I Gedanste bijbelse
geschieden
I
OFFER VAN DANKBAARHEID
ZENDELING ZONDER RUST
Gerichte programma's voor allerlei liefhehhers
De wonderlijke exodus
door mr. J. C. de Wit
Over Albert Schweitzer
I
HET MOEST eigenlijk niet meer nodig zijn dat er, voorbij het midden van deze
„verlichte" eeuw, nog over reclassering wordt gesproken en geschreven. Het
behoorde voor ons allen, onverschillig of dit nu op godsdienstige dan wel men
selijkheidsoverwegingen geschiedt, iets heel normaals, volkomen vanzelfspre
kend, te zijn: Een medemens is zwak geweest, is gestruikeld, is gevallen, of hoe
men het noemen wil en wij, anderen, reiken hem de helpende, de reddende
hand en doen al het mogelijke om hem in zijn menselijke waarde te herstellen»
Dat is geen, al dan niet sentimentele, liefdadigheid. Het is evenmin een nuch-
ter-zakelijke overweging: omdat onze samenleving geen werkkrachten kan mis
sen. Wat het wèl zo, ook het spreken en schrijven erover zou waarschijnlijk maar
weinig baten. En toch moeten wij het blijven doen, dit spreken zowel als het
schrijven, als ware het een getuigenis.
Omdat we nu wel weten althans behoren te weten dat het „eens een
dief altijd een dief" van onze vaderen niet juist is. Nooit ook juist gewéést is.
Maar dat wèl tot de laatste der dagen onverminderd en onaantastbaar zal
gelden, dat wie zonder zonde is het dan maar moet wagen de eerste steen te
gooien. Men kan het ook, werelds en gewoon huiselijk, omschrijven door te
vragen: Is het zo moeilijk, naar menselijke maatstaven „keurig" te leven, eerlijk
te blijven en zich netjes naar wet en verordening te gedragen als men, althans
materieel, niets tekort komt en men ook verder, in veilige geborgenheid, het
leven op rolletjes voelt lopen? Of wil men het anders zeggen: Is het, uit een
oogpunt van karaktersterkte, van eerlijkheid of hoe men het verder ook zou
kunnen omschrijven, niet een grotere prestatie bijvoorbeeld om met een kwart
je in de zak en verder geen aards bezit, van eens anders eigendom af te blijven
dan wanneer men een indrukwekkend banksaldo het zijne kan noemen? Laten
we dus niet te gauw vinden dat we het met ons zelf zo goed getroffen hebben
en daardoor ons ver verheven gaan voelen boven anderen van wier levensom
standigheden wij ons vaak geen voorstelling kunnen, misschien ook niet willen
maken. En hetzelfde geldt toch eigenlijk ten aanzien van hen, die al dan niet
buiten hun schuld, in het leven van alle dag vooral geestelijke moeilijkheden
hebben om binnen de paden onzer samenleving te blijven.
Over dit alles valt natuurlijk veel meer minder in zwart en wit te zeggen,
maar dat is al zo vaak, door allerlei wetenschapsmensen ook, elk op zijn terrein,
geschied. Hier moge echter nog wel even geconstateerd worden dat men er dus
niet meer mee is, hem of haar die tegen goddelijk of menselijk gebod gezon
digd heeft en die, met alle mogelijke rechtswaarborgen omgeven, veroordeeld
is, op te sluiten en dan, als zijn, al dan niet verkorte, tijd om is, weer op straat
te zetten. Of, na hem een boete te hebben doen betalen, ook maar weer aan
zijn lot over te laten. Evenals wij geesteszieken proberen te genezen en niet
meer alleen opsluiten om dan „die gekken" op zondag in het dolhuis tegen be
taling te laten bezichtigen, evenzeer hebben wij de plicht, hen die, door welke
oorzaak dan ook, met politie en justitie in aanraking zijn gekomen, te helpen,
op te voeden, te steunen, maatschappelijk weer op te vangen. Als het even kan
en dat is nog veel mooier moeten we al het mogelijke doen om te voor
komen dat een medemens de celdeur achter zich hoort dichtslaan, dat hij voelt,
door de samenleving te zijn afgesloten van een leven als volwaardig schepsel.
AAN DIT ALLES wordt reeds veel gedaan, kan misschien, neen: ongetwijfeld,
nog veel méér worden gedaan. Niet van vandaag op morgen en ook niet op
een koopje. Daarom wordt elk jaar om deze tijd van ons allen een bijdrage
voor het reclasseringswerk waarbij voorkomen ook beter is dan genezen!
gevraagd. Alweer: men kan dit alles op verschillende manieren omschrijven.
Aan de man (en vrouw) brengen, als u het zo wilt noemen. Laten wij het ditmaal
eens zo mogen zeggen: Beschouwt u de bijdrage die straks van u gevraaad
wordt als een offer van dankbaarheid. Omdat het u gegeven is geweest, eerlijk
te zijn en ook verder uit de handen te blijven van politie en justitie.
Het artikel, dat wij hierboven
plaatsen, beoogt de aandacht te
vestigen op de Nationale Reclas-
seringsdag, die niet alleen door col
lectes financiële hulp vraagt voor de
reclassering, maar tevens ten doel
heeft bekendheid te geven aan stre
ven en werkwijze van deze geleide
lijk evoluerende vorm van maat
schappelijk werk. De Nationale Re-
classeringsdag valt dit jaar op 5 ok
tober. De actieperiode loopt voor het
hele land van 23 september tot 6 ok
tober. Voor Haarlem en omstreken
bestaat deze actie onder meer uit een
huis-aan-huiscollecte van 30 sep
tember tot 6 oktober.
De zendeling-arts-filosoof-musieo-
loog-organist prof. Albert Schweitzer
is niet bijzonder gesteld op lofuitin
gen over zijn medische werk in de
oerwouden van midden-Afrika, maar
hij is juist door dat werk zo bekend
geworden, dat de wereld belangstel
ling heeft voor iedere stap die hij ver
zet. Overigens heeft zijn roem zich
niet het eerst in zijn geboorteland
Frankrijk gemanifesteerd. Pas toen de
Amerikanen in hun voorliefde voor
de overtreffende trap Schweitzer „de
grootste man van de wereld" hadden
genoemd zijn ook zijn eigen landge
noten zich meer voor hem gaan in
teresseren.
DE NU drieëntachtigjarige prof. Schweitzer, die nog altijd gekleed gaat als een
wat slordige provinciale dominee, heeft zijn oerwouden namelijk weer voor drie
maanden in de steek gelaten om in zijn geboorteland, de Elzas, wat verdiende
rust te genieten. Toen hij in Colmar door de persfotografen werd opgewacht was
zijn repliek op hun verzoek even te poseren: „Wat moeten jullie nu toch met zo'n
oude aap als ik? Laat me die laatste dagen van mijn leven nu maar liever rustig
aan mezelf over".
De professor vervolgde daarna in kaarsrechte gang zijn weg, terwijl hij een
flinke koffer beslist zelf wilde dragen. In Bordeaux had hij de trein genomen,
tweede klas, omdat, zoals hij verklaarde, de derde klassen sinds zijn laatste
verblijf in Frankrijk waren afgeschaft. Amerikaanse vrienden vergezelden de
grote grijsaard met de forse knevel naar het plaatsje Gunsbach in de Elzas. Zijn
jeugd heeft Schweitzer ook in dit dorp, waar zijn vader predikant was, doorge
bracht en zijn moeder kwam hier in 1917 bij een ongeluk met legerpaarden om
het leven. De zendeling heeft in Gunsbach, twintig jaar geleden, een eigen huis
laten bouwen, de enige luxe die hij zichzelf ooit heeft gegund, met de opbrengst
van de Goetheprijs, die hem toen werd toegekend. De woning heeft twee ver
diepingen, telt twaalf kamers en werd door hem zelf ontworpen. Zijn werkver
trek is volgestouwd met souvenirs, foto's en bibelots en in de salon staat het
huisorgel, waaraan hij zijn weinige uren met het spelen van composities van
Bach doorbrengt. Zijn correspondentie, die dagelijks uit honderden brieven
bestaat, wordt door zijn trouwe secretaresse behandeld, die als sinds lange
jaren ook in de wildernis aan zijn zijde stond. In het hospitaal van professor
Schweitzer kunnen thans duizend zieken, mannen, vrouwen en kinderen, worden
behandeld. Vroeger bestond er in dit deel van Afrika geen enkele inrichting
voor medische bijstand en de sterftecijfers waren dan ook beangstigend hoog.
De Franse regering verleent tegenwoordig haar financiële medewerking, waar
door nu regelmatig een twintig jonge medici hun stage bij Schweitzer kunnen
doorlopen. Maar de krachtigste steun ondervindt de vermaarde zendeling nog
wel van particulieren, die door zijn grote voorbeeld worden bezield en
evenals hij, werk, verwanten, huis en hof in de steek laten om Schweitzer te
gaan helpen. Actieve steun voor jong en oud, arm en rijk. Ook Olga Deterding,
dochter van de bekende Nederlands-Engelse petroleumkoning, is onlangs uit
mededogen met de slachtoffers van de lepra tot de kring van Schweitzers mede
werkers die een streng leven leiden, toegetreden. Over drie maanden keert de
zendeling weer terug naar zijn patiënten. Om het volgend jaar zijn vakantie dan
weer in Frankrijk door te gaan brengen. Van pensioen wil hij niet horen.
H „U KUNT ME geloven of niet, maar ik heb het
H gevoel, dat de mensen van duizend jaar na ons over
Sara Levi-Tanai zullen spreken, zoals wij nu bijvoor-
beeld over Rachel doen. Zij is de merkwaardigste
|j vrouw, die ik ooit heb ontmoet. Zij maakt de indruk
van een bovennatuurlijk wezen, een profetische ver-
schijning. Dat komt misschien ook doordat vooral
haar ogen zo wonderbaarlijk leven. Zij is een zieneres,
H zoals de ouden zeggen".
DIE WOORDEN zijn van
Bob Peters, de zakelijke
ondernemer van de op zijn
initiatief te houden eerste
tournee door Europa, die
het Jemenitisch Danstheater
uit Israel binnenkort met
een galavoorstelling - waar
bij het vrijwel voltallige
corps diplomatique aanwe
zig zal zijn - in het Gebouw
voor Kunsten en Weten
schappen in Den Haag gaat
beginnen. Deze Sara Levi-
Tanai, een in Israel geboren
Jemenitische.is de artistieke
leidster van dit dertig leden
tellende gezelschap. Toen zij
in 1950 haar dansschool
stichtte in Tel-Aviv was er
niets som van uit te gaan
behalve de schat van over
geleverd ritueel. Kort gele
den heeft zij uit waardering
voor het thans door haar
bereikte de Engelprijs ge
kregen, de hoogste onder
scheiding op muzikaal ge
bied, die de jonge staat kent. Het belooft een interessante
kennismaking te worden. Eliëzer Peri, voorzitter van de
Amerikaans-Israelische Culturele Organisatie, schrijft
ter inleiding onder meer: „Israël is het land, waar de
joden van de gehele wereld hun eigen beschaving en
tradities hebben bijeengebracht. Geen groep van hen
is kleurrijker en weinigen hebben meer bijgedragen tot
de smeltkroes der Israëlische cultuur dan de Jemenieten
stammend uit de zuidwesthoek van Arabië en dragers
van een unieke rijkdom aan zeldzame folklore en reli
gieuze gebruiken. De Jemenitische dansgroep Inbal is
een van de belangrijkste kanalen, waardoor deze traditie
als kunst tot uiting komt."
DE JEMENIETEN zijn joden, die bij de verwoesting
van de tempel door Nebukadnezar uit Palestina naar het
koninkrijk Jemen (nabij het tegenwoordige Aden aan
de zuidpunt van de Rode Zee) zijn gevlucht. In dit
Arabische gebied hebben zij kans gezien, al zijn er na
tuurlijk moslim-invloeden in hun levenswijze doorge
drongen, hun geloof in overeenstemming met de Moza-
ische wetten zuiver te bewaren. Dertig eeuwen lang heb
ben zij in de grootste armoede, veelal wonend in tenten
in de woestijn, al hun hoop stellend op de vervulling
van de profetische beloften, de voorschriften van de
Tora in ere gehouden. Voor de komst van Mohammed
stonden zij in het land-hunner ballingschap in hoog aan
zien, Daarna werden zij onderworpen aan bijzonder
zware belastingen en allerlei beperkende levensvoor
waarden. Dat zij werden geduld, was hoofdzakelijk te
danken aan hun ongewone bekwaamheid in vele am
bachten: de Jemenitische Arabieren hadden hen nodig
als wapensmeden, metaalbewerkers, tapijtwevers, wol
ververs, schoenmakers, timmerlieden, pottebakkers, en
zovoorts. Dikwijls beoefenden deze joden verscheidene
van deze vakken, ook de rabbi's. Overigens waren zij
verplicht in getto's te wonen, in huizen die lager moes
ten zijn dan die van de mohammedanen. Zij genoten
wettelijke bescherming, noch onderwijs.
Het is waarschijnlijk niet overdreven te zeggen, dat
iedere Jemeniet de bijbelboeken en de Tora van de
joodse wijsgeer Maimonides (11351204) geheel of gro
tendeels uit het hoofd kende. Daar zij niet over druk
persen beschikten, bestaat hun gehele „litteratuur" in
manuscripten of mondeling verbreide mythologie. Op
vallend maar begrijpelijk zijn in de loop der eeuwen
van het primitieve verblijf in den vreemde de talrijke
messiaanse bewegingen. De meest onzienbarende valse
„verlosser" was rabbi Yehuda Bar Si alom, die in 1859
vrijwel alle joodse Jemenieten als aanhangers kreeg. De
eerste grote emigratie naar de geboortegrond hunner
voorouders had plaats onder invloed van de Zionistische
beweging in de tachtiger jaren van de vorige eeuwen,
toen overdreven geruchten van grondaankoop door
baron Rothschild de ballingen bereikten uit Jeruzalem,
waarmee zij altijd verbindingen hadden weten te onder
houden. In de jaren tussen 1902 en het begin van de
eerste wereldoorlog hadden enkele duizenden Jemenie
ten vestigingen in Judea, Samaria en Galilea gevonden.
Tussen 1923 en 1945 bereikten zeventienduizend Jeme
nieten de nederzettingen, die door het Joods Nationaal
Fonds werden gesticht. De meesten van hen waren uit
het Britse nrotectoraat Aden afkomstig. Bii de verdeling
van Palestina volgens het besluit van de TTNO in 1947
ondervonden de daar achtergeblevenen grote mooih'ik-
heden van de Arabieren, waardoor het rodie bleek de^e
vijfduizend joden met vliegtuigen Egypte weigerde
de doorgang door het Suez-kanaal naar Eretz Israel
over te brengen.
Het nieuws van de totstandkoming van de staat Israel
bereikte ook het binnenland van Jemen, waar alle joden
gretig bereid waren naar het „rijk van David" te gaan
„terug te keren" kan men zeggen, want dit was im
mers het beloofde grondgebied, waaruit hun voor
ouders drieduizend jaar geleden waren gevlucht
met de door Ezra uitgesproken bedreiging dat zij het
nooit meer te voet zouden bereiken. Zo groot was de
toeloop, dat er binnen een maand na de opening on
danks vele moeilijkheden en tegenwerking van een
doorgangskamp in Aden reeds meer dan vijftienduizend
joden, uitgeput en berooid, zich kwamen aanmelden.
Zij werden in barakken en tenten ondergebracht, in
afwachting van het transport. En de stroom groeide
voortdurend aan. In samenwerking met het Joodsch
Agentschap werd een „onafhankelijke" chartermaat
schappij opgericht, die zes Skymasters huurde, omdat
de regeringen van Engeland en Amerika formele be
zwaren hadden tegen deze illegale volksverhuizing in
de tijd, dat Ben Goerion en de zijnen nog voor de on
afhankelijkheid vochten. De ruimte ontbreekt om dit
wonderbaarlijke epos omstandig weer te geven. Maar
één merkwaardige omstandigheid verdient toch ver
melding. De angst van de achterdochtige Jemenieten
tegen de onbekende transportmiddelen zij hadden
nog nooit een vliegtuig van nabij gezien werd over
wonnen door de herinnering aan het gezegde van Jesa-
ja, dat nu een magische bevestiging kreeg: „Maar die
den Here verwachten, zullen de kracht vernieuwen.
Zij zullen opvaren met vleugelen, gelijk de arenden!"
In juli 1949 had de eerste vlucht plaats. Zo tenger zijn
deze mensen, dat honderdveertig van hen evenveel
plaats als vijftig Europeanen innemen. In maart 1950
waren veertigduizend Jemenieten eindelijk „thuis".
Slechts één was er achtergebleven, de verzorger der
graven van de doden. Zij vormen in Israel een bijzon
der gewaardeerde groep der bevolking, mede om hun
ambachtelijke en artistieke vermogens. De voorstel
lingen door het gezelschap „Inbal" bewijzen tevens
welk meesterschap men in het handweven en bordu
ren heeft bereikt. Maar hoofdzaak zijn de oude dan
sen, waarin nog ritueel uit de dagen van koning Sa
lomo is levend gehouden. Het programma zou men
kunnen omschrijven als „gedanste bijbelse geschiede
nis". Gegevens zijn ontleend aan het Lied van Debora
in het boek Richteren, aan het Hooglied en aan de
bruiloft") folkloristisch ceremonieel in verwerkt. Er
komen ook dansen van het jonge Israel tot vertoning.
Men mene geenszins, dat het programma alleen een
joods publiek iets te zeggen zou hebben. Want dat is
uiteraard een onjuiste veronderstelling. Men mene
evenmin, dat het een saaie aangelegenheid wordt. In
tegendeel: de feestelijke vrolijkheid overheerst. Het
ontreden geschiedt trouwens onder een motto, dat aan
de honderdvijftigste psalm is ontleend: „Looft Hem
met tamboerijn en reidans, looft Hem met snarenspel
en fluit, looft Hem met klinkende cimbalen, looft Hem
met schallende cimbalen".
Inbal" treedt na de première op 28 september in Den Haag
drie avonden in het Concertgebouw te Amsterdam op. Op 9
oktober is er een voorstelling in Haarlem, onder auspiciën van
de Volksuniversiteit, waarvoor een comité van aanbeveling
wordt gevormd. Van 21 oktober tot 10 november geeft men voor
stellingen in de koninklijke schouwburg Drury Lane te Londen
begin januari aanvaardt men de overtocht naar Amerika en op
24 april is men terug in Europa om de tiende verjaardag var.
Israel te vieren op de wereldtentoonstelling te Brussel, waarna
via Parijs de terugreis wordt ondernomen van deze tournée
onder leiding van een Nederlands impresariaat.
DE reeds veel besproken nieuwe
dienst van de B.B.C. die onder de
naam Network Three maandag 30 sep
tember begint biedt een speciale ser
vice voor allerhande minderheden onder
de luisteraars en iuisteraarsters, net zo
als het Derde Programma waarvoor het
gedeeltelijk in de plaats komt. In feite
betekent Network Three, dat men in het
Nederlands het best zou kunnen aan
duiden als Zenderpark 3 of Program
manet nr. 3, een uitbreiding van het
idee van het Derde Programma, dat
immers ook bedoeld is om minderheden
onder de luisteraars te gerieven, luiste
raars namelijk met speciale belangstel
lingen. Network Three richt zich echter
meer tot luisteraars, die men in het al
gemeen meer bij de luidsprekers tij
dens de uitzendingen van het Lichte
programma dan by die van het Derde
Programma zal aantreffen. Het is echter
zo, dat het Lichte Programma in de
praktijk nog lang niet licht genoeg is
gebleken en dat het feit alleen al, dat
een op de vier Engelse radioluisteraars
in de avonduren de uitzendingen van
Radio Luxemburg verkiest, er op duidt
dat het Lichte Programma te veel mank
ging aan onderbrekingen voor nieuws
en causerieën.
Gedurende zes avonden per week zal
op dezelfde golflengte als het Derde
Programma dit Network Three in de
ether zijn met speciale uitzendingen
voor de jazzliefhebbers, maar ook voor
de duivenhouder, voor de man of voor
de vrouw die laten we zeggen Spaans
wil leren, of die zjjn Frans een beetje
wil opborstelen door te luisteren naar
een radiolymps die speciaal daartoe in
Parijs wordt opgenomen, voor de henge
laar en voor de golfspeier, voor de
amateurwielrenner en ook voor de ver
zamelaar van klassieke langspeelplaten,
voor de bridger zo goed als voor de
natuuronderzoeker en voor de bezadig
de filmkenner evenzeer als voor de
vurige liefhebber van de motorsport of
voor de amateurtoneelspelers. Natuur
lijk zullen de liefhebbers van tuinieren,
die er in Engeland bijzonder veel zijn,
hun programma evengoed hebben als
zij, die belangstelling hebben voor het
kerkelijk leven. Sinds de oorlog is het
aantal mensen, dat aangetrokken wordt
door archeologie, door fotografie maar
ook door paardrijden bijzonder toege
nomen en ook zij zullen hun eigen pro
gramma's hebben.
Dan is er een nieuwe ontwikkeling
in het domein der forums. Onder de
titel „Ouders en kinderen" zullen va
ders en moeders over hun kroost spre
ken. Zij zullen daarbij speciaal het wel
en wee van het gezinsleven behandelen.
De „Wereld van het boek" en de veel
vuldige vormen van verzamelen zullen
eveneens iedere week aan bod komen.
En ook de lekkerbekken komen aan hun
trekken, omdat er causerieën zullen
worden gehouden over de geneugten
van eten en drinken, voor het laatste
inzonderheid van de wijn.
Tenslotte wijzen we er op, dat drie
keer per week een speciaal programma
wordt uitgezonden voor de jongere
generatie tussen de vijftien en de twin
tig jaar. Ook daarin zullen muziek,
litteratuur, kunst, architectuur, teke
nen, films en theater behandeld worden,
trouwens evenals uiteraard knutselen
en het politieke en religieuze leven,
voor zover dat de jongere generatie
interesseert. Voor deze laatste uitzen
dingen heeft de B.B.C. thans ook de
jongeren opgeroepen om zich beschik
baar te stellen ais reporter, als inter
viewer, spreker, verteller of als lid van
een der vele discussiegroepen. Een
massa-auditie zal daartoe op zaterdag
28 september in Broadcasting House
plaatshebben.
De programma's van Network Three
zullen als regel een regelmatig patroon
hebben zodat de luisteraars van tevoren
weten wanneer ze moeten afstemmen
om een onderwerp dat hun belangstel
ling heeft te kunnen horen. Het is niet
de bedoeling, dat men doorlopend in de
vooravond tussen zes en acht uur naar
Network Three zal luisteren. Dit pro
gramma is inderdaad evenals het Der
de Programma in het serieuze ook voor
de mensen met een speciale, gerichte
belangstelling en niet voor lieden, die
de radiokraan maar laten openstaan.
Bij de opzet van het nieuwe program
ma is men uitgegaan van de gedachte,
dat men liever wil vermijden zich of tot
de luisteraar „neer te buigen" of toe te
geven aan de zo verleidelijke wil hem
„te verheffen". Integendeel, men wil
hem raken op het vlak waarop hij zich
thuisvoelt, op het vlak van zijn lief
hebberijen en op het vlak waarop hjj
zichzelf is, omdat hij zijn eigen lief
hebberijen en leven in het programma
weerspiegeld vindt.
Van de vaste programmapunten noe
men wij er enkele, die ook voor Neder
landse luisteraars interessant kunnen
zijn, namelijk een overzicht van de
nieuwste langspeelplaten iedere zater
dagavond tussen zeven uur en kwart
voor acht, welke overzicht van half
zeven tot zeven uur vooraf wordt ge
gaan door „De wereld van het boek".
Daarin hoort men interviews met
schrijvers, uitgevers en boekhandelaren
evenals overzichten van de jongste ge
beurtenissen op litterair terrein, een
soort Engelse „Met en zonder omslag"
dus. Voor de jazzliefhebbers zal de uit
zending op donderdagavond tussen half
zeven en zeven uur belangrijk zijn,
want dan wordt er een jazzsession ge
houden, eveneens met vermelding van
de laatst verschenen grammofoonplaten
en ander materiaal dat van belang kan
zijn voor de liefhebbers van dit genre
muziek.
J. H. Bartman