PINTJAPOES
BINDABOES
UNIEK PRENTENKABINET IN DE CATACOMBEN
Jxaakxifks nieuwe
Tlasttadamus
Erbij
1
TREKT DE HOROSCOOP
Australische expeditie
heeft onbekend
nomadenvolk ontdekt
Nieuws van het linger Museum
Klein lichtpunt op het
politieke ganzebord
NIEUWE UITGAVEN
DINSDAG 31 DECEMBER 1957
PAGINA VIL
MEN KAN er als leek nu wel lang
en breed, zelfs geleerd, over pein
zen en praten wat de toekomst
voor ons zoal nog verborgen houdt,
maar ik ben een jantje secuur en
daarom heb ik me ook voor dit
probleem tot een expert, een on
versneden specialist, willen wenden.
Ik heb Frankrijks nieuwe Nostrada
mus opgezocht om hem te vragen
wat we van 1958 redelijkerwijs wel
en niet mogen verwachten. Zoals
dat hoort, stel ik hem u eerst liever
even voor. Zijn naam is Marcel
Dieudonné en deze „door God ge-
schonkene" verschuilt zich niet
achter een pseudoniem, doch
speelt gelijk legt ook hier
open kaart. Hij is een figuur van
imposante proporties. Alles is trou
wens nogal imposant aan hem. Zijn
zware schedel met de Yull-Brynner-
coiffure, de fonkelende en nochtans
blauwe ogen, het vuurrode wollen
hemd, waarin zijn brede torso is
gehuld en vooral nog wel de zeker
heid, waarmee zijn verklaringen
worden afgelegd. En ook zijn levens
geschiedenis, die hij ons vooraf
nog even uit de doeken doet. Onze
profeet is bijna als wees geboren,
want zijn ouders beroofden zich
enkele dagen na zijn geboorte bei
den reeds van het leven, omdat
.naar men de jonge Marcel later
vertelde zij het huwelijk geen
instelling vonden, waarin het men
selijk geluk blijvend kon worden
geborgen. De vondeling-zuigeling
werd door zijn grootmoeder opge
nomen, die hem, toen hij nog maar
net kon lopen, verhuurde als gan
zenhoeder bij een boer. Maar het
knaapje vond dat ook al geen be
roep, waarin men zijn leven verder
tot de dood kon slijten en zo mon
sterde hij op veertienjarige leeftijd
aan op een vrachtschip, waarmee
hij de wereld bevoer. Tot zijn meer
derjarigheid is de heer Dieudonné
varensgezel gebleven, maar al ge
ruime tijd daarvóór was hij zich van
zijn bovennatuurlijke gaven bewust
geworden. Het begon met de ma
trozen, die hij met behulp van kaar
ten, voorspelde of hun liefje in de
volgende haven hen was trouw ge
bleven. Toen hij wat jaren later als
zeeman op een luxueuze oceaan
stomer diende, liet de kapitein hem
's avonds vaak voorkomen om pas
sagiers van en zonder naam wat
wijzer over hun toekomstig leven te
maken. En zo stak dan ook zijn
roem van wal, met behulp van de
propaganda, die met name wijlen
president Roosevelts speciale bood
schapper Vanderbilt, de miljardaire-
in-dollars Barbara Hutton, filmster
ren als Mariene Dietrich, Michèle
Morgan en Brigitte Bardot, alsmede
de directeur-hoofdredacteur van
Frankrijks grootste dagblad Pierre
Lazaref, kosteloos voor hem maak
ten. Die glorie snelde hem zelfs
vooruit naar Parijs en op de eens
gezinde aandrang van zijn ge-
interesseerde vrienden besloot
Marcel Dieudonné enkele jaren
terug zich dan ook blijvend te ves
tigen op de wal in de Franse hoofd
stad, om vlak bij de Invalides, in
een klein flatje dat hij zelf zeer
modern heeft ingericht, zijn astrolo-
genpraktijk te vestigen. Daar heb
ben wij hem nu opgezocht.
ALS JOURNALIST wil
men altijd graag het naad
je van de kous achterhalen
en zo vraag ik dus eerst
waaruit de technische basis
van zijn profetieën bestaat.
Het blijkt dan dat mon
sieur Dieudonné een twee
ledige techniek beheerst
en volgt, waarvan de oud-
Egyptische tarokkaarten en
de even klassieke astrolo
gie, die hij als wetenschap
beoefent, de ingrediënten
leveren. Op een bridge-
tafeitje is dan ook een soort
ganzenbordspel opgesteld,
waarvan de cirkelsectoren
zijn voorzien van de twaalf
maandsymbolen. De in
drukwekkende man schudt
nu zijn kaarten en verzoekt
mij er een paar keer één te
willen trekken, die dan
zorgvuldig op het astrolo
gisch ganzenbord worden
gedeponeerd. Even tevoren
heeft hij me echter nog
gevraagd of ik was geko
men om iets meer van de
toekomst te vernemen en
op die vraag naar de be
kende weg kon ik naar eer
en geweten een positief
antwoord leveren. Daarop
knikte het grote hoofd, ter
wijl er een sublieme glim
lach om de fijne lippen
speelde. „Ik weet zo lang
zamerhand nu wel" com
mentarieerde de ziener
„dat mijn bezoekers eerst
wat op hun gemak moeten worden gesteld.
Ik krijg hier soms magnaten, ministers en
andere machtigen der aarde, die beven als
een riet, wanneer het moment is aange
broken dat ik alle raadselen van hun be
staan zal doen verdwijnen. Ik zou u namen
kunnen noemen, die ook u zelfs met ver
bazing zouden vervullen. Een heel ver
maarde ex-premier, wiens naam ik u nu
eens niet onthullen mag, doch die met drie
initialen pleegt te worden aangeduid, be
vindt zich zo onder mijn geregelde cliën
ten. Haar nu ter zake. Heeft u speciale
wensen?"
„Om u de waarheid te zeggen, word ik
nogal door de toekomst van Frankrijk be
nauwd!" erkende ik. 's Heren Dieudonné's
gelaat betrekt en ik begrijp terstond dat
Marianne nog niet aan het einde harer
noden en beslommeringen zal zijn ge
komen.
„Wanneer ik u vertel, dat het huidige
kabinet vermoedelijk wel eens zou kunnen
vallen, dan heeft u het recht u straks be
kocht te voelen, want voor zo'n voorspel
ling behoeft u natuurlijk geen astroloog
te consulteren. Maar de zaak is dan ook
wel wat ernstiger. Niet alleen mag ik u
geen politieke stabiliteit in Frankrijk be
loven, ook economisch en sociaal zal het
hier in alle voegen blijven kraken. Onze
magere franc zal nóg lichter worden en
die inflatie gaat met stakingen en onlusten
gepaard. Kijk, wanneer ik deze combina
tie van kaarten juist interpreteer" en
een massieve wijsvinger wijst naar een
der cirkelsegmenten „dan zou het vol
gend jaar met de vierde republiek wel
eens op 'n eind kunnen lopen. In de maand
oktober bereiken we het dramatische
hoogtepunt: ik zie de heer Coty verdwij
nen in de schemering".
„En wat ziet u buiten de Franse gren
zen?" informeerde ik, hopende mij nog aan
een grashalm te kunnen vastklampen.
„De Russen gaan verder!" onthult mijn
gastheer, mij vervolgens tijdens een adem
pauze van enkele seconden gelegenheid
gevend dit bericht diep te laten doordrin-
(Van onze correspondent in de bloembollenstreek)
WONEN ER zevenhonderdduizend inheemsen in Nederlands
Nieuw Guinea of twee miljoen? Zolang dit gebied niet geheel
geëxploreerd is, bljjft dit een open vraag. Maar het staat nu
wel vast, dat Nieuw Guinea niet het enige land is, waar ont
dekkingsreizigers nog onbekende volkstammen kunnen aan
treffen, die verrassingen voor de wereld opleveren. In het uit
gestrekte Australië namelijk, dat een „geciviliseerd" continent
heet te zijn, maar waar inboorlingen nog in hun primitieve
staat leven, heeft kort geleden een wetenschappelijke expeditie
een stam van ongeveer honderd inheemsen aangetroffen, die
nog nooit met blanken in aanraking waren geweest.
DE EXPEDITIE, reisde naar het dode hart en ontdekte daar,
in het midden van dit woeste, varre vasteland, een nomaden
stam, die zij de Pintjapoes of Bindaboes noemden, naar de
klank van de woorden, die zij spreken. Leiders van de expeditie
waren dr. Donald Thomson (professor in de anthropologie aan
de universiteit van Melbourne) en William Hosmer, zijn as
sistent. Zij hadden al van een onbekende stam, van een Ver
borgen Waterpoel gehoord. Hun wens om te weten te komen
wat voor een volk zich daar verschool, werd vervuld toen het
Koninklijk Aardrijkskundig Genootschap van Londen, een
maatschappij voor olieraffinaderij en een rubberbandenmaat
schappij het feld fourneerden voor de uitrusting van een expe
ditie per jeep. Dezer dagen is die expeditie teruggekeerd na
een tocht van meer dan vier maanden naar een nog niet eerder
door blanken betreden gebied in het hartje van Australië, acht
honderd kilometer voorbij Alice Springs, waar de Bindaboes
van het stenen tijdperk in de zandduinen en tussen het Spini-
fex (een soort helmgewas) ten westen van het Mackaymeer.
onder de Steenbokskeerkring leven. In de afgelopen jaren wa
ren er berichten binnengekomen, dat onbekende Abo's (inboor
lingen) in contact waren gekomen met missionarissen in de
woestijn. Abo's uit de Kimberleystreek in het noordwesten van
Australië spraken nu en dan over „munjons" of wilden. DH
leidde dr. Thomson tot de mening, dat er ergens een onbekende
Australische negerstam moest zijn. Hij trok er met zijn jeer
op uit en zette, vijfhonderd kilometer ten noordwesten van
Alice Springs, een kamp op. Hij waagde de tocht naar het on
bekende binnenland, toen de Australische luchtmacht beloofd»
voedsel en benzine neer te werpen.
Het was een gevaarlijke tocht, waarin de jeep soms niet mee'
dan acht kilometer ner dag door het zand kon afleggen. Ver
scheidene keren raakte dr. Thomson verloren. Hoewel hij war
uitgerust met een radio, bleef de buitenwereld onbekend me'
zijn verblijfplaats tot een vliegtuig hem opspoorde. Te langen
leste stiet hij on een groep van zesenveertig mannen, vrouwen
en kinderen, die tot de stam der Bindaboes behoorden. H>'
bleef er twee maanden en bestudeerde met Hosmer hun taal
hun floklore en vooral ook hoe zii zich konden voeden in een
streek, die tot de droogste gebieden ter wereld behoort. De in
heemsen hadden nog nooit een blanke gezien, maar zij waren
vriendelijk en vertoonden niet de minste angst. Zij zagen er
gezond en sterk uit en liepen bijkans naakt. Ook gedurende de
steenkoude nachten sliepen zij naakt, zonder er nadelige ge
volgen van te ondervinden. Hun woonhutten, die zelfs die
naam niet verdienen, bestonden uit niet anders dan een paar
plaggen spinifex als bescherming tegen de wind. De Bindaboes
bleken vuur te kunnen maken zoals de primitieve volken dit
doen door het snel ronddraaien van een stokje, maar zij be
zaten geen middelen om iets te koken of te drinken. Zij dron
ken als wilde dieren. Wanneer zij bij een waterpoel kwamen
dan kropen zij op handen en voeten in de poel en brachten de
mond op de oppervlakte. Zij gebruikten zelfs niet hun handen
om een holte te vormen en daaruit te drinken. Ook bleek dat
mannen en vrouwen nooit samen in groenen drinken. Zij blij
ven steeds gescheiden bij deze ceremonie. Zij jaagden op vogels,
zoals „budgerigars" (liefdesvogels) van een prachtige gele
kleur, grote salamanders, slangen en wormen, allemaal om als
voedsel te dienen, evenals groenachtige Dlanten, zoals gedroog
de zwammen. Hoewel ook kangoeroes weraen gegeten en wilde
konijnen, bleek de gewone verwilderde huiskat hun lekkernij
te zijn. De wilde hond was hun ..huisdier".
Eén der merkwaardigste ontdekkingen, die dr. Thomson
deed, was het feit dat de moeders haar kinderen zogen tot zij
vier of vijf jaar oud zijn. De Bindaboes zlin nomaden. Zij leven
in een streek, waarvan zii beweren, dat er een honderdtal ge
heime waterholen zijn. Zij spreken een aparte taal, die totaal
verschilt van die der omringende stammen. Zij zijn polygaam.
De mannen dragen dikwijls grote zwarte baarden en zijn op
rug en borst zwaar behaard. Sommige longeren waren zo goed
gebouwd, dat zij op Griekse godenfiguren leken, zei dr. Thom
son.
DE ONTDEKKINGEN van Thomson zlin van groot belang
zowel van wetenschappelijk oogpunt bezien als „politiek". Kort
geleden heeft namelijk een parlementslid beweerd dat inboor
lingen in West-Australië „verhongerden". Men is geneigd dit
te geloven, als men. zoals de schrijver van dit artikel, het ver
droogde binnenland heeft gezien, waar naar onze berekening
geen voedsel en geen drunDel water bereikbaar zijn om iemand
in het leven te kunnen houden. De ontdekking van de stam
der Bindaboes echter (met de beschrijvingen van hun uiterlijk
welzijn) laat geen twijfel aan de werkelijkheid, dat de Austra
lische inboorlingen het geheim bezitten voedsel op te sporen,
zelfs water, waar het oog der blanke alleen maar de trooste
loze woestenij van een spookachtig maanlandschap ziet en waar
hij zonder de hulp van dit nomadenvolk van honger en dorst
zou sterven.
De ontdekking der Bindaboes werpt thans een nieuw pro
bleem op. Moeten hun de voordelen der Europese bes»having
worden gebracht of is het beter hen te laten voortleven in hun
stenen tijdperk? De Australische geleerden en politici, niet
te vergeten zijn het er nog niet over eens.
Een groot museum moet steunen op tienduizend bezoekers pei
jaar, heeft men uitgerekend Sinds het begin van het nog korte
bestaan heeft het Singer Museum te Laren, waar de bekende
oud-Haarlemmer Pieter Leffelaar directeur van werd, er al meei
dan dit vereiste aantal gehad Het nieuwe was hiertoe natuur
lijk één der oorzaken. Voorts passeren de bezoekers van de
goedbezochte zondagse grammofoonplatenconcerten ook de
museumingang. De tentoonstelling van werk van meesters van
de Haagse School en tijdgenoten zal velen verleid hebben tot
een herhaling van hun bezoek. Leffelaar kennende wisten wij
dat hij het zich een taak zou achten de belangstelling voor dit
museum levend te houden. Van den beginne af zag hij daartoe
al een mogelijkheid in de ruimte in de catacomben, die voor
de helft in beslag genomen zijn als depot van kunstvoorwer
pen. Die andere helft moest, dacht hij, een prentenkabinet
worden, waarin regelmatig niet te omvangrijke maar bijzondere
tentoonstellingen gehouden konden worden naast die welke
mogelijk zijn in de kabinetten rond de grote zalen. Dank zij
weer een schenking van de weduwe Mrs. Anna Singer-Bruch
heeft de architect van het museum. Wouter Hamdorff, in dat
deel van de catacomben een fraaie tentoonstellingsruimte
weten te maken, waarvan Leffelaar met trots kan zeggen dat
deze bijna alle Nederlandse prentenkabinetten naar geschikt
heid overtreft.
gen. „Maar het westen geeft zich ook veel
moeite de achterstand in te halen. En
vergis ik me niet, dan zal er komend jaar
in Frankrijk eveneens een Spoetnik wor
den geboren. Evenmin is het uitgesloten
dat we in 1958 voor de eerste reis naar de
maan zullen starten Wie chaufferen mag?
Nu vraagt u weer zoveel.... Maar ik zie
Mongoolse trekken en hoor een Slavisch
accent. Wat uw land betreft, voorzie ik dat
de strubbelingen met de heer Sukarno nog
een staartje zullen krijgen. Maar een
lichtpuntje, naast een sombere plek, ont-
waart mijn oog aan gene zijde van het
Kanaal: Engeland heeft over het algemeen
ook al niet zulke vreselijk goede kaarten
en cijfers en die koning daar wijst erop
dat de banden tussen volk en hof gevaar
lijk worden bedreigd, maar die harten
boer vlak naast de vrouw zal zelfs u wel
doen begrijpen, dat Townsend een beste
kans maakt om zijn Margaret te krijgen
En dat is dan natuurlijk ook het lichtpunt
waarop ik zo juist doelde".
Omdat de heer Marcel Dieudonné klaar
blijkelijk uit mijn gelaatsuitdrukking kan
opmaken, dat die laatste waarschijnlijk
heid, die dan al aan zekerheid grenzen
moge, toch een ietwat licht tegen
wicht vormt voor alle drama's en ramp
spoeden, waarop we ons eveneens moeten
voorbereiden, verzekert hij, na een laatste
blik op het tafeltje als troost dat we mei
z'n allen vermoedelijk voor een nieuwe
oorlog zullen kunnen worden bespaard.
En met dit hart onder de riem verlaat ik
dan de nieuwe Nostradamus met het vaste
voornemen eind volgend jaar bij hem terug
te komen, als dan inderdaad de vierd»
republiek zal zijn uitgeluid en het huwn
lijk Townsend—Margaret ingezegend.
Frank Onnen
DE EERSTE tentoonstelling „Charme
in de achttiende eeuw" werd er één van
Nederlandse aquarellen uit die tijd, betrek
king hebbende op stad en land. Het is de
te Laren wonende kunsthandelaar R. G. de
Boer, lid van de commissie van beheer van
het museum, die deze tentoonstelling bij
elkaar bracht uit verscheidene collecties,
waarbij hij een enkele keer een zeshonderd
prenten had door te nemen om er een
nenburgh: ieder steentje in de oude gevels
is bekeken, weergegeven in de juiste ver
houdingen en eigen vorm. De stenenrijen
hebben hun eigen strakheid, maar nergens
het vervelende van het langs de lineaal
getrokkene. De concentratie, die voor een
dergelijk werk nodig was, kan men zich
nog nauwelijks voorstellen. Prachtig uit
gewogen is daarbij de compositie, de ver
houdingen van de donkere en lichte ver-
1781) met zijn „Kerk te Montfoort" aan.
Mankes pas later, na de ets en de litho,
aangegrepen als middel dat hem moest
brengen tot groter stelligheid en eenvoud.
Moge op het eerste gezicht in Mankes'
werk een dromerigheid opvallen, die herin
nert aan een Thijs Maris, de stelligheid is
Rienksz Jelgerhuis (1729—1806) lijkt met er altijd geweest. Men bekijke eens hoe hij
enkele meesterlijke waterverftekening uit schillend gekleurde vlakken. De Grote
te halen.
Markt te Haarlem is op dergelijke wijze
Onze schilderkunst in de tweede helft weergegeven door A. Rademaker (1675
van de achttiende eeuw was niet groots te
noemen, maar in tekengenootschappen
werd de kunst beoefend op een wijze, die
enigszins te vergelijken is met de heden
daagse muziekbeoefening. Holland was in
1735) in een aquarel, die door de Teylers
Stichting naast andere zaken beschikbaar
werd gesteld.
Om dergelijk soort werk draait deze ten
toonstelling. Want dit soort werk werd
die dagen nog zeer rijk. De patriciërshuizen juist in die tweede helft van de achttiende
zijn stormachtige „Zwanenburg te Half
weg" de overbruggende figuur te zijn tus
sen de zeventiende eeuw en de negentiende-
eeuwse romantiek. Moge mijn hart dan
meer kloppen voor deze laatste figuren,
om het topografisch karakter van het vele
andere leek nu deze tentoonstelling toch
ook plezierig.
Exposities als deze zijn zeldzaam, omdat
men de waterverftekeningen niet bloot kan
stellen aan het daglicht, daar deze dan
zouden gaan verbleken. De kunstverlich
ting van het Prentenkabinet van het Sin-
germuseum liet het toe de portefeuilles,
waaronder vooral Amsterdamse, eens voor
een groter publiek te openen.
in zelfportretten een oor bijvoorbeeld mo
delleert. Hoe vast staan ook zijn omtrek
ken! Ook zijn voorkeur voor profielen bij
portretten zegt iets ten aanzien hiervan.
Een laatste zelfportret wijst op een ver
langen ook al schilderende stelliger te zijn.
Het is moeilijk te zeggen waartoe deze
jonggestorven figuur nog had kunnen
komen na dit ene en dan niet zo bijster
aantrekkelijke werk. Fanatisme bezat hij
wel, gezien ook de omvang van zijn oeuvre,
dat veel tijd eiste, gezien zijn manier van
schilderen.
Zijn er nu dan twee exposities in het
Singer Museum aan de gang, men zal ons
er daar niet mee overvoeren. Leffelaar
moet het werk doen met twee medewerk
sters en terecht werd hij gecomplimen
teerd om hetgeen hier al verzet is. Door
°en bepaalde lijn van werken zal men zich
moeten onderscheiden van wat er in het
nabijgelegen Amsterdam gebeurt. Als cul
tureel centrum van de streek voldoet de
Singer Memorial Foundation, naar ons
verteld werd. Wij zijn benieuwd waarmee
men ook belangstellenden buiten het Gooi
weet aan te trekken zoals dit tot nu toe
het geval was. Gezien het thans vertoonde
geloof ik te mogen zeggen dat we iets te
verwachten hebben.
Bob Buys
waren vol van fraaie schilderijen en an
dere kunstvoorwerpen en zo kreeg, schrijft
eeuw gemaakt. Een doorwerking ervan
had nog plaats in de negentiende eeuw,
de heer De Boer in de kleine, welverzorgde maar toen golden wel Franse invloeden en
catalogus, de portefeuille, het prenten
kabinet, zijn grote kans. Van die kans werd
geprofiteerd door een aantal kleine mees
ters, die getrouwelijk en met grote aan
dacht de natuur copieerden, vol van liefde
voor het detail, met een goed gevoel voor
compositie (hetgeen in de luchten zo kan
opvallen) en voorkeur voor het lieflijke
meestal. De kleur komt niet uit boven een
aanduiden van de eigen kleur der dingen,
maar is meestal fijn. Grotendeels is het
werk meer tekenachtig dan schilderachtig,
waarbij echter het atmosferische in land
schap of stadsgezicht bewaard bleef. Eén
van de schoonste voorbeelden van deze
kunst vindt men in de weergeving van het
„Athenaeum Illustre" aan de Oudezijds
Voorburgwal te Amsterdam van J. C. Cra-
begon de verbeelding weer meer te spre-
TEGELIJKERTIJD en ook tot 26 januari
wordt in het Singer Museum een grote
overzichtstentoonstelling gehouden van het
werk van Jan Mankes (18891920). Voor
ken. We zien dat al in „Aanslag op de de liefhebbers van Mankes' fijne werk is
Franse commissarissen Roberjot en Bon- dit altijd interessant omdat er zich zo wei
nier" door D. Langendijk (1748
Daarbij kreeg het landschap
-1805).
Koning van Parijs. Ruim vijfhonderd
pagina's heeft Guy Endore nodig gehad
om een portret te schrijven van de mystie
ke Alexandre Dumas, de man die volgens
een of andere onofficiële telling vijfhon
derd vrouwenharten veroverde, de man
die zijn schuldeisers, de wet en eigenlijk
geheel Parijs uitdaagde, de man die be
weerde dertien maal geduelleerd te heb
ben, de man ook die bijna vijfhonderd
boeken schreef of ze in ieder geval met
zijn auteursnaam dekte. Guy Endore heeft
in „Koning van Parijs" niet geprobeerd
een biografie te geven van deze grote
Franse schrijver, maar hij heeft een le
gende geschapen om de figuur van Dumas
heen, een legende die Dumas trouwens
zelf wenste te worden. Endore heeft dit
alles licht en geestig gedaan met behulp
van honderden anekdotes en grappen, aan
de hand ook van een levendige beschrij
ving van het Parijs uit die jaren. Daarbij
heeft hij langzaam en via allerlei omwe
gen naar een climax toegewerkt ter onder
steuning van zijn stelling dat er behalve
nig van in openbare verzamelingen be-
een meer vindt. De eerste, die werk van Mankes ver- een publieke Dumas nog een andere Du
mas was die, evenals zijn zoon, een bij
barokke beweging en is van een simpele wierf, was de Teyler's Stichting, maar het
weergeving niet zozeer meer sprake. Vóór merendeel bevindt zich in particuliere
die tweede helft werkte de geest van de collecties. Interessant voor de meer gespe-
zeventiende eeuw nog door en bij enkele
zaken als die van H. Spilman (17211784,
cialiseerden is het aantal studietekeningen,
dat Leffelaar wist te bemachtigen. Zo zien
die te Haarlem overleed) kunnen we ons we verschillende etsen en ook wel hout-
zelfs Rembrandt herinneren. Het werk van
J. van Lienden (16961759) van wie men
zou zeggen dat hij Poussin en Lorrain ge
kend heeft ligt ook nog voor de zo
sneden naast de tekeningen, die aan dit
grafisch werk vooraf gingen. Mankes bleek
dan veelal betrekkelijk nauwkeurig de
tekening over te nemen. Meer verwerking
natuurgetrouwe zaken, die de geest van van het gegeven kon hij bereiken in de
deze tentoonstelling bepalen. Bij oude Hol
landers sluit weer Jan Ekels de Oude (1724
houtsnede van een kraai, waarvan we twee
staten ontmoeten. De houtsnede werd door
zonder vreemd geheim met zich meegeno
men heeft in zijn graf. De wijze waarop
Endore dit boek heeft samengesteld is te
gelijk een bewijs van de liefde van de
auteur voor zijn onderwerp voor het brui
sende negentiende-eeuwse Parijs, waarvan
Dumas met recht de koning werd ge
noemd. De Nederlandse vertaling van
„Koning van Parijs" is van D. L. Uyt
den Boogaard en het boek werd uitgege
ven bij H. J. W. Becht's Uitgeversmaat
schappij n.v. in Amsterdam.