Eerste Kamer bespreekt
Europese verdragen
SINT NICOLAAS MET PENSIOEN
Tweede Kamer ongerust over
tekort aan leraren
Parlementair commentaar
Ondanks vele bedenkingen
toch instemming
Veel bezwaren tegen „mammoetwet"
Twee stukken van Shaw bij
opening van de Boekenweek
Arnold van Mill gast bij
Nederlandse Opera
Trage vernieuwing
KORT.
VERHAAL
Bezoldiging rechterlijke
ambtenaren
Samenwerking met de
Belgische luchtmacht
.OENSDAG 4 DECEMBER 1957
Tijdens de behandeling in de Eerste
Kamer van de wetsontwerpen tot goed
keuring van de verdragen tot oprichten
van de Europese Economische Gemeen
schap en van de Europese Gemeenschap
voor Atoomenergie verklaarde prof. Hel-
lema (A.R.) dat het hem opgevallen was
dat onder de bevolking der zes landen
slechts weinig geestdrift bestaat voor deze
verdragen. Alleen een kleine onmiddellijk
by de onderhandelingen betrokken groep
heeft er haar voldoening over uitgespro
ken en dan nog onder bepaalde reserves.
Vele artikelen, zo zei hij verder, zijn on
duidelijk getiteld en voor verschillende
interpretaties vatbaar. Ook zijn tal van
bepalingen met elkaar in strijd als gevolg
van de spoed waarmee men deze heeft
moeten opstellen. Het bedrijfsleven kan
niet wachten op uitspraken van het hof
met betrekking tot de nietigverklaring
van deze tegenstrijdigheden.
Een harmonisatie van de sociale wet
geving is zeker gewenst in de zes landen
der economische gemeenschap, maar een
overhaaste gelijkschakeling zou wel eens
een tegenovergesteld effect kunnen heb
ben en in plaats van de verwezenlijking
der gemeenschap te bevorderen deze kun
nen belemmeren. Er zal gestreefd moe
ten worden naar een echt Europees par
lement, want ook in de gemeenschappe
lijke vergadering van de E.E.G. is de ze
telverdeling niet gunstig voor ons land. De
veertien Nederlandse parlementsleden
die hiervan zullen deel uitmaken, zullen
een bijzonder zware taak hebben en het
is de vraag of de leden der Eerste Kamer,
die meestal nog nevenfuncties hebben,
deze normaal zullen kunnen vervullen.
„Wij onderschatten de gevaren niet van
deze verdragen", zo besloot prof. Helle-
ma, „doch mijn fractie is van oordeel
dat het grote doel waard is dat wij deze
aanvaarden."
Europeees planbureau
De heer Kapteijn (P.v.d.A.) zei,
dat een van de zwakke punten in het ver
drag is dat nergens gesproken wordt over
een monetaire en fiscale politiek der zes
landen. Ook de magere paragraaf over de
conjunctuurpolitiek had hem teleurge
steld. Er zal een Europees planbureau
moeten komen dat een vorm aan deze
politiek dient te geven. De samenwerking
met de overzeese gebieden in het kader
van de E.E.G. moet berusten op een vrije
samenwerking „Wij zullen niet de verden
king op ons moeten laden te streven naar
een ge-Europeaniseerd nieuw kolonialis
me.
Engeland wil een eerste partij blijven
zingen in het Europa-koor, doch een der
gelijke houding is onmogelijk in de E.E.G.
Dit land is thans gekomen met het voor
stel van de vrijhandelszone, dat de typi
sche kenmerken draagt van een 19de-
eeuwse gedachtenwereld, aldus de heer
Kapteijn. Niettemin was hij van oordeel,
dat men in Europa uiteindelijk tot deze
vrijhandelszone zal moeten komen, aange
zien men alleen dan Amerika economisch
voor ons zal kunnen interesseren. De En
gelsen bieden ons thans de kans tot samen
werking en deze moeten wij aangrijpen. De
voorgestelde vrijhandelszone zal echter
ook de landbouw moeten omvatten. Wij
moeten bereid zijn in de Engelse gedach
tenwereld door te dringen en niet conti
nentaal denken bij het oplossen van de
moeilijkheden, zei hij.
Bedenkelijke bepalingen
De heer Vixseboxse (C.H.) sprak zich
eveneens uit voor een vrijhandelszone. De
E.E.G. moet gezien worden als een etap
pe in een nog nauwere Europese samen
werking. De Europese verdragen bevat
ten voor Nederland verscheidene beden
kelijke bepalingen, maar de verdragen
bieden zonder 'wijfel gunstige perspec
tieven. Ook was hij van oordeel dat het
aantal Nederlandse vertegenwoordigers
in het parlement van de gemeenschap te
gering is. De heer Vixseboxse was niet
gelukkig met de kernenergie en vroeg zich
af of de noodzakelijke energie niet ver
kregen zou kunnen worden uit de olie, die
4hans in steeds grotere hoeveelheden
wordt gewonnen.
De heer Van Riel (V.V.D.) merkte op,
dat het E.E.G.-verdrag een compromis be
tekent. Een actieve conjunctuurpolitiek is
nodig doch gezien de grote verscheiden
heid in de economische politiek der be
trokken landen ligt hier een groot pro
bleem.
Hef feit of dit verdrag zal slagen hangt
niet in de eerste plaats van economische
doch van politieke factoren af, volgens
de heer Van Riel. Hij meende dat de
schaal der voordelen in het nadeel van
Nederland doorslaat. Het E.E.G.-verdrag
noemde hij een couveusekindje dat boven
dien de vrucht is van een overhaaste con
ceptie.
Mr. Sassen (K.V.P.) drong er op
aan bij het overleg met betrekking tot de
E.E.G. ook de publiekrechtelijke be
drijfsorganisatie te betrekken. Hij legde
verder de nadruk op de noodzaak van een
financiële stabiliteit in de lidstaten der
E.E.G. Betekent de instelling van een vrij
handelszone dat de E.E.G. hierin uitein
delijk zal oplossen? zo vroeg hij. Mr. Sas
sen was van oordeel dat de Europese in
stellingen in één stad geconcentreerd moe
ten worden. Men kan van de raad niet ver
langen dat hij een reizend college wordt.
Uitdaging
„Wij moeten ons er meer dan in het ver
leden van bewust zijn dat de vrije Wereld
tegenover een uitdaging staat die met zelf
bewustheid en overmoed tot haar wordt
gericht. De tegenpartij heeft een technische
ontwikkeling bereikt die door haar niet
zonder cynisme het laatste wapen wordt
genoemd. Zullen wij deze uitdaging kun
nen beantwoorden?" vroeg mr. Sassen.
„Het tragische is dat Europa op het ogen
blik niet in staat is op deze klemmende
vraag het verlossende antwoord te geven.
Wij moeten ons er evenwel rekenschap
van geven", zo besloot hij, „dat de 160
miljoen Europeanen in de worsteling van
de beide blokken een factor van betekenis
kunnen worden indien zij hun' verdeeld
heid, kortzichtigheid en egoisme kunnen
overwinnen."
Prof. R i p (A.R.) verklaarde er ern
stige bezwaren tegen te zullen hebben als
voor de vrijhandelszone dezelfde regeling
zou gelden als thans voor de E.E.G. Nau
we samenwerking tussen de zes partners
is echter in ieder geval noodzakelijk en
daarom was hij voorstander van ratifica
tie der verdragen.
Aanpassing
De heer R e g o u t (K.V.P.) verklaar
de dat de gemeenschappelijke markt hoge
eisen stelt aan het aanpassingsvermogen
der Nederlandse industrie en dat deze zich
tijdig op de nieuwe situatie zal moeten
kunnen voorbereiden. Hiertoe zijn in de
eerste plaats verdere investeringen nood
zakelijk en een verlichting der fiscale las
ten. Dit laatste zal vooral noodzakelijk
zijn, wil Nederland het hoofd kunnen blij
ven bieden aan de buitenlandse concur
rentie. Toch biedt zijns inziens het ver
drag waardevolle perspectieven voor de
economische ontwikkeling van Neder
land.
Mevr. Van Ommeren (C.P.N.) zag
in de Europese verdragen een bewijs voor
de moeilijkheden waarin de kapitalis
tische maatschappij op het ogenblik ver
keert.
Kernenergie
Ir. Vos (P.v.d.A.) wees op de nood
zaak voor Nederland een evenredig aan
deel te leveren in de opleiding van kern
fysici. Op deze wijze zal Nederland
krachtig kunnen bijdragen tot het ge
meenschappelijk werk der westerse lan
den. „Is het intussen juist", zo vroeg ir.
Vos, „dat de laatste onderzoekingen naar
olie en aardgas in Nederland aangename
verrassingen hebben opgeleverd?" West-
Europa is het gebied, dat de kernenergie
het meest nodig heeft, maar het is tege
lijkertijd het gebied dat de grootste risi
co's loopt. Hiermee moet naar zijn mening
wel worden rekening gehouden bij de ver
dere plannen.
De heer Lichtenauer (C.H.) wees
er op dat Nederland voorbestemd is de
Europese poort te worden van de econo
mische gemeenschap der zes. Hij be
treurde het dat de vervoersproblemen
en de daarmede verband houdende poli
tiek niet op .ifdoende wijze zijn geregeld
in het verdrag der E.E.G.
De heer De Grooth (V.V.D.) vroeg zich
af wat zal geschieden indien het verdrag
niet beantwoordt aan de gestelde, ver
wachtingen. Ook hij wees op de noodzaak
van een gemeenschappelijke conjunctuur
politiek der E.E.G.-landen. „Ons vertrou
wen", zo zei hij, „wordt bij deze beide
verdragen echter wel op een zeer zware
proef gesteld." Vandaag zal de regering
de sprekers beantwoorden.
Op de openingsavond van de Boeken
week 1958, die wordt gehouden op 28 fe
bruari in de Stadsschouwburg in Amster
dam, zal de Nederlandse Comedie twee
korte stukken van Shaw opvoeren. Het
zijn „De dorpsvrijage" in een vertaling van
A. Viruly en „Hoe hij loog tegen haar
echtgenoot" in een vertaling van Remco
Campert. In „De dorpsvrijage" treden
Mary Dresselhuis en Han Bentz van den
Berg op. In het tweede stuk Kitty Janssen,
André van den Heuvel en Allard van der
Scheer. De avond wordt besloten met het
traditionele schrijversbal.
De Nederlandse bas Arnold van Mill, die
onder andere regelmatig bij de Bayreuther
Festspiele optreedt en een graag gehoorde
gast is in vele vooraanstaande operagezel
schappen in Europa, zal in de komende
weken in enkele opvoeringen bij De Neder
landse Opera gastrollen vervullen. Op zon
dag 8 en donderdag 26 december zal hij
de rol van „Philips II" vertolken in Verdi's
Don Carlos. Op vrijdag 13 december zingt
hij „Sarastro" in Die Zauberflöte van Mo
zart. Alle opvoeringen worden in de Am
sterdamse Stadsschouwburg gegeven.
(Van onze Kamerverslaggever)
Algemeen is gisteren in de Tweede Kamer bij de behandeling van de begroting
van Onderwijs ernstige ongerustheid tot uiting gebracht over het tekort aan
leraren. Het is een bijna hopeloze situatie, verzuchtte de heer A 1 b e r i n g (K.V.P.).
Het tekort aan bevoegde leraren is benauwend, betoogde mevrouw F o r t a n i e r
De Wit (V.V.D.), omdat uit het middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs onze
studenten voorkomen. Hier is ons wetenschappelijk peil in het geding. Dit maakt
de toekomst van ons volk uit. Jaren eerder hadden er maatregelen genomen
moeten en kunnen worden. Op straffe van ondergang, onderstreepte de heer
Kleijwegt (P.v.d.A.), hebben wij te zorgen voor goed onderwijs. Er dreigt een
catastrophe, waarschuwde de heer R o o s j e n (A.R.) en de heer Tans (P.v.d.A.)
gooide er nog een schepje bovenop. Het was geen prettige dag voor minister Cals.
Algemeen werd eveneens geklaagd over
de traagheid van de minister met de ver
nieuwing van het onderwijs. Definitieve
voorstellen blijven uit. De minister is al
weer achter op zijn schema, merkte de
heer Stokman (K.V.P.) op en die ach
terstand haalt hij niet meer in. Er wordt
misschien wel hard gewerkt op het depar
tement, zei de heer K 1 e ij w e g t, maar
toch hapert er iets aan de machine. En
mevrouw Fortanier-De Wit was er
wel van overtuigd, dat de minister zich
bekwaam en met hart en ziel aan zijn
taak wijdt, maar er wordt op het departe
ment zoveel gestudeerd, dat men niet tot
daden komt. Stel naast het peinzen een
daad, riep prof. S c h o 11 e n (A.R.) uit,
in navolging van Thorbecke.
De oorzaak van alle traagheid zocht de
heer T i 1 a n u s (C.H.) in het hardnekkige
streven van minister Cals, het gehele
voortgezet onderwijs samen te vatten in
één enkele wet, de zgn. Mammoetwet.
„Ik geloof nog eerder in het bestaan van
Sinterklaas", aldus de heer Tilanus, „dan
aan de totstandkoming van die Mammoet
wet. Maar de arbeid aan die wet vertraagt
alle andere wetgeving". Terwijl het nodig
was geweest, zei mevr. Fortanier-De
Wit, in de eerste plaats het m.o.-en het
v.h.m.o. een nieuwe wettelijke status te
geven. Dat is het dringendst nodig. Dat
is de kern van de onderwijsvernieuwing.
„Voorhistorisch"
Bovendien had de heer Stokman het
bezwaar tegen de Mammoetwet, dat daarin
(buiten het parlement om) veel te veel be
voegdheden zouden moeten worden ge
geven aan de regering, waardoor gevaar
dreigt voor het bijzonder onderwijs. Dit
gevaar zag ook de heer Tilanus. De
heer R o o s j e n noemde de nagestreefde
Mammoetwet, mede met het oog op de
naam, een voorhistorisch verschijnsel. We
zitten met ons onderwijs in het slop, zei
hij, want er is niet alleen een tekort aan
leraren, maar ook nog altijd aan onder
wijzers, waardoor advertenties moeten
worden geplaatst in deze trant: „Gevraagd:
(Van onze parlementaire redacteur)
Het in de Eerste Kamer gevoerde debat
over de Europese verdragen, waarbij
vooral het verdrag inzake de Europese
Economische Gemeenschap in beschou
wing werd genomen, getuigde van de
ernstige kritische zin, die de senatoren
eigen is. Zij haalden de verdragen aller
minst met gejuich binnen. Zo stond prof.
Hellema (A.R.) vrij lang stil bij de juri
dische en technische bezwaren tegen de
verdragsregeling aangaande de Economi
sche Gemeenschap, zo gispte de heer
Mevrouw Fortanïer-de Wit
onderwijzer. Aangeboden: gemakkelijke
leerlingen" en „Onze juf gaat trouwen
wie wil haar plaats innemen?".
Er moet bovendien geld komen voor
scholenbouw, betoogde de heer Toxo-
p e u s (V.V.D.). Vooral voor nijverheids
scholen, vulde de heer Engehbertink
(K.V.P.) aan. Men weet niet meer, aldus
de heer Tans, waar men de leerlingen
moet laten
De heer Van D ij k (V.V.D.) pleitte voor
het universitair onderwijs als een zaak van
het hoogste belang. Investeringen daarin
brengen hun rente op. „Wacht nu niet",
vermaande de heer Stokman de minis
ter, „met een betere subsidieregeling voor
de bijzondere universiteiten totdat de
nieuwe wet op het hoger onderwijs wordt
ingediend, want die wet komt natuurlijk
ook te laat. Tref tussentijds een financiële
regeling". Ook de heer Tilanus zag
voorlopig niets komen van de nieuwe wet
op het hoger onderwijs. De minister be
looft wel, maar daden blijven uit, zei hij.
Mevr. Fortanier-De Wit kwam er
nogmaals tegenop, dat de leraren zijn uit
gesloten van de extra verhoging voor
hogere ambtenaren. Indien de minister
niet met een duidelijke verklaring komt,
zal zij een motie indienen om een uit
spraak van de Kamer te verkrijgen.
Vandaag antwoordt minister Cals.
Vraag een employé van Het Kleine Warenhuis een beschrijving te geven van de wijze
waarop het Sint Nicolaasfeest in zijn bedrijf wordt gevierd, gij zult bemerken dat hij
nauwelijks in staat is ónder woorden te brengen hoe fantastisch die is. Ten eerste
is er de feestelijke intocht van de als bisschop vermomde magazijnchef De Jong met
zijn knecht. Zodra de goede heilige gezeten is en de zwarte bediende zijn eerste grollen
heeft verkocht, verheft de oudste directeur zich van zijn pluche zetel om een hartelijk
welkomstwoord te spreken. Hierop voelt de Sint zich geroepen een hartveroverende
redevoering te houden, waarna het uitdelen van de geschenken begint. Dan is er het
optreden van een uitstekend gezelschap en als klap op de vuurpijl volgt tenslotte het
bal, dat zowel werkgever als werknemer tot diep in de nacht in zijn ban houdt.
Over het uitdelen van de geschenken gesproken dat is iets geweldigs. Sinds jaar
en dag is het de overigens weinig voorkomende goede gewoonte dat de directie
voor deze gelegenheid eens diep in de bedrijfsbeurs tast. Iedere employé wordt dan
verrast met een fraai, niet alledaags, cadeau. Het aardige hierbij is, dat niemand naar
zijn plaats terugkeert zonder een toepasselijke vermaning meegekregen te hebben.
Voor zekere winkeljuffrouw luidt die bijvoorbeeld: „En nu moet u voortaan een
andere kleur nagellak gebruiken, juffrouw Jansen, want met deze jaagt u alle klanten
op de vlucht." Of voor de boekhouder: „Dus in het vervolg geen sigaretten zomaar los
in uw bureau laten slingeren, mijnheer De Wit".enzovoort, enzovoort.
Al spoedig is de stemming er echt in. Het is dan ook niet te verwonderen dat het
gezelschap, dat daarna optreedt, een uitbundig en dankbaar publiek aantreft. Hoe
het kwam, dat op deze avond de echte Sinterklaasstemming maar niet wilde komen
in de kantine van Het Kleine Warenhuis, zouden alleen iemand met een bijzonder
scherp ontwikkelde opmerkingsgave óf een sfeergevoelig mens u kunnen vertellen.
Want ik beweer met klem, dat die fijne sfeer van voorgaande jaren niet aanwezig
was. Er was iets vreemds, iets krampachtigs zou ik haast zeggen, in het pogen van de
mensen om de ware stemming erin te brengen. Noch aan de welkomstrede van de
directeur, noch aan de toespraak van de bisschop was te bemerken geweest dat er
eigenlijk een waas van weemoed hing over het laatste optreden van de oude magazijn
chef. Beiden hadden daaraan weliswaar enige woorden gewijd, maar ook hadden zij
getracht geen al te dramatische betekenis aan hun woorden te hechten.
Nee, de eerste tekenen die erop wezen dat deze avond niet zo zou verlopen als die
van vorige jaren, konden worden waargenomen tijdens het uitdelen van de geschen
ken. Haast bewegingloos zat de Goedheiligman daar, stroef en schijnbaar zonder élan
de cadeaus uitdelend aan en de vermaningen prevelend tot degenen die voor het voet
licht geroepen werden. De jongeren onder het personeel wisten niet goed wat zij ervan
denken moesten, vonden het alleen maar jammer dat de stemming er niet „in" wilde
komen. Van de ouderen begrepen alleen de meer gevoeligen, dat er heel wat in hun
oude collega moest omgaan. Denk het je ook eens in: dertig jaren achtereen had de
heer De Jong in de zaak al voor Sinterklaas gespeeld, en nu, op zijn vijfenzestigste
jaar, moest hij het bijltje erbij neerleggen. Het was zijn laatste avond, geen wonder
dat hij zijn aandacht er niet geheel bij had. Toch was dat niet de ware reden voor
zijn verstrooidheid. Willen wij die te weten komen, dan moeten wij in zijn maskerade
pak kruipen, of eigenlijk: moeten wij proberen door te dringen in zijn gedachten-
wereld.
Ja, op 1 december was het vijftig jaar geleden geweest dat Wim de Jong als jongste
bediende zijn eerste schreden binnen de muren van Het Kleine Warenhuis had gedaan.
Vijftig jaren van zijn leven had hij bij dezelfde baas gewerkt en dertig keer had hij
de zéér gewaardeerde rol van Sint Nicolaas gespeeld. En dat was nu afgelopen.
Beide rollen, zowel die van bediende van het warenhuis als die van Sinterklaas
zouden om klokslag 12 uur zijn uitgespeeld. Ze hadden hem een respijttermijn van vijf
dagen toegestaan, hem hiermee nog één keer de eer gunnend deze groteske maskerade
te leiden. En dan te bedenken dat het hen er alleen maar om te doen was te ver
bloemen, dat hij zonder een cent pensioen de laan uitgestuurd werd. Nu ja, de laan
uitgestuurd het was de gewoonte, dat aan iedereen in het bedrijf, die de vijfen
zestigjarige leeftijd had bereikt, eervol ontslag werd verleend, of hij nu nog geschikt
was om te werken of niet. Als pleister op de wonde kreeg hij dan een enveloppe met
inhoud duizend gulden mee. Dat was alles, na vijftig jaar ploeteren. O, niet dat
hij en zijn vrouw van honger zouden omkomen, want er was nog altijd het ouderdoms
pensioen, maar te bedenken dat een' 'groot bedrijf als Het Kleine Warenhuis haar
getroiiwen mét duizend gulden de straat op'dürfde sturen!'
Jaren geleden was er al sprake geweest van voorzieningen die getroffen zouden
worden, maar tot heden had niemand daarvan iets gemerkt. Maandenlang had hij
over dit onderwerp gepiekerd. Zijn vrouw wist ervan, was het volkomen met hem
eens, maar paste wel op het vuur niet aan te wakkeren. Toen de directie hem een
maand geleden over de Sinterklaasviering gepolst had, was een grote gedachte bij
hem opgekomen. Waarom zou hij zelf niet het heft in handen nemen om zodoende
de directie te dwingen iets voor hem te doen? Maar hoe? Daarvoor had hij zijn hoofd
moe gepeinsd.
Eindelijk, een week voor het grote feest, was hij op een idee gekomen. Het ging er
alleen nog maar om hoe die te verwezenlijken. Drie dagen geleden was ineens glas
helder een beeld voor zijn ogen gekomen. Zó moest het gebeuren, zó zou hij het
spelenHet was traditie dat één der directeuren, nadat alle geschenken waren
uitgedeeld, een enkelwoord van dank tot hem richtte en hem daarbij zijn geschenk,
een grote kist sigaren, overhandigde. Daarna bedankte hij de directie namens het
gehele personeel voor de goede gaven en toonde hij blij lachend het geopende kistje
aan zijn collega's. Welnu, deze keer zou hij na het openen van het kistje doodstil
blijven zitten. Dan zou hij zogenaamd ontroerd opstaan en van een gefingeerd blad
papier voorlezen, dat de directie besloten had hem een pensioen van bijvoorbeeld
twaalfhonderd gulden te verlenen. Er zou natuurlijk een oorverdovend gejuich los
barsten. Om haar prestige te redden zou de directie verplicht zijn iets voor hem te
doen. Geniaal uitgedacht, De Jong, had hij in zichzelf gemompeld. Maar hoe zou de
directie en aan wie het nog meer bekend werd, over hem denken? Och, wat maalde
hij om de gedachten van die uitzuigers Hij ging weg, zou hen waarschijnlijk nooit
meer ontmoeten, èn.... was tot zijn dood toe verzekerd van een vast inkomentje.
Met het leegraken van de grote zak van jute steeg in hem de spanning. De toon,
waarop hij de vermaningen sprak tot degenen die voor hem verschenen, werd al
strakker en strakker. Slechts met moeite kon hij het beven van zijn gerimpelde
handen bedwingen. Af en toe kreeg hij het gevoel, alsof een hevige koorts door zijn
lichaam woelde. Nog vijf pakjes, telde hij en dan zou hij, een man van wie gezegd
werd dat hij altijd zo recht door zee ging, de grootste leugen van zijn leven gaan
uitspreken. Pieker niet zo, dwong hij zichzelf in het gareel. Je hebt vanavond alles
mee: je vrouw, de enige van wie je tegenstand had kunnen verwachten, is niet
aanwezig, omdat zij zich vanmiddag niet lekker voelde. En wat nog mooier uitkomt,
is dat de pers zich blijkbaar zozeer interesseerde voor het Sinterklaasfeest van Het
Kleine Warenhuis, dat zij een verslaggever en een fotograaf had gestuurd om haar
lezerskring te laten meesmuilen van het gerecht, dat was samengesteld uit uitbundige
vreugde en een brok verdriet om de pensionering van de beste Sinterklaas die een
bedrijf ooit had voortgebracht.
Kijk eens om je heen naar al die gezichten, die tot één grote grijns verwrongen
lijken te zijn. Hebben jullie zo'n lol, uilskuikens? Over tien, twintig, dertig jaar wacht
jullie hetzelfde lot. En dan zijn jullie niet slim genoeg om het lot in eigen hand te
nemen! Waarom daalt de ontzetting over wat hier straks gaat gebeuren niet neer op
jullie stroperige gezichten? Waarom is er geen verbijstering bij de gedachte, dat een
oude man na vijftig jaren werken bij één en dezelfde baas zo maar de keien wordt
opgeschopt? Hij wond zich zó hevig op, dat de laatste gegadigden voor de cadeaus
haast met een grauw en een snauw naar hun plaats gestuurd werden.
Eindelijk was de zak leeg en brak het ogenblik aan, waarop de jongste directeur
opstond van zijn zetel en op hem toekwam, gewapend met een groot pakket. „Blijft
u maar rustig zitten, mijnheer De Jong," zei hij „U wordt al een dagje ouder".
Welja, ook dat nog. O, wat zou hij graag overeind vliegen en de man zijn grieven
in het gezicht slingeren. Maar hij deed het niet, nee. nog een ogenblik geduld man
netje... Vreemd, dat 'smans gezicht wel een vuurrode kogel leek, met donkere en
lichte vlekken erop. Het was alsof het danste, op en neer, op en neer. Onsamen
hangende klanken vloeiden eruit, klanken die langs hem heen deinden en waarvan
de betekenis hem ontging. Ineens was er het ritselen van papier, toen voelde hij iets
zwaars op zijn benen rusten. De kist sigaren, begreep hij. Hiermee was deze maske
rade, deze komedie bijna ten einde. Bijna, want nu kwam de apotheose van het stuk.
Werktuigelijk pakten zijn handen het kistje uit. Het was een grote deze keer, zeker
vanwege het scheiden van de marktBruin en naakt stond het kistje op zijn
schoot. Nu even doorbijten. Vanachter de geopende deksel zou hij de waardevolle
mededeling van de directie voorlezen. Toen hij met de nagel van zijn duim het strookje
van de contrabande wilde openscheuren ontdekte hij, dat dit een overbodige handeling
zou betekenen: het kistje was al open. Onder ademloze stilte van de aanwezigen
klapte hij het dekseltje open. Een blitzlamp flitste even fel op. Wezenloos staarde hij
in het kistje: er lag een grote enveloppe in!
„Maakt u die enveloppe maar open, mijnheer De Jong," zei een stem. Zenuwachtig
frunnikten zijn vingers aan het onhandelbare ding. Wat kan dit zijn, wat kan dit
zijn, hamerde het door hem heen. Opeens schoot het door zijn brein: ach, maar
natuurlijk, je krijgt immers duizend gulden. Zie je wel, het klopte, er lag een bank
biljet van duizend gulden in het kistje. „Kijkt u nog even verder, mijnheer De Jong,"
noodde diezelfde stem van daarnet weer. Verder kijken, verder kijken. Maar waar
om? Héeen opgevouwen vel papierwat had dat te betekenen? Langzaam,
haast met tegenzin vouwde hij het open. Toen begonnen rode en groene ringen voor
zijn ogen te draaien, maar daar doorheen ontwaarde hij dansende letters, een zegel,
grote handtekeningen.
Moeizaam probeerde hij de letters te ontcijferen. De directielas hij
gezien uw trouwe staat van diensteen pensioen van tweeduizend gulden per
jaardriemaandelijkse termijnenHij voelde zijn hoofd leeg worden, on
eindig leeg. Het was of hij zich aan zijn staf, die blonk in het licht van de talloze
lampen, moest optrekken. Hij schraapte zijn keel enige keren, lachte wat verlegen en
kwam toen tot de ontdekking, dat het wel eens lang zou kunnen duren voor hij de
woorden gevonden had die hij zou willen zeggen.
Fred Kiel
Vixseboxse (C.H.) de zijns inziens te
machtige positie die de Raad van Minis
ters inneemt, nadat ook de heer Kap
teijn (Arb.) de aandacht op verscheidene
zwakke plekken had gevestigd. In het bij
zonder betreurde deze senator, dat er ner
gens gesproken wordt van een te voeren
gemeenschappelijke economische, mone
taire of fiscale politiek en dat men te dien
opzichte nog al te nationalistisch blijkt te
denken. Verder maakte hij enige behar-
tenswaardige opmerkingen over de kwes
tie van de associatie met overzeese ge
biedsdelen. Terecht betoogde hij, dat wij
hieronder mede begrepen Nederland!
de betrokken gebiedsdelen zullen heb
ben te overtuigen, dat wij streven naar
vrije samenwerking tussen vrije volken
en dat wij niet de verdenking op ons moe
ten laden te streven naar „geëuropeani-
seerd kolonialisme". Ook zijn benadering
van het vraagstuk der aan te nemen hou
ding ten opzichte van Engeland en van de
vrijhandelszone getuigde van een breed
inzicht, dat jammer genoeg niet aller deel
is!
Het meest kritische geluid liet mr. Van
Riel (V.V.D.) horen. Deze afgevaardigde
had heel wat aanmerkingen op het ver
drag. In een bijzonder knappe rede zei hij
te betwijfelen of in werkelijkheid wel
reeds voldoende eenheid aanwezig is om
verdragsbepalingen, gelijk thans ter tafel
liggen, op haar plaats te achten. Veeleer
zag hij in hetgeen er te voorschijn was ge
komen, niets anders dan een „couveuse
kindje", dat dan bovendien nog, naar hij
meende te kunnen vaststellen, „vrucht
was van een overhaaste ontijdige concep
tie". Hij wilde het beste van dit „prema-
tuurtje" hopen en wachtte met belangstel
ling af, wat de „doktoren" achter de re
geringstafel naar aanleiding van zijn uit
eenzettingen in het midden zouden bren
gen. Wanneer ik hier van een knap betoog
gewaag, berust die waardering niet in
de laatste plaats op het feit, dat mr. Van
Riel erin wist te slagen ook diegenen on
der zijn gehoor, die er een ander stand
punt bp na houden, onder de indruk van
de heldere en zakelijke ontwikkeling van
zijn critiek te brengen. Soms echter ging
hij in zijn critiek op het van de zijde van
de ministers in de schriftelijke gedachten-
wisseling aangevoerde wel wat heel ver.
Met name viel dit op, toen hij het had
over hetgeen de Memorie van Antwoord
bevatte omtrent de in het Voorlopig Ver
slag aangeroerde vraag, of de regering
toch niet bereid zal zijn ter gelegenheid
van de deponering van de Nederlandse be
krachtigingsoorkonde blijk te geven van
de bezorgdheid, welke bij zeer velen hier
te lande is blijven bestaan ten aanzien
van de gevolgen van dit verdrag. Zeker,
mr. Van Riel kon aantonen, dat op zich
zelf in de Memorie van Antwoord iets naar
aanleiding van deze kwestie was opge
merkt, dat beter achterwege had kunnen
blijven. Maar wat de zaak zelf aangaat,
was hij, naar het mij voorkomt, er naast.
Hij maakte immers de indruk, een poging
te ondernemen de regering er alsnog toe
te brengen iets te gaan doen, wat destijds
een door prof. Oud op het goedkeurings-
ontwerp voorgesteld amendement als
plicht in de wet neergelegd had willen
zien, welk amendement echter verworpen
was! Vandaar, dat het reeds uit een
staatsrechtelijk oogpunt onjuist was van
mr. Van Riel, er nu toch weer, in een an
dere vorm, mee voor den dag te komen.
Bovendien moet een scherpzinnig man
als hij de eerste zijn om te beseffen, dat
een door de regering af te leggen verkla
ring, gelijk hij op het oog had, tegenover
de andere verdragsstaten in werkelijkheid
niets waard zou zijn en daarom alleen
reeds beter achterwege zou dienen te blij
ven.
Ofschoon mr. Lichenauer (C.H.) zijner
zijds heel wat bezwaren aanvoerde, bleek
hij toch bereid zijn stem aan het verdrag
inzake de Europese Economische Ge
meenschap te geven. Daarentegen had het
er veel van, alsof prof. mr. De Grooth
(V.V.D.), aangezien hij het verdrag vpl-
maakt onvoldoende vond om het gevraag
de vertrouwen aan de te scheppen gemeen
schap te kunnen schenken, van zins was
het „tegen" te laten horen. Juist ook om
dat in dit geval, anders dan bij de Kolen-
en Staalgemeenschap, een werkelijk su-
pra-nationaal orgaan ontbreekt of ove
rigens deze senator zo dol is op het su-
pra-nationale is sterk te betwijfelen - vond
hij, dat het gevraagde vertrouwen wel „op
een zeer, zeer zware proef" wordt ge
steld. Intussen bleek hij toch nog bereid
het heden door de regering uit te spreken
antwoord af te wachten.
De Tweede Kamer heeft na een korte
discussie het wetsontwerp aangenomen in
zake de samenstelling der burgerlijke
rechten, overeenkomstig de groei der be
volking, en van de bezoldiging der rech
terlijke ambtenaren. De salarissen wor
den niet alleen verbeterd met de verho
ging voor hogere ambtenaren, maar voor
onderscheidene functionarissen worden zij
met een verschillend percentage nog iets
meer verhoogd. De maximale bezetting
van de gerechtshoven te Amsterdam, Arn
hem en Den Haag, van de arrondisse
mentsrechtbanken en van een aantal kan
tongerechten wordt uitgebreid. Het aantal
vice-presidenten van hoven en rechtban
ken wordt verhoogd. De kantongerechten
te Venlo en Schiedam worden van de twee
de naar de eerste klasse overgebracht en
die van Zevenbergen, Harderwijk, Den
Helder en Meppel van de derde naar de
tweede klasse.
De ministers voor Defensie van Neder
land en België hebben te Brussel een be
spreking gehad. Zij hebben vastgesteld,
dat het wenselijk is de grootst mogelijke
samenwerking tot stand te brengen tus
sen de Nederlandse en Belgische lucht
macht. Zij zijn overeengekomen, dat eni
ge commissies rapport zullen uitbrengen
over de realisatie van de samenwerking
inzake de opleiding der vliegers en de vor
ming van technici en specialisten voor bei
de strijdkrachten. Voor de bestudering
van de standaardisatie van het materieel
werd een permanent comité opgericht,
dat direct met zijn werkzaamheden zal be
ginnen. Voorts werd besloten een geza-
melijke commissie voor de veiligheid in
de lucht op te richten.