Het geluk van een ongeluk
ONZE NAMEN
Het artistieke
Litteraire
Kanttekeningen
Ook de familieband j
bezorgde ons
namen
spelen!""lopend op de zingende Z!tóirkan van Sam Lenótre
ZATERDAG 21 SEPTEMBER 1957
Erbij
PAGINA TWEE
EEN PARODIE DOOR JEF LAST
ONZE PUZZEL
Broer was seen familie
Neven en schoonzoons 5
De stoutmoedige haan
dI
rftëf «aagVTJè föéësten diSen hét «zi«êifar" »r' »u«»v
maar ik ben een der weinigen, die staand
HET IS MET „Een lotje uit de loterij"
- zoals Jef Last zijn onlangs bij Stols ver
schenen parodie noemde - als met de „fooi"
in Shakespeare's blijspelen: ze spreken wel
zottenklap, maar ze zeggen zo nu en dan
de waarheid. Het stofomslag van Lasts
boek wil het nu wel doen voorkomen alsof
de schrijver „eenvoudig zijn fantasie de
vrije teugel heeft gelaten" en een „boek
van paradoxen" schreef, waarin „de lezer
evenmin als de schrijver zelf echt hoeft
te geloven", zodat men verkeerd zou doen
naar „een diepere symbolische betekenis"
van het verhaal te zoeken - het bloed
kruipt nu eenmaal waar het niet gaan
kan, óók in paradoxen, óók in fantasieën.
Waarmee ik maar zeggen wil: zó koddig,
zo vrijblijvend en alleen maar vermake
lijk als deze avontuurlijke geschiedenis
zich aandient, is ze niet. Allesbehalve.
WIE HET vroegere werk van Jef Last
zijn novellenbundels, romans en ge
dichten kent, wie hem heeft gevolgd
op zijn zwerftocht, op zoek naar een poli
tiek onderdak voor zijn ideaal van mens
en maatschappij, zal hem in dit spottend-
kluchtige, soms satirisch-snierende ver
haal zonder moeite herkennen. Het nar-
renpak en de rinkelende belletjes, de
malle bokkesprongen en de onnozele
clownsgrijns, kunnen niet doen vergeten
wiè het is, die ons dit fopspel voorspeelt.
Ook hier is Jef Last de idealist, de utopist
als men wil, die zijn ontgoocheling met
ere verbergt achter een „pose" waarvan
sociale hekeling de schering en zelfironie
de inslag is. Telkens onder het lezen her
innerde mij een enkele zinswending, een
toespeling, een situatie, aan één of andere
passage uit werk van vroeger jaren: aan
Liefde in de Portieken, aan Marianne, een
enkele keer aan De Vliegende Hollander
en met één woord aan De Zevende Hemel,
de roman die, verschenen in 1949, een
naar het mij voorkomt beslissend keer
punt betekent in de levensbeschouwing
van Jef Last: het punt namelijk, waarop
hij definitief de horizontale weg verliet
en zich op het verticale pad van de in
keer, de individuele loutering, de christe
lijke mystiek begaf. Ik vermeld deze te
kenen van herkenning om te motiveren
waarom ik in deze farce, deze zogenaamd
tot niets verplichtende fantasie van een
dolzinnig verhaal, een gecamoufleerde
ernst zie, die met zijn raillerende effecten
het aspect van deze tijd schril belicht.
HET VERHAAL is inderdaad een malle
klucht. Ziehier in het kort de inhoud.
Henk Kerkhof Huiler, een kantoorklerkje
van goeden huize, als aarts-individualist
een (karikaturaal) representant van de
geestelijke elite, heeft het ongeluk gehad
om in een loterij geluk te hebben. In een
ommezien van tijd is deze westerse Oblo-
mov, die tot dusver leefde bij de gratie
van de verveling, een steenrijk man ge
worden, die, achtervolgd door maatschap
pelijke bekommernissen, zijn eeuwige ver
loofde Margje en zijn ontelbare belagers
ontvlucht door een goed heenkomen te
zoeken in Latijns Amerika, in Guadelie,
waar hij als „Russisch miljonair" via een
revolutionaire schone (een soort Carmen)
al gauw als financier betrokken raakt bij
een samenzwering tegen de wettige re
gering. Aan de lezer de vrijheid, dit Gua
delie te situeren waar het hem goeddunkt.
Het gezelschap, waarin Henk komt te ver
keren, is immers internationaal. Overal
zijn ze te vinden: opportunisten als een
professor Romanesco, die met zijn beurte-
lingse verering en verguizing het wisse
lend kansspel van de politieke kopstukken
nauwelijks kan bijhouden, een hypermo
dern schilder als Picamalravi, die zich er,
als het er op aankomt, op beroepen kan,
met zijn abstracte kunst de „verrotting
van de burgerlijke maatschappij" te heb
ben gesignaleerd, maar voorlopig zijn han-
den kan wassen in de onschuld van zijn
moderniteit, een Don Pepe, gewezen ban
dietenleider, nu kolonel van de mare
chaussee en ondergronds revolutieleider,
een Friso, die een links-revolutionair par
tijlid is omdat er in Guadelie geen fascis
tische partij bestaat. Na Eros (de Guade-
lische Carmen) een beetje te hebben ver
kwanseld voor Fortuna, begeeft Henk zich
op weg naar de even verafgelegen als uit
geputte goudmijnen, waarin hij dankzij
het vaderlijk erfdeel de voornaamste aan
deelhouder is, en ontmoet hij na een
avontuurlijke bergtocht „Butterfly" (de
ziel van de tweede, religieus-revolutio
naire partij, die niet ver afstaat van de
beginselen, die Last in vroeger werk ont
vouwde). Na zijn terugkeer in Guadelie
kan hij dan ternauwernood ontkomen aan
de chaos van de ontijdig uitgebroken „om
wenteling". Het is zijn Amsterdamse
Margje, die hem, in haar functie van ste
wardess, als een berooid ex-financier van
de „revolutie" veilig en wel in een voor
Amsterdam bestemd vliegtuig kan lood
sen, zodat hij in Hollands hoofdstad zijn
verloving, zijn kantoorbaan, zijn drome
rijen van een verveeld schrijverschap, zijn
isolement van geestelijke elite, op de oude
voet zou hebben kunnen continueren, als
hij bij aankomst niet het ongeluk had ge
had opnieuw geluk te hebben: ten gevolge
van uraniumvondsten in zijn waardeloze
goudmijnen is hij wéér miljonair.
Aldus de ietwat „onsamenhangende"
strekking van dit gefantaseerde avontuur,
waarmee de schrijver zich de gelegenheid
heeft gecreëerd om zich ironiserend-scep-
tisch van eigen overwonnen standpunten
te distanciëren. Gelezen als klucht, als pa
rodie, boeit het verhaal van de eerste
bladzij af. Maar de nasmaak en dat
geeft aan deze bonte karikatuur een twee
de, verborgen tendens, die de waarde er
van met een menselijke toegift van heime
lijke melancholie aanzienlijk verhoogt
is bitter. Ook hier belijdt Jef Last zijn
ideaal: een maatschappij, gebouwd op het
fundament van een christelijke naasten
liefde, die een verbond aangaat met een
natuurlijk erotiek. Ook hier is hij de in
zichzelf verdeelde: de „vergeestelijkte" in
dividualist met een heimwee naar een ge
meenschap met de berooiden, de cultuur
mens, met een bronstig verlangen naar de
natuurmens, de dromer van een geluk
kige mensenstaat, die er zich pijnlijk van
bewust is, dat er tussen de werkelijkheid
van de massa en de dromen van de uto
pist, tussen de instincten van de velen en
het ideaal van de enkeling, „geen bruggen
bestaan".
ER KOMT aan het slot van dit wilde
avontuur namelijk een passage voor, een
novellistische raamvertelling die, uit hel
geheel gelicht, een curieus autobiografisch
fragment blijkt. In het vliegtuig naar Am
sterdam droomt Henk Kerkhof Huiler een
jeugdherinnering. Als jongeneertje heefi
hij een wanhopige poging gedaan om één
te zijn met de Groesbeekse straatschooiers.
Ze waren „echt" die boeven, maar ze wa
ren vreselijk, „raadselachtig, gruwelijk,
liefdeloos en vol vernietigende harts
tocht" en leefden volgens een eigen harde
wet. Alleen de geestelijke inteelt, de elite
„gehoorzaamde aan menselijke wetten"
aldus de conclusie van deze jongenser
varing. Natuur en cultuur, instinct en
geest, massa en persoonlijkheid, kracht en
verfijning, Eros en Charitas ze ver
droegen elkaar niet. Men kent deze twee
spalt uit het vorige werk van Last. Hiér
kan men er de parodie van lezen, in een
koddig borduursel op een melancholisch
stramien.
C. J. E. Dinaux
Welke beroepen of tijdelijke functies
hebben de vólgende heren?
1. B. S. BOEMPWATER GOES
2. SNIT STIMPER DIEREN
3. E. E. E. CISETTA SCHERMER
4. OPA HOEBERAC GORSEL
5. T. BEUKAN AMERSFOIRT
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad 7,50 5
en 2,50 dient men uiterlijk dinsdag 17
uur de oplossing per briefkaart in te zen
den aan een van onze bureaus in Haarlem,
Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in
IJmuiden, Lange Nieuwstraat 427.
De oplossing van de vorige puzzel:
Horizontaal: 1. Pasen, 5. pax, 7. er, 8.
gooi, 10. darm, 11. al, 12. pias, 13. pro, 14.
keel, 15 deel, 16. les, 17. wars, 18. as, 19.
gems, 21. hela, 22. ma, 23. rio, 24. pruim.
Vertikaal: 1. pet, 2. aar, 3. egaal, 4. noors,
5. pi, 6. xylol, 10. dies, 11. ares, 12. pees,
13. pers, 14. klaar, 15. damar, 17. welp, 19.
ge, 20. dam, 21. ho, 22. mi.
Prijswinnaars zijn: f 7,50 M. Gerhardt, Lin-
d.enstraat 61 IJmuiden, 5,C. J. Reinal-
da, Oranjelaan 4, Overveen, 2,50 mejuf
frouw L. van Stok, Jansstr. 30, Haarlem.
ïNiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiHiiiiiiiiHiiHiiiiiHmmiiiti!
Naar aanleiding van de bloemlezing „La poésie chinoise"
door Patricia Guïllermaz, verschenen bij de Editions
Seghers te Parijs, waaruit ook de bijgaande illustraties
zijn overgenomen.
HOEWEL het vertalingen betreft, is er alle reden de aan-
E dacht op deze bundel gedichten te vestigen, omdat zij poëzie
ontsluit die, in de oorspronkelijke taal voor vrijwel alle
lezers ontoegankelijk is. De enkele door Nederlanders ver-
E taalde Chinese gedichten vormen slechts een zeer kleine keus
uit de rijke litteratuur van het Hemelse Rijk.
De vertaalster, Patricia Guillermaz, doet haar „bloemlezing
van de oudheid tot heden" voorafgaan door een historisch
H overzicht en een karakterisering der dichtkunst, die een zo
grote rol speelt in de Chinese samenleving. Een citaat van
Wang Kuo-Wei geeft zeer juist de bron aan waaruit de Chi
li nese dichter put: „De dichter moet zowel in als buiten de
5 wereld en het leven staan erin om ze te beschrijven, er
buiten om ze waar te nemen". Van de oudheid af wortelt de
Chinese dichtkunst in de concrete werkelijkheid. Zij heeft
een sociaal karakter en een sociale functie. Weinig intellec-
E= tualistisch als zij is, blijven haar onderwerpen beperkt tot
algemene gevoelens en het maatschappelijk leven en tot het
beschrijven der natuur: het vlieden van de tijd, de droefenis
der scheiding, de vergankelijkheid der dingen, het heimwee
Ch'ii Yuan, voorvader van de Chinese poëzie.
verlicht nog de kleine brug - Maar ik zie je hand niet meer
op de leuning". Ook blijkt de Chinese dichter minder heftig
dan de Westeuropese. In zijn gedichten komen geen uitbar
stingen voor van innerlijk verzet. Zelfs het tragische uit hij
beheerst in halftinten en een zekere schroom lijkt hem te
beletten innerlijke ontroering in verzen uit te drukken. Zijn
gedichten behandelen meer gevoelsthema's dan persoonlijke
gevoelservaringen. De buitengewone concisie van de taal
staat de dichter toe een gedachte of een gevoel in een enkel
eindvers samen te vatten en er een grote suggestieve kracht
aan te geven. Zo weet hij sfeer te scheppen met een uiterste
soberheid van middelen. Zijn elliptische kunst ontroert door
hetgeen zij verzwijgt. Onwillekeurig moet men hier denken
aan de Chinese en Japanse schilders, die met een enkele
penseelstreek een landschap oproepen.
De invloed van de twee grote geestelijke stromingen, het
Confusianisme en het Taoisme, is door de eeuwen heen bij
de dichters merkbaar. Enerzijds een politiek, moraliserende
tendens, de beschrijving van maatschappelijke groepen, het
wrede leven der soldaten, het lijden der boeren en ambachts
lieden. „Wie weet dat in elke kom rijst - Elke korrel is lijden
en verdriet?". Anderzijds een mystieke mentaliteit, los van
de vergankelijke werkelijkheid. De bundel toont ons, dat de
thema's tamelijk conventioneel zijn. De oorspronkelijkheid en
het eigene van het gedicht liggen vooral in het ritme en de
muzikaliteit van het vers. Daar deze in een vertaling niet
zijn weer te geven, evenmin als de visuele rijkdom van het
Chinees, blijft de lezer een belangrijk element onthouden.
Toch is deze fraai uitgegeven en geïllustreerde anthologie
een welkome en nuttige aanwinst: zij biedt de gelegenheid in
aanraking te komen met een der populairste aspecten van de
rijke Chinese cultuur.
BIJ DEZELFDE UITGEVER is verschenen (in de uit-
stekende collectie „Poètes d'aujourd'hui") een studie van
Philippe Soupault over Alfred de Musset, die honderd jaar
geleden gestorven is. De met geestdrift geschreven inleiding,
die de vorm aanneemt van een verdediging, brengt de kenner
van de gepassioneerde en ontgoochelde romanticus weinig E
nieuws. Het belang van het goed geïllustreerde werkje ligt
vooral in de zeer persoonlijke en interessante bloemlezing
uit het werk van de dichter, die op de studie volgt. E
S. Elte 1
naar het geboorteland, de ellende der kleine lieden, de heb
zucht der mandarijnen, lentebloesem, wintersneeuw. Hoewel
de Chinese dichter niet zo rijk beeldend is als de westerse,
bekoort hij, meer dan hij ontroert, door een fijne en vage
expressie, die meer laat raden en suggereert dan benoemt en
die de verbeeldingskracht van de lezer in werking stelt. „De
lente bedroeft mij - terwijl ik staar langs de rivier - De zon
De dichter Li Pai, drinkend onder de maan
DE VORIGE keer kwamen aandui- j
dingen ter sprake, die in de huiselijke
kring ontstonden, op het nageslacht
overgingen en daardoor familienamen
werden. Janneman, Grootjans, Ouwe-
kees en Kleinhans zijn daar voorbeel-
den van. Uiteraard hebben ook de on-
derlinge betrekkingen der mensen het
hunne tot de vorming onzer namen bij-
gedragen. Vaak droegen de leden van
één gezin dezelfde doopnaam zodat een
nadere aanduiding geenszins overbodig
was. Een der gevolgen was dat De Jong
een onzer meest voorkomende namen
werd.
HEETTEN vader en zoon beiden
Jan, dan lag het voor de hand, dat de
nieuwe aanwinst spoedig Jongejan,
Kleinjan of Jan de Jonge genoemd
werd. Heden ten dage trachten we dit
probleem nog wel door de toevoeging
„junior" op te lossen. De vader wordt
dan vanzelf „senior". Ons voorgeslacht
noemde hem echter Ouwejan, Groot-
jan of Jan de Oude. Al deze aandui-
dingen zijn geslachtsnamen geworden,
de laatste kent bovendien de varianten 5
Den Oudsten, Den Ouden, Den Olden,
Den Ouwen, Dauwe (in Vlaanderen
samengetrokken uit d'Auwe), Doude en
Douwe. De naam Douwes heeft hiermee
niets te maken, deze is een patroniem,
afgeleid van de Friese voornaam
Douwe, die ook de geslachtsnamen
Douma (een samentrekking van Dou-
wema) en Douwega ontstaan deed. Ter
onderscheiding kon men ook aan de
naam van de oudste naamgenoot de
aanduiding „vader" toevoegen. Slechts j
in enkele gevallen is deze aanduiding
erfelijk geworden: de namen Vader,
Vaders, De Vaer en De Vaere zijn zeer
zeldzaam. Als tegenstelling kennen we
't Kint en Jongkind.
DE UIT Vlaanderen tot ons gekomen
naam De Vaddere heeft de betekenis j
„peter", de familienamen De Peet en
De Peter sluiten zich hierbij aan.
Peetoom hoort slechts schijnbaar in dit
gezelschap thuis: deze naam zal aan
een oom gegeven zijn, die Peter heette.
Op dezelfde wijze ontstonden de namen
Keesoom en Oomheyn, waarbij we be-
denken mogen, dat we in onze kinder-
jaren vaak oom zeggen tegen lieden,
die allerminst tot onze verwanten be-
horen. Om het nog moeilijker te maken, S
was Oom ook eens een manvoornaam.
Dit leidde tot de vorming van de fa-
milienamen Ooms, Omes, Omen, Oomsz S
en Omenga, alle dus met uitgangen, die
het begrip „zoon van" uitdrukken. Een
andere oude voornaam was Broer. Deze
werd nog gedragen door de Amster-
damse courantier Broer Jansz, die sinds
1629 zjjn „Tijdinghe uyt verscheyden 5
Quartieren" drukte aan „de Nieuzjjds
Acliter-borghwal in de Silvere Kan op
de Brouwerije van de Hoybergh". Als
curiosum zij vermeld, dat de Londe-
naars tot 1642 het Europese nieuws al-
leen uit zijn blaadje vernamen „prin-
ted at Amstelredam by Broer Jonson,
dwelling on the new side behinde
Borchwall in the silver Can by the
Brewery".
DAT BROER eens een algemeen
Voorkomende doopnaam was, bewijst
het aantal geslachtsnamen, dat er aan
ontleend is: Broers, Broeren, Broere, 5
Broertjes, Broersma en Broersema.
Aan een echt familielid moet bij de
namen Pierneef, De Neve en De Neeff
gedacht worden, Denève zal een uit het
zuiden stammende variant zijn. Bjj
Voogt, De Voogd en Vogt is weer van
geen familieband sprake, hier leeft de
benaming van een functie voort, die
we nog uit de benamingen landvoogd,
slotvoogd en armvoogd kennen. Buur- i
man was een voor de hand liggende
aanduiding in een kleine gemeenschap,
ook kennen we de geslachtsnamen Na-
buurs, Nieubuur, Naber (in ons oosten
het woord voor buurman) en Nienaber.
Uit Vlaanderen komen de namen Goet-
gebuer en Quagebuer, de naam Goede-
gebure stamt uit Zeeland. Tot de fa-
milie behoorden weer De Zwager,
Grootzwagers en Dirkzwager. Men
dient echter te bedenken dat zwager
oudtijds het woord voor schoonzoon j
was. Van Posthumus wordt wel ge-
zegd, dat het de aanduiding van een
na de dood van de vader posthuum ge-
boren zoon zou zjjn. Meer voor de
hand ligt, dat we hier met een ver-
fraaiing van de Friese naam Postma te
doen hebben, die ook tot Posthuma ge-
maakt werd.
G. de Boer van der Ley
der jaren geassocieerd met mijn aanwezig
heid. Als ze mij tegen twaalf of één uur
zien aankomen, krijgen ze een onweer
staanbare drang om hun ei kwijt te raken.
Ja, met geduld kan je veel bereiken...."
NATUURLIJK is al dat artiestenwerk
zeer vermoeiend voor de kleine diertjes
en daarom geeft Sam hen de nodige rust
pauzes, die hij zelf vult met muziek. Hij
bespeelt achttien instrumenten, waarvan
er zes zelf door hem zijn uitgevonden. Zijn
favoriete instrument is de viool, die hij ge
maakt heeft van een varkensblaas, welke
onder het spelen voortdurend door een
ober met een fietspomp moet worden op
geblazen. Verder heeft hij nog een contra
bas, gemaakt van een wasketel, een gui
taar, die een sigarenkistje tot klankbord
heeft en enkele andere bijzonder huiselijk
aandoende insrumenten. Als we dan nog
vermelden, dat Sams obers met de tafel
messen van de gasten bijzonder vurige
zwaarddansen kunnen uitvoeren, zal u het
waarschijnlijk wel duidelijk zijn, dat
mocht ge uw vakantie in Frankrijk ooit
nog eens doorbrengen ge een bezoek
aan Sam Letróne niet mag verzuimen. U
zult uit dit restaurant naar buiten treden
als een verbijsterd, maar innerlijk rijker
mens, vooral ook omdat Sam tussen de be
drijven nog kans ziet zijn werkelijk voor
treffelijke culinaire talenten bot te vieren.
Een beeetje duur is het allemaal natuurlijk
wel
W. Kielich
NERGENS TER WERELD wordt u een versere omelet geserveerd dan in de
„Rótisserie du Coq Hardy" in het Franse plaatsje Pontchartrain, dertig kilometer
buiten Parijs gelegen aan de Route Nationale no. 12. Komt ge namelijk tegen
lunchtijd dit wonderlijke etablissement binnen en bestelt ge een eiergerecht, dan
haalt Sam Letróne, de eigenaar van het restaurant, prompt drie of vier kippen
uit het hok. Hij plaatst ze midden in het restaurant op een zitstokje en houdt
een braadpan onder de staart van de eerste kip. Langzaam begint Sam tot dertig
te tellen, terwijl alle gasten in ademloze spanning toezien. En werkelijk het won
der gebeurt. Als Sam luid en bevelend „Trente!" heeft geroepen, laat de kip een
ei in de pan vallen! Ditzelfde fenomeen herhaalt zich achtereenvolgens bij de
andere hennen, welke daarna luid kakelend terug worden gebracht naar hun
ren. Dan retireert Sam tevreden naar de keuken om op meesterlijke wijze uw
omelet te gaan toebereiden. Inmiddels bestelt ge natuurlijk een aperitif, maar
schrik niet als plotseling een haan op uw tafel vliegt en met gelukzalig toege
knepen ogen een lange teug uit uw glas drinkt. De grootste fout, die u kunt
maken, is het dier bruusk weg te jagen. Deze haan is namelijk een groot artiest.
Het is „Le grand Julien" namelijk, die vijf talen verstaat, kraait op commando,
voortreffelijk kan koorddansen, gespeeld heeft in verscheidene films en vele
keren is opgetreden voor de televisie. Helaas is „Le grand Julien" een alcoholist,
maar hij blijft onder alle omstandigheden gentleman, zoals blijkt uit de diepe
buiging, waarmee hij na het leegdrinken van uw glas zijn dank betuigt. Wanneer
u na deze ervaringen de moed hebt om nog langer aan uw tafeltje te blijven
zitten, zult ge nog veel meer wonderlijke dingen beleven, maar daarover straks.
Eerst moeten we de eigenaar van dit restaurant aan u voorstellen: Sam Letróne,
de enige kippentemmer ter wereld, één der beste koks van Frankrijk, begenadigd
musicus, ridder in vele gastronomische orden en lichtelijk zenuwpatiënt.
VOLGENS zijn autobiografie „La bo
hème en toque blanche" (die een best
seller in Frankrijk is geworden) liep Sam
Letróne als zestienjarige jongen van huis
straatmuzikant: „In dat vak moet je altijd III
staande spelen en dat is niet makkelijk K./IVJII I I
weg. Hij leerde een zaag bespelen en werd
Ondanks zijn wonderlijk talent bleek het
straatmuzikantenleven toch weinig lucra- JI f h 11 Dft f ll V
tief. Er kwam een abrupt einde aan, toen lid Is IJ JL LIT IJo
hij op een avond te Nice een man, die
triest en eenzaam op een bankje zat, wilde
troosten met de klanken van „O sole mio".
De man bleek commissaris van politie te op commando en het uitvoeren van aller-
zijn en zorgde ervoor, dat Sam snel naar jej excercitie-bewegingen, zoals: linksom-
het ouderlijk huis werd teruggebracht, keert, rechtsomkeert, voorwaarts, links-uit-
Daar zei zijn moeder: „In de muziek valt de-flank en achteruit. Het maakt voor
niets te verdienen. Je moet maar kok hem geen verschil of Sam zijn bevelen
worden, dan ben je tenminste altijd zeker in het FranS; Engels Spaan Arabisch of
van een volle maag." Sam volgde dit ad- Tahitisch geeft. Julien verstaat al deze
vies op. Werd eerst koksmaat, later kok talen even goed alg zijn baas Bovendien
en chefkok in een hotel te Tours, waarna is hy ook nog een voortreffeiijk rekenaar
hij met veel lef uiteindelijk in Pontchar- optellen, aftrekken en vermenigvuldigen
train een verwaarloosd restaurant kocht, oehij ZOnder één fout!
dat de naam droeg van „Le coq hardy" (De Een artiest van mindere klassei maar
stoutmoedige haan) ai~tijd nog zeer begaafd, is de haan
Het ging aanvankelijk niet zo best en Apollo, specialist in het acrobatisch werk.
voor de goedkoopte begon Sam achter in Qeze haan danst de biguine op het slappe
het tuintje van het restaurant zelf kippen koord en balanceert op een hoge toren
te houden. Op een fraaie zomerdag wan- van wijnglazen. Bovendien eet hij steeds
delde een van zijn hanen door de open- met een lepel. Dan is er nog Homerus, een
staande achterdeur de gelagkamer binnen, krleihaan, die een wagentje voorttrekt,
vloog op het tafeltje van een klant en nip- waarin gedwee een paar witte duiven
te even aan het glas Vermouth, dat de zjtten. Voorts een jongleur Séraphin, die
ober juist had gebracht. De hilariteit van een ei op zijn hoofd kan baianceren. Ro
gasten en personeel was groot. „Nou snap méo, de minst begaafde van de troep,
ik", zei de klant, „waarom je dit etablis- vouwt zich, samen met vier hennen, op in
sement „De stoutmoedige Haan" hebt ge- een braadslee en laat zich zonder protes-
2pt!'! ten in de oven schuiven. Uiteraard is er
Op het zelfde moment fliste er een geen vuur jn die oven.
lampje aan in Sams brein. Hij zou zijn Be vrouwelijke artiesten Bernadette,
haan kunstjes leren en ervoor zorgen, dat Valentine, Julia en Rosalie beperken
het dier de levende rechtvaardiging werd hun optreden tot het eieren leggen op
voor de naam van zijn zaak. „Gelukkig", gams bevel. „Het heeft me veel tijd gekost
zo zegt hij nu, „heette mijn restaurant niet om ze dat te leren", zegt Sam. „Het is
„Het Witte Paard of „De rode Leeuw!"
DE STOUTMOEDIGE HAAN werd Jules
gedoopt en bleek vele, vroeger verborgen
gebleven talenten te hebben. Sam wordt
nóg lyrisch als hij over hem praat. „Jules
was een Cesar onder de hanen! Hij was
de geleerdste haan ter wereld, trots, voor
naam, keizerlijk in zijn optreden en uit
zonderlijk begaafd. Hij was ook een bij
zonder liefhebbende echtgenoot. Toen zijn
eerste vrouw, Juliette, veranderd werd in
een plumeau, weigerde hij een weeklang
op te treden. Hij kon alles, wat Julien nu
ook doet, maar hij deed het 'in betere,
waardigere stijl. Hij heeft een belangrijke
rol gespeeld in de film „Plumes
plumesen ik had hem bij Lloyds
verzekerd voor honderdduizend francs".
Jules zorgde er voor, dat Sams restau
rant spoedig beroemd werd in heel Frank
rijk. Maar helaas, de grote artiest kon na
die eerste, toevallige slok Vermouth, de
drank niet meer laten staan. Hij dronk te
veel en begon te leiden aan een kwaal, die
zoveel Fransen noodlottig wordt: lever-
cirrhose. Kort voor zijn dood, schreef hij
nog zijn biografie. Met tranen in de ogen
laat Sam het boek aan alle belangstellen
de gasten zien: „Du Poulailler l'Ecran"
(Van kippenhok naar het witte doek) heet
het. Het werd uit het „Gallinesisch" ver
taald door Pierre Pascaud.
Jules stierf op 14 juli 1949. De hele
Franse pers maakte ontroerd melding van
zijn dood. Jules' tweede vrouw, Julie wei
gerde na het verscheiden van haar man
elk voer en volgde hem weldra in het graf.
Jules' zoon, Julien, bleek een waardig op
volger van zijn vader en is nog altijd on
danks zijn gevorderde leeftijd chef de la
troupe, de leider van de artiesten, die op
treden in Sams restaurant. Zijn speciali
teiten zijn het koorddansen, het kraaien
namelijk zo, dat iedere kip dagelijks haar
ei legt op ongeveer hetzelfde tijdstip,
meestal in de ochtenduren. Door nu de
hennen op het tijdstip, dat ze gewend wa
ren te gaan leggen, een beetje af te leiden
ik praatte wat met ze en liet ze eens uit
de ren slaagde ik er in hun leguur ge
leidelijk naar een later tijdstip te ver
plaatsen. Nu zijn ze eraan gewend hun
eieren te produceren omstreeks de lunch
tijd, dus als het restaurant vol gasten zit.
Bovendienhebben ze het leggen in de loop