SANTA FE
Aan het einde van een roemruchte spoorlijn
doezelt het Athene van Amerika
Taalproblemen
in Brussel
Een reportage door
Robert Wistrand
ZATERDAG 21 SEPTEMBER 1957
Erbij
NIEUWE BOEKEN IN ZAKFORMAAT
NIEUWE LECTUUR VOOR DE JEUGD
P A G 1 NA IJ F
HET MUSEUM BOYMANS is zuinig heid van het Internationale Kunsthisto-
met exposities en deze zijn dan ook altijd risch Congres, dat in dezelfde stad plaats
bijzonder. Toen ik een uitnodiging voor vond. De tot eind oktober te bewonderen
de tentoonstelling van werken van de collectie is uit het Nationale Museum te
schilder Bernardo Bellotto (17201780) Warschau, waar het belangrijkste deel van
Bellotto's oeuvre bewaard wordt. Deze
werd voor 1955 nooit buiten Polen ver
toond behalve dan dat de dieven van
de Gestapo na Warschau's verwoesting in
1939 er in hetzelfde jaar beslag op hadden
gelegd, nadat de staf van het museum de
verzameling had weten te redden uit het
brandende koninklijk paleis.
Een ieder, die zich voor de kunsthistorie
interesseert, dient deze collectie te gaan
zien en zal dan met wij erkennen dat met
een bezoek aan Boymans een groot hiaat
in onze wetenschap wordt gevuld. Bellot
to moge een minder groot schilder zijn
dan Guardi en ook nog achterstaan bij
Canaletto, zijn oom en leermeester, hij is
ten minste een subliem topograaf, be
schrijver van plaats of landstreek zoals
mijn woordenboek zegt. Het is zelfs zo
dat bij de wederopbouw van Warschau,
dat een prachtige stad was, Bellotto's
schilderijen en tekeningen uiterst belang
rijke gegevens verstrekken. Een groot deel
van Bellotto's oeuvre ontstond namelijk in
Polen.
snijlijnen der dakvlakken. De figuurtjes,
die landschap en stadsgezicht bevolken en
in enkele doeken daarvan de hoofdzaak
uitmaken zijn mooi opgenomen en in het
geheel, zij het minder direct meegeschil-
derd dan dat bij een Guardi het geval kon
zijn en bovendien zijn de „koppetjes" vaak
wat aan de grote kant. Waar mogelijk had
ieder figuurtje de aandacht en leeft het.
De meeste schilderijen geven een inte
ressant beeld van de vernieuwing van
Warschau in die dagen. Nieuwe paleizen
en kerken prijken naast oude huizen en
krotten. Hoewel Bellotto zich graag ook
aan architectonische fantasieën te buiten
ging en enthousiast voor de nieuwe archi
tectuur bleek, was zijn aandacht voor alles
even groot. In zijn schilderijen voltooide
hij ook wat tenslotte in werkelijkheid on
af is gebleven, maar van cerebraal con
strueren is geen sprake. Als hulpmiddel
diende hem naast zijn kennis van de per
spectief de camera obscura. Zijn perspec
tieven moet men op afstand bekijken, zo,
dat men met de blik het gehele schilderij
omvat. Van dichterbij vertekent zich het
effect.
De voorstudies in tekening vertolken
voor een deel de sfeer of werden gemaakt
met lineaal en passer terwille van een
hechte constructie der dingen, waarbij
dan, ongewild, fraaie produkten van meer
abstract grafische waarden resulteerden.
Los en levendig neergeschreven zijn de
studies naar mensen. Wel wordt hij hierin
door anderen overtroffen. Voor wie een
speciale interesse in tekeningen mocht
hebben schreef prof. Stefan Kozakiewicz
een inleiding tot dit deel van Bellotto's
oeuvre.
Bob Buys
Prisma-boeken: Een zeker waardevolle
uitgave in deze reeks van Het Spectrum
in Utrecht is „De vuurdoop van Henry
Fleming, door Stephen Crane. Het boek
verscheen in 1895 en is zoveel als een oor
logsverhaal. Een prachtig geschreven
verhaal, diep tastend in de ziel van een
jonge recruut, die voor het eerst aan de
verschrikking van de oorlog wordt bloot
gesteld. Zijn lafheid en zijn moed zijn
synoniemen voor de bijna niet beschrijf
bare emotie van de mens in nood. Die
mens rijst uit dit verhaal op als een wezen,
dat het schoonste creatuur is der schep
ping en tegelijk het meest rampzalige. Een
andere oorlogservaring is te boek gesteld
met „De man, die niet bestond", in feite
het relaas van Edward Montagne rond
een der knapste slimmigheden van de
laatste wereldoorlog: het laten aanspoelen
van een officier met oorlogsdocumenten
die de Duitsers voor waar moesten hou
den. Van een heel ander karakter dan
Crane's verhaal, Is dit boekje louter anek
dotisch maar zeker interessant. Hetzelfde
kan men zeggen van de „Sterke Verhalen"
die A. Mertens heeft bijeengebracht. Ze
verschenen reeds in het weekblad „De
Linie". De samensteller schrijft er een
vaak bewonderend commentaar bij, waar
in men hem overigens niet altijd kan bij
vallen. Bijzonder verblijd zijn met de
vertaling van Nicolaj (Sjemenowitsj)
Ljeskows „De priesters van Stargorod"
behoeft men eveneens niet. Het is een bij
zonder langademig verhaal, dat het uit
voerig in de details zoekt en als historische
kroniek nog het meest tot zijn recht komt.
Tenslotte memoreren wij de herdruk van
Anton van Duinkerkens „De mensen heb
ben hun gebreken", een levensfilosofie,
waaruit men troost kan putten en nog de
verschijning van een grappig niemendal
letje, waarvoor P. G. Woodhouse dolle
situaties verzon, te weten „Amor in het
kippenhok".
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinN
„De scharenslijper" (met een soldaat op
wacht) - pentekening van omstreeks 1765
door Bernardo Bellotto.
ontving, voelde ik ihe een beetje verlegen
over het feit dat ik van deze Venetiaan
niets wist. Ik blijk echter niet de enige te
zijn. Het belang van Bellotto werd pas
twee jaar geleden duidelijk voor een gro
tere groep van kunsthistorici en liefheb
bers toen in Venetië een tentoonstelling
van zijn werk gehouden werd ter gelegen-
DE NEDERLANDSE taal zal op de
in 1958 in Brussel te houden Wereld
tentoonstelling op de tweede plaats ko
men, dat wil zeggen: na het Frans,
maar voor de andere talen. Deze be
slissing van het commissariaat-generaal
zal geen verbazing verwekken, want
vrijwel alle leidinggevende juncties zijn
in handen van Franssprekenden. Her
haalde protesten van Vlaamse organisa
ties hebben hierin geen noemenswaar
dige verandering weten te brengen.
Nog dezer dagen heeft het Vlaams
jeugdcomité voor de Wereldtentoonstel
ling een memorandum aan het commis
sariaat-generaal overhandigd, waarin
wordt geprotesteerd tegen deze bevoor
rechting van de Franssprekenden. Wel
iswaar zo werd betoogd zullen
talrijke buitenlanders een bezoek aan
de Wereldtentoonstelling brengen, maar
tachtig procent der bezoekers zal toch
Belgen zijn en aangezien vijfachtste van
de bevolking van België alleen of bij
voorkeur Nederlands spreekt zou het
voor de hand liggen, dat de Nederland
se taal op de eerste plaats kwam en de
leidinggevende functies op het commis
sariaat-generaal ongeveer overeenkom
stig de taalverhoudingen waren ver
deeld. Wat de buitenlanders betreft zul
len er ook wel meer Nederlanders dan
Fransen naar Brussel trekken, zeker na
de laatste monetaire maatregelen in
Frankrijk. En voor de overige buiten
landers is het hetzelfde of het Frans
dan wel het Nederlands bovenaan staat,
zeker voor de Amerikanen.
Zal er voor de aanvang van de ten
toonstelling nog verandering in komen?
Er is niets dat daarop wijst. Voor het
welslagen van de tentoonstelling is het
intussen niet te hopen, dat het tentoon
stellingsterrein gevechtsterrein wordt
voor de taalstrijd. Intussen hoort men
in Vlaamse jeugdgroepen al, „dat de
Vlaamse jeugd ter plaatse de zaak wel
in regel zal brengen'\ Op welke wijze
wordt er niet bij gezegd, maar waar-
schijnlijk zouden er potten verf aan te
1 pas komen. Dat is in Vlaanderen al
1 meer gebeurd.
NIET LANG nadat Antonio Canale, bij
genaamd Canaletto, naar Engeland ver
trok, heeft ook zijn neef met vrouw en
kind Venetië verlaten. Hij is niet meer
naar Italië teruggekeerd. Het gezin arri
veerde in 1747 in Dresden, waar toen
keurvorst Frederik Augustus II van Sak
sen, ook koning van Polen als Frederik
Augustus III, resideerde. Dresden was in
die tijd een belangrijk kunstcentrum,
waar veel buitenlandse artiesten, waar
onder vooral Italianen, werkzaam waren.
In 1748 werd Bellotto „schilder des Ko-
nings". Hii voegde toen de woorden „de
Canaletto" aan zijn naam toe om blijk te
geven van zijn verwantschap met zijn
grote oom en werd sinds de achttiende
eeuw in Polen ook Canaletto genoemd.
Omstreeks 1759 trok hij naar Wenen, toen
de Keurvorst zich na de zevenjarige oor
log in Polen had teruggetrokken. Via
München kwam hij in 1762 weer in Dres
den terug. De dood van Augustus III
dwong hem om te zien naar andere moge
lijkheden om zich te handhaven op het fi
nanciële niveau, dat hij gewend was en hij
besloot naar Rusland te gaan. Onderweg
echter deed hij Warschau aan en werd
door koning Stanislas, die in 1764 de troon
bestegen had, bewogen voor deze te gaan
werken. Blijkbaar tot beider tevredenheid
want Bellotto is tot het eind van zijn le
ven voor deze vorst werkzaam geweest
Met Stanislas was namelijk voor Polen een
cultureel belangrijke tijd aangebroken. Dit
zijn in het kort de historische gegevens die
men kan vinden in de inleiding tot de ca
talogus van prof. dr. Stanislaw Lorentz.
directeur van het Nationaal Museum, een
inleiding die voor kunsthistorici en stu
denten in de kunstgeschiedenis zeker van
belang ook is.
DEZE COLLECTIE lijkt me overigens
voor ieder die weet te kijken een verruk-1'
king. Het is zelfs zo, dat de door Lorentz
genoemde „afwezigheid af en toe, of on
volkomenheid, van de luchtperspectief"
(dat is het vervagen der vormen naarmate
ze verder van ons afstaan) door mij eigen
lijk niet eens als een artistiek tekort is op
gemerkt. Want deze nauwkeurige schilde
rijen zijn waarlijke kunstwerken toch, die
over hun tijd van ontstaan heen en bo
ven de wat wij noemen fotografisch juiste
weergeving uitreiken. Het is zelfs of men
landschap en stadsgezicht wat betreft at
mosfeer herkent. Misschien ten dele om
dat men nooit in Warschau was. Want
Bellotto geeft stad en landschap altijd
weer onder zonlicht of met de sterk voel
bare aanwezigheid van de zon. Hoe dan
ook maakt dit werk een authentieke in
druk. Bovendien is het dan zo dat de
meeste betrekkelijk grote schilderijen af
stand verlangen, waarmee de ook op de
achtergrond gedetailleerd geschilderde za
ken toch enigszins lijken te vervagen. Be
wonderenswaardig is de eenheid steeds
bewaard gebleven bij de vergaande detail
lering van het vele wat op Bellotto's doe
ken voorkomt. Dat vele noodt tot een be
kijken van dichterbij. Dan blijkt de de
taillering, hoe nauwkeurig ook, nooit pijn
lijk. Een vierkante decimeter kan een
kostelijk schilderijtje zijn. Slechts even
bespeurt men een moment van verveling
waar dakpannen in een ongebroken vlak
geschilderd werden. Levendig zijn dan
weer de partijen van de daken rond de
Studie voor Bellotto's ets met de voorstel
ling van de balletpantomime „De edel
moedige Turk" (op 26 april 1758 in het
hoftheater te Wenen uitgevoerd). Men ziet
in het midden Oman Pasja, links zijn min
nares (of zusteren rechts de knielende
gelieven Emïlie en Valère.
Twee meisjesboeken. Bij de uitgeverij
„De Sleutel" te Haarlem verscheen in de
Klaroenreeks „Tjoep Kroon" van Marian
ne Jurgens. Het is een vrolijk relaas over
de belevenissen- van Tjoep en haar
vriendinnen, wanneer die samen met hun
broers en een vriend, allemaal onder de
hoede van de trouwe Elza, een kampeer-
trektocht naar Frankrijk maken, met als
vervoermiddel een klein gammel autootje
met aanhangwagen. Grote, spaimende
avonturen zijn hun deel platzak in een
vreemd land moeten zij geld verdienen
als livreiknecht of zelfs als straatmuzikant.
Het boek is onderhoudend geschreven.
Voor bakvissen. Van dezelfde uitgeverij is
DE VERENIGDE Staten zijn mo
dern en technisch bij uitstek,
maar men vindt er hier en daar
resten van een beschaving, die
dateert uit de dagen toen trotse
hidalgo's en stoutmoedige, har
de conquistadores de beide
Amerika's onder het gezag van
de Spaanse kroon brachten.
Bloedig waren vele der tochten,
die zij ondernamen. De geschie
denis van de verovering van
Amerika door de Spanjaarden
bevat menige donkere blad
zijde. Misschien is dit wel de
oorzaak, dat men in West-Euro
pa geneigd is het beschavings
werk der Spanjaarden te onder
schatten. Vooral de missionaris
sen verwierven zich echter grote
culturele verdiensten. Menig
maal was het zo, dat het Kruis de
wonden heelde, die het Spaan
se zwaard sloeg. Wil meri iets
van die oude Spaanse cultuur
leren kennen, dan kan men
niets beter doen dan een be
zoek te brengen aan Santa Fe,
de hoofdstad van Nieuw-Mexico,
gelegen aan het eindpunt van
het beroemde Santa-Fe-spcor en
tevens het oudste bestuurscen
trum der Verenigde Staten.
Bij de foto's
Dergelijke overblijfselen van dorpen
als op de foto hierboven zijn in de om
geving van Santa Fe te vinden. De
dorpen worden gebouwd door de
Pueblo Indianen, sommige zijn nog ge
deeltelijk bewoond door nazaten van
deze stam. Daaronder nog een voor
beeld van oude en nieuwe stijl in San
ta Fe: lang geleden was de weg, waar
langs nu auto's geparkeerd staan, een
pad waarop Indianen liepen.
llllllllllliillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllillllililllllilllllllillllliillllilllllllllllllllllllllilllllllllllllllilil'
ook: „Ankie's tweelingzusje" van Mimi
van den Heuvel. Het is erg leuk een zusje
te hebben, dat even oud is ais jezelf en
waarmee je van alles samen kunt doen:
jaartallen leren, naar school gaan en pret
maken. Maar Ankie vindt het moeilijk,
want haar zusje plaagt, als ze er even de
kans voor ziet. Ankie is namelijk alleen
maar een pleegzusje en omdat de mensen
van haar veel meer houden, is Ilse ver
schrikkelijk jaloers. Daarom droomt Ankie
er nog steeds van haar eigen vader en
moeder terug te vinden, doch heeft onder
tussen nog tijd om jacht op aapjes te ma
ken en op school de boel op stelten te zet
ten. Leeftijd 1215 jaar.
IK HAD natuurlijk kunnen vliegen naar die oude Spaanse stad. En mijn vrienden
in New York lachten me uit toen ik zei, dat ik de „Weg van 1822 tot 1875" wilde
nemen, het oude Santa-Fe-spoor, dat de pioniers der vorige eeuw gebruikten, die van
het vlakke Missouri gingen naar het bergachtige zuidwesten. Zij spanden hun
ossen voor de huifkarren en trokken weg, een onbekende bestemming tegemoet.
Hard was de reis, hard en vol gevaren. Maar zij bereikten de zevenduizend voet
boven de zee gelegen Spaanse stad. En zij keken hun ogen uit. Dat deed ik ook.
Want ook nu nog hoewel er sedert 1880 een spoorlijn loopt naar Santa Fe waant
men zich in die mooie, hooggelegen stad terug in de Spaanse tijd. Oude Indiaanse
rotswoningen en pueblo's (dorpen) van modder en stro zag ik er. Ik dwaalde door
gehuchtjes, die opgehangen lijken aan de Sangre de Cristo-bergen. Ik zag versteen
de bossen. Ik wandelde langs de oude bergpaden der Indianen zoals het „Spoor van
de Eenzame Den" (Lone Pine Trail) en ik bezocht de oude kerken en zendingshuizen,
die zo'n bijzondere rol speelden in de zestiende en zeventiende eeuw. Ik zag in ge
dachten van geloofsijver blakende monniken de christelijke leer prediken aan de
roodhuiden. Ik zag hen als onderwijzers, artsen en bouwmeesters aan het werk....
eenzaam, maanden reizend van hun land, van Europa, maar
onverdroten voortgaande met hun taak. Van de kerken ging
ig naar de moderne hotels en musea en bibliotheken. Toen
ik dat alles gezien had begon ik te begrijpen, dat men Santa
Fe in de Verenigde Staten aanduidt als „Koninklijke Stad"
of „Amerikaans Athene" (Athene dan als bakermat der be
schaving) en vooral als „Kruispunt der Eeuwen".
Dit „Kruispunt der Eeuwen" doezelt in een hoog dal als een slaperige poes in de
zon. Aan drie zijden is het omgeven door hoge, waakzame bergen. Op hun toppen
ligt tot in juni sneeuw. In alle jaargetijden zijn de aarde en de hemel er kleurig en
levendig. Dit kleurige, levendige aanzicht der streek deed Don Pedro de Peralta in
de winter van 1609 op 1610 besluiten daar een stadje te bouwen. Vóór deze Spaanse
edelman waren Indiaanse hoofdlieden tot een dergelijk besluit gekomen. Althans,
Don Pedro's Santa Fe verrees op de ruïnes van een oude Indiaanse nederzetting. Nog
is van deze nederzetting een huis, gemaakt van in de zon gebakken steen, te zien.
Dit adobe-huis kan zich er op beroemen, het oudste huis in de Verenigde Staten te
zijn. Moderne luxe-auto's glijden thans door de kronkelige straten der oude stad.
Nog heden ten dage hoort men grapjes, als Amerikaanse toeristen de straten in Santa
Fe leren kennen. De burgemeester van Santa Fe antwoordde zijn critische landge
noten eens: „Ja, moppert u maar, maar u moet niet vergeten, dat deze straten al zo
lang verkeer hebben gekend, dat ze niet meer prima in orde kunnen zijn.... En u
vindt hier, wat u thuis niet vindt, traditieWaarop een echte Amerikaan uit het
Midden-Westen antwoordde: „Uitstekend, maar over een jaar of tien hebben wij
ook een heleboel traditie...." Toen ik dit verhaal hoorde, kon ik niet nalaten te
glimlachen en ik denk, dat ook de Spaanse edellieden geglimlacht zouden hebben,
als zij het hadden kunnen vernemen. Tien jaren is wat kort om traditie te kweken.
SANTA FE was steeds een levendige, vrolijke stad. De voortrekkers, die in de
vorige eeuw de lange, harde weg naar Santa Fe insloegen, zochten niet slechts nieuw
land, maar zochten ook de vrolijkheid der oude Spaanse stad. In Santa Fe dat
wisten ze was rust, was veiligheid. En daar maakten zij hun haar dan glanzend
met berenvet, trokken zij hun beste plunje aan en genoten zij van lekker eten, een
goed glas wijn, een dansje en aardige donkere ogen. Ook nu nog is de Koninklijke
Stad gesteld op feestelijkheden en plechtigheden. Op kerstavond worden grote
vuren voor de kathedraal van Sint Franciscus ontstoken. Lichtjes versieren dan de
vlakke daken der huizen. Het hoogtepunt van het jaar is evenwel het driedaagse
graanfeest (in augustus). Dan verdringen zich vrolijk uitgedoste mensen in de straten.
Zij zingen en dansen. Zij juichen als een beeld van de Oude Sombere Man opgaat
in vlammen.... en trekken vervolgens in plechtige processie naar het Kruis der
Martelaren. De Indianen uit de streek zijn ook van de partij. Zij slaan op hun trom
mels opwindende roffels. Zij zingen en dansen en bewegen zich in volle staatsiekledij
door de straten der stad. Kleurig en fleurig, feestelijk en vrolijk, plechtig en mee
slepend, dat is Santa Fe op zulke feestdagen. Steeds weer, als ik daar in de hoge
bergen kom uitrusten van de onrust van mijn redactiebureau, bekoort Santa Fe
mij meer dan welke andere Amerikaanse stad ook. Er ligt een waas van Spaans-
Indiaanse cultuur over Santa Fe, dat boeit en bekoort.
Met mij zijn er velen, die Santa Fe opzoeken om uit te rusten of voor herstel
van gezondheid. Het klimaat is er voortreffelijk. En wie er
wil studeren kan er eveneens goed terecht. Wapens, boeken,
manuscripten, gebruiksvoorwerpen en tal van andere curiosa
zijn er in het Paleis der Gouverneurs bijeengebracht. Bijna
driehonderd jaar oud is dit bouwwerk. Meer dan honderd
gouverneurs, Spaanse, Mexicaanse en Amerikaanse hebben
er gewoond en geschiedenis gemaakt en meegemaakt.
Ook het feit, dat eens een Spaanse gouverneur een duizendtal blanken in zijn paleis
heeft moeten opnemen toen de roodhuiden in opstand waren gekomen. Toen was het
Paleis der Gouverneurs een ware vesting. En de gelukkig korte geschiedenis van die
opstand alleen is reeds voldoende om in te zien, dat Santa Fe's geschiedenis bloedige
bladzijden telt. De Indiaanse cultuur in de streek van Santa Fe stond vóór de komst
der Spanjaarden op tamelijk hoog niveau. In 1923 besloot een groep burgers van
Santa Fe om aardewerk te gaan verzamelen en andere belangwekkende resten der
Indiaanse beschaving. Zo ontstond een Volkenkundig Museum, dat veel waardevol
materiaal en een uitgebreide verzameling boeken bevat betreffende de Navajo's (zo
heten de Santa Fe-Indianen). Merkwaardigerwijs kan men in dat museum nakome
lingen der oude Navajo's ontmoeten, die zich door de in het museum bijeenge
brachte kunstvoorwerpen laten inspireren tot moderne Indiaanse kunstwerken.
Santa Fe is niet slechts een Kruispunt der Eeuwen, ook kruispunt der beschavingen.
HET IS een tweetalige stad. De Amerikanen spreken er Amerikaans. De nazaten
der oude conquistadores houden zich aan de Spaanse moedertaal. Trouwens tot voor
kort kondigde de overheid in Nieuw-Mexico alle wetten en voorschriften af zowel
in het Engels als in het Spaans. Santa Fe is voorts een katholieke stad gebleven. Ook
in godsdienstig opzicht eerbiedigde het „Kruispunt der Eeuwen" dus zijn traditie en
de wens zijner stichters. Ik heb de Koninklijke Stad enige keren bezocht in de vierde
eeuw van zijn bestaan. Oud en nieuw zijn er vermengd tot een opwekkend, geestrijk
en stimulerend geheel. Ik dook er onder in het verleden. Ik beleefde er (in gedachten)
de Spaanse tijd.