PINTJAPOES BINDABOES UNIEK PRENTENKABINET IN DE CATACOMBEN Jxaakxifks nieuwe Tlasttadamus Erbij 1 TREKT DE HOROSCOOP Australische expeditie heeft onbekend nomadenvolk ontdekt Nieuws van het linger Museum Klein lichtpunt op het politieke ganzebord NIEUWE UITGAVEN DINSDAG 31 DECEMBER 1957 PAGINA VIL MEN KAN er als leek nu wel lang en breed, zelfs geleerd, over pein zen en praten wat de toekomst voor ons zoal nog verborgen houdt, maar ik ben een jantje secuur en daarom heb ik me ook voor dit probleem tot een expert, een on versneden specialist, willen wenden. Ik heb Frankrijks nieuwe Nostrada mus opgezocht om hem te vragen wat we van 1958 redelijkerwijs wel en niet mogen verwachten. Zoals dat hoort, stel ik hem u eerst liever even voor. Zijn naam is Marcel Dieudonné en deze „door God ge- schonkene" verschuilt zich niet achter een pseudoniem, doch speelt gelijk legt ook hier open kaart. Hij is een figuur van imposante proporties. Alles is trou wens nogal imposant aan hem. Zijn zware schedel met de Yull-Brynner- coiffure, de fonkelende en nochtans blauwe ogen, het vuurrode wollen hemd, waarin zijn brede torso is gehuld en vooral nog wel de zeker heid, waarmee zijn verklaringen worden afgelegd. En ook zijn levens geschiedenis, die hij ons vooraf nog even uit de doeken doet. Onze profeet is bijna als wees geboren, want zijn ouders beroofden zich enkele dagen na zijn geboorte bei den reeds van het leven, omdat .naar men de jonge Marcel later vertelde zij het huwelijk geen instelling vonden, waarin het men selijk geluk blijvend kon worden geborgen. De vondeling-zuigeling werd door zijn grootmoeder opge nomen, die hem, toen hij nog maar net kon lopen, verhuurde als gan zenhoeder bij een boer. Maar het knaapje vond dat ook al geen be roep, waarin men zijn leven verder tot de dood kon slijten en zo mon sterde hij op veertienjarige leeftijd aan op een vrachtschip, waarmee hij de wereld bevoer. Tot zijn meer derjarigheid is de heer Dieudonné varensgezel gebleven, maar al ge ruime tijd daarvóór was hij zich van zijn bovennatuurlijke gaven bewust geworden. Het begon met de ma trozen, die hij met behulp van kaar ten, voorspelde of hun liefje in de volgende haven hen was trouw ge bleven. Toen hij wat jaren later als zeeman op een luxueuze oceaan stomer diende, liet de kapitein hem 's avonds vaak voorkomen om pas sagiers van en zonder naam wat wijzer over hun toekomstig leven te maken. En zo stak dan ook zijn roem van wal, met behulp van de propaganda, die met name wijlen president Roosevelts speciale bood schapper Vanderbilt, de miljardaire- in-dollars Barbara Hutton, filmster ren als Mariene Dietrich, Michèle Morgan en Brigitte Bardot, alsmede de directeur-hoofdredacteur van Frankrijks grootste dagblad Pierre Lazaref, kosteloos voor hem maak ten. Die glorie snelde hem zelfs vooruit naar Parijs en op de eens gezinde aandrang van zijn ge- interesseerde vrienden besloot Marcel Dieudonné enkele jaren terug zich dan ook blijvend te ves tigen op de wal in de Franse hoofd stad, om vlak bij de Invalides, in een klein flatje dat hij zelf zeer modern heeft ingericht, zijn astrolo- genpraktijk te vestigen. Daar heb ben wij hem nu opgezocht. ALS JOURNALIST wil men altijd graag het naad je van de kous achterhalen en zo vraag ik dus eerst waaruit de technische basis van zijn profetieën bestaat. Het blijkt dan dat mon sieur Dieudonné een twee ledige techniek beheerst en volgt, waarvan de oud- Egyptische tarokkaarten en de even klassieke astrolo gie, die hij als wetenschap beoefent, de ingrediënten leveren. Op een bridge- tafeitje is dan ook een soort ganzenbordspel opgesteld, waarvan de cirkelsectoren zijn voorzien van de twaalf maandsymbolen. De in drukwekkende man schudt nu zijn kaarten en verzoekt mij er een paar keer één te willen trekken, die dan zorgvuldig op het astrolo gisch ganzenbord worden gedeponeerd. Even tevoren heeft hij me echter nog gevraagd of ik was geko men om iets meer van de toekomst te vernemen en op die vraag naar de be kende weg kon ik naar eer en geweten een positief antwoord leveren. Daarop knikte het grote hoofd, ter wijl er een sublieme glim lach om de fijne lippen speelde. „Ik weet zo lang zamerhand nu wel" com mentarieerde de ziener „dat mijn bezoekers eerst wat op hun gemak moeten worden gesteld. Ik krijg hier soms magnaten, ministers en andere machtigen der aarde, die beven als een riet, wanneer het moment is aange broken dat ik alle raadselen van hun be staan zal doen verdwijnen. Ik zou u namen kunnen noemen, die ook u zelfs met ver bazing zouden vervullen. Een heel ver maarde ex-premier, wiens naam ik u nu eens niet onthullen mag, doch die met drie initialen pleegt te worden aangeduid, be vindt zich zo onder mijn geregelde cliën ten. Haar nu ter zake. Heeft u speciale wensen?" „Om u de waarheid te zeggen, word ik nogal door de toekomst van Frankrijk be nauwd!" erkende ik. 's Heren Dieudonné's gelaat betrekt en ik begrijp terstond dat Marianne nog niet aan het einde harer noden en beslommeringen zal zijn ge komen. „Wanneer ik u vertel, dat het huidige kabinet vermoedelijk wel eens zou kunnen vallen, dan heeft u het recht u straks be kocht te voelen, want voor zo'n voorspel ling behoeft u natuurlijk geen astroloog te consulteren. Maar de zaak is dan ook wel wat ernstiger. Niet alleen mag ik u geen politieke stabiliteit in Frankrijk be loven, ook economisch en sociaal zal het hier in alle voegen blijven kraken. Onze magere franc zal nóg lichter worden en die inflatie gaat met stakingen en onlusten gepaard. Kijk, wanneer ik deze combina tie van kaarten juist interpreteer" en een massieve wijsvinger wijst naar een der cirkelsegmenten „dan zou het vol gend jaar met de vierde republiek wel eens op 'n eind kunnen lopen. In de maand oktober bereiken we het dramatische hoogtepunt: ik zie de heer Coty verdwij nen in de schemering". „En wat ziet u buiten de Franse gren zen?" informeerde ik, hopende mij nog aan een grashalm te kunnen vastklampen. „De Russen gaan verder!" onthult mijn gastheer, mij vervolgens tijdens een adem pauze van enkele seconden gelegenheid gevend dit bericht diep te laten doordrin- (Van onze correspondent in de bloembollenstreek) WONEN ER zevenhonderdduizend inheemsen in Nederlands Nieuw Guinea of twee miljoen? Zolang dit gebied niet geheel geëxploreerd is, bljjft dit een open vraag. Maar het staat nu wel vast, dat Nieuw Guinea niet het enige land is, waar ont dekkingsreizigers nog onbekende volkstammen kunnen aan treffen, die verrassingen voor de wereld opleveren. In het uit gestrekte Australië namelijk, dat een „geciviliseerd" continent heet te zijn, maar waar inboorlingen nog in hun primitieve staat leven, heeft kort geleden een wetenschappelijke expeditie een stam van ongeveer honderd inheemsen aangetroffen, die nog nooit met blanken in aanraking waren geweest. DE EXPEDITIE, reisde naar het dode hart en ontdekte daar, in het midden van dit woeste, varre vasteland, een nomaden stam, die zij de Pintjapoes of Bindaboes noemden, naar de klank van de woorden, die zij spreken. Leiders van de expeditie waren dr. Donald Thomson (professor in de anthropologie aan de universiteit van Melbourne) en William Hosmer, zijn as sistent. Zij hadden al van een onbekende stam, van een Ver borgen Waterpoel gehoord. Hun wens om te weten te komen wat voor een volk zich daar verschool, werd vervuld toen het Koninklijk Aardrijkskundig Genootschap van Londen, een maatschappij voor olieraffinaderij en een rubberbandenmaat schappij het feld fourneerden voor de uitrusting van een expe ditie per jeep. Dezer dagen is die expeditie teruggekeerd na een tocht van meer dan vier maanden naar een nog niet eerder door blanken betreden gebied in het hartje van Australië, acht honderd kilometer voorbij Alice Springs, waar de Bindaboes van het stenen tijdperk in de zandduinen en tussen het Spini- fex (een soort helmgewas) ten westen van het Mackaymeer. onder de Steenbokskeerkring leven. In de afgelopen jaren wa ren er berichten binnengekomen, dat onbekende Abo's (inboor lingen) in contact waren gekomen met missionarissen in de woestijn. Abo's uit de Kimberleystreek in het noordwesten van Australië spraken nu en dan over „munjons" of wilden. DH leidde dr. Thomson tot de mening, dat er ergens een onbekende Australische negerstam moest zijn. Hij trok er met zijn jeer op uit en zette, vijfhonderd kilometer ten noordwesten van Alice Springs, een kamp op. Hij waagde de tocht naar het on bekende binnenland, toen de Australische luchtmacht beloofd» voedsel en benzine neer te werpen. Het was een gevaarlijke tocht, waarin de jeep soms niet mee' dan acht kilometer ner dag door het zand kon afleggen. Ver scheidene keren raakte dr. Thomson verloren. Hoewel hij war uitgerust met een radio, bleef de buitenwereld onbekend me' zijn verblijfplaats tot een vliegtuig hem opspoorde. Te langen leste stiet hij on een groep van zesenveertig mannen, vrouwen en kinderen, die tot de stam der Bindaboes behoorden. H>' bleef er twee maanden en bestudeerde met Hosmer hun taal hun floklore en vooral ook hoe zii zich konden voeden in een streek, die tot de droogste gebieden ter wereld behoort. De in heemsen hadden nog nooit een blanke gezien, maar zij waren vriendelijk en vertoonden niet de minste angst. Zij zagen er gezond en sterk uit en liepen bijkans naakt. Ook gedurende de steenkoude nachten sliepen zij naakt, zonder er nadelige ge volgen van te ondervinden. Hun woonhutten, die zelfs die naam niet verdienen, bestonden uit niet anders dan een paar plaggen spinifex als bescherming tegen de wind. De Bindaboes bleken vuur te kunnen maken zoals de primitieve volken dit doen door het snel ronddraaien van een stokje, maar zij be zaten geen middelen om iets te koken of te drinken. Zij dron ken als wilde dieren. Wanneer zij bij een waterpoel kwamen dan kropen zij op handen en voeten in de poel en brachten de mond op de oppervlakte. Zij gebruikten zelfs niet hun handen om een holte te vormen en daaruit te drinken. Ook bleek dat mannen en vrouwen nooit samen in groenen drinken. Zij blij ven steeds gescheiden bij deze ceremonie. Zij jaagden op vogels, zoals „budgerigars" (liefdesvogels) van een prachtige gele kleur, grote salamanders, slangen en wormen, allemaal om als voedsel te dienen, evenals groenachtige Dlanten, zoals gedroog de zwammen. Hoewel ook kangoeroes weraen gegeten en wilde konijnen, bleek de gewone verwilderde huiskat hun lekkernij te zijn. De wilde hond was hun ..huisdier". Eén der merkwaardigste ontdekkingen, die dr. Thomson deed, was het feit dat de moeders haar kinderen zogen tot zij vier of vijf jaar oud zijn. De Bindaboes zlin nomaden. Zij leven in een streek, waarvan zii beweren, dat er een honderdtal ge heime waterholen zijn. Zij spreken een aparte taal, die totaal verschilt van die der omringende stammen. Zij zijn polygaam. De mannen dragen dikwijls grote zwarte baarden en zijn op rug en borst zwaar behaard. Sommige longeren waren zo goed gebouwd, dat zij op Griekse godenfiguren leken, zei dr. Thom son. DE ONTDEKKINGEN van Thomson zlin van groot belang zowel van wetenschappelijk oogpunt bezien als „politiek". Kort geleden heeft namelijk een parlementslid beweerd dat inboor lingen in West-Australië „verhongerden". Men is geneigd dit te geloven, als men. zoals de schrijver van dit artikel, het ver droogde binnenland heeft gezien, waar naar onze berekening geen voedsel en geen drunDel water bereikbaar zijn om iemand in het leven te kunnen houden. De ontdekking van de stam der Bindaboes echter (met de beschrijvingen van hun uiterlijk welzijn) laat geen twijfel aan de werkelijkheid, dat de Austra lische inboorlingen het geheim bezitten voedsel op te sporen, zelfs water, waar het oog der blanke alleen maar de trooste loze woestenij van een spookachtig maanlandschap ziet en waar hij zonder de hulp van dit nomadenvolk van honger en dorst zou sterven. De ontdekking der Bindaboes werpt thans een nieuw pro bleem op. Moeten hun de voordelen der Europese bes»having worden gebracht of is het beter hen te laten voortleven in hun stenen tijdperk? De Australische geleerden en politici, niet te vergeten zijn het er nog niet over eens. Een groot museum moet steunen op tienduizend bezoekers pei jaar, heeft men uitgerekend Sinds het begin van het nog korte bestaan heeft het Singer Museum te Laren, waar de bekende oud-Haarlemmer Pieter Leffelaar directeur van werd, er al meei dan dit vereiste aantal gehad Het nieuwe was hiertoe natuur lijk één der oorzaken. Voorts passeren de bezoekers van de goedbezochte zondagse grammofoonplatenconcerten ook de museumingang. De tentoonstelling van werk van meesters van de Haagse School en tijdgenoten zal velen verleid hebben tot een herhaling van hun bezoek. Leffelaar kennende wisten wij dat hij het zich een taak zou achten de belangstelling voor dit museum levend te houden. Van den beginne af zag hij daartoe al een mogelijkheid in de ruimte in de catacomben, die voor de helft in beslag genomen zijn als depot van kunstvoorwer pen. Die andere helft moest, dacht hij, een prentenkabinet worden, waarin regelmatig niet te omvangrijke maar bijzondere tentoonstellingen gehouden konden worden naast die welke mogelijk zijn in de kabinetten rond de grote zalen. Dank zij weer een schenking van de weduwe Mrs. Anna Singer-Bruch heeft de architect van het museum. Wouter Hamdorff, in dat deel van de catacomben een fraaie tentoonstellingsruimte weten te maken, waarvan Leffelaar met trots kan zeggen dat deze bijna alle Nederlandse prentenkabinetten naar geschikt heid overtreft. gen. „Maar het westen geeft zich ook veel moeite de achterstand in te halen. En vergis ik me niet, dan zal er komend jaar in Frankrijk eveneens een Spoetnik wor den geboren. Evenmin is het uitgesloten dat we in 1958 voor de eerste reis naar de maan zullen starten Wie chaufferen mag? Nu vraagt u weer zoveel.... Maar ik zie Mongoolse trekken en hoor een Slavisch accent. Wat uw land betreft, voorzie ik dat de strubbelingen met de heer Sukarno nog een staartje zullen krijgen. Maar een lichtpuntje, naast een sombere plek, ont- waart mijn oog aan gene zijde van het Kanaal: Engeland heeft over het algemeen ook al niet zulke vreselijk goede kaarten en cijfers en die koning daar wijst erop dat de banden tussen volk en hof gevaar lijk worden bedreigd, maar die harten boer vlak naast de vrouw zal zelfs u wel doen begrijpen, dat Townsend een beste kans maakt om zijn Margaret te krijgen En dat is dan natuurlijk ook het lichtpunt waarop ik zo juist doelde". Omdat de heer Marcel Dieudonné klaar blijkelijk uit mijn gelaatsuitdrukking kan opmaken, dat die laatste waarschijnlijk heid, die dan al aan zekerheid grenzen moge, toch een ietwat licht tegen wicht vormt voor alle drama's en ramp spoeden, waarop we ons eveneens moeten voorbereiden, verzekert hij, na een laatste blik op het tafeltje als troost dat we mei z'n allen vermoedelijk voor een nieuwe oorlog zullen kunnen worden bespaard. En met dit hart onder de riem verlaat ik dan de nieuwe Nostradamus met het vaste voornemen eind volgend jaar bij hem terug te komen, als dan inderdaad de vierd» republiek zal zijn uitgeluid en het huwn lijk Townsend—Margaret ingezegend. Frank Onnen DE EERSTE tentoonstelling „Charme in de achttiende eeuw" werd er één van Nederlandse aquarellen uit die tijd, betrek king hebbende op stad en land. Het is de te Laren wonende kunsthandelaar R. G. de Boer, lid van de commissie van beheer van het museum, die deze tentoonstelling bij elkaar bracht uit verscheidene collecties, waarbij hij een enkele keer een zeshonderd prenten had door te nemen om er een nenburgh: ieder steentje in de oude gevels is bekeken, weergegeven in de juiste ver houdingen en eigen vorm. De stenenrijen hebben hun eigen strakheid, maar nergens het vervelende van het langs de lineaal getrokkene. De concentratie, die voor een dergelijk werk nodig was, kan men zich nog nauwelijks voorstellen. Prachtig uit gewogen is daarbij de compositie, de ver houdingen van de donkere en lichte ver- 1781) met zijn „Kerk te Montfoort" aan. Mankes pas later, na de ets en de litho, aangegrepen als middel dat hem moest brengen tot groter stelligheid en eenvoud. Moge op het eerste gezicht in Mankes' werk een dromerigheid opvallen, die herin nert aan een Thijs Maris, de stelligheid is Rienksz Jelgerhuis (1729—1806) lijkt met er altijd geweest. Men bekijke eens hoe hij enkele meesterlijke waterverftekening uit schillend gekleurde vlakken. De Grote te halen. Markt te Haarlem is op dergelijke wijze Onze schilderkunst in de tweede helft weergegeven door A. Rademaker (1675 van de achttiende eeuw was niet groots te noemen, maar in tekengenootschappen werd de kunst beoefend op een wijze, die enigszins te vergelijken is met de heden daagse muziekbeoefening. Holland was in 1735) in een aquarel, die door de Teylers Stichting naast andere zaken beschikbaar werd gesteld. Om dergelijk soort werk draait deze ten toonstelling. Want dit soort werk werd die dagen nog zeer rijk. De patriciërshuizen juist in die tweede helft van de achttiende zijn stormachtige „Zwanenburg te Half weg" de overbruggende figuur te zijn tus sen de zeventiende eeuw en de negentiende- eeuwse romantiek. Moge mijn hart dan meer kloppen voor deze laatste figuren, om het topografisch karakter van het vele andere leek nu deze tentoonstelling toch ook plezierig. Exposities als deze zijn zeldzaam, omdat men de waterverftekeningen niet bloot kan stellen aan het daglicht, daar deze dan zouden gaan verbleken. De kunstverlich ting van het Prentenkabinet van het Sin- germuseum liet het toe de portefeuilles, waaronder vooral Amsterdamse, eens voor een groter publiek te openen. in zelfportretten een oor bijvoorbeeld mo delleert. Hoe vast staan ook zijn omtrek ken! Ook zijn voorkeur voor profielen bij portretten zegt iets ten aanzien hiervan. Een laatste zelfportret wijst op een ver langen ook al schilderende stelliger te zijn. Het is moeilijk te zeggen waartoe deze jonggestorven figuur nog had kunnen komen na dit ene en dan niet zo bijster aantrekkelijke werk. Fanatisme bezat hij wel, gezien ook de omvang van zijn oeuvre, dat veel tijd eiste, gezien zijn manier van schilderen. Zijn er nu dan twee exposities in het Singer Museum aan de gang, men zal ons er daar niet mee overvoeren. Leffelaar moet het werk doen met twee medewerk sters en terecht werd hij gecomplimen teerd om hetgeen hier al verzet is. Door °en bepaalde lijn van werken zal men zich moeten onderscheiden van wat er in het nabijgelegen Amsterdam gebeurt. Als cul tureel centrum van de streek voldoet de Singer Memorial Foundation, naar ons verteld werd. Wij zijn benieuwd waarmee men ook belangstellenden buiten het Gooi weet aan te trekken zoals dit tot nu toe het geval was. Gezien het thans vertoonde geloof ik te mogen zeggen dat we iets te verwachten hebben. Bob Buys waren vol van fraaie schilderijen en an dere kunstvoorwerpen en zo kreeg, schrijft eeuw gemaakt. Een doorwerking ervan had nog plaats in de negentiende eeuw, de heer De Boer in de kleine, welverzorgde maar toen golden wel Franse invloeden en catalogus, de portefeuille, het prenten kabinet, zijn grote kans. Van die kans werd geprofiteerd door een aantal kleine mees ters, die getrouwelijk en met grote aan dacht de natuur copieerden, vol van liefde voor het detail, met een goed gevoel voor compositie (hetgeen in de luchten zo kan opvallen) en voorkeur voor het lieflijke meestal. De kleur komt niet uit boven een aanduiden van de eigen kleur der dingen, maar is meestal fijn. Grotendeels is het werk meer tekenachtig dan schilderachtig, waarbij echter het atmosferische in land schap of stadsgezicht bewaard bleef. Eén van de schoonste voorbeelden van deze kunst vindt men in de weergeving van het „Athenaeum Illustre" aan de Oudezijds Voorburgwal te Amsterdam van J. C. Cra- begon de verbeelding weer meer te spre- TEGELIJKERTIJD en ook tot 26 januari wordt in het Singer Museum een grote overzichtstentoonstelling gehouden van het werk van Jan Mankes (18891920). Voor ken. We zien dat al in „Aanslag op de de liefhebbers van Mankes' fijne werk is Franse commissarissen Roberjot en Bon- dit altijd interessant omdat er zich zo wei nier" door D. Langendijk (1748 Daarbij kreeg het landschap -1805). Koning van Parijs. Ruim vijfhonderd pagina's heeft Guy Endore nodig gehad om een portret te schrijven van de mystie ke Alexandre Dumas, de man die volgens een of andere onofficiële telling vijfhon derd vrouwenharten veroverde, de man die zijn schuldeisers, de wet en eigenlijk geheel Parijs uitdaagde, de man die be weerde dertien maal geduelleerd te heb ben, de man ook die bijna vijfhonderd boeken schreef of ze in ieder geval met zijn auteursnaam dekte. Guy Endore heeft in „Koning van Parijs" niet geprobeerd een biografie te geven van deze grote Franse schrijver, maar hij heeft een le gende geschapen om de figuur van Dumas heen, een legende die Dumas trouwens zelf wenste te worden. Endore heeft dit alles licht en geestig gedaan met behulp van honderden anekdotes en grappen, aan de hand ook van een levendige beschrij ving van het Parijs uit die jaren. Daarbij heeft hij langzaam en via allerlei omwe gen naar een climax toegewerkt ter onder steuning van zijn stelling dat er behalve nig van in openbare verzamelingen be- een meer vindt. De eerste, die werk van Mankes ver- een publieke Dumas nog een andere Du mas was die, evenals zijn zoon, een bij barokke beweging en is van een simpele wierf, was de Teyler's Stichting, maar het weergeving niet zozeer meer sprake. Vóór merendeel bevindt zich in particuliere die tweede helft werkte de geest van de collecties. Interessant voor de meer gespe- zeventiende eeuw nog door en bij enkele zaken als die van H. Spilman (17211784, cialiseerden is het aantal studietekeningen, dat Leffelaar wist te bemachtigen. Zo zien die te Haarlem overleed) kunnen we ons we verschillende etsen en ook wel hout- zelfs Rembrandt herinneren. Het werk van J. van Lienden (16961759) van wie men zou zeggen dat hij Poussin en Lorrain ge kend heeft ligt ook nog voor de zo sneden naast de tekeningen, die aan dit grafisch werk vooraf gingen. Mankes bleek dan veelal betrekkelijk nauwkeurig de tekening over te nemen. Meer verwerking natuurgetrouwe zaken, die de geest van van het gegeven kon hij bereiken in de deze tentoonstelling bepalen. Bij oude Hol landers sluit weer Jan Ekels de Oude (1724 houtsnede van een kraai, waarvan we twee staten ontmoeten. De houtsnede werd door zonder vreemd geheim met zich meegeno men heeft in zijn graf. De wijze waarop Endore dit boek heeft samengesteld is te gelijk een bewijs van de liefde van de auteur voor zijn onderwerp voor het brui sende negentiende-eeuwse Parijs, waarvan Dumas met recht de koning werd ge noemd. De Nederlandse vertaling van „Koning van Parijs" is van D. L. Uyt den Boogaard en het boek werd uitgege ven bij H. J. W. Becht's Uitgeversmaat schappij n.v. in Amsterdam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 32