Tien dagen „worldfriendship" tussen zeventienhonderd meisjes DE JEUGD VLIEGT UIT EEK Een nazomermorgen in y EN KLIMT IN DE PEN Invasie Moskou Kamp^Boelake In Canada Notities in de overgangsperiode naar de herfst in Erbij ZATERDAG 31 AUGUSTUS 1957 IN ONZE bloemlezing van vakantieverslagen door jongeren verschijnt vandaag een lezenswaardige en heldere reportage van D. A. Nijburg, een Haarlemse jongeman, die zijn h.b.s.-diploma heeft behaald en, alvorens met nieuwe moed hogere studies aan te pakken, op eigen gelegenheid naar Moskou toog om daar eens zijn licht op te steken en te laten schijnen Het Moskouse leugdfestival verschafte hem een economische manier om deze verre reis te maken en hij zag dus in deze vakantie een stukje wereld, dat hem machtig interesseerde. Zijn bevindingen heeft hij hieronder in zeer beknopte vorm weergegeven. Mrs. W. Rankine Nesbitt, het hoofd van de Canadese padvindsters. IN DE vroege morgen van een dag in augustus rijden wij de stad uit. Een uur geleden heb ik mijn tochtgenoten in het gebouw van „Headquarters" in Toronto leren kennen toen ze mij een plaatsje in hun auto aanboden. Ik weet alleen hun voornamen, want zo hebben zij zich voor gesteld. De meisjes vormen tezamen het kantoorpersoneel van „Headquarters", waar de belangen der padvindsters uit On tario worden behartigd. De meisjes, in half lange broeken, doen gewichtig over bun dels paperassen, die voor de administratie van kamp-Doelake zijn bestemd. Zij willen graag, dat ik begrijp, dat deze zonnige vrij dagochtend-escapade eigenlijk een nood zakelijke dienstreis is en ik ben zo dank baar voor mijn plaats in de auto, dat ik direct het nodige respect voor hun plichts betrachting toon. Na een gesprek, dat twin tig mijl langs hoofdweg 400 heeft geduurd, komen ze in openlijke vakantiestemming. „Ruik die seldery 's. Dat is Hollandse", zegt Mona als wij tussen de polders van Holland Marsh rijden. Hier kweken boeren uit ons eigen Friesland velden vol weel derige sla, kool en wortelen op wat eeuwenlang moeras is geweest. De och tendlucht is koel en kruidig, het land is vlak en er zijn sloten. De naam „Holland" is afkomstig van een Canadese gouverneur, Major S. Hol land, maar het land lijkt op Neder land. Ik overpeins, hoe ver je in Neder land zou moeten rijden om een afstand van 160 mijl (zo ver ligt het kamp-Doelake ten noorden van Toronto) af te leggen. Hon- derdzestig mijl, dat is ongeveer tweehon derdveertig kilometer. Zou dat de afstand Groningen-Nijmegen zijn? Van de éne naar de andere kant van Nederland in elk Belangstelling voor eikaars kookpot. geval en wij maken dat tochtje zomaar eventjes om de opening van het padvind- sterskamp bij te wonen en het is nog maar zo'n heel klein stukje van de provincie Ontario, die weer een onderdeel is van het uitgestrekte Canada. IN DIT JAAR, waarin de padvinders herdenken, dat honderd jaar geleden hun „Chief" Sir Robert Baden Powell werd ge boren, houden ook de meisjesgezellen grote herdenkingskampen en in kamp-Doelake zijn de Canadese „girl-guides" van 9 tot 19 augustus gastvrouwen voor twaalfhon derd padvindsters van overal ter wereld. Vierhonderd Canadese meisjes richtten dit kamp, waarvan „Worldfriendship" het mottq' is, op in het trainingscentrum waar over de meisjes zomer en winter de be schikking hebben. Met vliegtuigen, sche pen, treinen en vrachtauto's zijn de kam- peersters aangevoerd. Het kleine station van Emsdale, vier mijl van het kamp gele gen, kon de bagage niet meer verwerken. „Laten we wat drinken", zegt de chauf feur en stalt de auto voor een cafeetje bij de weg. De meisjes staan al voor het mu- ziekapparaat, want muziek moet er hier altijd bij zijn, ook al blijf je maar even bij de toonbank staan drinken. De drank en de stem van Elvis Pressly hebben ons fris gemaakt voor het laatste deel van de reis Hoofdweg 400 links en rechts prachtige diepblauwe meren met vrolijke zomerbun- galows. Bedrijvige „motels" en kleine stad jes, waar de winkels dag en nacht voor zo mergasten openstaan. Dan stijgt de weg. het terrein wordt ruiger. We zijn op hoofd weg 11 tussen de dennenbossen. Dit is het land van de houtbedrijven. We zien hoge stapels planken, onuitputtelijk materiaal voor overnaadse bungalows. Er is een rijk- dam aan hout.Plotseling stuurt de chauf feur een smalle zijweg in. In volle vaart ronden wij een tjot en duiken in een dal en vliegen meteen weer heuvel-op. De meis jes gillen als wij van de achterbank opge duwd worden. Pas gestrooide gravel spet tert tegen de spatborden en stof omhult onze auto. Als we over de laatste heuvel rollen zien we ineens overal om ons heen het kamp. De houten gebouwen, de par keerplaats vol auto's en aan alle kanten tenten, witte, groene, oranje, grauwe tenten. AANGEZIEN ik nog een uurtje de tijd heb eer de openingsplechtigheid begint, ga ik naar een tent, die speciaal voor de pers is gereserveerd en zoek in het register de van de enorme wouden welke hier in de eerste eeuwen van onze jaartelling moeten hebben gestaan. Geloof hen niet als ik u een goede raad mag geven. Al onze heden daagse bossen aan de oostkant van het duin zijn van betrekkelijk jonge datum en u slaat de plank waarschijnlijk niet al te ver mis wanneer u ze op ten hoogste drie honderd tot driehonderd vijftig jaar taxeert. ZO'N BOS in de nazomer is naar mijn namen van de Hollandse deelneemsters op. Gelukkig was bij mijn invitatiekaart een duidelijke plattegrond van het kamp inge sloten, zodat ik dit spoor op mijn eigen houtje kan volgen. Het kampterrein is on derverdeeld in vier afdelingen die Indiaan se namen dragen: Mismac, Iroquois, Cree en Bella Coola. De Hollandse meisjes zijn gelegerd in Cree en ik herken hun pa trouilletent aan de grote beschilderde klomp, die zij in top voeren. Nu komen er entrousiaste verhalen los, want vier van de meisjes werden uitgenodigd door de Amerikaanse padvindsters voor een tocht door de Verenigde Staten en ze kunnen bijna niet ophouden met vertellen over de hartelijke ontvangst, die ze overal onder vonden en over de zorg waarmee hun reis tot in bijzonderheden geregeld was. Die uitstekende regeling treft mij ook hier. Aan alles is gedacht. Er zijn postkantoren, eerste hulpposten en magazijnen, waar de koks hun voorraad kunnen halen. Er wordt patrouillegewijs gekookt op houtskoolcom- foors: de voordeligste manier in een land, waar hout zo overvloedig is en misschien ook wel de lekkerste. Want een maal ge kookt voor tien personen, is vast smakelij ker dan eten uit de grote kampkeuken, waar je met je bord in de rij moet staan. En mocht de kok de hutspot laten aan branden, dan kunnen tien meisjes nog wel bij de buren links en rechts worden uitbesteed. Ik zag een patrouille Amerikaantjes die elke dag een schijf draait, waarop de verschillende ta- kên in segmenten staan aangegeven. Ieder krijgt de haar toegedraaide taak voor één dag: houthalen, tent schoonmaken, wa- terdragen, koken. Ieder meisje moet dus wel van alle markten thuis zijn. Ik hoorde dat elke patrouille hetzelfde „voer" krijgt, maar zeker zal het voedsel door de Italiaan- tjes anders wor den toebereid dan door de Engelse en de meisjes uit India zullen er weer een heel an dere kookmethode op nahouden. En ze zullen als echte vrouwen in de loop van het kamp hier en daar een hap uit eikaars kookpot proeven en ook dat zal de onder- gevoel altijd een beetje vreemd stil, het ondergaat echt de overgangsperiode tus sen zomer en herfst. De vogels zijn klaar met broeden en laten zich op de dag nau welijks horen, de bloemen van de voorzo mer zijn uitgebloeid en al druk doende met het verspreiden van hun zaden. Tegelijker tijd zijn er echter de eerste paddestoelen, maar er is nog geen sprake van het grote en kleurige leger, dat een goede padde- stoelenherfst kenmerkt. Alleen onder de insecten is er veel bedrijvigheid. Maar het doen en laten van de dieren is over het al gemeen heel sterk afhankelijk van het weer. Hoe feller zonneschijn, hoe meer in secten het naar hun zin hebben. EEN LID van dit blijmoedige gilde za gen we in volle actie aan de rand van een kleine bosweide, waar de stralen van een waterig zonnetje heel vrolijk over het groene gras en door het druipende loof van de linden speelden. Het was een zwaarge bouwde hommel, naarstig aan de arbeid op de bloemen van een forse speerdistel, en zowel hommel als distel waren kostelijk om aan te zien. Diep weggedoken tussen de smalle paarse slipjes van de bloem (die in werkelijkheid een hele bloemen verza meling is) was het dier volkomen geabsor beerd aan het werk, zijn dikke tong telkens in een volgend bloempje van het grote ge heel prikkend, honing zuigend, en natuur lijk onbewust meteen stuifmeel overbren gend naar mogelijk nog onbestoven stam pers. De distel was een genot voor het oog loor zijn sierlijke bouw en zijn weerbare stekeligheid, zich voortzettend tot op de likke bol van het omwindsel, dat de zachte )aarse bloemen tegen kwaadwilligheid- an-buitenaf verdedigt. DAT HET niet alleen de taaie hommels zijn, dlie van elk droog ogenblik gebruik maken om aan het werk te tijgen bewees een bijzonder gaaf en dus kennelijk nog linge vriendschap bevorderen. Als ik er ben komen zij nog niet veel verder dan de roep „Waar kom jij vandaan?" en de uit wisseling van vriendschapsspeldjes. Om twee uur komt er onrust onder de kamp bevolking. Drie meisjes van elke nationaliteit zijn uitgekozen voor het hijsen van hun eigen vlag. De anderen scharen zich nu langs de weg, die voert naar het pla- teautje, waar de tweeënveertig bamboe- vlaggemasten staan opgericht. De gasten zoeken een plaatsje in de schaduw van en kele schaarse bomen, want de zon brandt nu loodrecht op onze kruinen. Televisie mensen en fotografen komen in actie. Dan spreekt mrs. Nesbitt, het hoofd van de Ca nadese padvindsters, enkele informele har telijke welkomstwoorden en terwijl haar stem klinkt beginnen de vlaggen zich te ontplooien. De een doet het vlugger dan de andere en dat geeft een prachtige menge ling van kleuren tegen de strakblauwe Het Doelake, een groot meer ten noor den van Toronto, waarbij padvindsters uit vele landen elkaar deze maand troffen. lucht. Het is een stil moment, waarin ieder hetzelfde denkt: „World Friendship, dat kamp Doelake hierin mag bijdragen". Mrs. Nesbitt had gezegd, dat wij, de gasten, rus tig moesten afwachten, wat er met ons zou gebeuren.. Bij de ingang van het kamp waren ons kaartjes van verschillende kleur op de borst gespeld, rood, blauw, geel of groen, en nu beginnen er meisjes te „speu ren", want naar gelang van onze kleur worden wij uitgenodigd naar een van de onderafdelingen. Een donkergekleurd meis je stevent op mijn gele kaart af en vraagt bedeesd in het Engels: „Wilt u me alstu blieft volgen naar kamp Iroquois?" TERWIJL ik naast haar loop herken ik op haar linkerarm het mij vertrouwde motto „Wees Bereid" en ja, op haar rech terschouder draagt ze een klein rood-wit- blauw lintje. „Spreek je Hollands?" vraag ik en een kreet van blijde verrassing is het ant woord. Ineens is Claudine van Kanten uit Paramaribo niet verlegen meer. Zij steekt haar arm door de mijne en brengt me bij haar patrouilleleidster. Claudine wordt elke drie minuten aange houden met de vraag: „Waar kom jij van daan? Mag ik een foto van je maken?" ALS WIJ bij het prachtige waterfront van Doelake zijn aangeland wordt de ver leiding mijn Surinaamse gids te machtig. „Vind U goed, dat ik even een duik neem?" vraagt ze en staat al op de steiger te trap pelen van ongeduld. Ik loop terug naar de plaats ,waar aan honderd gqsten een een voudig avondmaal wordt aangeboden. De openingsdag wordt besloten met een groot kampvuur, waarvoor elke delegatie wat hout uit eigen land heeft meegebracht. De Nederlanders droegen berkeblokken bij. T. Klay-Lancée niet lang geleden uitgekomen koolwitje, dat wat verderop een groep bloeiende bos- andoorns had ontdekt. Blijkbaar hadden de donkerrode lipbloemen een bijzonder gro te aantrekkingskracht voor hem, want hij sloeg er niet één over. Telkens opnieuw ging hij recht op zo'n andoornbloem zitten, met de beide voorpootjes de bovenlip vast houdend en de achterste vier poten steu nend tegen de onderlip. De lange vlinder tong schoof dan tot in het diepste binnen ste van de bloem en op hetzelfde ogenblik kwam de ruigbehaarde kop in aanraking met stamper en meeldraden. Ze pasten wel heel nauwkeurig op elkaar, dat koolwitje en die andoornbloemen. Bij de droge sloot die vroeger stromend water voerde en waar Velserbeek wellicht zijn naam aan te danken zal hebben, stond een machtige kamperfoelie rijk te bloeien, stampers en meeldraden ver uit de zacht oranjegele bloemen naar buiten stekend. Zij zal in afwachting zijn geweest van een mooie avond, zoel en met licht zoemende grote pijlstaartvlinders in de lucht. Maar voorlopig was er alleen het bleke regen zonnetje op een wat kille ochtend. Het maakte grillige plekken van licht en scha duw tussen bomen en struiken, het speelde zelfs een vrolijk en bijster fraai spel met de witte haren op de zaaddozen van de uitgebloeide koekoeksbloemen, die het glinsterend deed oplichten en waarvan het alle aderen en nerfjes zichtbaar maakte als op een röntgenfoto. Tot er weer wolken kwamen uit het zuidwesten. En even latei- regen. Nazomer 1957.... Kees Hana ENIGE WEKEN geleden had in Moskou een vreedzame invasie plaats. Dertig duizend jongeren, waaronder zevenhonderd Nederlanders, namen voor enige weken de Stad in bezit. Dit was alles ter gelegen heid van het zesde Wereld Jeugd Festival, waarbij jongeren uit alle landen en met ille overtuigingen bijeen kwamen om tot een beter onderling contact te komen. De wijze waarop dit festival in Nederland ge- oropageerd werd, wekte de indruk dat het een communistische propagandastunt be trof, maar toch waren er nog enige hon- derdep niet-communisten, die deze unieke hans om een kijkje te nemen in de Sovjet- Unie met beide handen aangrepen. Zij zijn niet teleurgesteld, tijdens het festival werd geen communistische propaganda ge naakt, en zij werden in Moskou volkomen /rijgelaten in wat zij wilden zien en met vie zij wilden praten. Dit heeft tot gevolg gehad, dat er vermoedelijk niemand tot communist „bekeerd" is, maar dat de Sov jet-leiders zich op het ogenblik zorgen ma- ken over de invloed die dit contact op de Russische jeugd gehad heeft. Immers, on der de dertigduizend buitenlandse deelne mers aan het festival waren toch ongeveer tienduizend niet-communisten, die de Sov- jet-jeugd kennig hebben laten maken met de levensstandaard en levensstijl in het Westen, die in veel opzichten afwijken van die in de Sovjet-Unie. Vooral de ideeën op het gebied van de persoonlijke vrijheid die in het Westen gebruikelijk zijn, waren iS Men bouwt veel in Moskou. Naast oud verrijst nieuw. In de buitenwijken heerst 1 nog landelijke rust I Zelfs in de oudste 1 krotten heeft men 1 nog een televisietoe- I stel, zoals op de foto 1 rechts boven is te zien. de Sovjet-jeugd vreemd en hebben grote indruk op de jongeren gemaakt. Zij vonden het bijvoorbeeld vreemd dat er in Neder land jeugdorganisaties van elke denkbare richting bestaan, dat Nederlanders vrij naar elk land van de wereld kunnen reizen en nog vele dingen meer. Als geheel heeft het festival vermoedelijk beter aan zijn doel, het bevorderen van het contact tus sen de jeugd van de hele wereld, beant woord, dan de Sovjetleiders lief is. VOOR DE gasten en vooral voor hen die moeite hebben gedaan om enigszins ob jectief te zijn heeft deze reis grote waarde gehad, immers zij hebben enigs zins een indruk op kunnen doen van het leven in de Sovjet-Unie, wat in deze tijd gewoonlijk niet zo gemakkelijk is. Die in druk is zeer verward, want Moskou is vol tegenstellingen. De levensstandaard bij voorbeeld is lager dan in Nederland, maar het is moeilijk om lonen en prijzen te ver gelijken. Een arbeider in de lichte in dustrie moet twee weken werken om een paar schoenen te kopen, maar hij hoeft maar een maand te werken voor een tele visietoestel. Eten en drinken is goedkoop, maar kleding is buiten verhouding duur. De huren zijn laag, maar meubels zijn duur.. De verhouding tussen de prijzen van verschillende levensbehoeften is vol komen anders dan in Nederland. Wat ech ter het merkwaardigste aandoet in een land waarin men zegt een klassenloze maatschappij te hebben, is de grote diffe rentiatie in de lonen. Het minimum loon van een arbeider in de metaalindustrie is vijfhonderd roebel per maand, het gemid delde loon achthonderd tot negenhonderd roebel. Een ingenieur verdient echter twee- tot drieduizend roebel, terwijl een kunstenaar tot dertigduizend roebel per maand kan verdienen. Het gevolg hiervan is dan ook, dat er mensen zijn, die enige huizen hebben en een of meer auto's, ter wijl er nog zo een woningnood heerst, dat vele gezinnen slechts één kamer ter be schikking hebben. Het is wel duidelijk, dat er in de Sovjet-Unie een bevoorrechte klasse bestaat, het is echter niet zo, dat het voor anderen onmogelijk is zich op te werken tot dit hogere peil. Elk onderwijs in de Sovjet-Unie is kosteloos, en 95%> van de studenten aan universiteiten en hoge scholen ontvangt een studieloon van gemid deld achthonderd roebel per maand, waar door voor iedereen die de geestelijke ca paciteiten van een voortgezette studie heeft ook de economische mogelijkheid hiertoe wordt geschapen. Het leven van een student in de Sovjet-Unie is dan ook vrij van elke zorg op financieel gebied. Wat hem wel zorgen baart is de beperking van de politieke vrijheid. Het is in de Sovjet- Unie onmogelijk om critiek te uiten op het systeem. Critiek op toestanden is geoor loofd en kan zelfs zeer fel zijn, maar cri tiek op het systeem wordt beschouwd als contra-revolutionaire propaganda en is streng verboden. Dit kan op grond van ar tikel 58 van de Sovjet Straf Codex, dat propaganda tegen de staat en de com munistische partij verbiedt op straffe van gevangenisstraf van één tot tien jaar. Het is nu echter niet meer, zoals tot de dood van Stalin, dat men zonder vorm van proces gearresteerd kan worden om zon der enig bericht voor goed te verdwijnen. ER IS OP het ogenblik in de Sovjet-Unie een redelijke mate van rechtszekerheid, maar de beperkingen op de vrijheid zijn nog aanzienlijk. De jongeren voelen dan ook wel, dat zij iets missen wat wij in het westen wel hebben, maar zij zijn vol vertrouwen, dat dit binnen niet al te lange tijd zal veranderen. Er zijn ock wel bezwa ren tegen het communistische systeem, maar men wil toch niet terug naar het kapitalistische ssysteem. Zoals enige Rus sische studenten zeiden: Ons systeem is lang niet in orde, maar we weten niets beters, en we hopen, dat we het onze veel zullen kunnen verbeteren. Dergelijke ge sprekken met Russen hadden veel plaats gedurende het festival, het leek soms wel of heel Moskou in een grote discussiegroep veranderd was. Er waren leden van de Ne derlandse delegatie die er twee uur voor nodig hadden om het Rode Plein over te steken. Overal vormde zich steeds een hele groep mensen om de buitenlanders heen, die een spervuur van vragen te doorstaan, hadden. „Wat doe je voor de kost?" „Hoe veel verdien je?" „Mochten jullie vrij naar de Sovjet-Unie reizen?" Een zeer diepe indruk maakte het altijd op de Russen als er in een groepje buitenlanders mensen van verschillende overtuigingen waren, die het onderling helemaal niet eens waren. Ze vonden het heel moeilijk te begrijpen, dat er in een delegatie mensen waren, die in politieke dingen lijnrecht tegenover elkaar stonden, maar die toch gemeen schappelijk naar het buitenland reisden. Zij vonden het logisch, dat de delegaties uit de Volksdemocratieën alleen uit com munisten bestonden en zij hadden ver wacht, dat onze delegatie alleen uit anti communisten zou bestaan. Een coëxistentie in de practijk, zoals op het festival gede monstreerd werd, hadden zij eigenlijk niet verwacht. OVERWELDIGEND was de hartelijk heid van de Moskouse bevolking. De be zoekers waren overladen met bloemen en geschenken, uitgenodigd om mensen thuis te bezoeken, op elke denkbare manier ont haald en gevierd. Het was heel gewoon als men een Rus de weg vroeg, dat hij zijn werk liet liggen en de bezoeker naar zijn plaats van bestemming bracht. Ook kwam het voortdurend voor, dat, als men in een winkel of café af wilde rekenen, de reke ning al door een omstander betaald was, die dan van geen betaling wilde weten. Bijzonder duidelijk was ook de wil tot vrede van het Russische volk. Hoewel na tuurlijk geen enkel volk oorlog wil, is de afkeer van de strijd bij de Russen wel zeer sterk, vermoedelijk door de zware verlie zen die zij in de tweede wereldoorlog ge leden hebben. Er is bijna geen gezin in Moskou, dat niet een of meer doden te be treuren heeft, en men wenst nu boven alles vrede voor zich en zijn kinderen. Merkwaardig was de verontwaardiging als men betwijfelde, dat die zelfde vre deswil bij de Sovjet-leiders aanwezig was. De bevolking is er van overtuigd, dat de Russische politiek slechts op vrede gericht is en dat elk gevaar voor de vrede uit het Westen komt. Dit is een natuurlijk gevolg van de bijzonder eenzijdige voorlichting, die men in de Sovjet-Unie krijgt. Men weet in Rusland nog minder van het Westen, dan men hier van deSovjet-Unie weet. Men weet in Rusland nog minder van het Wes ten dan men hier van de Sovjet-Unie weet. Het festival heeft daarom als goed resultaat gehad, dat deze wederzijdse on- wetenheid iets minder geworden is en er een iets betere basis bestaat voor weder zijds begrip. D. A. Nijburg UIT LAGE, grauwe wolkenslierten gutste de regen neer toen we erheen gin gen. Op de terugweg reden we door wa zige watergordijnen waar de ruitenwis sers nauwelijks raad mee wisten. En daar tussenin hebben we droog en heel plezierig gewandeld in het oude bos van de prach tige buitenplaats Velserbeek. Laat ons elkaar echter goed verstaan aangaande dit „oud" van dit binnenduinbos. Er zijn nog altijd lieden, die de bossen aan de Holland se binnenduinrand bestempelen als resten Een kleine bosweide in de stralen van een waterige zon.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 15