Eerste Kamer bespreekt Europese verdragen SINT NICOLAAS MET PENSIOEN Tweede Kamer ongerust over tekort aan leraren Parlementair commentaar Ondanks vele bedenkingen toch instemming Veel bezwaren tegen „mammoetwet" Twee stukken van Shaw bij opening van de Boekenweek Arnold van Mill gast bij Nederlandse Opera Trage vernieuwing KORT. VERHAAL Bezoldiging rechterlijke ambtenaren Samenwerking met de Belgische luchtmacht .OENSDAG 4 DECEMBER 1957 Tijdens de behandeling in de Eerste Kamer van de wetsontwerpen tot goed keuring van de verdragen tot oprichten van de Europese Economische Gemeen schap en van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie verklaarde prof. Hel- lema (A.R.) dat het hem opgevallen was dat onder de bevolking der zes landen slechts weinig geestdrift bestaat voor deze verdragen. Alleen een kleine onmiddellijk by de onderhandelingen betrokken groep heeft er haar voldoening over uitgespro ken en dan nog onder bepaalde reserves. Vele artikelen, zo zei hij verder, zijn on duidelijk getiteld en voor verschillende interpretaties vatbaar. Ook zijn tal van bepalingen met elkaar in strijd als gevolg van de spoed waarmee men deze heeft moeten opstellen. Het bedrijfsleven kan niet wachten op uitspraken van het hof met betrekking tot de nietigverklaring van deze tegenstrijdigheden. Een harmonisatie van de sociale wet geving is zeker gewenst in de zes landen der economische gemeenschap, maar een overhaaste gelijkschakeling zou wel eens een tegenovergesteld effect kunnen heb ben en in plaats van de verwezenlijking der gemeenschap te bevorderen deze kun nen belemmeren. Er zal gestreefd moe ten worden naar een echt Europees par lement, want ook in de gemeenschappe lijke vergadering van de E.E.G. is de ze telverdeling niet gunstig voor ons land. De veertien Nederlandse parlementsleden die hiervan zullen deel uitmaken, zullen een bijzonder zware taak hebben en het is de vraag of de leden der Eerste Kamer, die meestal nog nevenfuncties hebben, deze normaal zullen kunnen vervullen. „Wij onderschatten de gevaren niet van deze verdragen", zo besloot prof. Helle- ma, „doch mijn fractie is van oordeel dat het grote doel waard is dat wij deze aanvaarden." Europeees planbureau De heer Kapteijn (P.v.d.A.) zei, dat een van de zwakke punten in het ver drag is dat nergens gesproken wordt over een monetaire en fiscale politiek der zes landen. Ook de magere paragraaf over de conjunctuurpolitiek had hem teleurge steld. Er zal een Europees planbureau moeten komen dat een vorm aan deze politiek dient te geven. De samenwerking met de overzeese gebieden in het kader van de E.E.G. moet berusten op een vrije samenwerking „Wij zullen niet de verden king op ons moeten laden te streven naar een ge-Europeaniseerd nieuw kolonialis me. Engeland wil een eerste partij blijven zingen in het Europa-koor, doch een der gelijke houding is onmogelijk in de E.E.G. Dit land is thans gekomen met het voor stel van de vrijhandelszone, dat de typi sche kenmerken draagt van een 19de- eeuwse gedachtenwereld, aldus de heer Kapteijn. Niettemin was hij van oordeel, dat men in Europa uiteindelijk tot deze vrijhandelszone zal moeten komen, aange zien men alleen dan Amerika economisch voor ons zal kunnen interesseren. De En gelsen bieden ons thans de kans tot samen werking en deze moeten wij aangrijpen. De voorgestelde vrijhandelszone zal echter ook de landbouw moeten omvatten. Wij moeten bereid zijn in de Engelse gedach tenwereld door te dringen en niet conti nentaal denken bij het oplossen van de moeilijkheden, zei hij. Bedenkelijke bepalingen De heer Vixseboxse (C.H.) sprak zich eveneens uit voor een vrijhandelszone. De E.E.G. moet gezien worden als een etap pe in een nog nauwere Europese samen werking. De Europese verdragen bevat ten voor Nederland verscheidene beden kelijke bepalingen, maar de verdragen bieden zonder 'wijfel gunstige perspec tieven. Ook was hij van oordeel dat het aantal Nederlandse vertegenwoordigers in het parlement van de gemeenschap te gering is. De heer Vixseboxse was niet gelukkig met de kernenergie en vroeg zich af of de noodzakelijke energie niet ver kregen zou kunnen worden uit de olie, die 4hans in steeds grotere hoeveelheden wordt gewonnen. De heer Van Riel (V.V.D.) merkte op, dat het E.E.G.-verdrag een compromis be tekent. Een actieve conjunctuurpolitiek is nodig doch gezien de grote verscheiden heid in de economische politiek der be trokken landen ligt hier een groot pro bleem. Hef feit of dit verdrag zal slagen hangt niet in de eerste plaats van economische doch van politieke factoren af, volgens de heer Van Riel. Hij meende dat de schaal der voordelen in het nadeel van Nederland doorslaat. Het E.E.G.-verdrag noemde hij een couveusekindje dat boven dien de vrucht is van een overhaaste con ceptie. Mr. Sassen (K.V.P.) drong er op aan bij het overleg met betrekking tot de E.E.G. ook de publiekrechtelijke be drijfsorganisatie te betrekken. Hij legde verder de nadruk op de noodzaak van een financiële stabiliteit in de lidstaten der E.E.G. Betekent de instelling van een vrij handelszone dat de E.E.G. hierin uitein delijk zal oplossen? zo vroeg hij. Mr. Sas sen was van oordeel dat de Europese in stellingen in één stad geconcentreerd moe ten worden. Men kan van de raad niet ver langen dat hij een reizend college wordt. Uitdaging „Wij moeten ons er meer dan in het ver leden van bewust zijn dat de vrije Wereld tegenover een uitdaging staat die met zelf bewustheid en overmoed tot haar wordt gericht. De tegenpartij heeft een technische ontwikkeling bereikt die door haar niet zonder cynisme het laatste wapen wordt genoemd. Zullen wij deze uitdaging kun nen beantwoorden?" vroeg mr. Sassen. „Het tragische is dat Europa op het ogen blik niet in staat is op deze klemmende vraag het verlossende antwoord te geven. Wij moeten ons er evenwel rekenschap van geven", zo besloot hij, „dat de 160 miljoen Europeanen in de worsteling van de beide blokken een factor van betekenis kunnen worden indien zij hun' verdeeld heid, kortzichtigheid en egoisme kunnen overwinnen." Prof. R i p (A.R.) verklaarde er ern stige bezwaren tegen te zullen hebben als voor de vrijhandelszone dezelfde regeling zou gelden als thans voor de E.E.G. Nau we samenwerking tussen de zes partners is echter in ieder geval noodzakelijk en daarom was hij voorstander van ratifica tie der verdragen. Aanpassing De heer R e g o u t (K.V.P.) verklaar de dat de gemeenschappelijke markt hoge eisen stelt aan het aanpassingsvermogen der Nederlandse industrie en dat deze zich tijdig op de nieuwe situatie zal moeten kunnen voorbereiden. Hiertoe zijn in de eerste plaats verdere investeringen nood zakelijk en een verlichting der fiscale las ten. Dit laatste zal vooral noodzakelijk zijn, wil Nederland het hoofd kunnen blij ven bieden aan de buitenlandse concur rentie. Toch biedt zijns inziens het ver drag waardevolle perspectieven voor de economische ontwikkeling van Neder land. Mevr. Van Ommeren (C.P.N.) zag in de Europese verdragen een bewijs voor de moeilijkheden waarin de kapitalis tische maatschappij op het ogenblik ver keert. Kernenergie Ir. Vos (P.v.d.A.) wees op de nood zaak voor Nederland een evenredig aan deel te leveren in de opleiding van kern fysici. Op deze wijze zal Nederland krachtig kunnen bijdragen tot het ge meenschappelijk werk der westerse lan den. „Is het intussen juist", zo vroeg ir. Vos, „dat de laatste onderzoekingen naar olie en aardgas in Nederland aangename verrassingen hebben opgeleverd?" West- Europa is het gebied, dat de kernenergie het meest nodig heeft, maar het is tege lijkertijd het gebied dat de grootste risi co's loopt. Hiermee moet naar zijn mening wel worden rekening gehouden bij de ver dere plannen. De heer Lichtenauer (C.H.) wees er op dat Nederland voorbestemd is de Europese poort te worden van de econo mische gemeenschap der zes. Hij be treurde het dat de vervoersproblemen en de daarmede verband houdende poli tiek niet op .ifdoende wijze zijn geregeld in het verdrag der E.E.G. De heer De Grooth (V.V.D.) vroeg zich af wat zal geschieden indien het verdrag niet beantwoordt aan de gestelde, ver wachtingen. Ook hij wees op de noodzaak van een gemeenschappelijke conjunctuur politiek der E.E.G.-landen. „Ons vertrou wen", zo zei hij, „wordt bij deze beide verdragen echter wel op een zeer zware proef gesteld." Vandaag zal de regering de sprekers beantwoorden. Op de openingsavond van de Boeken week 1958, die wordt gehouden op 28 fe bruari in de Stadsschouwburg in Amster dam, zal de Nederlandse Comedie twee korte stukken van Shaw opvoeren. Het zijn „De dorpsvrijage" in een vertaling van A. Viruly en „Hoe hij loog tegen haar echtgenoot" in een vertaling van Remco Campert. In „De dorpsvrijage" treden Mary Dresselhuis en Han Bentz van den Berg op. In het tweede stuk Kitty Janssen, André van den Heuvel en Allard van der Scheer. De avond wordt besloten met het traditionele schrijversbal. De Nederlandse bas Arnold van Mill, die onder andere regelmatig bij de Bayreuther Festspiele optreedt en een graag gehoorde gast is in vele vooraanstaande operagezel schappen in Europa, zal in de komende weken in enkele opvoeringen bij De Neder landse Opera gastrollen vervullen. Op zon dag 8 en donderdag 26 december zal hij de rol van „Philips II" vertolken in Verdi's Don Carlos. Op vrijdag 13 december zingt hij „Sarastro" in Die Zauberflöte van Mo zart. Alle opvoeringen worden in de Am sterdamse Stadsschouwburg gegeven. (Van onze Kamerverslaggever) Algemeen is gisteren in de Tweede Kamer bij de behandeling van de begroting van Onderwijs ernstige ongerustheid tot uiting gebracht over het tekort aan leraren. Het is een bijna hopeloze situatie, verzuchtte de heer A 1 b e r i n g (K.V.P.). Het tekort aan bevoegde leraren is benauwend, betoogde mevrouw F o r t a n i e r De Wit (V.V.D.), omdat uit het middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs onze studenten voorkomen. Hier is ons wetenschappelijk peil in het geding. Dit maakt de toekomst van ons volk uit. Jaren eerder hadden er maatregelen genomen moeten en kunnen worden. Op straffe van ondergang, onderstreepte de heer Kleijwegt (P.v.d.A.), hebben wij te zorgen voor goed onderwijs. Er dreigt een catastrophe, waarschuwde de heer R o o s j e n (A.R.) en de heer Tans (P.v.d.A.) gooide er nog een schepje bovenop. Het was geen prettige dag voor minister Cals. Algemeen werd eveneens geklaagd over de traagheid van de minister met de ver nieuwing van het onderwijs. Definitieve voorstellen blijven uit. De minister is al weer achter op zijn schema, merkte de heer Stokman (K.V.P.) op en die ach terstand haalt hij niet meer in. Er wordt misschien wel hard gewerkt op het depar tement, zei de heer K 1 e ij w e g t, maar toch hapert er iets aan de machine. En mevrouw Fortanier-De Wit was er wel van overtuigd, dat de minister zich bekwaam en met hart en ziel aan zijn taak wijdt, maar er wordt op het departe ment zoveel gestudeerd, dat men niet tot daden komt. Stel naast het peinzen een daad, riep prof. S c h o 11 e n (A.R.) uit, in navolging van Thorbecke. De oorzaak van alle traagheid zocht de heer T i 1 a n u s (C.H.) in het hardnekkige streven van minister Cals, het gehele voortgezet onderwijs samen te vatten in één enkele wet, de zgn. Mammoetwet. „Ik geloof nog eerder in het bestaan van Sinterklaas", aldus de heer Tilanus, „dan aan de totstandkoming van die Mammoet wet. Maar de arbeid aan die wet vertraagt alle andere wetgeving". Terwijl het nodig was geweest, zei mevr. Fortanier-De Wit, in de eerste plaats het m.o.-en het v.h.m.o. een nieuwe wettelijke status te geven. Dat is het dringendst nodig. Dat is de kern van de onderwijsvernieuwing. „Voorhistorisch" Bovendien had de heer Stokman het bezwaar tegen de Mammoetwet, dat daarin (buiten het parlement om) veel te veel be voegdheden zouden moeten worden ge geven aan de regering, waardoor gevaar dreigt voor het bijzonder onderwijs. Dit gevaar zag ook de heer Tilanus. De heer R o o s j e n noemde de nagestreefde Mammoetwet, mede met het oog op de naam, een voorhistorisch verschijnsel. We zitten met ons onderwijs in het slop, zei hij, want er is niet alleen een tekort aan leraren, maar ook nog altijd aan onder wijzers, waardoor advertenties moeten worden geplaatst in deze trant: „Gevraagd: (Van onze parlementaire redacteur) Het in de Eerste Kamer gevoerde debat over de Europese verdragen, waarbij vooral het verdrag inzake de Europese Economische Gemeenschap in beschou wing werd genomen, getuigde van de ernstige kritische zin, die de senatoren eigen is. Zij haalden de verdragen aller minst met gejuich binnen. Zo stond prof. Hellema (A.R.) vrij lang stil bij de juri dische en technische bezwaren tegen de verdragsregeling aangaande de Economi sche Gemeenschap, zo gispte de heer Mevrouw Fortanïer-de Wit onderwijzer. Aangeboden: gemakkelijke leerlingen" en „Onze juf gaat trouwen wie wil haar plaats innemen?". Er moet bovendien geld komen voor scholenbouw, betoogde de heer Toxo- p e u s (V.V.D.). Vooral voor nijverheids scholen, vulde de heer Engehbertink (K.V.P.) aan. Men weet niet meer, aldus de heer Tans, waar men de leerlingen moet laten De heer Van D ij k (V.V.D.) pleitte voor het universitair onderwijs als een zaak van het hoogste belang. Investeringen daarin brengen hun rente op. „Wacht nu niet", vermaande de heer Stokman de minis ter, „met een betere subsidieregeling voor de bijzondere universiteiten totdat de nieuwe wet op het hoger onderwijs wordt ingediend, want die wet komt natuurlijk ook te laat. Tref tussentijds een financiële regeling". Ook de heer Tilanus zag voorlopig niets komen van de nieuwe wet op het hoger onderwijs. De minister be looft wel, maar daden blijven uit, zei hij. Mevr. Fortanier-De Wit kwam er nogmaals tegenop, dat de leraren zijn uit gesloten van de extra verhoging voor hogere ambtenaren. Indien de minister niet met een duidelijke verklaring komt, zal zij een motie indienen om een uit spraak van de Kamer te verkrijgen. Vandaag antwoordt minister Cals. Vraag een employé van Het Kleine Warenhuis een beschrijving te geven van de wijze waarop het Sint Nicolaasfeest in zijn bedrijf wordt gevierd, gij zult bemerken dat hij nauwelijks in staat is ónder woorden te brengen hoe fantastisch die is. Ten eerste is er de feestelijke intocht van de als bisschop vermomde magazijnchef De Jong met zijn knecht. Zodra de goede heilige gezeten is en de zwarte bediende zijn eerste grollen heeft verkocht, verheft de oudste directeur zich van zijn pluche zetel om een hartelijk welkomstwoord te spreken. Hierop voelt de Sint zich geroepen een hartveroverende redevoering te houden, waarna het uitdelen van de geschenken begint. Dan is er het optreden van een uitstekend gezelschap en als klap op de vuurpijl volgt tenslotte het bal, dat zowel werkgever als werknemer tot diep in de nacht in zijn ban houdt. Over het uitdelen van de geschenken gesproken dat is iets geweldigs. Sinds jaar en dag is het de overigens weinig voorkomende goede gewoonte dat de directie voor deze gelegenheid eens diep in de bedrijfsbeurs tast. Iedere employé wordt dan verrast met een fraai, niet alledaags, cadeau. Het aardige hierbij is, dat niemand naar zijn plaats terugkeert zonder een toepasselijke vermaning meegekregen te hebben. Voor zekere winkeljuffrouw luidt die bijvoorbeeld: „En nu moet u voortaan een andere kleur nagellak gebruiken, juffrouw Jansen, want met deze jaagt u alle klanten op de vlucht." Of voor de boekhouder: „Dus in het vervolg geen sigaretten zomaar los in uw bureau laten slingeren, mijnheer De Wit".enzovoort, enzovoort. Al spoedig is de stemming er echt in. Het is dan ook niet te verwonderen dat het gezelschap, dat daarna optreedt, een uitbundig en dankbaar publiek aantreft. Hoe het kwam, dat op deze avond de echte Sinterklaasstemming maar niet wilde komen in de kantine van Het Kleine Warenhuis, zouden alleen iemand met een bijzonder scherp ontwikkelde opmerkingsgave óf een sfeergevoelig mens u kunnen vertellen. Want ik beweer met klem, dat die fijne sfeer van voorgaande jaren niet aanwezig was. Er was iets vreemds, iets krampachtigs zou ik haast zeggen, in het pogen van de mensen om de ware stemming erin te brengen. Noch aan de welkomstrede van de directeur, noch aan de toespraak van de bisschop was te bemerken geweest dat er eigenlijk een waas van weemoed hing over het laatste optreden van de oude magazijn chef. Beiden hadden daaraan weliswaar enige woorden gewijd, maar ook hadden zij getracht geen al te dramatische betekenis aan hun woorden te hechten. Nee, de eerste tekenen die erop wezen dat deze avond niet zo zou verlopen als die van vorige jaren, konden worden waargenomen tijdens het uitdelen van de geschen ken. Haast bewegingloos zat de Goedheiligman daar, stroef en schijnbaar zonder élan de cadeaus uitdelend aan en de vermaningen prevelend tot degenen die voor het voet licht geroepen werden. De jongeren onder het personeel wisten niet goed wat zij ervan denken moesten, vonden het alleen maar jammer dat de stemming er niet „in" wilde komen. Van de ouderen begrepen alleen de meer gevoeligen, dat er heel wat in hun oude collega moest omgaan. Denk het je ook eens in: dertig jaren achtereen had de heer De Jong in de zaak al voor Sinterklaas gespeeld, en nu, op zijn vijfenzestigste jaar, moest hij het bijltje erbij neerleggen. Het was zijn laatste avond, geen wonder dat hij zijn aandacht er niet geheel bij had. Toch was dat niet de ware reden voor zijn verstrooidheid. Willen wij die te weten komen, dan moeten wij in zijn maskerade pak kruipen, of eigenlijk: moeten wij proberen door te dringen in zijn gedachten- wereld. Ja, op 1 december was het vijftig jaar geleden geweest dat Wim de Jong als jongste bediende zijn eerste schreden binnen de muren van Het Kleine Warenhuis had gedaan. Vijftig jaren van zijn leven had hij bij dezelfde baas gewerkt en dertig keer had hij de zéér gewaardeerde rol van Sint Nicolaas gespeeld. En dat was nu afgelopen. Beide rollen, zowel die van bediende van het warenhuis als die van Sinterklaas zouden om klokslag 12 uur zijn uitgespeeld. Ze hadden hem een respijttermijn van vijf dagen toegestaan, hem hiermee nog één keer de eer gunnend deze groteske maskerade te leiden. En dan te bedenken dat het hen er alleen maar om te doen was te ver bloemen, dat hij zonder een cent pensioen de laan uitgestuurd werd. Nu ja, de laan uitgestuurd het was de gewoonte, dat aan iedereen in het bedrijf, die de vijfen zestigjarige leeftijd had bereikt, eervol ontslag werd verleend, of hij nu nog geschikt was om te werken of niet. Als pleister op de wonde kreeg hij dan een enveloppe met inhoud duizend gulden mee. Dat was alles, na vijftig jaar ploeteren. O, niet dat hij en zijn vrouw van honger zouden omkomen, want er was nog altijd het ouderdoms pensioen, maar te bedenken dat een' 'groot bedrijf als Het Kleine Warenhuis haar getroiiwen mét duizend gulden de straat op'dürfde sturen!' Jaren geleden was er al sprake geweest van voorzieningen die getroffen zouden worden, maar tot heden had niemand daarvan iets gemerkt. Maandenlang had hij over dit onderwerp gepiekerd. Zijn vrouw wist ervan, was het volkomen met hem eens, maar paste wel op het vuur niet aan te wakkeren. Toen de directie hem een maand geleden over de Sinterklaasviering gepolst had, was een grote gedachte bij hem opgekomen. Waarom zou hij zelf niet het heft in handen nemen om zodoende de directie te dwingen iets voor hem te doen? Maar hoe? Daarvoor had hij zijn hoofd moe gepeinsd. Eindelijk, een week voor het grote feest, was hij op een idee gekomen. Het ging er alleen nog maar om hoe die te verwezenlijken. Drie dagen geleden was ineens glas helder een beeld voor zijn ogen gekomen. Zó moest het gebeuren, zó zou hij het spelenHet was traditie dat één der directeuren, nadat alle geschenken waren uitgedeeld, een enkelwoord van dank tot hem richtte en hem daarbij zijn geschenk, een grote kist sigaren, overhandigde. Daarna bedankte hij de directie namens het gehele personeel voor de goede gaven en toonde hij blij lachend het geopende kistje aan zijn collega's. Welnu, deze keer zou hij na het openen van het kistje doodstil blijven zitten. Dan zou hij zogenaamd ontroerd opstaan en van een gefingeerd blad papier voorlezen, dat de directie besloten had hem een pensioen van bijvoorbeeld twaalfhonderd gulden te verlenen. Er zou natuurlijk een oorverdovend gejuich los barsten. Om haar prestige te redden zou de directie verplicht zijn iets voor hem te doen. Geniaal uitgedacht, De Jong, had hij in zichzelf gemompeld. Maar hoe zou de directie en aan wie het nog meer bekend werd, over hem denken? Och, wat maalde hij om de gedachten van die uitzuigers Hij ging weg, zou hen waarschijnlijk nooit meer ontmoeten, èn.... was tot zijn dood toe verzekerd van een vast inkomentje. Met het leegraken van de grote zak van jute steeg in hem de spanning. De toon, waarop hij de vermaningen sprak tot degenen die voor hem verschenen, werd al strakker en strakker. Slechts met moeite kon hij het beven van zijn gerimpelde handen bedwingen. Af en toe kreeg hij het gevoel, alsof een hevige koorts door zijn lichaam woelde. Nog vijf pakjes, telde hij en dan zou hij, een man van wie gezegd werd dat hij altijd zo recht door zee ging, de grootste leugen van zijn leven gaan uitspreken. Pieker niet zo, dwong hij zichzelf in het gareel. Je hebt vanavond alles mee: je vrouw, de enige van wie je tegenstand had kunnen verwachten, is niet aanwezig, omdat zij zich vanmiddag niet lekker voelde. En wat nog mooier uitkomt, is dat de pers zich blijkbaar zozeer interesseerde voor het Sinterklaasfeest van Het Kleine Warenhuis, dat zij een verslaggever en een fotograaf had gestuurd om haar lezerskring te laten meesmuilen van het gerecht, dat was samengesteld uit uitbundige vreugde en een brok verdriet om de pensionering van de beste Sinterklaas die een bedrijf ooit had voortgebracht. Kijk eens om je heen naar al die gezichten, die tot één grote grijns verwrongen lijken te zijn. Hebben jullie zo'n lol, uilskuikens? Over tien, twintig, dertig jaar wacht jullie hetzelfde lot. En dan zijn jullie niet slim genoeg om het lot in eigen hand te nemen! Waarom daalt de ontzetting over wat hier straks gaat gebeuren niet neer op jullie stroperige gezichten? Waarom is er geen verbijstering bij de gedachte, dat een oude man na vijftig jaren werken bij één en dezelfde baas zo maar de keien wordt opgeschopt? Hij wond zich zó hevig op, dat de laatste gegadigden voor de cadeaus haast met een grauw en een snauw naar hun plaats gestuurd werden. Eindelijk was de zak leeg en brak het ogenblik aan, waarop de jongste directeur opstond van zijn zetel en op hem toekwam, gewapend met een groot pakket. „Blijft u maar rustig zitten, mijnheer De Jong," zei hij „U wordt al een dagje ouder". Welja, ook dat nog. O, wat zou hij graag overeind vliegen en de man zijn grieven in het gezicht slingeren. Maar hij deed het niet, nee. nog een ogenblik geduld man netje... Vreemd, dat 'smans gezicht wel een vuurrode kogel leek, met donkere en lichte vlekken erop. Het was alsof het danste, op en neer, op en neer. Onsamen hangende klanken vloeiden eruit, klanken die langs hem heen deinden en waarvan de betekenis hem ontging. Ineens was er het ritselen van papier, toen voelde hij iets zwaars op zijn benen rusten. De kist sigaren, begreep hij. Hiermee was deze maske rade, deze komedie bijna ten einde. Bijna, want nu kwam de apotheose van het stuk. Werktuigelijk pakten zijn handen het kistje uit. Het was een grote deze keer, zeker vanwege het scheiden van de marktBruin en naakt stond het kistje op zijn schoot. Nu even doorbijten. Vanachter de geopende deksel zou hij de waardevolle mededeling van de directie voorlezen. Toen hij met de nagel van zijn duim het strookje van de contrabande wilde openscheuren ontdekte hij, dat dit een overbodige handeling zou betekenen: het kistje was al open. Onder ademloze stilte van de aanwezigen klapte hij het dekseltje open. Een blitzlamp flitste even fel op. Wezenloos staarde hij in het kistje: er lag een grote enveloppe in! „Maakt u die enveloppe maar open, mijnheer De Jong," zei een stem. Zenuwachtig frunnikten zijn vingers aan het onhandelbare ding. Wat kan dit zijn, wat kan dit zijn, hamerde het door hem heen. Opeens schoot het door zijn brein: ach, maar natuurlijk, je krijgt immers duizend gulden. Zie je wel, het klopte, er lag een bank biljet van duizend gulden in het kistje. „Kijkt u nog even verder, mijnheer De Jong," noodde diezelfde stem van daarnet weer. Verder kijken, verder kijken. Maar waar om? Héeen opgevouwen vel papierwat had dat te betekenen? Langzaam, haast met tegenzin vouwde hij het open. Toen begonnen rode en groene ringen voor zijn ogen te draaien, maar daar doorheen ontwaarde hij dansende letters, een zegel, grote handtekeningen. Moeizaam probeerde hij de letters te ontcijferen. De directielas hij gezien uw trouwe staat van diensteen pensioen van tweeduizend gulden per jaardriemaandelijkse termijnenHij voelde zijn hoofd leeg worden, on eindig leeg. Het was of hij zich aan zijn staf, die blonk in het licht van de talloze lampen, moest optrekken. Hij schraapte zijn keel enige keren, lachte wat verlegen en kwam toen tot de ontdekking, dat het wel eens lang zou kunnen duren voor hij de woorden gevonden had die hij zou willen zeggen. Fred Kiel Vixseboxse (C.H.) de zijns inziens te machtige positie die de Raad van Minis ters inneemt, nadat ook de heer Kap teijn (Arb.) de aandacht op verscheidene zwakke plekken had gevestigd. In het bij zonder betreurde deze senator, dat er ner gens gesproken wordt van een te voeren gemeenschappelijke economische, mone taire of fiscale politiek en dat men te dien opzichte nog al te nationalistisch blijkt te denken. Verder maakte hij enige behar- tenswaardige opmerkingen over de kwes tie van de associatie met overzeese ge biedsdelen. Terecht betoogde hij, dat wij hieronder mede begrepen Nederland! de betrokken gebiedsdelen zullen heb ben te overtuigen, dat wij streven naar vrije samenwerking tussen vrije volken en dat wij niet de verdenking op ons moe ten laden te streven naar „geëuropeani- seerd kolonialisme". Ook zijn benadering van het vraagstuk der aan te nemen hou ding ten opzichte van Engeland en van de vrijhandelszone getuigde van een breed inzicht, dat jammer genoeg niet aller deel is! Het meest kritische geluid liet mr. Van Riel (V.V.D.) horen. Deze afgevaardigde had heel wat aanmerkingen op het ver drag. In een bijzonder knappe rede zei hij te betwijfelen of in werkelijkheid wel reeds voldoende eenheid aanwezig is om verdragsbepalingen, gelijk thans ter tafel liggen, op haar plaats te achten. Veeleer zag hij in hetgeen er te voorschijn was ge komen, niets anders dan een „couveuse kindje", dat dan bovendien nog, naar hij meende te kunnen vaststellen, „vrucht was van een overhaaste ontijdige concep tie". Hij wilde het beste van dit „prema- tuurtje" hopen en wachtte met belangstel ling af, wat de „doktoren" achter de re geringstafel naar aanleiding van zijn uit eenzettingen in het midden zouden bren gen. Wanneer ik hier van een knap betoog gewaag, berust die waardering niet in de laatste plaats op het feit, dat mr. Van Riel erin wist te slagen ook diegenen on der zijn gehoor, die er een ander stand punt bp na houden, onder de indruk van de heldere en zakelijke ontwikkeling van zijn critiek te brengen. Soms echter ging hij in zijn critiek op het van de zijde van de ministers in de schriftelijke gedachten- wisseling aangevoerde wel wat heel ver. Met name viel dit op, toen hij het had over hetgeen de Memorie van Antwoord bevatte omtrent de in het Voorlopig Ver slag aangeroerde vraag, of de regering toch niet bereid zal zijn ter gelegenheid van de deponering van de Nederlandse be krachtigingsoorkonde blijk te geven van de bezorgdheid, welke bij zeer velen hier te lande is blijven bestaan ten aanzien van de gevolgen van dit verdrag. Zeker, mr. Van Riel kon aantonen, dat op zich zelf in de Memorie van Antwoord iets naar aanleiding van deze kwestie was opge merkt, dat beter achterwege had kunnen blijven. Maar wat de zaak zelf aangaat, was hij, naar het mij voorkomt, er naast. Hij maakte immers de indruk, een poging te ondernemen de regering er alsnog toe te brengen iets te gaan doen, wat destijds een door prof. Oud op het goedkeurings- ontwerp voorgesteld amendement als plicht in de wet neergelegd had willen zien, welk amendement echter verworpen was! Vandaar, dat het reeds uit een staatsrechtelijk oogpunt onjuist was van mr. Van Riel, er nu toch weer, in een an dere vorm, mee voor den dag te komen. Bovendien moet een scherpzinnig man als hij de eerste zijn om te beseffen, dat een door de regering af te leggen verkla ring, gelijk hij op het oog had, tegenover de andere verdragsstaten in werkelijkheid niets waard zou zijn en daarom alleen reeds beter achterwege zou dienen te blij ven. Ofschoon mr. Lichenauer (C.H.) zijner zijds heel wat bezwaren aanvoerde, bleek hij toch bereid zijn stem aan het verdrag inzake de Europese Economische Ge meenschap te geven. Daarentegen had het er veel van, alsof prof. mr. De Grooth (V.V.D.), aangezien hij het verdrag vpl- maakt onvoldoende vond om het gevraag de vertrouwen aan de te scheppen gemeen schap te kunnen schenken, van zins was het „tegen" te laten horen. Juist ook om dat in dit geval, anders dan bij de Kolen- en Staalgemeenschap, een werkelijk su- pra-nationaal orgaan ontbreekt of ove rigens deze senator zo dol is op het su- pra-nationale is sterk te betwijfelen - vond hij, dat het gevraagde vertrouwen wel „op een zeer, zeer zware proef" wordt ge steld. Intussen bleek hij toch nog bereid het heden door de regering uit te spreken antwoord af te wachten. De Tweede Kamer heeft na een korte discussie het wetsontwerp aangenomen in zake de samenstelling der burgerlijke rechten, overeenkomstig de groei der be volking, en van de bezoldiging der rech terlijke ambtenaren. De salarissen wor den niet alleen verbeterd met de verho ging voor hogere ambtenaren, maar voor onderscheidene functionarissen worden zij met een verschillend percentage nog iets meer verhoogd. De maximale bezetting van de gerechtshoven te Amsterdam, Arn hem en Den Haag, van de arrondisse mentsrechtbanken en van een aantal kan tongerechten wordt uitgebreid. Het aantal vice-presidenten van hoven en rechtban ken wordt verhoogd. De kantongerechten te Venlo en Schiedam worden van de twee de naar de eerste klasse overgebracht en die van Zevenbergen, Harderwijk, Den Helder en Meppel van de derde naar de tweede klasse. De ministers voor Defensie van Neder land en België hebben te Brussel een be spreking gehad. Zij hebben vastgesteld, dat het wenselijk is de grootst mogelijke samenwerking tot stand te brengen tus sen de Nederlandse en Belgische lucht macht. Zij zijn overeengekomen, dat eni ge commissies rapport zullen uitbrengen over de realisatie van de samenwerking inzake de opleiding der vliegers en de vor ming van technici en specialisten voor bei de strijdkrachten. Voor de bestudering van de standaardisatie van het materieel werd een permanent comité opgericht, dat direct met zijn werkzaamheden zal be ginnen. Voorts werd besloten een geza- melijke commissie voor de veiligheid in de lucht op te richten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 9