De beste bedoelingen
De douanebeambte Rousseau
ZONDAGSSCHILDER
Over het begrip
De negen Muzen
Erbij
AMERIKAANSE LITTERATUUR:
EVEN ETEN BIJ
Grote uitbreiding van nieuws
voor de Engelse televisie
Voor praktische mensen
CORK
VRIJDAG 4 OKTOBER 1957
PAGINA V
Naar aanleiding van "Compulsion" door Meyer Levin
en "The Muses are Heard" door Truman Capote,
respect, verschenen bij Muller en Heineman te Londen.
DE AANWEZIGHEID van enkele werken van de Franse
schilder Henri Julien Félix Rousseau genaamd „le douanier
Rousseau" (de douanebeambte Rousseau) op enige belangrijke
tentoonstellingen hier te lande en ook zijn invloed op het werk
van anderen, dat hier wel te zien was, lijkt mij een aanleiding
iets van deze wonderlijke figuur te vertellen. Gezien de betrek
kelijk kleine hoeveelheid van zijn werken in verschillende collec
ties, zal ook een overzichtstentoonstelling misschien niet zo gauw
te verwachten zijn. Voor mij was er bovendien nog een aan
leiding iets te zeggen over Rousseau door de toezending van een
IN 1924 hebben twee rijke Amerikaanse dat Meyer Levin aan zijn uitgesproken Frans hoekje over hem, uitgegeven in de serie „Témoins du XXe
studenten, Leopold en Loeb, een jongetje ambitie om ons begrip voor de medemens siècle" (Getuigen van de twintigste eeuw) door Henri Perruchot,
ontvoerd en gedood. De tekorten van hun te ver.r«ken> de geheime wens paart om die een welkome samenvatting geeft van alles wat over Rousseau
ontwerp voor een volmaakte misdaad HTMsTnTiresIant^te^en hoeveeWrl?-' in <le looP der laatste laren bekend gemaakt werd.
wreekten zich al voordat zij de losprijs
in handen hadden. Zij werden spoedig
gearresteerd en hadden alleen aan het
pleidooi van hun advocaat Clarence Dar-
Het is interessant om te zien hoeveel vrij
heid in de beschrijving van seksuele we
tenswaardigheden toelaatbaar blijkt in een
boek dat zich duidelijk richt naar alge
mene Amerikaanse conventies. Dat is al
een teken van de populariteit van de psy-
row te danken dat zij niet ter dood ver- schoanalyse en wellicht in het bijzonder
oordeeld werden, maar tot negenen
negentig jaar gevangenisstraf, zonder
recht op vervroegde invrijheidsstelling.
Intussen is een van hen bij een opstand
in de gevangenis gedood. De laatste tijd
is er sprake van dat de ander toch op
erewoord zal worden vrijgelaten.
DIE WARE en nu ook weer een beetje
actuele geschiedenis is door Meyer Levin
tot onderwerp gekozen van een roman,
waaroor hem in Amerika en Engeland
enige bijzondere aandacht gegund is. Hij
verbergt niet dat hij ernst gemaakt heeft
met de toepassing van het voorschrift van
Cyril Connolly, dat 'een schrijver niets an
ders hoeft te doen dan een meesterwerk
te maken. Er wordt in een voorwoord her
innerd aan Stendhal, Dostojewsky en
Dreiser, die ook voor meesterwerken ge
bruik gemaakt hebben van een gemengd
bericht. Dostojewsky's werk, zegt de heer
Levin, ontstond uit het koortsachtige on
derzoek van de ziel in het Rusland van
zijn tijd. Dreis r deed zijn voordeel met
sociologische denkvormen. In onze tijd
echter willen wij de dingen psychoanaly
tisch begrijpen. Of zijn verklaring weten
schappelijk geldig is, wil hij niet uitma
ken, maar hij hoopt dat zij het in ieder
geval poëtisch zal zijn.
Wat „Compusion" onderscheidt van een
meesterwerk en trouwens ook van de
poëzie in het algemeen is dat het geen
zienswijze schept, maar er alleen een over
neemt van de wetenschap en dan nog wel
uit de meest bekende en toeristisch be
reisde regionen daarvan. „The Crime of
the Century" heet het eerste deel van het
boek. Het tweede is „The Trial of the Cen
tury" genaamd. De termen zijn natuurlijk
niet aan de wetenschap ontleend, maar aan
het reclamewezen en dan geeft het ook
niet dat bijna de helft van deze eeuw nog
toekomst is. Als het eerste deel begint, is
de misdaad al begaan, want het was Meyer
Levin niet om de sensatie te doen. Wij ho
ren pas later iets over de voorbereidingen
en over de motiveringen die aan Nietzsche
te wijten waren: de jongelui wilden zich
„Ubermensen" betonen met een misdaad
die hun belangen niet noemenswaard dien
de. Men zou wensen dat de auteur hun bij
van de invloed van het rapport-Kinsey.
WIE OP ZOEK is naar poëzie, kan beter
het boekje lezen dat T-uman Capote over
zijn reis naar Rusland als verslaggever
voor de New-Yorker bij de tournee van
„Porgy and Bess" geschreven heeft. De
tekst is eerst in afleveringen verschenen
en daarna uitgebreid voor de uitgave in
boekvorm. Het model ervan is dan ook
nogal slordig, met veel herhalingen bere
kend op de korte memorie van de week
bladlezer. Bovendien is Truman Capote
verweten dat hij geen moeite gedaan
heeft om zich ernstig rekenschap te geven
van wat hij in Rusland gezien had. Die
tweede grief is de minst gegronde. Wie na
een kort reisje in Rusland sterk of lui ge
noeg is om te zwijgen over het communis
me als levensleer en wereldbeschouwing,
verdient geprezen te worden. De enige
manier, waarop er toch iets over gezegd
kan worden, is onlangs in Frankrijk ge
demonstreerd door Jacques Lanzmann
die, als communist of tenminste sympa
thisant vertrokken, na een nog korter
reisje dan dat van Truman Capote als po
litiek twijfelaar is teruggekeerd doordat
hij teleurgesteld was toen hij de achter
buurten van Odessa zag. Zo'n ervaring
wortelt niet diep in het geestelijk leven
van onze tijd, maar is in ieder geval ver
rassend genoeg. Truman Capote was geen
communist en is liet ook niet geworden.
Welke van de talrijke gangbare gedachten
over het communisme hij bij zichzelf ge
dacht heeft, hoeven wij dan niet te weten.
De waarnemingen die hij wel gedaan
heeft worden door het slordige model
niet bedorven. In het eerste deel van zijn
boek „When the Cannons are Silent"
beschrijft hij voornamelijk de leden van
het operagezelschap, in Berlijn en naar
Leningrad op reis. In het tweede „The
Muses are Heard" komen ook enige
Russen voor, die hij in Leningrad gezien
heeft in de dagen voorafgaande aan de
première. De titels van de twee delen sa
men vormen een Russische spreuk, die
aan het gezelschap geleerd werd door een
van de ontvangende ambtenaren. Truman
Capote waardeerde die op zijn dubbelzin
nige manier als innemend en een beetje
dwaas, met dien verstande dat de éne
SINDS het optreden van Rous
seau is men gaan spreken van
zondagsschilders: daarmee zijn
eigenlijk bedoeld dilettanten die
hun vrije tijd aan de schilder
kunst wijden en er een ander
beroep op na houden. Ieder kent
vermoedelijk, hetzij van nabij of
van verre, wel een dergelijke fi
guur. Meestal zijn dit echter
amateurs, in de betekenis die wij
aan dit woord hechten. Mogelijk
geloven sommigen iets te kunnen
toevoegen aan wat bestaat op het
moment van hun werken. Sinds
het optreden van Rousseau komt
het ook meer voor dat enkelen
geloven eens als belangrijk er
kend te worden. Gezien hetgeen
ons als moderne kunst tegen
woordig wel wordt voorgezet is
dat een te begrijpen illusie. Die
illusie lag in Rousseau's tijd wel
wat minder voor de hand. Maar
waar, naar verteld wordt, de
grote Cézanne al verheugd was
over zijn zoontje, die de vensters
knipte uit het gebouw op één
zijner schilderijen en dus bewees
die vensters te herkennen, is het
toch wel aan te voelen dat de
schilderkunst was gekomen tot
iets, waarvan het beoordelen
moeilijker was geworden, het
waardeoordeel op betrekkelijke
losse schroeven was komen te
staan. Het lijkt onwaarschijnlijk
dat dit verschijnsel Rousseau
moed gegeven heeft met zijn werk
naar buiten op te treden. Dat
verlangen zal zonder meer altijd
al bestaan hebben. Het feit ech
ter, dat men geneigd was aan
dacht te schenken aan een der
gelijke figuur, ligt in die nieuwe
waardebepalingen inzake kunst,
welke ontstaan waren.
De ontdekking van Rousseau
valt in een tijd, dat men was gaan
twijfelen aan de mogelijkheid
nog iets te kunnen toevoegen in
traditionele zin aan hetgeen in de
ontwikkeling van de Westerse
kunst was opgebracht. Door wan
trouwen in de bestaande maat
schappij mede, in de beschaving
als men dat zo noemen wil, groei
de een behoefte tot bezinning op
primaire menselijke waarden. Zo
keek men naar kunstuitingen van
gevallen was. Wat een schandaal! Zoiets VtS men naar Kunstuitingen van
doet hij natuurlijk niet. Hij is het met ons °°k, primi"7e ™lken. Deze kunst
,11™ ™ioa0c,a dle hll beschrijft opgevat. Het is vaak on- was het, die naast Cezanne's
derhoudend, voor wie zijn soort plezier
kan delen.
S. M.
allen eens dat de misdaad verwerpelijk
was. En hij meent dat wij niet zullen be
grijpen „hoe het bestaat" als hij ons niet
te hulp komt met een gepopulariseerde
klinische woordenschat. Hij heeft de ver
klaringen voor een deel in zijn verhaal
kunnen verwerken en wat er tenslotte
overschoot in het laatste hoofdstuk door
een student in de psychologie laten uit
spreken.
Wat daar aan poëzie in is, zou in een
wetenschappelijk artikel beter tot zijn
recht gekomen zijn. Dan zouden wij tevre
den geweest zijn met de feiten en hun in
terpretatie, maar in een psychologische
roman hebben wij recht op een aandeel in
de ondervindingen van de personen zelf.
Meyer Levin maakt alleen als een dilet
tant gebruik van een paar noties 'van sym
boliek. De beitel, waar de moord mee ge
pleegd wordt, symboliseert men-weet-wel
en de buis, waar het lijkje in verstopt
wordt, symboliseert ook-dit-is-makkelijk-
te-raden. Er staan ook veel andere dingen
in zijn boek, dat vierhonderd pagina's telt.
Zij zijn soms aardig verteld, maar niet
goed genoeg om de indruk uit te wissen
werk, bijvoorbeeld het kubisme
opriep. Schilders als Matisse en
zijn medestanders hebben de be
naming „Fauves" (wilde dieren)
geaccepteeerd. Het lag voor de
hand dat een „primitief" uit
eigen omgeving de grootst moge
lijke kans op ontdekking had. En
dat was dan Rousseau.
ROUSSEAU werd te Laval ge
boren in 1844. Hij was even jon
ger dan Manet, Degas, Cézanne,
Renoir en Berthe Morizot, ouder
dan Gauguin, Van Gogh, Seurat
en Toulouse Lautrec dus. Rous
seau's vader zou als blikslager
een goed handwerker geweest
zijn. Van zijn broer zegt Rous
seau's kleindochter, dat hij mooie
portretten schilderde. In de fa
milie van moederszijde zaten mi
litairen. Of hij zich al vroeg tot
de schilderkunst geroepen voel
de. is niet bekend. Hij zelf zei
veel later dat hij door fortuin bij
zijn ouders gedwongen was een
andere carrière, de militaire, te
volgen dan die waartoe zijn
kunstzin hem riep. Men heeft
echter de indruk dat hetgeen
Rousseau vertelde wel eens op
fantasie berustte. Er zijn sterke
redenen bijvoorbeeld om te twij
felen aan zijn beweerde deelne
ming aan de campagne in Mexi
co in de tijd van Napoleon III,
waaraan hij sommige van zijn
onderwerpen te danken zou heb
ben. In 1869 verliet hij de mili
taire dienst en trouwde Cléman-
ce Boitard, die in de verhalen
een Poolse is geworden en Yad-
wigha zou moeten heten. In één
van zijn laatste schilderijen
„de Droom" (1910) komt zij
voor, naakt uitgestrekt op een
divan in een oerwoud.
Na als klerk bij een deurwaar
der mislukt te zijn kwam hij bij
de inspectie van de belastingen
op hetgeen bij invoer in Parijs
geheven wordt. Hij maakte de
Frans Duitse oorlog van 1870-1871
als sergeant mee en werd daarna
weer bij het „octrooi" të werk
gesteld, waar hij overigens als
douanebeambte niet hoog aange
slagen werd. Op zijn minst moest
hij een naïeveling genoemd wor
den. Men rekende niet te zeer bij
dit werk op hem, zodat hij nogal
wat tijd overhield om zich aan
de schilderkunst te wijden. La
ter beweerde hij zelfs dat zijn su
perieuren hem zoveel vrijheid
gaven opdat hij voor zichzelf kon
werken! Aldus zouden zij iets
hebben helpen toevoegen aan de
glorie van Frankrijk!
Wanneer hij begon te schilde
ren staat niet vast. De oudste
van hem bekende doeken dateren
van 1880. De geschiedenis van
zijn ontwikkeling tot zijn optre
den op de Salon in 1885 blijft le
gende. Signac en Luce haalden
hem over verder mee te doen met
De Onafhankelijken en daar is
hij bij gebleven. Algemene waar
dering echter ondervond zijn
werk nog lang niet. Pisarro ver
raste het en hij prees het in zijn
kennissenkring. Dat dit gekke
mannetje echter niet geheel ern
stig werd genomen, wordt door
de beschrijving van een Rous-
seaufeest bij Picasso door Mau
rice Raynat in zijn boek over de
Spanjaard bewezen. Het was voor
de schilderkunst in die dagen een
revolutionaire tijd en op zo'n mo
ment zijn wreedheden niet uit
gesloten. In zo'n ontwikkeling is
voor sommige mensen alles op
losse schroeven gezet. Men hoopt
en wil zichzelf wat betreft twij
fel „niet laten kennen", zoals dat
bij ons heet. Zodat het verslag
van dit feest iets beledigends
heeft voor het gevoel .van hen,
die deze wonderlijke schilder
leerden waarderen. Rousseau riep
bepaalde reacties echter zelf op
en bij de Parijse Onafhankelijken
is de gedachte nog geopperd hem
er uit te zetten, hetgeen Toulouse
Lautrec heeft weten te voorko
men.
Bepaald mis was ook het ple
zier dat de bohémien Alfred Jar-
ry, de schrijver van Ubu-Roi,
maakte om het gekke mannetje,
dat hij alleen maar verdedigde
omdat anderen de schilder be
spotten, van wie hij zelve even-
Zelfportret van de douanebeambte Rousseau uit 1897, dat
zich bevindt in het museum voor moderne kunst te Praag
ondersteund worden door een
zwart, dat Gauguins bewonde
ring al wegdroeg. Wonderlijk
mooi is het vormenspel der ver
schillende bladeren, waartussen
en over zich arabesken van tak
ken bewegen. Prachtige witten
kan men ontmoeten in het bruids-
min iets begreep. Courteline kocht
Rousseau's portret van Pierre
Loti voor zijn rariteitenkabinet.
Het valt te begrijpen als men de
reproduktie daarvan bekijkt, zon
der te letten op de boom, die een
structuur heeft, die herinnert aan
die van de tegenwoordige Bali
nese schilderkunst.
Een begin van waardering vindt
men dan wellicht ook het gemak
kelijkst door zich vooral te rich
ten op Rousseau's vegetaties, zo
als die voorkomen in zijn park-
tafrelen en stadsgezichten, zijn
decoratieve oerwouddecors, ge
lijk in „De slangenbezweerster"
(die een plaats vond-in de collec
tie van het Louvre en nu te zien
is in het Museum van het Im
pressionisme, dat in de noord
westhoek van de tuin van de Tui-
lerieën staat). Dan bewondert
men Rousseau's groenen, die vaak
kleed van een vrouw, in een
paard of in de gevels van hui
zen aan de Seine, een decor dat
met enige van Rousseau's dieren
zo uitstekend is toegepast in de
showfilm „Au American in Paris"
later.
Rousseau's groene bomen her
inneren mij aan een gesprek met
de in Frankrijk werkende Neder
landse schilder W. Oepts over de
moeilijkheid iets te maken van de
Amsterdamse grachten in volle
zomer als het groen zo zwaar en
ongeschakeerd wordt. Je zou het
moeten doen als Rousseau, was
zijn uitroep. Er is invloed van
Rousseau uitgegaan. Wie denkt
bij het zien van zijn „Oorlog" (ook
in het Museum van het Impres
sionisme) niet aan de surrealis
ten? Nog meer doet men dit wel
licht bij zijn voorstelling van een
ingeslapen zigeunerin met een
luit naast zich liggende in ee
woestijn en achter haar ec
leeuw. Willink, Hynckes en Koe
hebben iets aan Rousseau te;
danken.
En dan heeft zijn optreden een
hele reeks andere zondagsschil
ders opgeroepen. Daar zijn wel
intrigerende figuren bij, zoals de
Fransman Bauchant bijvoorbeeld.
Maar ook is veel peuterig en be
nauwend dilettantisme later be
langrijk verklaard. Kunsthande
laren, museumdirecteuren en
sommige critici voelden het als
een persoonlijke verdienste hun
eigen zondagsschilder te ontdek
ken. Amerika maakte gerucht
met Grandma Moses en onze
Houtman, wiens „kunstuitingen"
wel te zien zijn in het Stedelijk
Museum te Amsterdam, werd in
dertijd door de jonge directeur
van de kunsthandel Buffa naar
wijlen Van Lier gestuurd omdat
hij hem daar een betere kans op
ontdekking toedacht, dan door
hem zelve, daar hij er evenmin
als ondergetekende in kan gelo
ven. De smakeloze tegelpanelen
vinden we terug in het goedige
werk van Sal Meyer, die een tijd-
land heel belangrijk gevonden
werd. De waardebepaling bij
deze kunst blijkt al even moei
lijk als abstracte kunst!
Voor mij echter heeft nog nie
mand Rousseau geëvenaard en
men zou geneigd zijn de benaming
„zondagsschilder" niet meer op
hem toe te passen.
Bob Buys
„TUSSEN DE MIDDAG" ga ik altijd erg Newyorks, ik heb 't nooit ergens anders
DE televisie-afdeling van de BBC
gaat, alle ITA-concurrentie ten spjjt,
onversaagd verder met de verbete
ring van haar programmapeil. Dit
seizoen deden bijvoorbeeld school
televisie en gerichte uitzendingen
voor landbouwers haar intrede, maar
de meest in het oog lopende krachts
inspanning vormt toch de uitbreiding
van de nieuwsdienst. Het reeds van
de geluidsomroep oekende systeem
„Nieuws op het gehele uur" is thans
ook bij de televisie geïntroduceerd.
De Engelsen kunnen het nieuws nu
zien om zes, zeven, acht, tien en elf
uur 's avonds. Dit schema geldt van
maandag tot en met vrijdag. In het
weekeinde is er een afwijkende
dienstregeling. Het is de bedoeling,
dat het nieuws ook van uur tot uur
wordt bijgehouden en ververst. Het
bulletin van zes uur omvat zeven
minuten algemeen nieuws en sport
berichten, drie minuten weerover-
zicht en vjjf minuten gewestelijk
nieuws, waarbij zuidoost-Engeland,
Londen inbegrepen, een eigen bulle
tin zal krijgen. Het nieuws van zeven
uur duurt vijf minuten en dat van
acht uur twee minuten. Het belang
rijkste bulletin wordt om tien uur
's avonds uitgezonden. Het bevat een
maximum aan illustratiemateriaal.
Het duurt een kwartier, behalve op
dinsdag en donderdag, wanneer de
laatste vijf minuten worden gebruikt
voor de rubriek „Achter de koppen".
Het bulletin van elf uur tenslotte
brengt het laatste nieuws in vijf mi
nuten met filmillustratie. Op zon
dagmiddagen geeft de nieuwsdienst
van de BBC-televisie een weekover
zicht van een half uur. Dit zal niet
alleen bestaan uit de reeds uitgezon
den journaals in fragmentarische
vorm. Er worden nieuwe elementen,
zoals commentaar en analyses, aan
toegevoegd.
wat eten bij Horn Hardart op Lexington
Avenue in New York tegenover het post
kantoor. Dat is dus om ongeveer één uur,
als het op z'n allerdrukst is in de massa-
fabricage van mensen, soep, hickleberrypie
(fresh! dat staat er het hele seizoen, kan
nooit waar zijn) en jellies, zoutvrouwen,
mosterdvrouwen, sjouwvrouwen en geld
telautomaten. Ik vind het elke keer weer
een ervaring en zou voor geen geld chic
en duur willen eten in een of andere
lunchroom. Je komt binnen door de draai
deuren, je loopt maar, een ander douwt je
wel en dan ga je eerst bij de geld wissel
automaat staan. Daar zijn twee vrouwen
met pikzwarte handen en bliksemsnelle
bewegingen: de ene is een soort Jane
Mansfield in touwharige en afschuwelijke
uitvoering, dat wil zeggen dat alleen de
boezem overblijft, maar die trekt dan ook
alle aandacht. De andere is een oude
zenuwachtige, maar zeer efficiënte heks
achtige. Ze zijn allebei even onhebbelijk,
maar wat kan je anders verwachten als
het je beroep is om hele dagen van ten
minste acht uur dimes en nickels en quar
ters te moeten uittellen, tellen en het vuil
niet meer van je handen te kunnen krijgen
in de meest letterlijke zin. Eindelijk heb
je alle nickels in je handen. De mannen
achter je hebben staan opdringen, omdat
die vrouw er weer zo lang over deed. Je
neemt een blad, een paar servetjes en eet
gerei en gaat op weg langs de automaten.
Alles is te krijgen en ik vind het nog
steeds grappig als de chocolade in m'n glas
stroomt, nadat ik twee dimes gedeponeerd
heb. Het doet altijd weer aan luilekkerland
denken. Hoe zou dat in het Engels heten?
Of liever, in het Amerikaans? Dan ga je
met je blad, waarop de hele keuze staat
uitgestald, een tafel zoeken. Tot m'n ver
bazing wordt er in deze nerveuze, douwen
de mensenknoop bijna nooit iets of iemand
op de grond gesmeten en komt iedereen
met z'n volle blad veilig aan een tafeltje:
plotseling toomt ieder zich in. Waarschijn
lijk een soort evenwichtswet: ik heb een
blad en jij ook, dus we hebben allebei
evenveel te verliezen en niets te winnen!
Nee, niets te winnen.
Maar dan wordt het eigenlijk pas echt.
Als ik zit en alles om me heen heb opge
stapeld soms duurt het een hele tijd,
omdat de tafeltjes beladen zijn met afval
van vorige bezoekers en omdat er geen
sjouwvrouw in de buurt is blijf ik eerst
altijd even zitten luisteren. Dan hoor je,
als je zelf een ogenblik heel stil bent, een
geweldig gebrom, gezoem, gerinkel van
een soort enorm beest dat ligt te herkau-
ken: het is gewoon het leven, want ieder
een die hier komt (praat, vloekt, lawaai
maakt, stoot, afwast of drinkt) komt om
zich in stand te houden en dóór te leven.
Dit ondergrondse leven is fascinerend en
gehoord. Het vreemde is, dat bijna nie
mand het woord voert. De meesten zijn al
leen en als ze met meer zijn hebben ze ner
gens anders tijd voor dan hun eten naar
vullen. En de jongere lopen rond met
stampvol opgestapelde bladen afval: sme
rige servetjes, half opgegeten taarten, half
afgekloven botten, borden, glazen, halfge-
smolten ijsblokjes.
Er is ook een heel jong joch. Hij moet bin
nenkort wel kromgegroeid zijn van dat
sjouwen met die zware bladen. Verder zijn
er heel jonge, kleine meisjes, die bijna
niet torsen kunnen. Eén keer was de mos
terdvrouw, die zo'n goed gezicht heeft, er
ook bij, maar ze was zo nerveus, dat ze
iets liet vallen, dat brak. Sedertdien loopt
ze weer met haar mosterdpotten. Alle ge
zichten zijn volkomen gesloten. Als je ze
dime zit er al in, er komt niks, geef me
m'n dime terug".
IK DENK NU weer aan het lange meis
je, dat met zoveel waardigheid haar abnor
male lengte draagt, wat iedereen toch
steeds weer moet opvallen. Ze is tenminste
twee meter, maar gaat met rust haar gang.
Zal ook wel vanzelf gekomen zijn. Ik denk
ook weer aan al die vermoeide, zwaar op
gemaakte oude vrijsters, die alleen maar
jelly en wat vruchten eten voor de lijn
en dan een enorme Meringue Pie voor toe.
De vrouwen zijn goedgekleed, smakeloos
vaak, overdadig, maar het is heel en
schoon. Waarom niet? Voor een dollar heb
je een nieuw bloesje bij Wool worth.
Is dit werkelijk Horn Hardart? Ja,
tusschen de middag en Lexington Avenue.
Maar later of vroeger is het anders. Ik
was er een tijdje geleden om zes urn-, te
genover het Grand Central Station. Daar
hebben ze hele maaltijden in de automaat
en uitstekend voor vijfenvijftig of vijfen
zeventig dollarcent. Het was er rustig, de
mensen hadden geen haast. Tegenover mij
een juffrouw, die het voor het eerst deed
blijkbaar. „Dit is heel goed eten", zei ze.
En ik zei: „O ja, uitstekend. En je ver
veelt je hier nooit".
Nee, je verveelt je nooit ergens in New
York, omdat er overal zoveel verschillen
de mensen zijn. Alleen, soms zou je op de
maan willen zitten om geen mensen te
hoeven zien.
Claske
Twee recitals De Russisch-Ameri-
kaanse sopraan Nina Valery, leerlinge van
Bartök, zal op dinsdag 8 oktober voor het
eerst in Amsterdam optreden met een lie-
derenavond in de kleine zaal van het Con
certgebouw. Zij zal aan de vleugel worden
begeleid door de pianist-componist Ru
dolph Göhr. Woensdagavond 9 oktober
geeft hij een recital in Diligentia in Den
Haag.
Johanna de Geus De Nederlandse
zangeres Johanna de Geus heeft dezer
dagen in Wenen een programma uitge
voerd van werken van Hugo Wolf, Arthur
Honegger en Willem Pijper, Het in beslo
ten kring gegeven concert werd bijge
woond door de Zwitserse gezant in Wenen.
De zangeres had zoveel succes, dat men
haar verzocht het Nederlandse gedeelte
van haar programma en de liederen van
Hugo Wolf te herhalen op een tweede uit
voering.
Jubileum. Voor de Amsterdamse
schilder en tekenaar Gerard van Vliet zal
het op 10 oktober vijftig jaar geleden zijn,
dat hij de eerste van een groot aantal
functies in verenigingsbesturen en com
missies op het gebied van beeldende kun
sten aanvaardde.
binnen stoppen en weg te rennen om de
kostbare lunchtijd voor boodschappen te
kunnen gebruiken.
LAATST zat ik aan een tafeltje met
drie vrouwen, alle drie dik over de veertig
en twee van haar zwaar opgemaakt en
mooi, dat wil zeggen in haar eigen ogen.
Die drie praatten, dat de stukken er af
vlogen: natuurlijk over haar mannen en
haar baantje. Maar meestal zegt niemand
wat. Er zijn heel oude, bibberende vrou
wen en mannen, die eindeloos zitten te
kauwen. Er zijn slungels, die een spannen
de strip lezen. Er was laatst een meisje
van ongeveer twaalf jaar. Ze was mooi
maar onbewust daarvan, heerlijk om te
zien. Men ziet ook kinderen, die het alle
maal verwarrend vinden, zakenmannen,
busconducteurs, postbodes, alles door
elkaar. Veel negers, chic uitziende heertjes,
die echter zo weinig eten, dat de chic wel
wat kaal zal zijn. Dan zit je en eet en kijkt
een beetje naar je partners. Dan komen de
zoutvrouw en de mosterdvrouw. Beiden
zijn interessant en intens ontroerend, alle
bei oudere vrouwen van ver over de vijftig
zeker. Het is haar werk met zoutvaatjes en
mosterdpotjes rond te lopen en voortdu
rend te kijken of op iedere tafel een volle
pot staat. Alle lege potten moeten ze weer
wat aangeeft zijn ze stomverbaasd: ze zijn
er toch voor. Ze reiken gewoon voor je
langs. Eén keer haalde één m'n bordje
weg, terwijl ik nog maar half klaar was
met eten. Ze zien het niet, ze zien alleen al
die vuile rommel en.... vragen zich af:
hoeveel uren nog. Laatst kwam er van
achter het schot, waarachter al die vuile
rommel verdwijnt, een geweldige
schreeuw: de stem van een vrouw, die het
„Doe het zelf", maanblad voor prakti
sche mensen. Doét u het ook zo graag zelf?
Het hangt er natuurlijk van af, wat het is
maar in ieder geval zullen weinig man
nen en vrouwen niet af en toe eens de nei
ging hebben, een huishoudelijk klusje zelf
op te knappen inplaats van dagenlang op
de „ambachtsman" te wachten en dan nog
het risico van een schrikbarend hoge re
kening te krijgen.
Met moet dergelijke dingen echter nooit
overdrijven. Zelf kleine karweitjes ter
hand nemen kan een goede ontspanning
betekenen, doch als men geen maat weet
waarschijnlijk ineens allemaal niet meer en met gebrekkig vakmanschap en onvol-
aankon. Niemand lette er op, iedereen doende hulpmiddelen aan het werk slaat
kauwde door.
Achter de automaten zijn de keukens,
waar voortdurend koppen worden schoon
gemaakt, glazen met ijs worden gevuld en
om iets te produceren dat nooit in orde
komt, heeft men er meer verdriet dan ple
zier van.
Een nieuw maandblad „Doe het zelf", is
nieuwe schotels worden klaargemaakt, die gewijd aan dat „maathouden", waarbij de
dan in de hokjes worden gezet. Het ge
beurde me eens, dat ik bijna m'n vingers
afklemde, doordat de keuken nieuwe scho
tels in de automaat wilde zetten, terwijl
ik m'n schotel er nog niet uit had. Zoiets
geeft je een schok, het werkt allemaal
met zo'n precisie, dat je vingers er af zijn
voor je het weet. In de keukens hoor je
ze met elkaar schreeuwen. Er werken daar
veel negers. Ineens heeft een van de klan
ten te klagen: „Hé daar, geef me's een
glas voor m'n thee". Hij klopt op de deur
tjes, schreeuwt: „Alstublieft meneer!" Of
iemand heeft iets verkeerd gedaan: „Mijn
maat op deskundige wijze wordt opge
voerd door heldere, begrijpelijke voorlich
ting en goede adviezen. Wie een eigen huis
wil bouwen, heeft aan dit tijdschrift niets.
Wie in huis zijn handen uit de mouwen
wil leren steken als het te pas komt en niet
voor iedere spijker een timmerman wil
roepen, heeft er wel degelijk wat aan.
Praktische mensen zullen er nuttige wen
ken in vinden om hun handigheid te ver
volmaken. Onpraktische mensen zullen
misschien leren, dat hun onhandigheid een
kwestie van slechte informatie was en dat
zij meer kunnen dan zij wisten.