Emancipatie van de vrouw EEN W i ïïutp&n van zoete geuren ZATERDAG 16 NOVEMBER 1957 Erbij mem de vrouw liet heeft zij ook recht kan laten beklimmen spreekgestoelte op te gaan »»Let op, dit ruikt groen!" SANSEVIERA „Wat een feest!" zei het hondje, „wat een feestdag heb ik, ik heb de mijter van Sinterklaas gezien!" Misschien bent u het vergeten: het is nu tijd om bloembollen in uw tuin aan te planten. Stel het dan niet uit; tulpen kun nen nog best gepoot worden. Elke solide bloembollenhandelaar kan u aan een mas sa soorten helpen; bega niet de fout om van elke soort maar één bol te bestellen; u zult er nooit iets moois mee bereiken. Als al die rassen en soorten en kleuren door elkaar heen gepoot worden is het vroeg in de voorzomer een veel te onrus tig geheel; het zal beslist niet voldoen. U kunt beter vijfentwintig of vijftien stuks van één kleur en één soort bestellen en daarmee wordt één plekje beplant. Het is prettig in een catalogus van bloembol len te snuffelen; u treft er allerlei aardi ge dingen in aan die in eigen tuin te ver- wezelijken zijn. Tulpen houden wel van een voedzame grondsoort; stopt u maar wat oude mest in de grond en roer die er dan goed doorheen, zodat de bollen er niet direct mee in aanraking komen. Be vat de grond voldoende humus dan kunt u ook heel goede resultaten bereiken met de rose tuin- en gazonkorrelmest. Tulpen verlangen wel verse grond; bent u aan een bepaalde plaats gebonden dan is het beter de grond tot op een diepte van onge veer dertig centimeter uit te graven. U kunt ook met brassicol de grond ontsmet ten. Op de verpakking staat hoeveel u er van gebruiken moet en hoe het gedaan moet woden; het is erg eenvoudig. G. Kromdijk Er is een bekend verhaal van een Europeaan, die rijdend op een grote verkeersweg ergens in een land in het Midden- Oosten, uit een klein landweggetje een boer zag komen, ge makkelijk gezeten op zijn ezeltje, terwijl zijn vrouw met een zware mand vruchten op haar hoofd voor hem uitliep. Nu was deze Europeaan lang genoeg in die streek om zich niet meer te verbazen over het feit, dat de man reed en de vrouw liep èn bovendien een zware last te torsen had. Maar wel was hij er ten zeerste over verwonderd, dat de vrouw vóór de man uit mocht lopen tegen het gebruik in. „Kijk", dacht de Europeaan, toch nog naief, „hier doen De positie van de vrouw in de antieke beschavingen varieerde van die van een volslagen slavin tot een, voor die tijd niet onaanzienlijke onafhankelijkheid. Terwijl de Griekse vrouw zelfs in Athenes bloei tijdperk niet meer was dan iemand, die voor wettige afstammelingen kon zorgen, had de vrouw in Babylonië omstreeks de zeventiende eeuw voor Christus reeds een goede wettelijk geregelde positie. Zoals bijvoorbeeld uit de wetten van Hammoe- rabi blijkt mocht de vrouw daar onder andere zelfstandig handel drijven, in be paalde gevallen echtscheiding aanvragen en zelfs als rechter fungeren. Maar over het algemeen had de vrouw een positie, die totaal afhankelijk was van haar vader of haar man. In de opkomende steden en later ten tijde van de renaissance komt er een wer kelijke kentering in het bestaan van de vrouw. Meer en meer gaat zij deelnemen aan het openbare leven, haar invloed wordt merkbaar ook buiten de kleine kring van haar gezin. Met de bewustwor ding van de vrouw komt ook haar ver langen naar een betere ontwikkeling., Zij begrijpt, dat, wil zij aanspraak gaan ma ken op gelijke rechten als de man, zij zich geestelijk zijn gelijke moet betonen. Maar haar verlangen naar betere opvoeding en ontwikkeling stuit nog af op de manne lijke opvatting, dat de vrouw geen ver stand heeft en alleen maar in huishoude lijke kwesties het aanhoren waard is. Een gans en al andere mening huldigde de avontuurlijke Olympe de Gouges, die in de woelige jaren van de Franse revo lutie vurige pleidooien placht te houden voor de rechten van de vrouw. Zij ver dedigde haar openbaar optreden met de leuze: „Als men de vrouw het schavot kan laten beklimmen, dan heeft zij ook het Aletta Jacobs, Nederlands eerste vrouwelijke student. recht het spreekgestoelte te beklimmen". Zij vond haar einde op het schavot onder de guillotine Ook in Nederland Ook in Nederland begonnen de vrouwen zich te roeren. De Franse revolutie had de mensen wakker geschud en hoewel de duidelijke resultaten zich pas na 1850 ma nifesteerden, zag ook al het begin van de negentiende eeuw een grotere activiteit van de vrouw op allerlei gebied. De strijd voor de emancipatie van de vrouw neemt vaste vormen aan. Steeds luider klinkt haar eis voor gelijkstelling op het gebied van de arbeid, het onder wijs en de politiek. De gelijkstelling van het onderwijs voor meisjes en jongens zou tenslotte voor de Nederlandse vrouw de belangrijkste stap worden in de richting van haar volledige emancipatie. En deze stap had zij te dan ken aan een man. Het was de grote libe rale staatsman Thorbecke, die het belang CLEOPATRA WIST HET WEL: zij kende het raffinement van de welrieken de geuren, waarmee ze Antonius zoetjes omspon. De oude Egyptenaren golden reeds voor ware meesters in het compo neren van geurige oliën en zalven en ook in de Arabische landen had men het in oude tijden reeds zeer ver in deze kunst gebracht. De koningin van Saba wist zich trouwens even vaardig als haar Egyptische ambtgenote te wapenen met parfums. Deze enkele voorbeelden leveren al het bewijs, dat de vrouw van oudsher de waarde van lieflijke of markante geuren heeft beseft. Zij heeft door de eeuwen heen genoten van het gevoel van luxe, dat uitging van het mysterieus waas, gepuurd uit dat kleine flaconnetje op haar toilettafel. IS HET DE VROUW eigenlijk niet in geboren? Wij herinneren ons nog heel goed hoe we als kind de blaadjes van een roos in een flesje water stopten en zo in ons idee de lekkerste „parfum" ter we reld fabriceerden een bezigheid, die we overigens afwisselden met het mixen van dropwater. Dat rook dan weer op een ander niveau lekker. Om wat van de geheimen van de ede le mengkunst te weten te komen hebben we ons oor te luisteren gelegd bij een Zaandamse Essencefabriek, waar onder andere reukcomposities worden samen gesteld voor de parfum- schoonheids- middelen- en zeepfabricage. Binnen- en buitenlandse fabrikanten, ook Franse par fumeurs, betrekken hier de grondstoffen, of halfgerede composities, de zogenaam de basen. Daar voegt men dan een eigen, uiteraard geheime, essence aan toe, waarna het product in fraaie flaconne tjes onder een klinkende naam wordt ver kocht. Toen we in Zaandam de hoofdpoort wa ren gepasseerd, bevonden we ons in het buitenland: we waren namelijk de doua ne voorbij, die de controle heeft over de alcohol bevattende uitgaande materialen. Allerlei grondstoffen in velerlei vormen en uit alle windstreken gaan deze poort onderdoor: stukjes amber, muskus uit Tibet, civette uit Ethiopië en castoreum, alle vier dierlijke producten van de par fumindustrie, en voorts etherische oliën. Dit zijn dus plantenoliën, die reeds in het land van herkomst door destillatie of ex tractie uit bloemen en planten zijn ge trokken uit rozen en jasmijnen uit Frankrijk of Arabië, uit India's sandel hout, uit lemongras (Ceijlon), uit Indone sische kruidnagelen. Men kan aldus een enorm lange lijst samenstellen van bloe men, vruchten, grassoorten en andere ingrediënten, afkomstig uit alle wereld delen. In een van de vele vertrekken troffen we achter het reukorgel, waar zevenhon derdvijftig flesjes met evenzovele extrac ten bijeenstaan, de „componist" oftewel parfumeur wiens taak het is uit al deze materialen een oneindig aantal lieflijke geuren samen te stellen, van de meest wazige tot de gepunte en zelfs scherpe geuren toe. Verder is het zijn taak par fums voor zeep en schoonheidsmiddelen te testen of voor lipsticks parfums te be denken, die de kleur niet aantasten. Be langrijk is, dat hij een onfeilbaar geheu gen heeft; hij moet de geuren kunnen vasthouden. En er bestaan wel tachtig duizend verschillende geuren! Vijf- tot zesduizend ervan staan hier heel proza- isch onder nummer vermeld. We ruiken aan smalle papiertjes, die voor ons in verschillende flesjes worden gestoken. „Let op," zegt men ons, dit ruikt groen." We constateien, dat deze bepaalde frisse geur inderdaad associa ties opwekt met de genoemde kleur. „En dit noemen we een bruine geur." Het is waar, die ruikt donker, vinden we. Soms worden tien, dan weer vijftig en zelfs honderdvijftig geurtjes gemengd. In het flesje parfum, dat u koopt, bevindt zich, behalve de alcohol, 15 tot 20 pet. bloemenoliën, aangezet met dierlijke of synthetische fixateurs. En wist u, dat par fum gelagerd wordt, net als wijn? Men vertelde het ons: twee a zes maanden en soms zelfs een jaar. „De parfum van thans doet denken aan de muziek van Bartok," zegt de compo nist, die zijn beroepsnaam alle eer aan doet door in muziektermen te vergelijken. „Ik bedoel een dominerende noot, opge nomen in de achtergrond, maar tegelij kertijd apart naar voren tredend." Sommige bloemengeuren, zoals die van de hyacint, zijn alle synthetisch samen te stellen. Men werkt trouwens de laat ste tijd hoe langer hoe meer met synthe tische middelen. Een menging bestaat veelal uit deze middelen, isolaten uit plantenolie, dierlijke reukstoffen en plan tenoliën zelf. Geen wonder, dat een fles je parfum zo duur is, beseften we: het bestanddeel rozenolie bijvoorbeeld is duurder dan goud, achtduizend gulden per kilo! Amber is met vijftienhonderd a twee duizend gulden per kilo ook niet bepaald goedkoop. Dank zij de nieuwe, vaak zeer interessante synthetische reukstoffen is het de parfumeur nu mogelijk geworden, om werkelijk „moderne" parfums samen te stellen. PARFUM IS ZEER PERSOONLIJK; iedere huid heeft er haar eigen reactie op, dat wil zeggen, maakt de geur scher per of doffer. Hoe weet ik nu welke geur bij mij past? zult u zich afvragen. Daar is maar één antwoord op: neem een proef op uw mgen huid en ruik. Dat wat u bijzonder aanspreekt, behoort bij uw persoonlijkheid, mag men in grote lijnen zeggen. Uw eigen neus is dus uw beste gids. Parfum onderstreept als het ware uw geaardheid en uw type en uw diver se charmes. Hieruit blijkt dus tevens, dat u niet uw hele leven aan één geurtje ge trouwd bent aan ieder karakter zitten verschillende kanten. Iedere vrouw zou eigenlijk, zij het m bescheiden mate, parfum moeten gebrui ken. Het is heus niet zo'n luxe, maar kost omgerekend een paar cent per dag. Wanneer u een beetje tipt achter de oren, in uw halskuiltje of aan de polsen is dat meer dan voldoende. Nooit op de kleren aanbrengen: de parfum vermengt zich met de geur van de stof en gaat op den duur duf ruiken. Een belangrijke factor is voorts, dat u parfum nooit moet com bineren met sterk geurende zeep of crèmes, want daardoor raakt de harmo nie verstoord. Is de flacon eenmaal geopend, wees er dan niet te zuinig op. Onder invloed van de lucht gaat de inhoud op den duur oxy- deren. Bewaar de geur dus niet alleen voor uitjes, maar tracteer er 's avonds uzelf en uw man op. Bewaar de flacon op een koel, donker plekje: zon, warmte en lucht oefenen een schadelijke invloed uit. En hang het lege flesje in een hoek je van uw klerenkast dat is ook een manier van parfumeren. Dat maat houden belangrijk is, spreekt natuurlijk vanzelf. Parfum moet met u ergens binnenkomen, rustig en beschei den. De geur moet niet zeggen: „Hier ben ik en ik heb haar toevallig ook bij me." Laat men meer kunnen zeggen: „We hebben een aantrekkelijke vrouw in ons gezelschap en ze geurt als een lente bloem", Tineke Raat dan eindelijk ook modernere ideeën zich gelden", hij leunde uit zijn auto en prees de boer, die net op de grote weg arriveerde, voor deze vooruitstrevende houding. Tevens in formeerde hij of de andere boeren uit de streek ook reeds er toe over waren gegaan om hun vrouwen tenminste voor zich uit te laten lopen. De man keek de vreemdeling niet hele maal begrijpend aan en zei treurig: „Ach ja heer, op deze landweggetjes móéten wij wel, er liggen hier namelijk zoveel landmijnen, ziet u, dat wij voor onze veiligheid wel verplicht zijn, onze vrouw als eerste over deze verraderlijke grond te laten gaan." van goed onderwijs voor de vrouw be greep en in zijn middelbaar-onderwijswet van 1863 in de mogelijkheid van middel baar onderwijs voor meisjes voorzag. En het was alweer Thorbecke, die vlak voor zijn dood in 1872, Aletta Jacobs defini tieve toestemming verleende tot het vol gen van hoger onderwijs. Aletta Jacobs, de eerste vrouwelijke medische student aan de universiteit te Groningen, werd in 1878 Nederlands eer ste vrouwelijke arts. Voor de vrouwenbe weging in Nederland is zij met haar on vermoeid ijveren voor het vrouwenkies recht van onschatbare waarde geweest. Maar algemeen bleef voorlopig nog het verzet van de mannen4 die vreesden, dat de vrouw door betere en meer omvatten de educatie aan vrouwelijkheid zou in boeten. Uit die jaren stamt de parodie, die Cornelis Veth maakte van een bekend liedje, een spotdicht op deze algemene vrees: „Als je pas getrouwd bent, Krijg je Wagner bij je thee, Hegel op je brood, Tolstoi op je schoot". Felle actie Eind van de negentiende eeuw begint vooral in West-Europa, de vrouw een steeds in hevigheid toenemende actie voor haar politieke rechten. Vrouwenvereni gingen worden opgericht, vrouwenbladen uitgegeven, vrouwen richten zich tot hun regeringen en eisen kiesrecht. Het felst werd deze strijd in Engeland gevoerd, waar de suffragettes haar leven inzetten om het kiesrecht te bereiken. Hier ver wierven Emmeline Pankhurst en haar dochter bekendheid door haar hongersta kingen, beruchtheid door haar vaak al te fel optreden. Zelfs voor brandstichtingen schrikten deze agressieve vrouwen niet terug. Toch was het niet een Europees land maar Australië, dat als eerste de vrouw het actief en passief kiesrecht schonk. Dat was in 1902, Finland volgde in 1906, Noor wegen in 1913, Denemarken en IJsland in 1915. In 1917 werd in de Nederlandse grondwet de mogelijkheid geschapen voor het invoeren van kiesrecht voor de vrouw en in 1919 werd dit recht in de kieswet verwezenlijkt. Ons land kwam dus beslist niet achteraan! Tot de tweede wereldoorlog waren er in het geheel vierendertig landen, waar de vrouw actief en passief kiesrecht had ver kregen, na wereldoorlog II sloten zich hier nog eens vijfendertig landen bij aan. Toch leven er in onze tijd nog steeds circa vijftig miljoen vrouwen, in een bij de man achtergestelde positie. Niet alleen in landen als Irak, Perzië, Jordanië en Afghanistan, maar zelfs nog in Europa, in Liechtenstein, in het kleine republiek je San Marino, ja, en ook nog in Zwitser land! Naar aanleiding van hem gestelde vra gen schrijft onze medewerker G. Krom dijk over dit onderwerp: Sanse- vieria's kunt u uitstekend voortkweken door middel van stekken; de bladeren zijn echter wel wat lang. Die moeten ei genlijk om voort te kweken door middel van stekken in stukken van tien centime ter lengte gesneden worden, doch nu ze al zo lang staan en er zo goed uitzien zou ik dat niet meer doen. Ze zullen dus wel wortels gevormd hebben. Onder aan de voet kunt u de jonge bladeren verwach ten, maar niet meer met die mooie gele rand; die gaat bij het stekken verloren. Wel behouden ze die gevlamde kleur. Zo dra er de stekken jonge bladeren gaan ma ken en ze een lengte van ongeveer vijf tien centimeter hebben bereikt kan elke stek afzonderlijk in een kleinere pot ge plaatst worden. Dat dient u dus eerst af te wachten; het is verkeerd ze nu al te verplanten. Oude opgeloste koemest is uit stekend, maar ook opgeloste kamerplan- tenkustmest. In Londen is een nieuw kapsel gelanceerd, dat de naam draagt van Spoetnik II. Zelfs het hondje heeft men niet vergeten aan te brengen. Het kapsel is ontworpen door Ray Cochrane en werd voor het eerst getoond door de cabaret en televisiester Tonia Bern. ER WAS EENS een heel klein lelijk hondje. Hij had niet eens een naam. Hij heette alleen maar hondje. Zijn ribbe tjes staken door zijn vel, zijn pootjes waren krom en hoe je ook keek je zou nooit hebben kunnen zeggen wat voor kleur hij had. Grauw, grijs, bruin en dat nog allemaal in rare strepen en vlekken door elkaar. Waar hij ook kwam, hij werd overal weggestuurd. De mensen, maar ook de dieren vonden hem gewoon te lelijk. Daardoor had nog nooit iemand gezien dat hij de liefste ogen had van alle hondjes op de wereld. Hij zat meestal maar weggedoken in een donker pakhuis waar toch niemand kwam en pas als iedereen uitgegeten was ging hij er op uit om de paar krui meltjes of likjes die ze hadden achter gelaten. En zelfs dan werd hij meestal nog weggestuurd. Zo kwam het dat het hondje alleen nog maar bij treurige mensen en die ren kwam bedelen, want alleen die konden een beetje begrijpen hoe je je voelt als je het lelijkste hondje van de wereld bent. Vrolijke mensen hou den van dikke hondjes die kunstjes doen en springen van plezier. Nou, je begrijpt wel dat als Sinterklaas één keer in het land was, er voor het hond je helemaal niet veel meer te halen was, want wie is er dan nog treurig? Het hondje zat in een portiek van een heel smal steegje en keek naar de vro lijke optocht in de verte. Van waar hij zat kon hij de muziek horen, de kin deren horen juichen en zingen en in een flits zag hij de mijter van Sinter klaas hoog boven alle mensen uit toen Sint over de grote straat het smalle steegje voorbijging. Zijn kleine staartje kwispelde en hij vergat wel drie uur lang zijn honger. Pas toen het donker werd en alle stra ten heel stil geworden waren voelde hij zijn lege maag. „Kom", zei het hondje, „ik zal maar eens gaan zoeken of ik nergens tranen ruik.... Waar tranen zijn hebben de mensen meestal wel medelijden". Hij zocht en snuffelde met zijn grau we neus langs de straat. Hij was erg knap in snuffelen, want dat had hij z'n hele leven moeten doen. Maar ja, wie huilde er nou op de dag dat Sin terklaas in de stad komt? Uren en uren liep hij door straatjes en steegjes, maar nergens een spoortje van tranen. Eindelijk gaf hij het op en ging naar de grote straten, waar de prachtige winkels waren. Och, hij wist zelf eigenlijk wel dat je daar niet naar tranen hoefde te zoeken, maar goed, hij liep er nou eenmaal. En laat hij me nou voor de prachtig ste en grootste bakkerij van de stad iets ruiken! Geen speculaas, geen banket, geen borstplaat of marsepein, nee, tranen, echte mensen tranen, rook hij. Het hondje stoof er op af, door een zijdeur die op een kier stond kwam hij in de bakkerij en jawel hoor, hij had goed geroken! Op een krukje zat de banketbakker tranen met tuiten te huilen! En wie stond er naast hem met een rimpel in zijn voorhoofd? Sinter klaas! „Ja, bakker, ik begrijp wel dat je verdriet hebt", zei Sinterklaas, „maar hoe kon dat nou gebeuren? Je wist dat ik komen zou?" De bakker schudde zijn hoofd. „Ik wist het niet, ik wist het echt niet, Sint, ik dacht dat het pas oktober was en daarom hèb ik nog niets voor u ge bakken!" „Maar bakker", zei Sinter klaas, „heb je dan geen kalender? Heb ik je niet zelf een kalender cadeau ge geven vorig jaar?" „Jawel Sint, maar de muizen hebben mijn kalender opgegeten en daarom wist ik niet dat het al zo ver was. Ooo.... ooo.... en hoe kom ik nou aan genoeg meel, amandelen, suiker en vooral aan brandhout om op tijd klaar te zijn?" Er was geen gewoon praten met die bakker. Het kleine hendje dat op de drempel zat te luisteren voelde gewoon de tranen in zijn ogen komen. Ze druppelden langs zijn lelijke neus en het maakte hem nóg lelijker. Opeens hield hij op met huilen, want hij voel de hoe er ook tranen op zijn rug en zijn kop vielen. Dat kon toch niet uit zijn eigen ogen komen? Hij draaide zich om en keek in de mooiste paardeogen van de wereld. Het paard van Sinterklaas stond achter hem en huilde met het hondje mee over die arme bakker. „Wat verschrikkelijk, hè", zei hij tegen het hondje, „konden we hem maar helpen! Ik wou dat ik wist waar ik zo vlug meel en suiker en amandelen en hout vandaan moest halen". „O, dat is niet zo moeilijk", zei het hondje, „ik weet in dit land alles te vinden, omdat ik zelf altijd op zoek ben". „Nou, wat staan we hier dan nog?" zei het paard, „kom mee, we moeten hem en Sinterklaas helpen, want straks huilt Sinterklaas ook als hij niet één kind iets lekkers kan geven. En dat is niet om aan te zien, weet je, Sinter klaas die huilt!" „Ik wijs je de weg", zei het hondje, „kom mee!" Als een pijl uit een boog schoot hij voor de schimmel uit en wees hem de weg: perst naar de boer, waar ze een grote boerenwagen haalden. De schim mel trok hem en het hondje ging op de bok zitten. „Vort.... vort, eerst naar de suikerman!" Zeven zakken suiker gingen op de wagen. „Vort.... vort naar de molenaar!" Zeven zakken meel gingen op de wagen. „Vort.... vort naar de amandelenman!" Zeven zak ken amandelen gingen op de wagen. Onderweg haalden ze nog eieren, boter en room. Allemaal dingen die je nodig hebt om speculaas, banket, borstplaat en marsepein te maken. „Vort. vort, schimmelnu naar het bos!" Daar laadden ze de wagen zó vol met hout, dat het lelijke hondje er helemaal onder verdween. En toen in galop terug naar de mooiste en grootste bak kerij van de stad. Ja, de schimmel had gelijk gehad. Ook Sinterklaas huilde nu en dat was het treurigste gezicht dat je je bedenken kon. Toen de rate lende wagen stilstond voor de zijdeur hieven ze hun hoofd even op. Wat was dat? Ze hoorden een paard briesen en heel zacht het geblaf van een hondje. „Kom, kom toch kijken, meester!" riep de schimmel en de Sint liep zo hard als hij kon op z'n oude benen naar buiten. De bakker achter hem aan. Eerst konden ze hun ogen niet geloven, maar toen lachten ze door hun tranen heen en ze streelden en aaiden de schimmel over zijn dampende rug. Maar de schimmel schudde zijn hoofd. „Zoek onder het hout", zei hij, „ik had het nooit alleen voor elkaar gekregen, maar in de wagen vind je het dier dat alles voor elkaar heeft gebracht". Nou, Sinterklaas en de bakker kon den hun ogen niet geloven toen ze dat lelijke kleine hondje zagen dat helemaal weggedoken zat in een hoekje van de wagen. „Ik noem je Piet", zei Sinterklaas tegen het hondje toen hij hoorde dat het niet eens een naam had, „omdat je net zo dapper en flink bent als mijn eigen knechten". „En bij mij....", zei de bakker, die al druk aan het bakken was, „bij mij staat voortaan iedere dag een bord eten voor de zijdeur. En een mandje achter de oven!" En letten jullie maar eens op: als je langs de mooiste en grootste bakkerij van de stad komt dan zie je daar een lelijk klein hondje op wacht zitten voor de deur. Hij houdt de muizen uit de bakkerij, zodat ze nooit meer de ka lender kunnen opeten. Om zijn hals heeft hij een halsband van goud met de naam van Sinterklaas erop. En als je hem daar niet ziet kijk dan eens of je hem niet op straat ziet draven naast zijn vriend, de schimmel van Sinter klaas! Mies Bouhuys Voor ik vanavond slapen ga heb ik nog veel te doen: een wortel en een blaadje sla, die moeten in mijn schoen. En met een potlood - met een rood - zet ik op de kalender door deze dag een kruis. Héél groot! Ik schrap hem uit november. Maar nog kan ik niet slapen gaan, ik moet nog één ding doen; ik ga vlak bij de schoorsteen staan, vlakbij die volle schoen. Ik zing Waar, denk je, zing ik van vlak onder de kalender? Voor wie 't nu nog niet raden kan: 't Is heel gauw vijf december!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 16