HALLDOR LAXNESS
Belgische scholen
Geleerden willen gij
;antisch gat graven
DE VLAG VAN AUSTRALIË
BEVAT HET SYMBOOL
VAN OPSTANDIGE GOUDZOEKERS
Huidige verhoudingen op
EEN NOBEL PANTHEON
Het Zuiderkruis
Erbij
Alle winnaars van
de Nobelprijs
voor letterkunde
vertegenwoordigd
in één reeks
Geldkoorts beheerst Venezuela
Autopista
Na de strijd
ZATERDAG 21 SEPTEMBER 1957
PAGINA DRIE
De Australische vlag: in
de linkerbovenhoek de
Union Jack, daaronder
een ster met zeven pun
ten, symboliserend de
zes staten en Territoria,
rechts de vijf sterren
van het Zuiderkruis.
wond. Toch behaalden hij en
zijn goudzoekers zij het dan
niet op het slagveld de
overwinning. De bloedige ge
beurtenissen bij Ballarat luid
den namelijk het begin in van
een nieuwe periode in Austra-
lië's vaderlandse geschiedenis.
Tot 1854 waren de rijke scha-
penboeren „schapenbaron
nen" zou men hen beter kun
nen noemen toonaangevend
geweest wat de binnenlandse
politieke verhoudingen betreft.
Na de Eureka-opstand werd
dit anders. De koloniale over
heid zag in, dat er nieuwe
wegen gezocht moesten wor
den. Onder de druk der on
tevreden goudzoekers effende
zij het pad naar een parlemen
tair-democratische bestuurs
vorm. Victoria was de eerste
staat (toen nog kolonie), waar
de nieuwe idee haar beslag
kreeg. De andere koloniën
volgden.
WAT HEBBEN deze ge
beurtenissen nu te maken met
de Australische vlag? Die
vraag laat zich gemakkelijk
beantwoorden. De goudzoekers
van Ballarat kozen tijdens de
opstand van 1854 als vlag een
blauw veld met het Zuider
kruis als embleem. En dit
heeft de Australische vlag ook.
Zeker wisten slechts weinig
goudzoekers, dat het Zuider
kruis weliswaar pas in 1697
officieel werd ontdekt door de
astronoom Royer, doch dat
Dante er reeds melding van
maakte. Deze beroemde Ita-
HET TIJDSTIP, waarop de Belgische
uitgeverij „Heideland" met haar groot
scheeps „Pantheon der Winnaars van de
Nobelprijs voor Litteratuur" voor het eerst
in het openbaar trad, was symbolisch ge
kozen. Daags na de herdenking van de
zestigste sterfdag van Alfred Nobel (1956)
kon tijdens een in het Belgische Pershuis
belegde persconferentie, die werd opge
luisterd door de aanwezigheid van ambas
sadeurs en culturele attaché's, schrijvers
en professoren, het verschijnen van het
eerste deel (Sigrid Undset) worden aange
kondigd. Mocht men tot op dat ogenblik
zeggen dat het een eerbiedwekkende on
derneming was, waarvoor „Heideland"
zich had ingezet, nü, na het verschijnen
van het tweede - eveneens aan Sigrid
Undset - en het derde, aan Halldór Laxness
gewijde deel, kan men niet anders van oor
deel zijn, dan dat deze monumentale uit
gave, opgezet in veertig delen die repre
sentatief zullen zijn voor het oeuvre van
vijftig bekroonden, een gebeurtenis is in
de wereld van het boek: een historische
daad.
WANT HET IS van vérstrekkende be
tekenis, dat het werk van schrijvers en
dichters, die te beginnen met Sully Prud-
homme de hoogste letterkundige onder
scheiding ten deel viel, nu in het Neder
lands toegankelijk zullen zijn voor de tal
lozen, die de vreemde talen niet of on
voldoende beheersen om door te dringen
tot de essentie van het schoonste en edel
ste, dat deze prominenten de wereld te
bieden hadden. Door een publikatie als
deze worden immers de grenzen van lan
den en talen, van culturele en nationale
sferen, te niet gedaan, wordt men, in de
geest van Nobel, werk na werk geconfron
teerd met het onweerlegbare feit, dat een
politiek en economisch jammerlijk ver
deelde mensheid in haar hoogste uitingen
één is. Mauriac naast Boenin, Shaw naast
Tagore, Mommsen naast Churchill, Mae
terlinck naast Thomas Mann, Yeats naast
Carducci, Hesse naast Pearl Buck dat
is wereldgeest, universele adel, gemeen
schap van de scheppende mens. Neder
landers en Vlamingen ontbreken tot dus
ver in dit internationale meesterconcert.
Wat er van ons kleine taalgebied tot de
buitenlandse litteratuur doordringt is mi
niem, in vertaling veelal niet van het bes
te en voor zover het feitelijke gegevens
omtrent onze letteren betreft niet zelden
van een potsierlijke onvolledigheid en van
een onbetrouwbaarheid die, was ze niet
zo ergerlijk, lachwekkend zou zijn. Zo
wist het eerste deel van de (gelukkig ver
ouderde) „Weltliteratur der Gegenwart"
te vermelden, dat Couperus een gerouti
neerde veelschrijver, Van Schendel de
auteur van „Schuim en As" zou zijn, dat
Van Deyssel „ook een dichter" en Roel
Houwink een van de belangrijkste per
soonlijkheden van de jongere dichtergene
ratie was. En wat biedt een overzicht van
de Nederlands-Vlaamse letterkunde in het
„Kleines Literarisches Lexikon" van 1953?
Ziehier de oogst: Cats, Hooft, Vondel,
Verwey, Leopold, Boutens, Van Schendel,
Timmermans. Op mijn woord, het staat
er zo. Neen, aan een Nobelprijs is onze
litteratuur, we mogen een Teirlinck en
een Vestdijk rijk zijn, nog in geen jaren
en jaren toe, vrees ik. Maar we zijn niet
rancuneus, we halen de buitenlandse be
kroonden met graagte binnen en bouwen
hun, dankzij de voortvarendheid van een
ambitieuze Belgische uitgever, een Pan
theon, waarvan elk fraai gebonden deel
in vijfhonderd bladzijden druks met in
leiding, illustraties en tekstvertaling een
hulde brengt aan een van de uitverkoren
groten der Europese geestesgemeenschap.
HET DERDE DEEL, ingeleid door dr.
Peter Hallberg en vertaald door mevrouw
Greta Baars-Jelgersma en N. G. Visser,
is zoals ik zei aan de voorlaatste
Nobelprijswinnaar Laxness gewijd en om
vat de trilogie „IJslands Klok" uit de
jaren 1943-1946, de voor IJsland histo
rische tijd dus dat het een onafhankelijke
republiek werd. Hoe symbolisch deze èn
geschiedkundige èn actuele roman werd
gecomponeerd op het thema der nationale
heldensagen, er waaien rond dit drieluik-
in-proza geen traditioneel trilogische win
den, die men met de Scandinavische litte
ratuur is gaan associëren. De natuurlyriek
ontbreekt in het werk van Laxness aller
minst, ze is er zelfs een wezenlijk be
standdeel van. Maar Laxness is een door
en door moderne, antithetische, strijd
vaardige, eigenzinnige geest, wiens kwali
teiten niet tot één noemer te herleiden
zijn. Hij is realist, maar met een zeer
eigen romantische inslag. Hij heeft ette
lijke bladzijden geschreven van grootse
epische allure, bladzijden ook van exta
tische lyriek, van felle satire, van be
toverende natuurmystiek, van scherp-
critiserende, sociale pathetiek, van een
zeer oorspronkelijk associatief surrealis
me zelfs bladzijden, waarin de helden
sage tot actuele werkelijkheid wordt en
bladzijden, waarin de moderne problema
tiek zich vermengd met de oerkracht van
een levend verleden. Een tijd lang, in zijn
jeugdjaren, was hij een haast fanatiek
convertiet, later een vurig links-geöriën-
teerd socialist en in alle stadia van zijn
woelig geestesleven een bezield nationa
list, die zijn IJslandse vaderland wilde
helpen ontwaken, wilde moderniseren en
„socialiseren". Hij moest om zijn IJsland
te ontdekken Europa en Amerika berei
zen. En omgekeerd: om de Europese geest
met al zijn calamiteiten te benaderen
terugkeren tot IJsland, tot het nationale
verleden, tot het verborgenste van de
volksaard. En zo werd zijn hart een smelt
kroes van velerlei: van natuur en cultuur,
het bovenzinnelijke en het aardse, tra
ditie en actualiteit, dichterschap en poli
tiek, idealisme en realisme, militante in
telligentie en tedere gevoeligheid. Wat
daaruit voortkwam als creatieve kracht,
die alle tegenstellingen bundelt en zin
geeft, is zijn „medelijden met de weerloze
mens" niet in de betekenis van sociale
deernis met de „verworpenen dezer aar
de" alleen, maar in een andere, ruimere:
in die van een mededogen met de mens in
zijn tragische situatie van machteloze on
volmaaktheid en prometheïsche wil tot
vervolmaking. Waar in Laxness' werk
zich dit levensgevoel toespitst, nadert hij
tot de grootsheid van de klassieke nood
lotstragedie.
Laxness is in Nederland alleen door zijn
tweedelige, in vertaling verschenen roman
„Salka Valka" bekend. Hier, in dit Pan-
theondeel, in „IJslands Klok" van tien
jaar later, blijkt hij in die tussenliggende
tijd een beslissende groei te hebben door
gemaakt, te hebben doorworsteld. Zijn
stijl, in vroeger werk niet geheel en al
vrij van een zekere retorische sentimen
taliteit, versoberde, verstrakte en verhel
derde tot een vaak onmiskenbare groots
heid en schoonheid. En deze laatste, de
schoonheid, is hem, de dichter, meer dan
alle tegenstellingen van zijn zoekende
geest: ze is hem, als het erop aankomt,
het hoogste.
Binnenkort zullen nu wel de volgende
delen van het „eerste Pantheonjaar" het
licht zien: werk van Mommsen, Roger
Martin du Gard, Boenin en Sinclair Le
wis bevattende. Het is maar te hopen, dat
Nederland in daadwerkelijke belangstel
ling niet achterblijft bij zijn actieve zui
derburen.
C. J. E. Dinaux
(Van onze correspondent in Brussel)
OP 1 SEPTEMBER zijn de meeste scho
len in België weer begonnen. Hoewel nog
geen nauwkeurige cijfers over de school
bevolking bekend zijin, melden zowel de
openbare als de christelijke scholen (dat
wil zeggen katholieke) grote toeneming
van het leerlingenaantal. Gelijk bekend is
de verhouding tussen openbaar en bijzon
der onderwijs in België geheel anders dan
in Nederland. De financiële gelijkstelling,
welke men in Nederland kent, bestaat niet
in België, waar het openbaar onderwijs in
een financieel veel gunstiger positie ver
keert. Ondanks de grote stoffelijke voor
delen, die de staats- en gemeentescholen
bieden, is het aantal leerlingen van de
christelijke scholen aanzienlijk toegeno
men. Verleden jaar bezocht meer dan een
miljoen kinderen katholieke scholen. De
voorlopige cijfers tonen aan, dat dit aantal
nu nog zal worden overtroffen. Alleen de
christelijke middelbare scholen tonen reeds
een toeneming met tien percent, waardoor
de schoolbevolking van deze categorie de
honderdduizend passeert. Het ministerie
van Onderwijs publiceerde cijfers van de
onlangs opgerichte openbare scholen. De
tien in 1957 opgerichte middelbare scholen
hebben tezamen 564 leerlingen, hetgeen
zeker geen overdreven succes is, als men
bedenkt, dat alleen in Brussel het aantal
leerlingen van de katholieke middelbare
scholen reeds met 281 toenam. De toene
ming van het aantal leerlingen van het
openbaar middelbaar onderwijs in het hele
land bedraagt, volgens een mededeling van
het ministerie van Onderwijs, 4212 leerlin
gen. Een voorlopige telling van de leerlin
gen van het katholiek middelbaar onder
wijs geeft een toeneming met 6096. Voor
een leerling van een openbare middelbare
school betaalt de overheid per jaar 25.000
frank. Tijdens de C.V.P.-regering verleen
de de staat aan het bijzonder middelbaar
onderwijs een subsidie van 7200 frank per
leerling. De socialistische minister van On
derwijs bracht die subsidie terug tot 3000
frank per jaar en per leerling.
GELEERDEN van naam spelen met het
idee een gat in de grond te graven van
acht tot zestien kilometer diep. Het idee is
vervat in een resolutie, die ter tafel is ge
bracht op de conferentie van de interna
tionale unie voor landmeetkunde en geo-
fisica in Toronto. Als het plan ooit tot uit
voering komt, zou het gat waarschijnlijk
geboord worden op een eiland in de Grote
Oceaan, waar de aardkorst het dunst is.
Daar zou de mens dan voor het eerst in
contact komen met de stof in de onder de
aardkorst liggende „mantel". Prof. J. T.
Wilson uit Toronto, vice-president van ge
noemde organisatie, zei dat de boortech
niek afgekeken zou worden van die welke
wordt toegepast door oliemaatschappijen.
De diepste gaten, die tot dusverre in de
aarde geboord zijn, dienen voor olieputten
en sommige er van gaan ruim zes kilometer
diep. Wilson zei, dat het gat, waarvan het
maken ten minste twee miljoen dollar zou
kosten, aan de bovenzijde niet meer dan
twee voet breed zou zijn. Hij vergeleek dit
idee met andere plannen in de geschiede
nis van genoemde organisatie, welke de
weg gebaand hebben tot belangrijke we
tenschappelijke vorderingen. Onder andere
noemde hij als voorbeeld het in 1936 in
Edinburgh genomen besluit de bovenlaag
der atmosfeer te bestuderen met behulp
van meteorologische ballonnen, hetgeen
thans de standaardwerkwijze geworden is.
Het aardsatelliet-program van nu is voor
het eerst geopperd in een resolutie in
Rome op de bijeenkomst van de unie in
1954.
re afkopen van bekeuringen is vrijwel
uit de mode.
WIE IN CARACAS rondwandelt, ver
baast zich steeds weer over de enorme
stromen auto's. Dat komt doordat letterlijk
iedereen een auto heeft zelfs als hij in een
hutje van benzineblikken woont en dat
ondanks de hoge prijs van nieuwe auto's.
Tweedehands wagens daarentegen vinden
bijna geen aftrek, ook al zijn ze nauwelijks
een jaar oud. Gemakzucht en de groeiende
afstanden in de Venezolaanse hoofdstad
hebben natuurlijk ook iets met al die
auto's te maken. Want nog in 1938 woon
den hier nauwelijks een paar honderddui
zend mensen, nu zijn het er meer dan een
miljoen! De stad schuift dan ook als de
poten van een reuzenspin tegen de omrin
gende heuvels op en het markante Spaanse
koloniale karakter: huizen met rode pan
nendaken en tralies voor de ramen, ver
dwijnt steeds meer.
Alles moet modern zijn, liefst moder
nistisch. Dat geldt voor de elegante kubis
tische scheppingen in San Bernardino, de
wijk voor de nieuwe rijken en ook voor
de pas voltooide arbeiderswoningen in
Ciudad Tablitas, aan de buitenkant. De
nieuwe metropool wordt vooral gemo-
deleerd uit beton, staal en glas. Toch is er
in de prijzen van al deze huizen nogal
schommeling. Zo kost een nieuwe woning
in de super-de-luxe klasse wel duizend
bolivares (rond twaalfhonderdvijftig gul
den) per maand. Zo'n huis heeft vijf a
zes kamers. Maar het kan goedkoper voor
wie het geluk heeft een met regerings
steun gebouwde geriefelijke drie-kamer
flat te bemachtigen. Die kan honderdveer
tig bolivares en zelfs minder kosten. Deze
flats liggen in solide huizenblokken die
plaats bieden aan duizenden gezinnen en
ze hebben hun eigen scholen, winkels en
dergelijke. Ze zijn in de plaats gekomen
van de oude „adobe" (is klei) huisjes die
tot voor kort de stad wel schilderachtig,
Een huis „op poten" - met een open
S vierde verdieping als recreatieruimte
- behoort tot de laatste noviteiten op
het gebied van goedkope volkshuis-
vesting in de Venezolaanse
hoofdstad.
maar doorgaans niet bijzonder hygiënisch
maakten. Die nieuwe huizen zijn dus fei
telijk goedkoop, evenals benzine, busritjes,
bananen en. Amerikaanse dollars. De
laatste door de hoge waarde van de boli
var, die volledig door goud gedekt wordt.
En dat komt weer door de olie, al zult u
daarvoor naar het Meer van Maracaïbo
of naar het oosten moeten gaan. In Cara
cas zijn de hoofdkantoren en de ministe
ries, waar men uitbroedt hoe het kapitaal
van de oliewelvaart in de toekomst het
beste bewaard kan blijven: in de voedsel-
produktie, in het mijnwezen en in grote
openbare werken. Er komt nu een aaneen
sluitend spoorwegnet. En er komen steeds
meer en betere autowegen.
TOT DIE laatsten hoort de fameuze
„Autopista", een geleidelijk hellende sne!-
verkeersweg, die van ruim achthonderd
meter hoogte Caracas met de zee verbindt.
Tot in 1954 was de reis van de haven La
Guaira daarheen een hachelijke expeditie.
In de oude autoweg zaten niet minder dan
driehonderdnegentig bochten, waarvan ve
len haarscherp waren en alleen met enig
geluk kon de tocht in een uur volbracht
worden. Over de autopista duurt het nu
een kwartier. Daartoe zijn grote bruggen
gebouwd en twee tunnels. De langste is
twee kilometer.
Intussen is er alweer een nieuw plan:
door een van de bergen rond de hoofdstad
wil men een tunnel van acht kilometer
lengte naar het strand maken. Onwaar
schijnlijk, fantastisch, of hoe men het ook
noemen wil, maar zeker niet onmogelijk
voor wie Caracas heeft zien groeien en
veranderen als een rups uit zijn cocon.
Hans Ykema
ipiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
AANGETROKKEN door de talloze ver
halen over gemakkelijk gevonden rijk
dommen proberen toeristen hun geluk in
de Gran Sabana (een enorme, vrijwel niet
bevolkte vlakte in het oosten). Hier is
een van de weinige plaatsen ter wereld
waar alluviale diamanten en goud samen
worden gevonden. Voor de meesten is deze
jacht op schatten een liefhebberij, maar er
komen ook heel wat avonturiers op af, die
met de grote stroom immigranten uit Euro
pa meedrijven. Het moet gezegd worden,
dat in deze categorie ook juist de harde
werkers voorkomen. De mensen, die de
kwijnende voedselproduktie al flink in de
goede richting hielpen stuwen en die een
belangrijk aandeel in de gedaanteverwis
seling van de hoofdstad Caracas hebben.
Want wie hier enkele jaren geleden voor
het laatst was herkent de stad nog nau
welijks. Het mag hem dan een troost zijn
dat het zelfs insiders zo vergaat.
Een vooraanstaande zakenman vertelde
ons, dat hij kort geleden een paar maanden
naar zijn Europese vaderland was geweest.
Na zijn terugkomst in Caracas wilde hij
gaan dineren in een bekend restaurant.
Maar hoe hij ook zocht, hij kon het niet
terugvinden. Dat bleek naderhand trou
wens geen wonder, want tijdens zijn af
wezigheid was de nauwe straat, waar de
eetgelegenheid lag in zijn geheel gesloopt
en ze had plaats gemaakt voor een nieuwe
boulevard. Die boulevards zijn typerend
voor het nieuwe Caracas en ook voor het
tempo van deze tijd. Natuurlijk zijn er in
de resterende nauwe straten nog steeds
verkeersopstoppingen, vooral tijdens de
spitsuren, al behoren de daarmee gepaard
gaande oorverdovende claxonconcerten
sinds kort tot het verleden. Maar op de
boulevards gaat alles in snel tempo: ruim
baan en wie te langzaam rijdt kan zelfs
een bonnetje krijgen. Marchanderen met
de politie helpt daarbij tegenwoordig ook
al weinig meer en het vroeger zo populai-
liaanse dichter schreef zelfs
aan de vier grootste Zuider-
kruissterren dus aan de
Alfa, de Bèta, de Gamma en
de Delta de deugden toe
van rechtvaardigheid, voor
zichtigheid, matigheid en
standvastigheid. Wel wisten de
goudzoekers, dat het Zuider
kruis het helderste en ken
merkendste sterrenbeeld is
van het zuidelijk halfrond. Dit
was trouwens ook een der
redenen, waarom in 1901 het
Zuiderkruis een plaats kreeg
op de Australische vlag.
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllli
SINDS Venezuela Zuid-
Amerika's olieland num
mer één werd ruim
vijfendertig jaar gele
den zijn de prijzen
voor mensen-arbeid ge
leidelijk steeds gepe
perder geworden. Een
duur land met hoge lo
nen. Toch vinden veel
mensen, dat ze de for
tuin best een handje
kunnen helpen en zo
mogelijk trekken ze
daarom op een paar
vrije dagen de rimboe
in, op zoek naar schat
ten. Laatst zag ik een
plaatje van zo'n troep
je gelukszoekers in de
krant. Er stonden zes
mensen op, die met
scheppen de bodem
van een beekje be
werkten. Ze hadden
ook een soort wasbek
ken bij zich, waar
schijnlijk een goudpan
netje. Onder de foto
stond: „Vissen naar
schatten".
II, toen op tournee in Austalië,
in de Australische hoofdstad
Canberra de vlaggewet met
haar handtekening.
De stroming van de modernisering
zette in Caracas het eerst door op El
Sïlencio, een van de oude pleinen in
het centrum. De galerijen herinneren
nog aan de Spaans-koloniale tijd.
BEZIET men de Australische
vlag, dan ziet men in de lin
kerbovenhoek een kleine
Union Jack (Britse vlag). Dit
is een symbool van Austalië's
lidmaatschap van het Britse
Gemenebest van Volken, als
mede van zijn verbondenheid
met de Britse Kroon. Onder de
Union Jack bevindt zich een
grote zevenpuntige ster. Elk
der punten duidt een der zes
Australische Staten Victoria,
Nieuw-Zuid-Wales, Tasmanië,
West-Australië, Zuid-Austalië
en Queensland aan, terwijl
de zevende punt de Territoria
het Noordelijke Territorium
en het Hoofdstedelijk Terri
torium (dus het gebied van de
bondshoofdstad Canberra)
aanduidt. Aanvankelijk, van
1902 tot 1908, telde de Staten-
ster slechts zes punten, maar
in 1908 vond de regering, dat
de Territoria eveneens een
ster toekwam. Rechts van de
Statenster ziet men vijf ster
ren, die samen het Zuider
kruis vormen. De sterrekun-
digen noemen die sterren Alfa,
Bèta, Gamma, Delta en Epsi
lon, dus naar de eerste vijf
letters van het Griekse alfabet.
Men ziet, als men de vlag be
kijkt, dat vier der sterren ze
ven punten hebben, terwijl de
kleinste, de Epsilon, er slechts
vijf heeft. Men koos indertijd
dit Zuiderkruis als embleem
om Australië's ligging op het
zuidelijke halfrond te symboli
seren. Doch tevens was op die
keuze van invloed de herinne
ring aan een goudzoekersop
stand uit 1854, het Eureka-
oproer in Ballarat in de staat
Victoria.
EEN EEUW geleden kwamen
uit alle landen der aarde avon
tuurlijke mannen naar Austra
lië om er goud te zoeken. De
„goudkoorts" woedde er hevig.
Tal van goudzoekers ergerden
zich over het optreden van
sommige ambtenaren en offi
cieren. Herhaaldelijk was het
reeds tot kleine botsingen ge
komen, maar in 1854 barstte
de bom pas goed. Lalor, een
goudzoeker met politiek in
stinct, nam de leiding van de
opstand in handen. De sol
daten maakten spoedig een
einde aan de vechtpartijen.
Lalor zelf werd ernstig ge-
Australische goudzoekers („diggers") - rauwe, harde vrijheids
lievende mannen - kwamen in 1854 in opstand tegen een harde,
onredelijke overheid en vochten onder een vlag met
het Zuiderkruis.
Primitief was het leven op de Australische goudvelden zeker,
maar de democratie werd er na de Eureka-opstand geboren.
De foto stelt voor het redactiebureau van een der eerste „vrije"
kranten in het Vijfde Werelddeel.
RUIM EEN halve eeuw
van 1901 tot 1954 heeft
Australië een nationale vlag
gehad, die niet wettelijk was
goedgekeurd. Hoe is dit te ver
klaren? Op 1 januari 1901 ver
enigden de toenmalige kolo
niën van Engeland in Austra
lië met uitzondering van
Nieuw-Zeeland zich tot een
onafhankelijke, federatieve
staat, die zich noemde het Ge
menebest van Australië. Uiter
aard was een der eerste vra
gen, die aan de orde kwamen:
Welke vlag moet de nieuwe
federatie voeren? Men besloot
om een prijsvraag uit te schrij
ven. Het hele volk leefde mee,
hetgeen blijkt uit het over
stelpend grote aantal ontwer
pen, dat de keuringscommis
sie bereikte: ruim dertigdui
zend. De keuze was heel moei
lijk, maar na rijp beraad be
sloot de jury om aan vijf in
zenders samen de eerste prijs
toe te kennen. De regering
stelde de vlag vast, het Austra
lische parlement bemoeide zich
niet met de zaak. Wettelijke
goedkeuring bleef uit. De ko
ninklijke goedkeuring echter
niet. In 1902 verklaarde Ed
ward VII, koning van Enge
land en van Australië, dat hij
akkoord ging met de nieuw-
ontworpen Australische vlag.
Ruim vijftig jaar bleef deze
„halve toestand" bestaan. Ja,
bij wijze van scherts is wel
eens gezegd, dat Australië een
halve eeuw lang „onwettig"
zou hebben gevlagd. Hoe dit
zij, in 1953 aanvaardde het
Australische Parlement de
Vlaggewet. Een jaar later be
krachtigde koningin Elisabeth