DE JEUGD VUEGT UIT
EN KLIMT IN DE PEN
I Een mager boek van Frangoise Sagan
ONZE PUZZEL; ANAGRAM WOORDEN
De toekomst van
het carillon
ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1957
Erbij
PAGINA TWEE
S. Elte
Het ontstaan van de aarde
Een kloosternacht
Een stukje Londen
Boekverkopersbond
bestaat vijftig jaar
■Hip
tes van de ondergrondse, die je in het
spitsuur met een in haar maalstroom op
neemt.
De trein raast voort met een angstaanja
gende snelheid, stopt gierend bij een halte
om daarna met dezelfde vaart door te snél
len. Het is een chaos van jachtende mensen,
schreeuwende conducteurs en kwebbelende
fabrieksmeisjes. Maar bij het aan-enuit-
flikkerend licht en het hobbelen van de
trein leest de Engelsman met zijn onaf
scheidelijke bolhoed en zwarte paraplue on
verstoorbaar z'n zo juist gekochte krantje.
Opgelucht als je eindelijk op de plaats
van bestemming aangekomen bent, haast
je je door de drukte van het spitsuur naar
huis, waar je onder het genot van een
echte Engelse „tea" toch echt in het buiten
land voelt.
Janus
MET BEGELEIDING
van een handige recla
me heeft de uitgever
Julliard het letterkundi
ge seizoen in Frankrijk
geopend met de derde
roman van Fransoise Sa
gan, waarvan in enkele
weken reeds tweehon
derdzestigduizend exem
plaren verkocht zijn. Dat
geweldige succes is niet
het gevolg van de be
langrijkheid van „Dans
un mois, dans un an".
Het is aan het „ver
schijnsel Sagan" te dan
ken: een jong meisje, dat
in „Bonjour tristesse" en
„Un certain sourire" de
troebele gevoelens van
een ontgoochelde jeugd
met rake, onsentimentele
helderheid wist weer te
geven. Wat vooral ver
raste in haar eerste ro
mans was haar stijl, die
hoewel niet vlekke
loos een melancholisch
accent van echtheid, van
doorleefdheid had. In
„Dans un mois....'' zijn
haar oorspronkelijk na
tuurlijk aandoende stijl-
procédé's tot irriterende
maniertjes geworden. Zo
brengt bijvoorbeeld het
gebruik van bijwoorden
op -ment, dat in „Un
certain sourire" een in
druk van lusteloosheid
en van moeheid wist te
wekken, hier, door de
buitensporige herhaling,
alleen maar verveling.
En de nuchtere consta
tering, dat de eenzaam
heid onafwendbaar is, de
berustende conclusie: zo
is nu eenmaal het leven,
maar wat hindert dat,
die haar eerste romans
karakteriseerden, zijn in
haar jongste werk ver
vangen door een als
hoogste wijsheid geuite
levenskennis, welke niet
dieper gaat dan die van
een onvolwassene.
Het schrale avontuur
van haar vroegere ro
mans berustte hoofdza
kelijk op jeugdervaring.
Ook in „Dans un mois.."
is de auteur (te oordelen
naar enkele „overpein
zingen") nog persoonlijk
aanwezig. Zij heeft ech
ter vooral een Parijs
milieu willen beschrij -
ven, een wereldje van
half-intellectuelen, die
een volkomen leeg leven
leiden. Sagan is evenwel
niet verder doorgedron
gen dan tot de buiten
kant van dit oninteres
sant gezelschap, waar
van alle personen een
chassé-croisé spelen, dat
telkens automatisch in
een slaapkamer eindigt.
Dat is te veel en te wei
nig, om een stijlprocédé
van Frangoise Sagan: de
tegenstelling te gebrui
ken. Als men nu nog van
de onvermijdelijkheid
van dat spel overtuigd
werd, zou er tegen de
afwisselende combinatie
van personen in dat de
cor geen bezwaar, al
thans geen artistiek be
zwaar zijn. Ook zou men
het accepteren indien de
personen eenvoudigweg,
los van de gangbare mo
raal, hun leven wilden
leiden naar eigen opvat
ting of gril of door hun
handelingen trachtten te
ontkomen aan een vaag
gevoel van wanhoop, zo
als de schrijfster schijnt
te willen suggereren.
Noch het een, noch het
ander is echter overtui
gend aanwezig.
Men krijgt de indruk
dat Fransoise Sagan te
weinig stof had of haar
beperkt wereldje te een
vormig geobserveerd
heeft om een roman te
vullen. De reeds jong er
varen Josée en de suc
cesrijke actrice Beatrice
(die even goed toneel als
de komedie der liefde
speelt) en haar minnaars
zijn allen te fragmenta
risch gebleven. Toch
vindt men in dit schrale
en kunstmatige boek
soms de Sagan uit „Bon
jour tristesse'' terug: in
de cynische helderheid
waarmee de personen
zichzelf zien en in en
kele mild-droefgeestige
bladzijden over de on
ontkoombare eenzaam
heid. De hoofdpersonen
uit Sagan's drie romans
berusten met een tikje
melancholie in die een
zaamheid: „Het is nu
eenmaal zo, je moet er
maar niet aan denken".
Het werk van de schrijf
ster bewijst echter dat
dit een doodlopend
standpunt is, waarop
men niet steeds maar ro
mans kan bouwen. Het
is nu eenmaal zo dat in
het algemeen de mens
„er wel aan denkt".
ZO MAGER „Dans un
mois.." uitviel, zo wel
doorvoed is „Tendre et
violente Elisabeth" ge
worden, het vierde deel
van Troyat's familiege
schiedenis „Les Semail-
les et les Moissons"
(door Pion uitgegeven).
Het is het type van
de knap geschreven ro
man door een ervaren
auteur die zijn métier
door en door kent. Men
kan dit deel zeer goed
zonder voorkennis der
voorgaande lezen. Het is
hoofdzakelijk gewijd aan
de negentienjarige Elisa
beth, die haar vakantie
in het hotel van haar
ouders in het bergsport
centrum Mégève door
brengt. Daar leert zij de
„genotzuchtige, amorele,
ontrouwe" Christian
kennen, die haar aan
zichzelf onthult, van wie
zij houdt, maar voor wie
zij slechts een juist af
gestemd „instrument de
plaisir" is. Alles voltrekt
zich volgens het gebrui
kelijke recept: verzet
van Elisabeth uit trots
en scrupules, terugval,
breuk met Christian, hu
welijk met een man, die
van haar houdt en voor
wie zij dankbare teder
heid gevoelt, terugkeer
naar Christian enzo
voorts. De psychologie
is als het verhaalsolide,
zonder verrassing. Toch
leest men deze roman
met belangstelling, om
dat Troyat een uitne
mend verteller is en het
avontuur Elisabeth ge
plaatst heeft in een ka
der van tastbaar be
schreven alledaagse be
slommeringen en een
verscheidenheid van
mensen, die bijna allen
levend voor ons staan.
Er zijn veel woorden, die in zoverre op
elkaar lijken, dat ze uit dezelfde maar an
ders gerangschikte letters bestaan. Nu is
het de bedoeling om in ieder der drie op
gaven, die we hieronder geven, telkens
drie woorden te vinden, die dus eikaars
anagrammen zijn, en die logisch in de zin
passen.
We geven eerst een voorbeeld:
Een klein meisje keek vol aandacht (om
te zien, of hij nu niet blank en schoon zou
worden) naar eendie in de
liep. Dit ----- puzzel is weer
eens iets anders, vindt u niet? Zover de
voorbeeld-opgaaf. De oplossing is: neger
regen-genre, drie woorden, bestaande uit
dezelfde letters, maar natuurlijk van to
taal verschillende betekenis.
Hier komen dan de drie opgaven van
deze week:
1. Defungeert gewoonlijk ook
alsvan de kerk. Hij
daarvoor op de vroege zondagmorgen
enige keren naar het kolenhok, en, zwaar
beladen, weer terug naar de kerk.
2. Hoe was het in 1939? Deder kelvoud als het meervoud goed gerekend.
geweren stonden aan de voet. De
tussen dewaren zo diep ge
worden, dat het ergste niet meer kon
worden voorkomen.
3. Hevig woedendezijn van
uit zee aan komen gieren; de regen raast
in fellede wind is een orkaan
geworden. Het dat duivel
heet, lijkt wel met al zijn verschrikkingen
te zijn losgebroken.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad 7,50, 5,—
en f 2,50 dient men uiterlijk dinsdag 17
uur .de oplossing per briefkaart in te zen
den aan een van onze bureaus in Haarlem,
Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in
IJmuiden, Lange Nieuwstraat 427.
In de oplossing van onze vorige puzzel
(verborgen beroepen) speelde een overtol
lige S in de eerste opgave velen parten.
Anderen zetten haar eenvoudig achter de
oplossing, zodat er „spoorwegbeambtes"
kwam te staan. We hebben zowel het en-
De volledige oplossing luidt: 1. spoorweg
beambte®, 2. minister-president, 3. cate
chiseermeester, 4. beroeps-goochelaar, 5.
kabinets-formateur.
Prijswinnaars waren: J. G. Boegschoten,
Oranje Nassaulaan 152, Overveen, 7,50;
M. W. Kooijmans, Kamerl. Onnesstraat 49,
Haarlem, 5,W. P. J. Ente, v. Nes
straat 39, Haarlem, f 2,50.
Van de reeks artikelen, die destijds on
der de titel „De wereld waarin wij leven"
in het Amerikaanse weekblad „Life" wor
den gepubliceerd en het onstaan van de
aarde tot onderwerp hadden, zullen in de
Verenigde Staten vier films worden ge
maakt, elk met een speelduurvan dertig
minuten. De eerste van deze reeks komt in
het najaar uit. Vooraanstaande sterren
kundigeen, geologen en geofysici verstrek
ken bij de vervaardiging technische advie
zen. De drie volgende delen zullen in de
loop van een jaar worden voltooid.
Hieronder plaatsen wij weer twee bij
dragen van jeugdige lezers. Wij vesti
gen er de aandacht op, dat deze rubriek
nog plaats biedt aan drie of vier penne-
vruchten en na publikatie daarvan op
houdt te bestaan.
WIE het geluk, zo u wilt het ongeluk
heeft om op een zaterdagavond om zeven
uur zijn toevlucht te moeten zoeken in
een voormalig klooster, om de nacht door
te brengen, kan het volgende beleven....
Dat klooster is niet zo maar een klooster,
maar een Duitse jeugdherberg in Bersen-
brück. Vlak voor een uit de hemel storten
de plensbui bereikte ik door de medewer
king van een Duitse jongen het oude fort.
Er heerste een onbeschrijflijke rust, die de
jagende wind door de boomtoppen deed
horen. Even verderop in een zeer modern
huis woonde de jeugdherbergvader, die mij
de kille sleutels van het slot overhandig
de. Zonder lantaarn wist ik de hol klin
kende trap te beklimmen. Maar even later
hinkte ik met een grote gevoelige buil te
gen een gesloten deur. Op zoek naar de
schakelaar werd plotseling de intense stil
te verbroken door een vlak boven mijn
hoofd hangend carillon, dat in Él zijn een
voud aan het achtste uur begon te spelen.
Op dit moment dacht ik werkelijk aan het
laaste uur. Gedrukt in een met fijne rag
draden versierde hoek, in mijn hand een
steeds groter wordende bult, wachtte ik
het toch wel zeer schone verheffende spel
af, om verder op zoek te gaan. Een open
deur die angstwekkend piepte, alsof dit
hoorde in mijn lugubere omstandigheden.
Nog even en de knop gaf mij licht in dit
beangstigende fort. Op de grote kille
slaapzaal stonden tien bedden, maar het
was compleet een slagveld: oude ledikan
ten, kribben en andere soorten bedsteden
volgden elkaar op. Ik maakte een keuze
en pakte de zware fietstassen uit, om de
inhoud op de kale knoestige tafel uit t,e
spreiden. Sokken, overhemden, brood, jam,
boter, landkaarten en schrijfgerei. Een
bonte schakering van alles wat met vakan
tie had te maken.
Daar begon het gedonder weer. Bliksem
flitsen schoten met hun niet te overtreffen
snelheid door de kleine kloosterraampjes
het donkere vertrek binnen. Kort hierop
volgde het klokkenspel van kwart-over-
acht, een bont spektakel. In een door de
tand-des-tijds verkleurde bak, die als af
voer een stalen gedeukte nestschaal bezat,
wist ik mij te wassen. Na de primitieve
verschoning werd het tijd om de omgeving
eens gaan te verkennen. Eenzijdig trots
maar aan de andere kant een beetje
angstig (ik ontken het niet) liep ik voetje
voor voetje trap op trap af, kamer in ka
mer uit, tot het eensklaps weer begon op
te klaren. Hoewel niet hel drong de zon
„mijn" klooster weer binnen.
Vroegere verhalen van ridders en schild
knapen spookten door mijn hoofd, niet
lang.... er was weer een kwartier om en
de klokken begonnen hun spel weer over
de lage daken van Bersenbriick te beuken.
Op mijn sloffen sloop ik, gebruik makende
van het beetje zonlicht, nogmaals het
oude klooster door, het fototoestel op mijn
buik en de rammelende sleutelbos in m'n
vochtige hand. In mijn enthousiasme
schoot ik zesendertig foto's af op de histo
rische omgeving: Het binnenplein, dat men
via een afgebrokkeld trapje met een door
oxidatie opgezwollen stalen leuning, be
reikt, een van met alg begroeid natuur
steen aangelegd wandelpad, ruw uitge
houwen nissen met uitstekende plateaus,
waar vroeger vele beelden gestaan moeten
hebben. Door een smal paadje met poort
bereikt men dit pittoresk binnenplaatsje,
waar vijfenzeventig centimeter onkruid
een onderdeel van het entourage vormt.
Een volgende bui kondigde zich aan door
een pikzwarte wolk, die recht op mijn slot
afkwam. Na vergenoegd deze omgeving te
hebben bekeken, trok ik dus weer lang
zaam naar de akelige slaapzaal. Krakende
trappen, krassende vloeren en piepende
deuren. Een lange bank voor de eiken tafel
ging bijna door zijn poten en kermde dan
ook deerlijk, toen ik er op ging zitten. Een
nachtuil liet zittende in een donkere beel
dennis de allerakeligste geluiden horen, die
de griezeligheid in het vervallen klooster
nog verhoogden. Na het spel van tienen
dook ik met een ferme sprong de hoge krib
in, maar kwam luttele seconden later op
de houten vloer terecht. Na veel gepeuter
lukte het mij de krib scherp te krijgen
voor de volgende gast, waarna ik een veili
ger bed koos. De lichtknop in de andere
hoek van de zaal moest echter nog omge
draaid worden. Nauwelijks had ik dit in
nachtgewaad wadende volbracht, of
plots met een korte ruk werd in het stikke-
donker de piepende deur geopend. Stok
stijf drukte ik mij tegen een witgekalkte
deur achter een houten balk, om even
daarna in het felle schijnsel van een zak
lantaarn te staan.Het bleek de jeugd
herbergvader te zijn, die mij een goede
nacht wenste. Ik wenste hem hetzelfde, op
dat moment zelfs nog iets meer!
Eenmaal gewend aan het klokkespel, dat
donderend boven mijn slaperige hoofd te
keer ging, sliep ik weldra in met de stout
ste dromen in mijn brein over lakeien,
ridders, woeste paarden en bloedige be
stormingen. Tot ik met schrik weer in onze
eeuw ontwaakte door het overvliegen van
zo'n verwenste straaljager. De nacht ver
liep verder normaal, tot het „klokje" van
zessen sloeg en ik met een fikse sprong de
stromatras verliet om de ogen in het diffu
se nevellicht te laten knipperen. Na de
wassing verliet ik het toch wel romanti
sche klooster. Bij het halen van de trek-
kerskaart bleek alleen de zoon des huizes
thuis te zijn: „Vader en moeder zijn naar
de kerk, over een uur zijn ze weer terug"
Ik maakte hiervan gebruik het klooster
nog even in de felle zon te bekijken en te
onderzoeken. Vele poortjes, nissen en trap
jes kwamen nog aan het daglicht. Na een
uur betaalde ik de huur van het slot,
slechts vijftig pfennig, een koopje in zo'n
mysterieuze omgeving. Terwijl de klokken
mij uitgeleide deden, ging de reis weer ver
der op zoek naar nieuwe avonturen.
Wie met vakantie in Bersenbriick komt,
mag niet verzuimen een nacht te blijven
slapen in het voormalige klooster. Men
vergeet het zijn hele leven niet meer.
Zelden zal men zulke schone klokkenmelo-
dieën van dichtbij kunnen beluisteren.
Cor Boos
TRAFELGAR SQUARE is een van de
beroemdste pleinen van Londen.
Op een hoge obelisk troont admiraal Nel
son boven de mensenmenigte uit, compleet
toegerust met zijn sabel en zijn steek waar
op vaak een brutale Engelse duif zich koes
tert in de zon, terwijl aan de voet van deze
lange zuil twee machtige fonteinen spui
ten. Je ziet er allerlei nationaliteiten, Fran
sen, Zwitsers, Italianen en zelfs Turken,
die zich alemaal in de gekste bochten wrin
gen om de lange pilaar met Nelson in het
geheel op hun lens te krijgen. En door dit
alles heen vliegen, fladderen en trippelen
honderden duiven, die zich als echte ac
teurs. deJiuldebewijzenvan. de. jaenseaJas.
ten welgevallen en met gretige gulzigheid
de stukjes brood van de hen toegestoken
handen wegpikken.
Als je met moeite de drukke sraat over-
egstoken bent, die langs Trafalgar Square
loopt en waar de ouderwetse Engelse taxi's
en de trolleybussen drie rijen dik passeren,
kom je in de National Gallery, een prach
tig schilderijenmuseum, waar ook een paar
zalen aan Rembrandt gewijd zijn. Het is
toch typerend, dat je zelfs in het buiten
land met intense bewondering naar zijn
schilderijen kan kijken en een gevoel van
trots niet kan onderdrukken, omdat ons
kleine kikkerlandje zo'n grote schilder
heeft voortgebracht.
Als je weer buiten komt, na alles beke
ken te hebben, moet je even dromerig over
de balustrade van de galerij hangen, die
zich langs de hele voorkant van het mu
seum uitstrekt. Voor je ligt nu al wat ver
laten Trafalgar Square en in de verte zie
je vaag de koepel van de St. Paul's Cathe
dral boven de rook van de voorbijgaande
treinen opdoemen.
Maar als je dan plotseling opgeschrikt
wordt door vijf galmende slagen van de
Big Ben, realiseer je je dat het al laat is.
Snel loop je naar een van de talrijke hal-
eritici lief commentariëren.
- De verzamelaar zou
hij ïijn kunstschotten uitsluitend binnen zijn intimiteit liet zien. Het nomaden-
zwerven von indrukwekkende oude kunst uit openbaar en porticSjw fSil néémt** I (F*' ÉT1" I
stilaan of. Hef is goed, dat de otlossing gebeurt met de kruim va jf A ■edeldaiLsc 8
kunst. Er bestaat in België onder verzamelaars een verheugende wedqver.Tïèt
goed, dot iedereen ziet wat zij bezig zijn uit onze krachtige plastische
de laatste halve eeuw op te sparen.
f //f f vfè&k W<'
(Uit de inleiding door Maurice Roelants)
„Maya en Edgard" door Edgard Tytgat (1948)
„De minnaars" door Gustaaf de Smet (1931)
BELGIE beschikt over een aardig aantal belangrijke ver
zamelaars van moderne kunst. Het Stedelijk Museum te Am
sterdam en het Museum Kröller Müller mochten van twee
hunner de collecties of een keuze daaruit tonen. Thans expo
seert het Haagse Gemeentemuseum tot 25 november een deel
van het bezit van de fabrikant Tony Herbert te Kortrijk.
Maurice Roelants, die de in opdracht van het Belgische mi
nisterie van Openbaar Onderwijs door de Editions de la Con-
naissance fraai uitgegeven, vele reprodukties van alle tentoon
gestelde werken bevattende catalogus inleidt, noemt nog de ver
zamelaars Van Geluwe, Leten en Van Haelen, zodat een Neder
lander er jaloers op zou worden! Laten we echter niet vergeten
dat de tentoonstelling „Facetten" in de Vishal te Haarlem was
samengesteld uit di'ie Nederlandse particuliere verzamelingen,
dat Regnaults collectie in het Stedelijk Museum niet meer ge
mist kan worden, dat de Kröller Müllers Nederland een prach
tig museum schonken en dat het bovendien niet de schuld was
van Boendermaker, dat de door hem gestimuleerde kunstenaars
wat betreft kwaliteit toch achterbleven bij hun Belgische col
lega's. Het lijkt me even bevredigender voor de Belg door
aankopen kunstenaars van zijn land te helpen dan voor de
Nederlander, gezien de kwaliteiten van de Belgische schilders
van deze eeuw. Voorts verkrijgt men uit Roelant's artikel de
indruk dat wat betreft het werk van de overheid in deze de
Nederlandse kunstenaar er iets beter dan de Belgische voor
staat. De Belgische particuliere collecties van moderne kunst
overtreffen die der Belgische musea.
Herbert richtte zich vooral op het Belgische expressionisme
wat de schilderkust betreft. Zijn voorkeur in de beeldhouw-
zich onder meer bij Jespers en maakt thans abstracte plastie
ken. Een werk van Pierre Caille (geboren in 1912) in ceramiek
is een voorbeeld van de latere verwerking van expressionisme
en andere richtingen. Rik Wouters tenslotte moet met meer
kunst ligt in een breder vlak, hetgeen ten dele ook wel in het
aanbod kan liggen. Van Henri Puvrez (geboren in 1893) bezit
hij behalve een portret van zichzelf beeltenissen van verschei
dene in zijn collectie vertegenwoordigde schilders en een zelf
portret. Puvrez moet een tijdlang het expresionisme hebben
aangehangen. Zijn overigens expressieve portretten zijn meer
van realistische aard. Charles Leplae (geboren in 1903) en Geor
ges Grard (geboren .in 1901) kunnen gerekend worden tot hen,
die men in België „Animisten" noemde, van welke richting men
hier te lande bijvoorbeeld een warm voorstander in prof. Otto
B. de Kat vindt. Waarlijk expressionist was Oscar Jespers (ge
boren in 1887). Hoewel hij ook naar een meer realistische in
stelling evolueerde klinkt de eerste richting in de treffende
typering van een Noordhollander nog duidelijk door. Het Kruis
beeld van An'dré Willequet (geboren in 1921) heeft een expres
sionistische tendens. Willy Anthoons (geboren in 1911) schoolde
werk dan het ons nog te weinig bekende kostelijke beeldje
„Houding" vertegenwoordigd zijn in Herberts verzameling,
waaruit voor de grote aan hem gewijde tentoonstelling in Ant
werpen enige zaken moesten worden afgestaan.
Het belangrijkste deel van de verzameling wordt gevormd
dan door schilderijen van Gustave de Smet (18771943). Voor
hem had Herbert een grote voorkeur. Evenzeer moeten worden
-geftoremd-Constant Permeke; 1886—1952, Edgarff Tijtgat,"1879—
1957 en Jan Brusselmans, 1884—1953, benevens enkele doeken,
passend in de algemene tendens dezer verzameling, van Frits
van den Berghe, 1883—1939, Gustaaf van de Woestijne, 1881—
1947 en Hippolyte Daeye, 18731952. De laatsten werden in
Den Haag met één werk ieder vertegenwoordigd, jongeren als
Gaston Bertrand, Anne Bonnet, Jan Burssens, Louis van Lint,
Marc Mendelsohn en Antonie Mortier.
AAN DE jaarvergadering van de Neder
landse Klokkenspel Vereniging, die van
daag in Utrecht wordt gehouden, zal door
het bestuur een ontwerpresolutie worden
voorgelegd, waarin het bestuur als zijn oor
deel geeft, dat in ons land de kunst van
klokkengieten na drie eeuwen een nieuw
hoogtepunt heeft bereikt en de Nederlandse
Klokkengieters opnieuw en terecht wereld
vermaardheid genieten. Volgens het bestuur
behoort aan hen meer dan ooit medewer
king te worden verleend bij het beproeven
van de mogelijkheden tot het leveren van
beiaarden jn het binnen- en buitenland. In
het bijzonder moeten zij, aldus het bestuur,
worden gesteund in hun concurrentiestrijd
met de leveranciers van zogenaamde elek
tronische beiaarden.
Het wordt van groot belang geacht, dat
er bij voortduring voor zal worden ge
waakt, dat de bestaande Nederlandse bei
aarden welke veelal als voorbeelden
worden beschouwd zoveel mogelijk als
volwaardige concertinstrumenten (waarop
een goede toonvorming en fijn genuanceerd
spel mogelijk is) kunnen getuigen van de
schoonheid der beiaardkuhst in de lage lan
den. Ook verder wordt in de resolutie op
gemerkt, dat alle vergelijkende beschou
wingen, gepubliceerd in de laatste maanden
en waarbij in gunstige zin wordt gesproken
over de elektronische beiaarden, geschre
ven zijn door musici, die niet als deskun
digen kunnen worden aangemerkt.
De voorzitter van de Nederlandse Klok
kenspelvereniging, mr. Romke de Waard,
die mededeling deed van de genoemde ont
werpresolutie, zei in zijn toelichting onder
meer dat in vele plaatsen in ons land, waar
bij hij Amsterdam en Alkmaar als voor
beelden noemde, de beiaarden in een er
barmelijke toestand verkeren. Hij vindt het
merkwaardig, dat het onderhoud van de ei
gen beiaarden schromelijk wordt verwaar
loosd, maar dat er wel geld blijkt te zijn
voor de import van elektronische beiaarden
uit Amerika. Vooral in een tijd, waarip vele
buitenlanders komen luisteren naar onze
beiaarden (vooral in Duitsland en Zweden
is de belangstelling voor Nederlandse b'i -
aarden volgens hem zeer groot) acht hij
dit funest.
De Nederlandse Boekverkopersbond be
staat op donderdag 3 oktober vijftig jaar.
Ter gelegenheid hiervan zal op die dag,
's morgens om elf uur, in het stedelijk mu
seum „Het Prinsenhof" in Delft een ten
toonstelling „Den Gulden Winckel" wor
den geopend door het hoofd van de afde
ling Kunsten van het ministerie van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen, dr.
J. Hulsker. Deze tentoonstelling bedoelt
een overzicht te geven van de meest repre
sentatieve boeken, die in de laatste halve
eeuw zijn verschenen. Op de middag van
de jubileumdag heeft in Stadsdoelen de
feestvergadering plaats, waarop voor de
eerste keer de vijfjaarlijkse J. H. Donner-
prijs zal worden uitgereikt aan de boek
handelaar, die zich op bijzondere en lang
durige wijze verdienstelijk heeft gemaakt
voor de boekhandel. Wijlen de heer J. H.
Dönner, broer van de president van de
Hoge Raad, was vijftien jaar voorzitter
van de Nederlandse Boekverkopersbond.
De Smet, Permeke, Brusselmans en Tijtgat zijn dus „de grote
vier". Hoewel we de laatste in onze omgeving al aardig moch
ten leren kennen door een verhoogde belangstelling na de oor
log voor zijn werk, hetgeen een aantal tentoonstellingen met
zich meebracht, is het weer een plezier zijn vaak ondeugende
humoristische onderwerpen in zo verfijnde wat teruggehouden
kleuren te ontmoeten. Heerlijk is Tijtgats orkest met de vier
zangsolisten op de voorgrond en de dirigent in rok, waarvan
een pand over de reling van zijn dirigeerpodium hangt. Iet
wat flauw in zijn gekanker op de belastingen was de oude heer
in zijn „Enkele bladzijden uit het leven van een kunstenaar"
aan het einde daarvan. De vrouw, veelal naakt, speelt een
grote rol in Herberts collectie Tijtgats, waarin domineert een
groot familieportret van Herbert, zijn vrouw en hun elf kin
deren. Tijtgat heeft in het laatste werk Herbert betrokken in
zijn eigen opvattingen. De beeltenis van Puvrez zal hem wel
juister weergeven. De foto van de kop van deze verzamelaar
klopt dan toch het meest met hetgeen Roelants ons vertelt van
deze „stormram".
Overigens: uit de collectie zou men enigszins het karakter
van Herbert mogen aflezen. Een vent dus met een gevoel voor
humor en vooral een kerel, als ik denk aan Permeke, De Smet
en Brusselmans, wier kunst zo krachtig is. Rond Permeke was
het wat stil de laatste jaren hier. De collectie Regnault ver
toont goede voorbeelden van zijn kunst. Herberts verzameling
is een welkome aanvulling echter voor de jongere in schilder
kunst geïnteresseerden onder ons. En Regnaults collectie is
weer een aanvulling voor een deel op wat Herbert in Den
Haag van De Smet laat zien. Deze twee figuren zijn wel de
meest typische vertegenwoordigers van het Vlaamse expressio
nisme. Brusselmans' werk is al in het Stedelijk Museum op de
expositie om een groep Belgische schilders en op de Benelux-
tentoonstelling van de Hollandse Aquarellisten Kring te zien
geweest. Brusselmans kan tot de expressionisten genoemd
worden, maar gaf aan deze richting een strengere vorm. Een
zin tot een bepaald realisme maakte sommige schilderijen door
de aard van het onderwerp misschien tot wat moeilijk te ver
werken zaken. Ik denk aan het „Stilleven met groene peren"
waarachter een afschuwelijk behang me beslist hindert. Maar
hoe overtuigend realistisch is de kleur van zijn grote interieur
en ook van een zolderkamer?
„De Mansarde" door Jan Brusselmans (1939)
Wat betreft de schilderkunst is deze collectie er een van
grote nadrukkelijkheid. Ik ondervond dan ook wel enig gevoel
van bevrijding tegenover een wat men noemt „lekker" geschil
derd stilleven met prei van De Smet uit 1942.
Bob Buys