht.
Normandië zag hij nooit terug.
IN EN OM de machtige steenmassa op de
rotsen van Falaise speelt de grote idylle in
het leven van Robert de Duivel zich af. Het
is in de tijd dat hij de gehoorzaamheid
aan zijn broer Richard heeft opgezegd. Ro
bert kan zich niet ver van het bescher
mende kasteel wagen. Richard rust immers
een leger uit om hem tot rede te brengen.
Maar blijkbaar is Robert niet al te zeer
onder de indruk van het dreigende gevaar.
Hij kort zich de tijd met jagen in de omtrek.
En op een zonnige dag ontvlamt zijn hart
voor de mooie leerlooiersdochter Arlette.
uit het dorp aén de voet van het kasteel.
Nog vandaag-de-dag zal men u het kleine
raam boven in het „adelaarsnest van Fa
laise" wijzen, waardoor Robert omlaag
keek. Hij zag er Arlette de was doen bij de
bron. Die wasplaats bleef als „la fontaine
d'Arlette" bekend. De hertogelijke stan
daard met twee leeuwen van Normandië
staat er bij en doet de historische betekenis
van de onaanzienlijke plek uitkomen. Ook
de leerlooierij van Arlette's vader is er nog.
Boven van de massieve ronde toren heeft
men een goede kijk op de rijen looiputten
op de binnenplaats. Van de dorpsstraat zijn
ze onzichtbaar.
Een portret van Arlette is ons op doek
Boven op de rotsen van Falaise verrijst
uit het dichte gebladerte de massieve
ronde toren van het kasteel van
Robert de Duivel.
of in steen niet overgeleverd. De oude kro
niekschrijvers verzekeren om strijd, dat zij
bijzonder bekoorlijk was, blond haar had
en blauwe ogen. Zij kreeg een goede op
voeding, was flink en verstandig. Wie heeft
reden, aan dit alles te twijfelen? Maar Ar
lette wist bovendien heel goed wat zij wil
de. Dat bewijst het vervolg van de geschie
denis.
Robert de Duivel, alias Robert de Grote,
stuurde een beleefde boodschap aan de leer
looier, waarin hij mededeling deed van zijn
tedere gevoelens. Geen eenvoudige dorpe
ling zou het in die dagen hebben gewaagd,
zich tegen de wensen van zijn hertog te
verzetten. De leerlooier van Falaise had
desondanks begrijpelijke bedenkingen. Kon
uit een ontmoeting tussen die hoge heer en
zijn dochter iets anders voortvloeien dan
een lichtzinnig avontuur? Arlette voelde
zich intussen de situatie meester. Zij liet
zich naar het kasteel brengen. Daar wilde
men haar binnenlaten door een zijdeur.
„Door de grote poort, of helemaal niet!"
moet Arlette toen hebben uitgeroepen. En
zij kreeg haar zin. Met alle onderscheiding
waarop een kasteelvrouwe recht had, be
trad zij de burcht. Arlette werd meesteres
van Falaise en zij bleef het acht gelukkige
jaren, tot zijn vertrek naar het Heilige Land.
HOOG BOVEN in het kasteel op de rot
sen in de noordwestelijke hoek ervan, is na
meer dan negen eeuwen nog altijd „la
chambre d'Arlette" te vinden. Het is een
kleine kamer, waar Robert de Duivel de
gebiedster van zijn hart verwelkomde. Ar
lette verbleef er sindsdien bij voorkeur.
Zij kon er uitzien op de leerlooierij van
haar vader. Het vertrek meet maar twee
meter vijfendertig in het vierkant. De me
tersdikke muren zijn naakt en kaal. Het
kleine raam laat weinig daglicht binnen. In
onze „verlichte" tijd lijkt het nauwelijks
meer het ideale boudoir voor de uitver
korene van een heerser over Normandië,
maar in die dagen golden zelfs in een ka
steel andere opvattingen over huiselijk ge
rief dan tegenwoordig. In de „kamer van
Arlette" bevindt zich in één van de muren
een soort alkoof. Hier werd omstreeks de
jaarwisseling 1026/1027 de zoon van Robert
de Duivel en van Arlette de leerlooiers-
dochter geboren de zoon die eens Willem
de Veroveraar heten zou en die koning van
Engeland werd, zonder er zijn geboorte
land Normandië om prijs te geven.
Willem was nog pas acht jaar, toen Ro
bert de Duivel naar Jeruzalem vertrok en
in het Heilige Land stierf. Zijn vijanden
herinnerden er de jongen bij elke gelegen
heid aan, dat zijn grootvader „maar een
leerlooier" was. En de edellieden van Nor-
DE GROEIENDE zelfstandigheid van
onze jeugd uit zich voornamelijk in de
steeds veelvuldiger wordende ge
woonte om in de vakanties grote rei
zen te maken en de moeilijkheden en
beslommeringen daarvan met lucht
hartig zelfvertrouwen te accepteren.
De jeugd vliegt uit zij overschrijdt
de landsgrenzen met een gemak en
een vlotheid, die vroegere generaties
slechts zelden te zien gaven. Zij heeft
een wijde blik en een verlangen naar
den vreemde, die haar voorbestem
ming als de „generatie van het inter
nationalisme" verraden.
Wij willen het niet hebben over de
risico's en narigheden, die deze wijde
vluchten soms begeleiden, doch slechts
de zonzijde ervan zien en vaststellen,
dat onze rijpere jeugd de wereld op
eigen houtje verkent en heel wat leert
wat in vroeger dagen slechts door de
boeken aan de jonge mensen kon wor
den bijgebracht. Zelf zien en onder
vinden wekt eigen, oorspronkelijke
visies en impressies en gezonde oor
delen. Onze jeugd heeft ongetwijfeld
verrassende ideeën opgedaan ge
durende de thans nagenoeg voorbije
vakantie, ideeën waarvan wij, volwas
senen niet onkundig mogen blijven.
Daarom wil ons blad de jongeren de
gelegenheid geven, zich over hun er
varingen te uiten. Wij stellen onze
kolommen open voor oorspronkelijke
reisverhalen, ontboezemingen en schet
sen van de hand der jonge reizigers.
Wij zullen wekelijks in onze rubriek „De
jeugd vliegt uit en klimt in de pen"
een of meer bijdragen van jeudige
auteurs afdrukken. De schrijvers en
schrijfsters van nul tot om en om de
twintig jaar oud mogen hun penne-
vruchten ondertekenen met hun eigen
naam of een zelfbedacht pseudoniem.
Er mag geschreven worden over alles
wat met reizen en vakantie te maken
heeft, dus men behoeft niet speciaal
een grote buitenlandse reis gemaakt
te hebben om een bijdrage te leveren.
De eerste aflevering van onze
nieuwe rubriek verschijnt hierbij. Er zijn
een tweetal schetsen over Parijs in
opgenomen, geschreven door een
jongedame die zich Pierrette noemt en
die nog een portie middelbare school
voor de boeg heeft.
Wij hopen, dat tal van jongeren deze
gelegenheid, zich eens te laten lezen,
zullen aangrijpen.
mandië meenden hem zijn rechten gemak
kelijk te kunnen betwisten. Arlette's zoon
had zowel zijn afstamming als zijn jeugd
tegen. Herhaaldelijk was zijn jonge leven in
groot gevaar. Hij was echter uit hetzelfde
hout gesneden als zijn vader en erfde daar
bij de doelbewustheid van zijn moeder. Op
zijn vijftiende jaar tot ridder geslagen, on
derwierp hij in weinige jaren alle edelen
die het gewaagd hadden zich tegen hem te
verzetten.
De zoon van Robert de duivel onder
tekende zijn wetten, naar hij het zelf uit
drukte, met „het teken des kruizes". Zijn
hele leven leerde hij lezen noch schrijven.
Maar Robert de Grote en Arlette de leer
looiersdochter hadden de vastberaden jon
geling alles meegegeven wat hij nodig acht
te om een groot en machfig man te worden.
En nog altijd roept elke vierkante meter
van Falaise de sfeer op, waarin uit een
hulpeloze jongen de veroveraar van Enge
land groeide.
De standaard van de Normandische herto
gen wijst in Falaise de „fontaine d'Arlette"
aan, de fclaats waar Robert de Duivel de
bekoorlijke leerlooiersdochter ontmoette
die de moeder van Willem de Veroveraar
zou worden.
WANNEER het regent in Parijs, dan
ziet men twee wonderbaarlijke dingen.
Ten eerste dat een Parijzenaar best hard
kan lopen, ten tweede dat hij humeurig
kan zijn. En daartoe heeft hij dan eigen
lijk ook wel reden, want een zomerregen
in Parijs heeft bepaald iets van een zond
vloed weg. Dan striemt het water op de
straat, de druppels spatten een halve
meter op en een dik, ondoordringbaar
watergordijn belet alle verdere waar
nemingen. Binnen een mum van tijd zijn
alle parken meren geworden, alle straten
watervallen en door de goten schiet het
modderwater omlaag alsof het een woeste
bergstroom geworden was.
Wanneer de ergste wolkbreuk voorbij is
waagt de concierge zich, gewapend met een
oliejas en een piek, naar buiten om de
roosters door te steken. Hij veroorzaakt
daarbij stromen, die een waterbouwkun
dige jaloers zouden maken. Op die manier
redt hij het hele huis van de verdrinkings
dood en ondertussen kan men de bewoners
ijverig pogingen zien ondernemen, om
balancerend op hun hakken over de zeeën
heen te komen. En dan stroomt al dat
surplus omlaag, tot het dolgeworden en
klotsend in de Seine terechtkomt, want
haar kan het niet schelen, ze is toch breed
en diep genoeg.
Op straat loopt iedereen met zijn kraag
tot over de oren. Regenjassen schijnen hier
niet te bestaan, althans voor vijfenzeven-
tig percent niet en zeker voor geen man
Die zijn in staat om in een smoking de bui
te trotseren en nu blijkt ook wat een
prachtuitvinding de Figaro is. Die kun je
namelijk behalve in je zak ook op je hoofd
hebben bij wijze van zuidwester en het
helpt prima. Als je in een cafeetje zit
schieten de France Soir's en lei Paris' je
voorbij, allemaal gekringeld en opgezet
als een natte laag herfstbladeren.
Na de bui liggen de zonnejurken treurig
onder hun plastic kleden, in de stalletjes
hangen de kranten mistroostig en vuil en
de Parijzenaars kleumen in hun natte kle-
dage. Maar geen mens zal iets droogs aan
trekken en daarom begint de hele stad na
een poosje te kuchen- en te proesten en de
koopvrouw van dropjes en hoestdragé's
doet goede zaken. Zij staat daar veilig
onder haar grote paraplu, met een meter-
lange das om, te orakelen hoe slecht zo'n
plotselinge regen is en hoe gauw hij op je
borst slaat.
Maar ja, dan moet je er maar een 50-
franc stuk voor over hebben, anderhalve
dag met een bobbel in je wang rondlopen
en op de zon wachten. En dat is iets wat
je de Parijse zon moet toegeven: Als ze
schijnt, dan doet ze dat van harte!
IN MONTMARTRE ligt een klein, vier
kant pleintje, Place du Tertre genaamd,
waarvan men zegt, dat er zoveel tekenin
gen en aquarellen van gemaakt zijn, dat
men ze er moeilijk zou zou kunnen ber
gen. Het moet een stapel zijn, zó groot,
nog hoger dan de Sacré Coeur of mis
schien zelfs de Eiffeltoren. En die stapel
groeit nog steeds, want alle dagen staan er
schilders op de hoeken, achter hun ezel,
om nóg eens op een andere manier van
een andere zijde de bomen, de hel gekleur
de parasols en de vele, verschillende men
sen aan de tafeltjes uit te tekenen op hun
blank papier.
Wanneer je er niets vermoedend rond
slentert, kan het voorkomen, d iemand
plotseling je bij de kraag grijpt. De man
wil je uittekenen. „Un portrait, ma
chérie?", zegt hij. „Non, non, merci", zeg
je vlug. Maar hij zet zijn model al in de
goede houding en je laat hem begaan.
Critiek komt er genoeg uit het publiek,
dat in een kring om je heen staat. Ze ver
tellen je precies hoe het wordt, maar zelf
mag je niet kijken, want dan roept hij
ongeduldig, dat het model stil moet staan
en naar het uithangbord van de „boulan-
ger" moet kijken, dan is het precies goed.
Deze man is heus geen „half gare" ar
tiest, zoals sommige mensen, die het goed
weten, beweren willen. Hij heeft niet eens
een fluwelen jasje aan en ook geen baard,
wat eigenlijk hoort volgens het fabeltje.
En zijn vrienden hebben dat ook niet.
Want die „half gare" kunstenaars bestaan
helemaal niet in Parijs. Daar ziet men
namelijk alleen schilders, die werken op
straat. Zij vinden hun stad mooi en ik wil
wedden dat ze meer kleurgevoel hebben
in hun pink dan alle fabeltjesvertellers
bij elkaar.
Parijs is ook een stad, die getoond kan
worden. Wanneer men van iets hoogs naar
beneden kijkt, is zij een blauwe stad.
Blauw-grijs, geen bonte lappendeken. Zij
is als een voorname, gedistingeerde dame,
gewend om bewonderd te worden. Elk
schilderij is een complim it voor haar.
„Fini", zegt de schilder. Ik mag het
zien. Ik geloof dat het een ideale versie
is geworden. Maar ach het doet er ook
niet toeHij wil er fr. 300 voor hebben
en ik geef ze hem. „Merci bien, chérie",
zegt hij lachend. De stapel, de heel hoge
stapel is al weer'wat groter geworden.
Pierrette
(Van onze medische medewerker)
IN 1955 sterven in ons land bijna vijf
tienhonderd mensen tengevolge van
verkeersongevallen. Bijna twintigdui
zend personen liepen lichte of ernstige
verwondingen bij verkeersongevallen
op. De eerste reactie van iemand, die
een verkeersongeval ziet gebeuren, be
staat wel hierin, dat men zo snel moge
lijk tracht hulp te bieden. Maar vaak
weet men niet wat men doen kan. Men
durft de gewonden dan niet aan te ra
ken, uit vrees dat men een bloeding nog
zal doen toenemen. Of men is bang een
breuk in een van de ledematen door het
aanraking nog te verergeren.
DE ERVARING heeft geleerd, dat on
handigheid van de mensen, die goedbe
doeld. maar ondeskundig, eerste hulp
bij een ongeluk verlenen, inderdaad
ernstige consequenties kan hebben. In
Zürich heeft men onlangs een nauwkeu
rig onderzoek ingesteld naar de directe
doodsoorzaken van driehonderd slacht
offers van verkeersongevallen. Bij dit
onderzoek is gebleken, dat dertig per
cent van de slachtoffers van een ver
keersongeval sterven door verstikking
als directe doodsoorzaak. De verstikking
trad op, omdat de slachtoffers van het
ongeluk niet op de juiste wijze waren
neergelegd. Dit geldt dan in het bijzon
der bij mensen, die bewusteloos waren
na het ongeluk. Men moet dergelijke
slachtoffers van verkeersongevallen niet
trachten rechtop te doen zitten. Ook
mag men ze niet plat op de rug neer
leggen. Het beste is, hen op de zij neer
te leggen, waarbij men verstandig doet,
het bovengedeelte van het lichaam iets
hoger neer te leggen, echter steeds nog
in zijdelingse houding. Hierdoor voor
komt men dat het bloed, dat zeer vaak
na een verkeersongeval de neus of de
keel van het slachtoffer verstopt, of de
vloeistoffen of voedselbcstanddelen, die
uit de maag naar de mond terugkomen,
de mensen doen stikken.
BIJ EEN verkeersongeval treedt ook
vaak een hersenschudding op. Ook als
de patiënt bewusteloos is, kunnen als
gevolg van de hersenschudding braak
neigingen optreden. Het voedsel uit de
maag keert terug naar de mond en kan
terechtkomen in de luchtwegen naar de
longen. Ditzelfde geldt voor het bloed,
dat in neus of keel na het ongeval ten
gevolge van een schok of verwonding
ontstaat. Ook dit bloed kan de toevoer-
wegen naar de longen verstoppen en
verstikking kan er het gevolg van zijn.
Plaats dus niet het slachtoffer van een
ongeval rechtop, zittend, in een auto,
om hem zo snel mogelijk naar een zie
kenhuis te brengen. Wacht liever tot
deskundige hulp aanwezig is, alvorens
met het transport van de verwonde te
beginnen.
BIJ MEER dan de helft van alle
slachtoffers van verkeersongevallen
treedt verstopping van de luchtwegen
op door middel van het onvrijwillig in
zuigen van bloed of voedselbestanddelen
uit mond of keelholte. Bij dertig percent
is de verstopping van de luchtwegen zo
ernstig, dat verstikkingsdood volgt.
WAT VOOR slachtoffers van verkeers
ongevallen geldt, geldt ook voor mensen,
die bewusteloos uit het water worden
gehaald. Leg hen op de zij en doe nooit
pogingen hen rechtop te laten zitten.
Geef ook nooit iemand, die bewusteloos
is, iets te drinken. Vaak probeert men
mensen, die bewusteloos zijn geworden
door de warmte, iets te laten drinken.
Bij verslikking dreigt ook het gevaar van
verstikking of van longontsteking, ten
gevolge van het water dat in de lucht
wegen is terechtgekomen. Hoe moeilijk
het ook is, in vele gevallen is afblijven
van de patiënt en het snel laten komen
van deskundige hulp het beste dat men
voor een bewusteloos slachtoffer van
een verkeersongeval kan doen.