EN TRADITIE
VERBETERDE ZOMERTIJD
Laat u nooit verleiden tot het eten van knolzwammen
MUZIKALE
AGENDA
ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1957
Erbij
PAGINA DRIE
Kanttekeningen bij
de maandelijkse
Vikingschepen gevonden
HOEWEL er tegenwoordig betrekkelijk
weinig stilstand is in het concertleven en
de zomermaanden met hun festivals zelfs
een extra spanning in deze cultuursector
teweeg brengen, blijft 1 oktober toch
steeds de nieuwjaarsdag van het eigen
lijke muziekseizoen. En nu zijn wij weer
zover. Dinsdag begint het Noordhollands
Philharmonisch Orkest met zijn winter-
campagne, nadat de dag tevoren het jaar
lijkse extra-concert voor genodigden uit
de provincie Noordholland zal hebben
plaats gehad, waarop de solotrompettiste
van het orkest, mevrouw Nelly Gaffel-
Boeree, het trompetconcert van Haydn zal
vertolken.
OP HET eerste D-concert zal de nieuwe
eerste dirigent van het N.Ph.O. officieel
in functie treden. De aanloop, die hij ge
nomen heeft met zijn directie van de zo-
mer-concerten maakt dat wij met Henri
Arends als met een bekende en vertrouwde
het nieuwe seizoen ingaan. Hij luidt de
campagne in met de bewerking die Sir
Henry Wood maakte van het in Engeland
zeer populaire klavierstukje „Trumpet
voluntary" van Jeremiah Clark, d;e het
oorspronkelijk noemde „Prince of Den-
marks march". Het werd vroeger aan
Henry Purcell toegescheven en veelal op
orgel gespeeld.
Op dit feestgeluid mag dan de eerste
der vier suites van Bach volgen. Deze
eerste (in C) geniet niet de bekendheid
van de twee (met fluitsolo) of van de derde
(met het prachtige „Air"). Zij heeft niette
min dezelfde allure, dat wil zeggen: de
zin voor een opgewekt musiceren op basis
van traditionele dansvormen, het geheel
dan voorafgegaan door een omvangrijke
Franse ouverture. Een blazerstrio twee
hobo's en fagot heeft er een paar keer
een zelfstandige rol in, bij een alternatief,
dat nu eens met recht „trio" mag heten.
De medewerkende solist op deze avond
is niemand minder dan de vermaarde
Franse nu in Amerika gevestigde
pianist Robert Casadesus, die het publiek
op het „Kroningsconcert" van Mozart en
op het „Concert voor de linkerhand" van
Ravel zal vergasten. Het zou betekenen
water naar de zee te dragen over dit ge
liefde concert van de Salzburger meester
en over Casadesus' faam als Mozart-ver-
tolker hier uit te weiden. Wat het werk
van Ravel betreft, dit is hier ook vaak
ten gehore gebracht. Laat ik er slechts aan
herinneren, dat de componist het schreef
op verzoek van de Duitse pianist Paul
Wittgenstein, die in de eerste wereldoorlog
zijn rechterarm verloren had. Aan deze
omstandigheid danken wij een zeldzaam
geslaagd kunstwerk. Het heeft aan Ravel
echter de ergernis bezorgd, dat de op
drachtgever zijn concert naar eigen op
vatting en betrekkelijke capaciteit muti
leerde. Zulks hoeft men van Casadesus niet
te verwachten. Wat Ravel als orkestrator
van pianocomposities van hemzelf en van
anderen betekende, heeft zijn roem niet
weinig verhoogd. Voor het eerst op de
programma's van het N.Ph.O. verschijnt
de guitige serenade van een Spaanse flie
refluiter „Alborada del Gracioso" het
bekende pianowerk uit „Mirvirs" door de
comopnist in een orkestraal kleed gestoken,
dat hij later ook met zijn „Habanera" deed,
die hij in zijn „Spaanse Rapsodie" te pas
bracht. Met dit werk waarin de Bask Ravel
zeldzaam geraffineerd de sfeer en het
levensgevoel van gene zijde der Pyreneeën
getroffen heeft, zal deze openingsavond
worden besloten.
DE V-CONCERTEN van het N.Ph O. be
ginnen op 11 oktober met een programma,
dat aan werk van Mozart, Schubert en
Brahms is gewijd. Soliste is dan de pianiste
Maria Curcio, die het Concert in C (K.V.
467) van Mozart komt vertolken. Van de
zelfde componist klinkt dan ook nog een
frisse „Marcia" en de „Serenata notturna"
voor dubbel strijkorkest. De Vijfde Sym
fonie (in Bes) van Schubert en de Haydn-
Variaties van Brahms completeren het pro
gramma van deze avond. Dit laatste werk
mag gelden als een der belangrijkste com
posities voor orkest van de meester. Hij
bouwde het op een eigenaardig koraal
thema („Chorale St. Antorio") van Haydn,
door deze te pas gebracht in een „Diver
timento" voor blaasinstrumenten. In een
achttal variaties, met aan het slot een
Passacaglia, heeft de componist in dit opus
zijn technische vaardigheid inzake de be
heersing der polyfonie weten te demon
streren in het geestelijk klimaat der ro
mantiek van zijn tijd.
INTUSSEN is er op woensdag 2 oktober
het jaarlijkse optreden in Haarlem van de
Koninklijke Marinierskapel, ten bate van
het Marine-sanatoriumfonds, met de uit
voering van het sprookje voor spreekstem
en orkest „Peter en de Wolf" van Serge
Prokovjev als bijzondere attractie. Manus
Willemsen, die de tekst van dit geestig-
muzikale stuk vertaalde, zal hierbij als
verteller meewerken. De realisatie van de
orkestpartij, bewerkt voor harmonie
bezetting, kan dan tevens gelden als een
vuurproef voor H. V. van Lijnschooten, de
oas benoemde luitenant-kapelmeester van
het gereputeerde korps der Mariniers, dat
voorheen, onder leiding van Gijsbert
Nieuwland, in Haarlem zoveel bewonde
raars gevonden heeft.
EN DAN staat op de agenda voor don
derdag 3 oktober een harprecital, door de
Amerikaanse harpiste Mildrid Dilling te
geven. Dit optreden in de Renaissance-
zaal van het Frans Halsmuseum zal on
der auspiciën van het Haarlems Comité
voor Kamermuziek plaats hebben. Op
maandag 7 oktober komt de wereldver
maarde Poolse pianist Stefan Askern se een
Chopin-avond geven.
Jos. de Klerk
SYMFONIE OVER REVOLUTIE
DE Russische componist Dmitri Sjosta-
kowitsj heeft zijn elfde symfonie voltooid.
De vier delen ervan worden zonder onder
breking gespeeld. Het werk is gewijd aan
de revolutie van 1905. De delen, waarin
Sjostakowitsj een groot gebruik maakt van
de oude revolutionaire liederen, heten:
„Het plein voor het paleis", „De negende
januari", „In memoriam" en „Noodklok".
Naar aanleiding van „The Ordeal of Gilbert
Pinfold" door Evelyn Waugh en „The Sandcastle"
door Iris Murdoch, beide te Londen verschenen
EVELYN WAUGH heeft een nieuw boek temeer omdat het autobiografisch opgevat In haar vorige en tweede boek („Under
geschreven, dat een nogal koele ontvangst kan worden. the Net") vertoonde deze schrijfster enige
gehad heeft, maar daar ook voor bestemd Gilbert Pinfold is een tweede Waugh, kenmerken die haar leken aan te sluiten
was. Het is een roman die de geringste ook een romancier, wiens ongeduld met bij de groep van rebelse en schelmse En-
emotie bij de lezer lijkt te willen vermij
den, ook al zou die van intellectuele orde
zijn of van de soort die zich in lachlust
uitdrukt. Er wordt voornamelijk 'n korzelig
humeur in vertegenwoordigd, zoals dat bij
Waugh altijd al enigszins was, maar nog
zijn tijd en de meeste mensen in het begin
onomwonden beschreven worden. „Het
kwam soms bij de heer Pinfold op dat hij
waarschijnlijk op weg was om een ver
velende man te worden. Het was zeker
waar, dat zijn meningen makkelijk te
gelse jonge romanciers. Daar is nu niets
van over: het verhaal is ordentelijk in een
kostschool gesitueerd en de liefde van de
veertigjarige leraar voor een jonge schil
deres is een vertrouwd thema, dat een
vreemdeling dadelijk op zijn gemak stelt.
nooit in een zo droge consistentie. Daar- voorspellen waren". Van de meningen der De hoofdpersoon en het verloop van hun
mee is niet gezegd dat de roman slecht is.
Hij is goed gemaakt over een wonderlijk
ziektegeval. En het humeur is ook merk
waardig genoeg om bezichtigd te worden,
beide amateurs, de ware en de gefingeerde,
blijven wij dan ook verder verschoond.
Het geval van de heer Pinfold voert ons
in het rijk der hallucinaties, waaraan hij
lijdt ten gevolge van een geregeld gebruik
van te grote doses slaapmiddel. Hij gaat
met achterlating van vrouw en kinderen
een scheepsreis maken naar het verre
oosten om te herstellen, maar aan boord
worden de hallucinaties steeds geweldiger,
zonder dat hij weet dat ze niet de werke-
affecties zijn maar half belangwekkend,
zodra men begrepen heeft dat er toch niet
veel bijzonders zal gebeuren. Een uitzon
dering is de beschrijving van de leraar in
een toestand van eerste verliefdheid, waar
hij zo weinig op verdacht was dat hij er de
betekenis niet van onderscheidt. Dat lijkt
wel nieuw als men het leest, hoewel het
dat natuurlijk niet is en niet hoeft te zijn.
De kracht van het boek is het grootst
in de passages waar de lezer voornamelijk
OP PITCAIRN, een indertijd onbewoond eiland in de
Stille Oceaan, waar echter in 1790 de acht muiters van de
„Bounty" de stamvaders van de huidige, ongeveer honderd
dertig zielen tellende, bevolking werden de stammoeders
waren Tahitiaanse vrouwen schijnt de zon tegenwoordig
anders dan vroeger. Op de langste dag van het jaar (dat is
daar de 21ste december, want Pitcairn ligt op het zuidelijk
halfrond) kwam de zon enkele jaren geleden op om vijf uur
's morgens en ging om half zeven 's avonds onder. Tegen
woordig ziet men op Pitcairns langste zomerdag de zon om
acht uur opkomen en zij gaat om half tien in de avond
ter kimme. Dat hebben de Pitcairners bereikt door een sim
pel trucje met de wijzers van de klok. Het trucje doet enigs
zins denken aan wat wij zelf voor de oorlog deden wanneer
wij de zomertijd invoerden: in het voorjaar lieten wij de klok
een sprong van een uur vooruit maken en op een nacht in
het najaar ging dat uur er weer af. De bewoners van Pitcairn
doen het verstandiger: geen sprong van een uur, maar van
„elke dag een minuut" vooruit in het voorjaar, achteruit
in het najaar. Ze bevinden zich er al jaren wel bij.
DIT WORDT vermeld in
een boekje, dat kort geleden
bij H. D, Tjeenk Willink in
Haarlem is verschenen. Het is
door de Amsterdamse hoog
leraar prof. mr. dr. G. van
den Bergh geschreven. Het
geval Pitcairn wordt daarin
overigens maar terloops aan
gehaald, het dient ter onder
steuning van een pleidooi dat
de schrijver voor een soort
gelijke regeling voor (West-)
Europa houdt. „De Euro-klok"
heeft hij zijn boekje genoemd.
Klokhervorming, als idee,
is niet nieuw. Dezelfde pro
fessor Van den Bergh ont
wierp een soortgelijk plan
voor Nederland al kort na de
oorlog. Men zou het „een ver
beterde zomertijd" kunnen
noemen: in plaats van een
sprong ineens van een uur
stelde hij kleine dagelijkse
sprongetjes voor vooruit
in het voorjaar, achteruit bij
het korten der dagen. Maar
een staatscommissie, die het
plan ongeveer vijf jaar gele
den in studie nam, verwierp
het. Het voornaamste bezwaar
gold de buitenlandse verbin
dingen: de trein uit Parijs bij
voorbeeld zou, als Nederland
zijn klokken zo variabel liet
lopen, elke dag op een ander
tijdstip binnenkomen. Een on
overzichtelijke dienstregeling
zou het gevolg zijn. Professor
Van der Bergh hoogleraar
in het staatsrecht, maar te
vens een bekend en verwoed
amateur-astronoom is toen
aan het werk gegaan om zijn
plan zo te herzien dat het kan
worden toegepast voor heel
West-Europa. Dit plan nu is
neergelegd in dat boekje
„Euro-klok". Het plan is
eigenlijk erg eenvoudig. Het
laat zich in twee zinnen ver
tellen: Men laat van 21 de
cember tot 21 juni de klok
iets sneller lopen en van 21
juni tot 21 december weer iets
langzamer. „Iets" wil hier
zeggen: vijftig seconden per
etmaal, dus vijf-zesde minuut.
Men bereikt daarmee een toe
stand waarbij, zelfs midden in
de zomer, de zon nooit vroe
ger zal opkomen dan onge
veer kwart voor zes. (Tegen
woordig komt de zon in de
midzomer om twintig minu
ten over vijf op). Doordat de
zon echter in werkelijkheid
natuurlijk even lang op blijft
als anders, wordt dus ook het
tijdstip van zonsondergang
naar een later uur verscho
ven. Onder het huidige klok-
kestelsel zien wij op 21 juni
de zon ondergaan om 21.04.
Maar als professor Van den
Bergh zijn zin krijgt zullen
wij na de klokhervorming op
de langste zomerdag tot 22.36
uur in de zon kunnen zitten.
Zijn plan is op alle landen lijkheid zijn. Pinfold hoort hatelijke con- visueel wordt geïnteresseerd. Het^ geldt in
Iv, nnl/wM-, U, «(- Uii-rrtviiJftK Trnrtn f tttcc Rn i f on eoonoe dia
van West-Europa van toepas
sing te brengen. Uitvoerige
tabellen achterin zijn boekje
laten de verschuiving zien
voor twintig Europese steden
van noord tot zuid. Wij kiezen
er twee: Bergen (in Noorwe
gen) en Madrid waarbij de
gegevens betrekking hebben
op de 21ste juni: Bergen: zon
neschijn van 4.39 tot 23.41
(nu: 3.07 tot 22.12) en Ma
drid: zonneschijn van 7.17 tot
22.20 (nu: 5.45 tot 20.48). Het
grote voordeel schuilt hierin,
dat de dag meer dag wordt:
op het ogenblik liggen vrijwel
alle Europeanen in de och
tend kostelijke zonne-uren te
verslapen en 's avonds moeten
ze kunstlicht branden.
versaties over zichzelf voeren in de salons,
de kapitein een gewonde matroos marte
len en een internationaal incident voor
bereid worden wanneer zij langs Spanje
varen, alles terwijl hij geheel alleen in zijn
hut is. Hij neemt eerst aan dat er een toe
vallig microfoonsysteem ontstaan is door
defecten in de elektrische leidingen, maar
komt vervolgens tot een fantastischer
theorie, gebaseerd op het principe van een
wonderkist die levensstralen uitzendt, zo
als er zich een in het bezit bevindt van een
zonderlinge dorpsgenoot van hem in Enge
land, om wie hij altijd vroeger gelachen
heeft. Als hij daarin is gaan geloven, wor
den zijn hallucinaties nog akeliger. Hij
hoort nu de beraadslagingen en dreige
menten van een echtpaar dat het op hem
zelf gemunt heeft, afgewisseld met de
liefdesbetuigingen van een vrouw genaamd
Margaret, die hem probeert te bereiken
het bijzonder voor twee buitenscènes, die
de schrijfster met kennelijke smaak lang
heeft uitgewerkt. De ene beschrijft een
tocht naar het land op een zonnige middag
van de leraar en de schilderes in haar
auto. Dat is nog voordat er iets van liefde
gebleken is. En het is zeer pijnlijk voor
beiden, dat het een beetje de schuld van
de leraar is, dat de auto van een afbrok
kelende wal op zijn kop in het water
terechtkomt. Het speelt zich af in een bos,
waar de schilderes ook is gaan zwemmen,
terwijl de leraar met zijn rug naar het
water zat. Men herinnerft zich deze din
gen tezamen als een compleet verhaal-in-
het-verhaal. De andere grote buitenscène
is nachtelijk. De zoon van de leraar en
zijn boezemvriend proberen de toren van
de schoolkapel te beklimmen, wat streng
verboden is. Onder de torenspits blijven
zij hangen tegen een uitstekende daklijst
en kunnen hoger noch lagre meer komen.
maar nooit zover kan komen. Tenslotte
Dit voordeel, zegt professor vermant hij zich en dringt de vijand terug. Dan worden zij ontdekt, er worden schijn-
Van den Bergh, brengt aller- jn Egypte al gaat hij van boord om naar werpers op hen gericht, leerlingen en
lei andere voordelen mee: zo Engeland terug te reizen. Hij slaat een leraren staan allen aan de voet van de
wordt bijvoorbeeld de ar- laatste verzoeningsaanbod van het onthut
ste echtpaar af, dat daarmee voorgoed uit
zijn verbeelding gejaagd wordt. Als hij
aan zijn vrouw'van die finale weigering
vertelt, vindt zij dat flink van hem, omdat
het inderdaad een verleidelijke makkelijke
uitweg bood maar nee, zegt Pinfold, zijn
onwilligheid is te danken geweest aan
„sheer bad temper".
Zo keert hij terug naar zijn slordige
landhuis, zijn boeken en meubels en zijn
ziet er bijzonder aantrekkelijk eigen ongeduldige humeur. Niets kon min-
uit. Hadden wij nu maar een (jer ontroerend zijn dan die verblijdende
vast Europees gezagsorgaan genezing. Men moet het boek lezen om de
dat 't in studie kon nemen en bittere onzinnigheid van de hallucinaties,
snel kon zeggen: „Ja nu."
beidsdag van de gemiddelde
burger verschoven in de rich
ting van de (koelere) och
tenduren. Het is bekend dat
men zowel geestelijk als licha
melijk produktiever is bij een
lagere temperatuur. Zijn plan,
een ei van Columbus dat ons
leven aanzienlijk kan veraan
genamen - getuige Pitcairn -
HET NIEUWE BOEK van Iris Murdoch
G. van vv. is een voorbeeld van zo'n soepele roman.
toren, staren naar de twee jongens die
aan de daklijst geklemd zijn en hopen dat
de brandweer zal komen voor hun krach
ten uitgeput zijn.
Die dingen zijn goed gedaan. En er zijn
kleinere scènes die het evenzeer zijn. Men
kan de schrijfster natuurlijk ook haar
soepelheid niet verwijten en als iemand
daar het boek juist om bewondert is er
niet veel tegen in te brengen. Iris Mur
doch is een van de bekwaamste romanciers
van Engeland op het ogenblik. Alleen zijn
haar personages een beetje mager, eli legt
men tevergeefs het oor op het boek in de
hoop er een paar van die scheve mis
plaatste noten van een onbekende muziek
uit te horen.
S. M.
EéN LID van de knolzwammengroep
kent u vast en zeker, al is het desnoods
van de prentjes in de bóeken uwer kin
derjaren: de vliegenzwam, onveranderlijk
afgebeeld met een lakrode hoed die luch
tig bestrooid lijkt met witte hagelslag. In
de werkelijkheid wil dat rood nogal eens
naar oranje neigen, maar de korrels en
plakjes er bovenop zijn altijd hagelwit. Zó
weggelopen uit sprookjes en kinderver
halen heeft de sierlijke vliegenzwam ech
ter geen bijzondere voorkeur voor ons
goede Kennemerland aan de dag gelegd.
Ze is op haar manier kieskeurig, houdt
van dennen en berken om zich heen. En
aangezien deze combinatie bij ons niet
zo heel veel voorkomt, krijgen we ook
maar op enkele plaatsen vliegenzwemmen
te aanschouwen.
Een andere vertegenwoordigster van het
gezelschap daarentegen, de gele knol-
zwam, heeft het bij ons zozeer naar haar
zin, dat u haar op ieder wandelingetje in
een herfstig binnenduinbos kunt vinden,
mooi uitgegroeid tot volslagen paddestoel,
maar ook en dan is ze nog wel interes
sant in verscheidene jeugdige stadia.
Daar is dan heel mooi aan te zien hoe
een knolzwam wordt tot wat ze uiteinde
lijk is, een tamelijk ingewikkeld gebouw
de paddestoel, haar naam eer aandoend
met een stevige knol onderaan de steel (en
veelal grotendeels verborgen in de grond).
Dicht onder de hoed hangt er tenslotte
een ietwat vlokkige, witte manchet rond
de steel en bovenop de lichtgele hoed lig
gen dan wat schubbige schijfjes, aan hun
randen gewoonlijk naar het bruine nei
gend. Zowel deze hoedschubben als de
Links: parelamanieten van verschil
lende leeftijden. Rechts: sierlijke
rood-met-witte vliegenzwammen.
Onderaan: volwassen gele knol-
zwammen.
manchet zijn de restanten van vliezen, die
de paddestoel in zijn jonge dagen (of uren!
bij zacht herfstweer kunnen ook knol-
zwammen snel groeien) hebben beschermd
tegen mogelijke van buiten dreigende ge
varen, zoals het aangevreten worden door
kleine dieren.
Heel jong zitten knol, steel en hoed ste
vig opgesloten binnen een dik alles om
hullend vlies. Bij het uitgroeien van het
geheel scheurt dit even boven de rand
van de knol af. En naarmate de hoed zich
verder ontplooit, komen er barsten en
groeven in die al spoedig de losse plakjes
doen ontstaan. In half volwassen toestand
vertoont de knolzwam dan nog een twee
de vlies, aanvankelijk keurig strak ge
spannen van hoedrand naar steel en het
belangrijkste gedeelte voorlopig nog ver
bergend. Maar dit duurt meestal niet lang.
Ook dit tweede vlies begint te scheuren,
precies langs de rand van de hoed. Zo
vormt het de losse manchet, maar in dit
stadium is het voor de paddestoel niet
meer van belang. Waar het nu om gaat,
is het grote aantal straalsgewijs onder
hoed neerhangende lamellen. Aan hun op
pervlakte worden bij miljoenen de mi
croscopisch kleine kiemcellen, de „spo
ren" van de paddestoel, gevormd, telkens
in groepjes van vier. Zodra ze rijp zijn,
worden deze sporen een heel klein eindje
weggeschoten, juist ver genoeg om onge
veer midden tussen twee lamellen terecht
te komen. Maar tegen dat ze daar zijn
aangeland krijgt de zwaartekracht zoveel
invloed op hun beweging, dat hun baan
scherp naar beneden wordt omgebogen en
ze dus tussen de lamellen uit vallen. Een
klein gedeelte zal misschien op de grond
vlak onder de knolzwam terechtkomen,
maar verreweg de meeste van al die hon
derdduizenden sporen, onwaarschijnlijk
licht als ze zijn, worden opgenomen door
het minste of geringste windzuchtje en
weggevoerd. De grote meerderheid zal
hierbij stellig verloren gaan, maar wel
licht komen enkele van die kiemcelletjes
toch op plaatsen, waar ze kunnen uit
groeien, niet meteen tot nieuwe gele
knolzwammen, maar eerst tot een massa
van ragfijne schimmeldraden, een zwam-
vlok, die al woekerend in de bosgrond pas
in een volgend seizoen paddestoelen zal
kunnen voortbrengen. Merkwaardig: van
de honderden zeer verschillende soorten
paddestoelen lijken de zwamvlokken op
elkaar als druppels water. Men zal hier
de „boom" uitsluitend aan zijn vruchten
leren kennen!
BEHALVE de gele knolzwam en de
vliegenzwam kunt u in onze streek ge
makkelijk nog een paar leden van het
zelfde geslacht tegenkomen. Ten eerste:
de prachtige parelamaniet, een rossig
bruine paddestoel met kleine parelach
tige hoedschubjes, veelal vergankelijke en
slordig losscheurende manchet en natuur
lijk een knol onderaan de steel. En verder:
de verraderlijkste van alle Nederlandse
paddestoelen, de groene knolzwam. Deze
laatste is om te beginnen zeer variabel
van tint, soms groenig zoals het hoort,
maar ook wel geel of zelfs zuiver wit. En
steeds dodelijk voor wie ervan eet! Zij
verwoest onherroepelijk het bekledings
weefsel van het maagdarmkanaal en tast
gewoonlijk ook de lever aan. En het naar
ste van alles is, dat de vergiftigingsver
schijnselen zich pas vele uren na het eten
voordoen in de vorm van hevige krampen,
diarrhee en soms ook braken. De patiënt
is dan al ten dode opgeschreven.
Laat u daarom nooit verleiden tot het
eten van doodonschuldige en zelfs heel
smakelijke knolzwamsoorten! Er kan im
mers een groene knolzwam meer dan
bedriegelijk lijkend op een eetbare soort
tussen de andere paddestoelen verzeild
geraakt zijn. Dan is uw ongeluk niet te
overzien. Daax-om zal ik dit stukje ook
onder geen voorwaarde besluiten met het
opsommen van de kenmerken der voor de
consumptie bruikbare knolzwammen, u
in de verleiding brengend die dan eens te
zoeken en te probei-en. U kunt zich beter
verre van deze gevaarlijke familie houden
en champagnons eten uit de winkel. Laat
de waarlijk goede paddestoelenkenner
voor zichzelf beoordelen of hij het risico
wil nemen.
Kees liana
IN DE Roskilde Fjord aan de kust van
Noorwegen hebben Deense archeologen, die
kikvors-uitrustingen gebruiken, in vier
meter diep water de wrakken van twee Vi
kingschepen gevonden. De wrakken zijn
twintig meter lang en geladen met stenen.
Men veronderstelt, dat de beide schepen
tot zinken zijn gebracht om de haveningang
van de fjord te blokkeren. Hoewel men
x-eeds lange tijd wist dat er in de Roskilde
Fjord een Vikingschip lag, stelden kikvors
mannen deze zomer een onderzoek in. Zij
slaagden erin een wrak op te sporen en ont
dekten op korte afstand daarvan een twee
de. De beide schepen dateren uit de late
Vikingentijd. Een ervan is van eikenhout,
terwijl het andere spanten en een kiel van
eikenhout, maar een scheepshuid van pijn
bomenhout heeft. Waarsclxijnlijk was het
eerste een oorlogsschip en het tweede een
koopvaarder. De schepen moeten reeds ge
ruime tijd gebruikt zijn geweest toen men
ze tot zinken bracht. De leider van het ber
gingswerk heeft de ornamenten van de
wrakken gesloopt, die thans in het Natio
naal Museum in Kopenhagen bestudeerd
worden. Men vermoedt dat nog andere Vi
kingschepen op de zandige Noorse kust
liggen.