HALLDOR LAXNESS Belgische scholen Geleerden willen gij ;antisch gat graven DE VLAG VAN AUSTRALIË BEVAT HET SYMBOOL VAN OPSTANDIGE GOUDZOEKERS Huidige verhoudingen op EEN NOBEL PANTHEON Het Zuiderkruis Erbij Alle winnaars van de Nobelprijs voor letterkunde vertegenwoordigd in één reeks Geldkoorts beheerst Venezuela Autopista Na de strijd ZATERDAG 21 SEPTEMBER 1957 PAGINA DRIE De Australische vlag: in de linkerbovenhoek de Union Jack, daaronder een ster met zeven pun ten, symboliserend de zes staten en Territoria, rechts de vijf sterren van het Zuiderkruis. wond. Toch behaalden hij en zijn goudzoekers zij het dan niet op het slagveld de overwinning. De bloedige ge beurtenissen bij Ballarat luid den namelijk het begin in van een nieuwe periode in Austra- lië's vaderlandse geschiedenis. Tot 1854 waren de rijke scha- penboeren „schapenbaron nen" zou men hen beter kun nen noemen toonaangevend geweest wat de binnenlandse politieke verhoudingen betreft. Na de Eureka-opstand werd dit anders. De koloniale over heid zag in, dat er nieuwe wegen gezocht moesten wor den. Onder de druk der on tevreden goudzoekers effende zij het pad naar een parlemen tair-democratische bestuurs vorm. Victoria was de eerste staat (toen nog kolonie), waar de nieuwe idee haar beslag kreeg. De andere koloniën volgden. WAT HEBBEN deze ge beurtenissen nu te maken met de Australische vlag? Die vraag laat zich gemakkelijk beantwoorden. De goudzoekers van Ballarat kozen tijdens de opstand van 1854 als vlag een blauw veld met het Zuider kruis als embleem. En dit heeft de Australische vlag ook. Zeker wisten slechts weinig goudzoekers, dat het Zuider kruis weliswaar pas in 1697 officieel werd ontdekt door de astronoom Royer, doch dat Dante er reeds melding van maakte. Deze beroemde Ita- HET TIJDSTIP, waarop de Belgische uitgeverij „Heideland" met haar groot scheeps „Pantheon der Winnaars van de Nobelprijs voor Litteratuur" voor het eerst in het openbaar trad, was symbolisch ge kozen. Daags na de herdenking van de zestigste sterfdag van Alfred Nobel (1956) kon tijdens een in het Belgische Pershuis belegde persconferentie, die werd opge luisterd door de aanwezigheid van ambas sadeurs en culturele attaché's, schrijvers en professoren, het verschijnen van het eerste deel (Sigrid Undset) worden aange kondigd. Mocht men tot op dat ogenblik zeggen dat het een eerbiedwekkende on derneming was, waarvoor „Heideland" zich had ingezet, nü, na het verschijnen van het tweede - eveneens aan Sigrid Undset - en het derde, aan Halldór Laxness gewijde deel, kan men niet anders van oor deel zijn, dan dat deze monumentale uit gave, opgezet in veertig delen die repre sentatief zullen zijn voor het oeuvre van vijftig bekroonden, een gebeurtenis is in de wereld van het boek: een historische daad. WANT HET IS van vérstrekkende be tekenis, dat het werk van schrijvers en dichters, die te beginnen met Sully Prud- homme de hoogste letterkundige onder scheiding ten deel viel, nu in het Neder lands toegankelijk zullen zijn voor de tal lozen, die de vreemde talen niet of on voldoende beheersen om door te dringen tot de essentie van het schoonste en edel ste, dat deze prominenten de wereld te bieden hadden. Door een publikatie als deze worden immers de grenzen van lan den en talen, van culturele en nationale sferen, te niet gedaan, wordt men, in de geest van Nobel, werk na werk geconfron teerd met het onweerlegbare feit, dat een politiek en economisch jammerlijk ver deelde mensheid in haar hoogste uitingen één is. Mauriac naast Boenin, Shaw naast Tagore, Mommsen naast Churchill, Mae terlinck naast Thomas Mann, Yeats naast Carducci, Hesse naast Pearl Buck dat is wereldgeest, universele adel, gemeen schap van de scheppende mens. Neder landers en Vlamingen ontbreken tot dus ver in dit internationale meesterconcert. Wat er van ons kleine taalgebied tot de buitenlandse litteratuur doordringt is mi niem, in vertaling veelal niet van het bes te en voor zover het feitelijke gegevens omtrent onze letteren betreft niet zelden van een potsierlijke onvolledigheid en van een onbetrouwbaarheid die, was ze niet zo ergerlijk, lachwekkend zou zijn. Zo wist het eerste deel van de (gelukkig ver ouderde) „Weltliteratur der Gegenwart" te vermelden, dat Couperus een gerouti neerde veelschrijver, Van Schendel de auteur van „Schuim en As" zou zijn, dat Van Deyssel „ook een dichter" en Roel Houwink een van de belangrijkste per soonlijkheden van de jongere dichtergene ratie was. En wat biedt een overzicht van de Nederlands-Vlaamse letterkunde in het „Kleines Literarisches Lexikon" van 1953? Ziehier de oogst: Cats, Hooft, Vondel, Verwey, Leopold, Boutens, Van Schendel, Timmermans. Op mijn woord, het staat er zo. Neen, aan een Nobelprijs is onze litteratuur, we mogen een Teirlinck en een Vestdijk rijk zijn, nog in geen jaren en jaren toe, vrees ik. Maar we zijn niet rancuneus, we halen de buitenlandse be kroonden met graagte binnen en bouwen hun, dankzij de voortvarendheid van een ambitieuze Belgische uitgever, een Pan theon, waarvan elk fraai gebonden deel in vijfhonderd bladzijden druks met in leiding, illustraties en tekstvertaling een hulde brengt aan een van de uitverkoren groten der Europese geestesgemeenschap. HET DERDE DEEL, ingeleid door dr. Peter Hallberg en vertaald door mevrouw Greta Baars-Jelgersma en N. G. Visser, is zoals ik zei aan de voorlaatste Nobelprijswinnaar Laxness gewijd en om vat de trilogie „IJslands Klok" uit de jaren 1943-1946, de voor IJsland histo rische tijd dus dat het een onafhankelijke republiek werd. Hoe symbolisch deze èn geschiedkundige èn actuele roman werd gecomponeerd op het thema der nationale heldensagen, er waaien rond dit drieluik- in-proza geen traditioneel trilogische win den, die men met de Scandinavische litte ratuur is gaan associëren. De natuurlyriek ontbreekt in het werk van Laxness aller minst, ze is er zelfs een wezenlijk be standdeel van. Maar Laxness is een door en door moderne, antithetische, strijd vaardige, eigenzinnige geest, wiens kwali teiten niet tot één noemer te herleiden zijn. Hij is realist, maar met een zeer eigen romantische inslag. Hij heeft ette lijke bladzijden geschreven van grootse epische allure, bladzijden ook van exta tische lyriek, van felle satire, van be toverende natuurmystiek, van scherp- critiserende, sociale pathetiek, van een zeer oorspronkelijk associatief surrealis me zelfs bladzijden, waarin de helden sage tot actuele werkelijkheid wordt en bladzijden, waarin de moderne problema tiek zich vermengd met de oerkracht van een levend verleden. Een tijd lang, in zijn jeugdjaren, was hij een haast fanatiek convertiet, later een vurig links-geöriën- teerd socialist en in alle stadia van zijn woelig geestesleven een bezield nationa list, die zijn IJslandse vaderland wilde helpen ontwaken, wilde moderniseren en „socialiseren". Hij moest om zijn IJsland te ontdekken Europa en Amerika berei zen. En omgekeerd: om de Europese geest met al zijn calamiteiten te benaderen terugkeren tot IJsland, tot het nationale verleden, tot het verborgenste van de volksaard. En zo werd zijn hart een smelt kroes van velerlei: van natuur en cultuur, het bovenzinnelijke en het aardse, tra ditie en actualiteit, dichterschap en poli tiek, idealisme en realisme, militante in telligentie en tedere gevoeligheid. Wat daaruit voortkwam als creatieve kracht, die alle tegenstellingen bundelt en zin geeft, is zijn „medelijden met de weerloze mens" niet in de betekenis van sociale deernis met de „verworpenen dezer aar de" alleen, maar in een andere, ruimere: in die van een mededogen met de mens in zijn tragische situatie van machteloze on volmaaktheid en prometheïsche wil tot vervolmaking. Waar in Laxness' werk zich dit levensgevoel toespitst, nadert hij tot de grootsheid van de klassieke nood lotstragedie. Laxness is in Nederland alleen door zijn tweedelige, in vertaling verschenen roman „Salka Valka" bekend. Hier, in dit Pan- theondeel, in „IJslands Klok" van tien jaar later, blijkt hij in die tussenliggende tijd een beslissende groei te hebben door gemaakt, te hebben doorworsteld. Zijn stijl, in vroeger werk niet geheel en al vrij van een zekere retorische sentimen taliteit, versoberde, verstrakte en verhel derde tot een vaak onmiskenbare groots heid en schoonheid. En deze laatste, de schoonheid, is hem, de dichter, meer dan alle tegenstellingen van zijn zoekende geest: ze is hem, als het erop aankomt, het hoogste. Binnenkort zullen nu wel de volgende delen van het „eerste Pantheonjaar" het licht zien: werk van Mommsen, Roger Martin du Gard, Boenin en Sinclair Le wis bevattende. Het is maar te hopen, dat Nederland in daadwerkelijke belangstel ling niet achterblijft bij zijn actieve zui derburen. C. J. E. Dinaux (Van onze correspondent in Brussel) OP 1 SEPTEMBER zijn de meeste scho len in België weer begonnen. Hoewel nog geen nauwkeurige cijfers over de school bevolking bekend zijin, melden zowel de openbare als de christelijke scholen (dat wil zeggen katholieke) grote toeneming van het leerlingenaantal. Gelijk bekend is de verhouding tussen openbaar en bijzon der onderwijs in België geheel anders dan in Nederland. De financiële gelijkstelling, welke men in Nederland kent, bestaat niet in België, waar het openbaar onderwijs in een financieel veel gunstiger positie ver keert. Ondanks de grote stoffelijke voor delen, die de staats- en gemeentescholen bieden, is het aantal leerlingen van de christelijke scholen aanzienlijk toegeno men. Verleden jaar bezocht meer dan een miljoen kinderen katholieke scholen. De voorlopige cijfers tonen aan, dat dit aantal nu nog zal worden overtroffen. Alleen de christelijke middelbare scholen tonen reeds een toeneming met tien percent, waardoor de schoolbevolking van deze categorie de honderdduizend passeert. Het ministerie van Onderwijs publiceerde cijfers van de onlangs opgerichte openbare scholen. De tien in 1957 opgerichte middelbare scholen hebben tezamen 564 leerlingen, hetgeen zeker geen overdreven succes is, als men bedenkt, dat alleen in Brussel het aantal leerlingen van de katholieke middelbare scholen reeds met 281 toenam. De toene ming van het aantal leerlingen van het openbaar middelbaar onderwijs in het hele land bedraagt, volgens een mededeling van het ministerie van Onderwijs, 4212 leerlin gen. Een voorlopige telling van de leerlin gen van het katholiek middelbaar onder wijs geeft een toeneming met 6096. Voor een leerling van een openbare middelbare school betaalt de overheid per jaar 25.000 frank. Tijdens de C.V.P.-regering verleen de de staat aan het bijzonder middelbaar onderwijs een subsidie van 7200 frank per leerling. De socialistische minister van On derwijs bracht die subsidie terug tot 3000 frank per jaar en per leerling. GELEERDEN van naam spelen met het idee een gat in de grond te graven van acht tot zestien kilometer diep. Het idee is vervat in een resolutie, die ter tafel is ge bracht op de conferentie van de interna tionale unie voor landmeetkunde en geo- fisica in Toronto. Als het plan ooit tot uit voering komt, zou het gat waarschijnlijk geboord worden op een eiland in de Grote Oceaan, waar de aardkorst het dunst is. Daar zou de mens dan voor het eerst in contact komen met de stof in de onder de aardkorst liggende „mantel". Prof. J. T. Wilson uit Toronto, vice-president van ge noemde organisatie, zei dat de boortech niek afgekeken zou worden van die welke wordt toegepast door oliemaatschappijen. De diepste gaten, die tot dusverre in de aarde geboord zijn, dienen voor olieputten en sommige er van gaan ruim zes kilometer diep. Wilson zei, dat het gat, waarvan het maken ten minste twee miljoen dollar zou kosten, aan de bovenzijde niet meer dan twee voet breed zou zijn. Hij vergeleek dit idee met andere plannen in de geschiede nis van genoemde organisatie, welke de weg gebaand hebben tot belangrijke we tenschappelijke vorderingen. Onder andere noemde hij als voorbeeld het in 1936 in Edinburgh genomen besluit de bovenlaag der atmosfeer te bestuderen met behulp van meteorologische ballonnen, hetgeen thans de standaardwerkwijze geworden is. Het aardsatelliet-program van nu is voor het eerst geopperd in een resolutie in Rome op de bijeenkomst van de unie in 1954. re afkopen van bekeuringen is vrijwel uit de mode. WIE IN CARACAS rondwandelt, ver baast zich steeds weer over de enorme stromen auto's. Dat komt doordat letterlijk iedereen een auto heeft zelfs als hij in een hutje van benzineblikken woont en dat ondanks de hoge prijs van nieuwe auto's. Tweedehands wagens daarentegen vinden bijna geen aftrek, ook al zijn ze nauwelijks een jaar oud. Gemakzucht en de groeiende afstanden in de Venezolaanse hoofdstad hebben natuurlijk ook iets met al die auto's te maken. Want nog in 1938 woon den hier nauwelijks een paar honderddui zend mensen, nu zijn het er meer dan een miljoen! De stad schuift dan ook als de poten van een reuzenspin tegen de omrin gende heuvels op en het markante Spaanse koloniale karakter: huizen met rode pan nendaken en tralies voor de ramen, ver dwijnt steeds meer. Alles moet modern zijn, liefst moder nistisch. Dat geldt voor de elegante kubis tische scheppingen in San Bernardino, de wijk voor de nieuwe rijken en ook voor de pas voltooide arbeiderswoningen in Ciudad Tablitas, aan de buitenkant. De nieuwe metropool wordt vooral gemo- deleerd uit beton, staal en glas. Toch is er in de prijzen van al deze huizen nogal schommeling. Zo kost een nieuwe woning in de super-de-luxe klasse wel duizend bolivares (rond twaalfhonderdvijftig gul den) per maand. Zo'n huis heeft vijf a zes kamers. Maar het kan goedkoper voor wie het geluk heeft een met regerings steun gebouwde geriefelijke drie-kamer flat te bemachtigen. Die kan honderdveer tig bolivares en zelfs minder kosten. Deze flats liggen in solide huizenblokken die plaats bieden aan duizenden gezinnen en ze hebben hun eigen scholen, winkels en dergelijke. Ze zijn in de plaats gekomen van de oude „adobe" (is klei) huisjes die tot voor kort de stad wel schilderachtig, Een huis „op poten" - met een open S vierde verdieping als recreatieruimte - behoort tot de laatste noviteiten op het gebied van goedkope volkshuis- vesting in de Venezolaanse hoofdstad. maar doorgaans niet bijzonder hygiënisch maakten. Die nieuwe huizen zijn dus fei telijk goedkoop, evenals benzine, busritjes, bananen en. Amerikaanse dollars. De laatste door de hoge waarde van de boli var, die volledig door goud gedekt wordt. En dat komt weer door de olie, al zult u daarvoor naar het Meer van Maracaïbo of naar het oosten moeten gaan. In Cara cas zijn de hoofdkantoren en de ministe ries, waar men uitbroedt hoe het kapitaal van de oliewelvaart in de toekomst het beste bewaard kan blijven: in de voedsel- produktie, in het mijnwezen en in grote openbare werken. Er komt nu een aaneen sluitend spoorwegnet. En er komen steeds meer en betere autowegen. TOT DIE laatsten hoort de fameuze „Autopista", een geleidelijk hellende sne!- verkeersweg, die van ruim achthonderd meter hoogte Caracas met de zee verbindt. Tot in 1954 was de reis van de haven La Guaira daarheen een hachelijke expeditie. In de oude autoweg zaten niet minder dan driehonderdnegentig bochten, waarvan ve len haarscherp waren en alleen met enig geluk kon de tocht in een uur volbracht worden. Over de autopista duurt het nu een kwartier. Daartoe zijn grote bruggen gebouwd en twee tunnels. De langste is twee kilometer. Intussen is er alweer een nieuw plan: door een van de bergen rond de hoofdstad wil men een tunnel van acht kilometer lengte naar het strand maken. Onwaar schijnlijk, fantastisch, of hoe men het ook noemen wil, maar zeker niet onmogelijk voor wie Caracas heeft zien groeien en veranderen als een rups uit zijn cocon. Hans Ykema ipiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii AANGETROKKEN door de talloze ver halen over gemakkelijk gevonden rijk dommen proberen toeristen hun geluk in de Gran Sabana (een enorme, vrijwel niet bevolkte vlakte in het oosten). Hier is een van de weinige plaatsen ter wereld waar alluviale diamanten en goud samen worden gevonden. Voor de meesten is deze jacht op schatten een liefhebberij, maar er komen ook heel wat avonturiers op af, die met de grote stroom immigranten uit Euro pa meedrijven. Het moet gezegd worden, dat in deze categorie ook juist de harde werkers voorkomen. De mensen, die de kwijnende voedselproduktie al flink in de goede richting hielpen stuwen en die een belangrijk aandeel in de gedaanteverwis seling van de hoofdstad Caracas hebben. Want wie hier enkele jaren geleden voor het laatst was herkent de stad nog nau welijks. Het mag hem dan een troost zijn dat het zelfs insiders zo vergaat. Een vooraanstaande zakenman vertelde ons, dat hij kort geleden een paar maanden naar zijn Europese vaderland was geweest. Na zijn terugkomst in Caracas wilde hij gaan dineren in een bekend restaurant. Maar hoe hij ook zocht, hij kon het niet terugvinden. Dat bleek naderhand trou wens geen wonder, want tijdens zijn af wezigheid was de nauwe straat, waar de eetgelegenheid lag in zijn geheel gesloopt en ze had plaats gemaakt voor een nieuwe boulevard. Die boulevards zijn typerend voor het nieuwe Caracas en ook voor het tempo van deze tijd. Natuurlijk zijn er in de resterende nauwe straten nog steeds verkeersopstoppingen, vooral tijdens de spitsuren, al behoren de daarmee gepaard gaande oorverdovende claxonconcerten sinds kort tot het verleden. Maar op de boulevards gaat alles in snel tempo: ruim baan en wie te langzaam rijdt kan zelfs een bonnetje krijgen. Marchanderen met de politie helpt daarbij tegenwoordig ook al weinig meer en het vroeger zo populai- liaanse dichter schreef zelfs aan de vier grootste Zuider- kruissterren dus aan de Alfa, de Bèta, de Gamma en de Delta de deugden toe van rechtvaardigheid, voor zichtigheid, matigheid en standvastigheid. Wel wisten de goudzoekers, dat het Zuider kruis het helderste en ken merkendste sterrenbeeld is van het zuidelijk halfrond. Dit was trouwens ook een der redenen, waarom in 1901 het Zuiderkruis een plaats kreeg op de Australische vlag. Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllli SINDS Venezuela Zuid- Amerika's olieland num mer één werd ruim vijfendertig jaar gele den zijn de prijzen voor mensen-arbeid ge leidelijk steeds gepe perder geworden. Een duur land met hoge lo nen. Toch vinden veel mensen, dat ze de for tuin best een handje kunnen helpen en zo mogelijk trekken ze daarom op een paar vrije dagen de rimboe in, op zoek naar schat ten. Laatst zag ik een plaatje van zo'n troep je gelukszoekers in de krant. Er stonden zes mensen op, die met scheppen de bodem van een beekje be werkten. Ze hadden ook een soort wasbek ken bij zich, waar schijnlijk een goudpan netje. Onder de foto stond: „Vissen naar schatten". II, toen op tournee in Austalië, in de Australische hoofdstad Canberra de vlaggewet met haar handtekening. De stroming van de modernisering zette in Caracas het eerst door op El Sïlencio, een van de oude pleinen in het centrum. De galerijen herinneren nog aan de Spaans-koloniale tijd. BEZIET men de Australische vlag, dan ziet men in de lin kerbovenhoek een kleine Union Jack (Britse vlag). Dit is een symbool van Austalië's lidmaatschap van het Britse Gemenebest van Volken, als mede van zijn verbondenheid met de Britse Kroon. Onder de Union Jack bevindt zich een grote zevenpuntige ster. Elk der punten duidt een der zes Australische Staten Victoria, Nieuw-Zuid-Wales, Tasmanië, West-Australië, Zuid-Austalië en Queensland aan, terwijl de zevende punt de Territoria het Noordelijke Territorium en het Hoofdstedelijk Terri torium (dus het gebied van de bondshoofdstad Canberra) aanduidt. Aanvankelijk, van 1902 tot 1908, telde de Staten- ster slechts zes punten, maar in 1908 vond de regering, dat de Territoria eveneens een ster toekwam. Rechts van de Statenster ziet men vijf ster ren, die samen het Zuider kruis vormen. De sterrekun- digen noemen die sterren Alfa, Bèta, Gamma, Delta en Epsi lon, dus naar de eerste vijf letters van het Griekse alfabet. Men ziet, als men de vlag be kijkt, dat vier der sterren ze ven punten hebben, terwijl de kleinste, de Epsilon, er slechts vijf heeft. Men koos indertijd dit Zuiderkruis als embleem om Australië's ligging op het zuidelijke halfrond te symboli seren. Doch tevens was op die keuze van invloed de herinne ring aan een goudzoekersop stand uit 1854, het Eureka- oproer in Ballarat in de staat Victoria. EEN EEUW geleden kwamen uit alle landen der aarde avon tuurlijke mannen naar Austra lië om er goud te zoeken. De „goudkoorts" woedde er hevig. Tal van goudzoekers ergerden zich over het optreden van sommige ambtenaren en offi cieren. Herhaaldelijk was het reeds tot kleine botsingen ge komen, maar in 1854 barstte de bom pas goed. Lalor, een goudzoeker met politiek in stinct, nam de leiding van de opstand in handen. De sol daten maakten spoedig een einde aan de vechtpartijen. Lalor zelf werd ernstig ge- Australische goudzoekers („diggers") - rauwe, harde vrijheids lievende mannen - kwamen in 1854 in opstand tegen een harde, onredelijke overheid en vochten onder een vlag met het Zuiderkruis. Primitief was het leven op de Australische goudvelden zeker, maar de democratie werd er na de Eureka-opstand geboren. De foto stelt voor het redactiebureau van een der eerste „vrije" kranten in het Vijfde Werelddeel. RUIM EEN halve eeuw van 1901 tot 1954 heeft Australië een nationale vlag gehad, die niet wettelijk was goedgekeurd. Hoe is dit te ver klaren? Op 1 januari 1901 ver enigden de toenmalige kolo niën van Engeland in Austra lië met uitzondering van Nieuw-Zeeland zich tot een onafhankelijke, federatieve staat, die zich noemde het Ge menebest van Australië. Uiter aard was een der eerste vra gen, die aan de orde kwamen: Welke vlag moet de nieuwe federatie voeren? Men besloot om een prijsvraag uit te schrij ven. Het hele volk leefde mee, hetgeen blijkt uit het over stelpend grote aantal ontwer pen, dat de keuringscommis sie bereikte: ruim dertigdui zend. De keuze was heel moei lijk, maar na rijp beraad be sloot de jury om aan vijf in zenders samen de eerste prijs toe te kennen. De regering stelde de vlag vast, het Austra lische parlement bemoeide zich niet met de zaak. Wettelijke goedkeuring bleef uit. De ko ninklijke goedkeuring echter niet. In 1902 verklaarde Ed ward VII, koning van Enge land en van Australië, dat hij akkoord ging met de nieuw- ontworpen Australische vlag. Ruim vijftig jaar bleef deze „halve toestand" bestaan. Ja, bij wijze van scherts is wel eens gezegd, dat Australië een halve eeuw lang „onwettig" zou hebben gevlagd. Hoe dit zij, in 1953 aanvaardde het Australische Parlement de Vlaggewet. Een jaar later be krachtigde koningin Elisabeth

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 13